Lederfabriek "Les Tanneries de Fresin 1911-1973
 
Ooit het economisch hart van Vorsen.
Blik op totaal verdwenen industrieel erfgoed
Jacques Bex, uitgegeven in eigen beheer, 2014


Inhoudsopgave

Inhoudsopgave
Woord vooraf
1. Ontstaan, groei en verval van het bedrijf
    "Les Tanneries de Frésin"
2. Overzicht van de lederproducten
3. Nieuwe Blitzstart en uitbreiding na WO II
4. Administratie - Commerciële werking
    en personeel overzicht
5. Van vel tot eindproduct
6. Conclusies
7. Het verval
8. Noodoplossing
9. Nieuwe bestemming
10. Nostalgische blik
11. De verdwijning in het landschap
12. Laatste administratieve nasleep

Woord vooraf - Inhoud - Boven

Als modaal inwoner van groot Gingelom ben ik steeds gefascineerd geweest door die enkele kleine en middelgrote ondernemingen die in de twintigste eeuw gekende dorpsgenoten en familieleden tewerkstelden. Ik denk hier eerst en vooral aan de suikerfabrieken, de grote fruittelers, boerderijen en natuurlijk aan de lederfabriek van Vorsen. Daar deze kleine rustige gemeente pal aan de taalgrens lag waar paard en kar nog de economische welvaart in het vaandel droeg , sloeg de Waalse industriële intrest en furie toe bij aanvang van vorige eeuw. Al scheen de beginfase van de eerste investeerder eerder een bescheiden rol te spelen dan toch werden de basis principes van een grootschaliger onderneming vlug werkelijkheid. Mede door de plaatselijke welstand van enkele landbouwfamilies kwam er schot in de vestiging van een kleinschalige fabriek voor het bewerken van koevellen tot modieuze eindproducten . Tussen beide wereldoorlogen legden de stichters en beleidsmensen de basis van een latere vruchtbare industriële ontplooiing en doorgevoerde tewerkstelling voor meerdere inwoners uit onze diverse deelgemeenten en zelf omliggende steden. De hoog conjunctuur situeerde zich na een doorgedreven bijkomende investering in gebouwen en machines rond de vijftiger jaren. De kunst bestond erin om deze versnelde ontwikkeling te handhaven maar zoals in vele ondernemingen onderging men een concurrentie slag en werd de noodzakelijke aanpassing aan de lopende bedrijf structuur blindelings verwaarloosd. Het noodlot komt dan stilaan piepen en knagen aan de productie resultaten en personeelbestand met het gevolg dat de aftakeling zich trapsgewijs manifesteert. Verouderde beheerconcepten en verdwijning van leidende personen storten de onderneming vervolgens in een globale gehandicapte cyclus. Het onvermijdelijke laat dan niet lang meer op zich wachten en plaatst de eigenaars voor voldongen feiten.

Toen het eindschot afgevuurd werd door de beheerraad schuilde in de balansopgave nog een waardevol pakket dat als een speelvogel op een minutieuze wijze werd gemanipuleerd en doorversluisd naar belanghebbende derden die nog waarschijnlijk vers zaad in de beugel van de beheerders dropte. De werknemers daarentegen betaalden op hun beurt de tol voor eerder geleden klassieke uitbuiting voor hun jarenlange karig beloonde prestaties. Het economisch visite kaartje van de gemeente Vorsen viel hiermede definitief in duigen en de slijtage van de industriële site die zich nadien gedurende twintig jaren opstapelde tot een ruïne bleef een doorn in het oog van de inwoners , oude medewerkers en algemene opinie.

Bex Jacques, November 2014

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopieën, microfilm, elektronisch bestand of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteur.

1. Ontstaan, groei en verval van het bedrijf "Les Tanneries de Frésin"  - Inhoud - Boven

Volgens de nu nog in leven zijnde laatste hoofdbediende Milis Simone ( 10.04.1931 ) uit Jeuk zou de aanvankelijke oprichting gebeurt zijn in 1911 of 1913. De toenmalige stichter betrof een zekere Alexander TONGLET, industrieel uit Sclayn (Andenne ) wat de Franstalige benaming verklaart. In zijn geboortedorp baatte hij een gewone leerlooierij uit zonder fabricatie van afgewerkte producten. Uitbreiding was ter plaatse niet aan de orde. Hij zocht een opportuniteit en vond die in Vorsen. Hij richtte er de aanvangsgebouwen met atelier op Hij werd natuurlijk kort na de werkelijke start geconfronteerd met de uitbraak van de eerste wereldoorlog en de prille begin activiteiten werden bijna volledig lamgelegd door de bezetter. Zijn directe bevoorrading van koe-vellen, hoofdzakelijk voor 90% afkomstig uit de grote slachthuizen van Anderlecht, werd ondermijnd en een inactieve periode drong zich op. Kort na het einde van WO I probeerde Tonglet nieuwe vaart te krijgen met de inbreng van zijn zonen in het bedrijf. Die piepjonge kerels hadden gebrek aan ervaring zodat die nieuwe poging echter niet de verhoopte impuls kreeg zoals vooropgesteld en na een paar jaar vroeg de Waal een tijdelijke en wettelijke stopzetting van alle handelsactiviteiten aan. Na verloop van deze slapende periode deed hij afstand van zijn aangelegde investeringen en gooide het op een akkoord met een Waalse kennis en industrieel uit Messines, de heer Aloise Molhant (17.05.1884 ) die overging tot de oprichting van een nieuwe naamloze vennootschap mede dank zij vooral de steun van zijn echtgenote Marie-Anne Jadoul ( 29.07.1883 ) wonende te Vorsen en haar naaste familieleden die meteen medestichters werden. Op 28.07.1928 werd alzo bij notaris Charles Melen te Bertrée de akte verleden waarbij de firmanaam " SOBELAC s.a " ( société Beige des applications du cuir) tot stand kwam en waarbij buiten de heren Molhant en Tonglet het verplichte zevental stichters aangevuld werd door : Joseph Ectors , bankier en burgemeester te Landen; Alphonse Jadoul,landbouwingenieur uit Vorsen maar wonende te Brussel; Pierre-Hubert Jadoul, dokter in de rechten geboren te Waasmont maar woonachtig in Vorsen ; Paul Spaas, boekhouder uit St-Truiden maar geboren in Loosduynen ( Nederland); Jean-Baptiste Van Molle, atelier chef wonende in Berloz . Als commissaris werd de Heer Eugène d'Harveng uit Flobecq ( Vloesberg ) aangesteld. Het maatschappelijk kapitaal werd vastgelegd op tien miljoen franken verdeeld over twintig duizend aandelen van elk vijf honderd franken. Overigens werden er nog 6.300 stichtende aandelen voorzien waarvan 4300 als tegenwaarde van de inbreng waarde en 2000 die aan de oprichters werden toegewezen gebaseerd op één stichtend aandeel voor vijf onderschreven kapitaalacties. De vennootschap werd opgericht voor een periode van dertig jaar of meer wetende dat ze ook vroeger kan opgeheven worden. De maatschappelijke zetel werd in Vorsen gevestigd. Deze notariële wederoprichtingsakte van 28 juli 1928 verscheen pas op 19 augustus 1928 in het staatsblad onder N° 11775 en onder 11776-77 voor de bijkomende verkoopbelofte van een perceel grond van 23a58 toebehorende aan Louis Jadoul gedomicilieerd te St-Truiden en dat als inbreng in de NV kon opgenomen worden tijdens de eerste vijf jaar van die aankoop optie op basis van 20 Fr/m2. Het is wel opmerkelijk dat de volksmond benaming " Tanneries de Frésin " overschaduwd werd door SOBELAC S.A maar dat het woord "Tannerie-Manufacture d'articles en cuir" toch als natuurlijk handelsimago jaren vermeld blijft op officiële documenten. Uit een verklaring en wederinschrijving in het HR te Hasselt bekwam de vennootschap het HR N° 114 nadat de griffier dit pas op 30.04.1929 definitief registreerde. De nieuwe opgerichte firma SOBELAC S.A kocht al op datum van 24.03.1931 de villa gelegen Hoogstraat, 33 die toebehorende aan Mevr Marie-Anne

Jadoul en Alois Molhant via notariële akte bij meester Willi Thenaers uit St-Truiden. De verdere commerciële uitbouw van Sobelac eindigde echter op 18.07.1935 toen ze tot liquidatie overging via notariële akte bij meester Cartuyvels te St-Truiden en vervangen werd door Tanneries de Frésin SA. Na deze herschikking en inbreng van nieuwe aandeelhouders en kapitaal ontstond de basis van een wederopleving en uitbreiding van de oorspronkelijke gebouwen. De ruimere werkplaatsen werden voorzien van nieuwe machines . De overgang naar fabricatie van sierlijker afgewerkte producten bracht meteen stijgende omzet en personeelstoename tot stand. Tijdens die fase werd reeds overgegaan tot het aanstellen van de heer Hypolite Méan als afgevaardigde beheerder en algemeen directeur voor het dagelijks beheer en de commerciële uitbouw van de firma. Ingevolge gunstige resultaatcijfers kreeg hij trouwens de aangekochte villa als woonst ter beschikking alsmede de dienstmeid Betje Roosen uit Jeuk die pas jaren later opgevolgd werd door Limme Maria ( directeur Méan zou die functie blijven uitvoeren tot in augustus 1964 en stierf dan kort nadien in oktober, acht dagen voor dat hij op pensioen ging). Zijn zoon Paul kreeg einde de jaren vijftig de kans om te experimenteren in de werkplaatsen maar kon er niet aarden. Als atelier chef fungeerde na WO II de heer Francois Dethier uit Hannuit die na de dood van Méan algemeen directeur werd tot in 1971 en van voordelen, zoals gebruik van de firmawagen, mocht genieten. De villa werd trouwens door werknemer Raymond Brugmans in 1966 aangekocht. De firma genoot weliswaar van het voordeel dat beheerder Pierre Jadoul voor en in het begin van WO II samen met directeur Méan zijn stempel drukte op het beleid van de fabriek.( Jadoul werd burgemeester van Vorsen tot in 1961). Onder de nieuwe aangetrokken aandeelhouders van voor en na WO II trof men aannemer Hallet uit Angleur.dan boer Jules Goffin, oud burgemeester van Rosoux ( na zijn dood opgevolgd door zijn zoon Joseph ), de heer Piequet, apotheker uit Luik en schoonzoon van Goffin , Mevr Indekeu, en Emile Beauduin ( ook reeds actief als directeur van de suikerfabriek te Roost-Jeuk en na zijn overlijden opgevolgd door zijn zoon Jean-Marie) en zijn schoonbroer de heer Van Lede alsmede de heer de Braband , schoonzoon van Mevr Van Lede. Tijdens WO II ontwikkelden de zaken zich onder strenge controle van de Duitse bezetter die regelmatig provisies opeiste en ook terugkerende Vlaamse krijgsgevangenen uit het Oostenrijkse kamp Sankt Polten tewerk stelde. Die inlijving viel in 1941 bv. te beurt aan Joseph Putzeys uit Borlo die echter na zes maanden de job van hovenier rond de villa Méan mocht waarnemen. Directeur Méan had echter toch de lef om twee verstekelingen clandestien aan het werk te stellen en ze regelmatig aan het oog van de Duitse inspectie te onttrekken.

2. Overzicht van de lederproducten - Inhoud - Boven

Koeleer en binnenleer kon geleverd worden in natuurlijke kleur of geverfd, effen, gekorreld of fluweelachtig. In de leerlooierij en ververij werden rugstukken, huiden zonder kop- en buikdeel, kraagstukken en zijstukken verwerkt tot grondstoffen voor: reis-en sportartikelen, leer voor zadelmakers, voor bretellen, kousen banden en gordels. Leer voor militaire uitrustingen die wel alleen na zeer grondige inspectie van het leger mochten geleverd worden; glad leer voor zolen, bovenleer voor handtassen, leer voor stormranden van schoenen, voor overschoenen, voor beenkappen, zijstukken voor sandalen en pantoffels alle kleuren.

3. Nieuwe blitzstart en uitbreiding na WO II - Inhoud - Boven

Kort na het einde van dit wereldconflict nam de directie in samenspraak met de be-heerraad het initiatief om bijkomende machines aan te kopen en een ververij afdeling op te richten. Door het opdrijven van de productiecapaciteit moesten bedrijfsgebouwen nog even uitgebreid worden en werd het magazijn en stock aangepast alsook een grotere dubbele refter aangelegd .De aangepaste hygiënische sanitaire voorzieningen bleken later echter juist onder het niveau van de moderne wettelijke vereisten te zijn uitgerust. Nieuw personeel werd toch regelmatig aangeworven en er werd nu met volle en frisse overgave gepresteerd. De weerklank van deze heropleving trok veel belangstellenden uit de streek aan en ook onze Simone Milis die het internaat van de Ursulinen te St-Truiden vaarwel zei na de kerstvakantie 1946/47. Ze kon dank zij de link die haar oom en peter, August Milis, had met directeur Méan op 16 februari 1947 in dienst treden al was ze toen nog twee maanden verwijderd van haar zestien jarige ouderdom en niet grondig genoeg de Franse taal machtig om de administratieve correspondentie en bijhorende taken in het bureau in de perfectie waar te nemen. Ze kon wel bogen op de hulp van toenmalig verkoopchef, de Heer Louis Deglin uit Aalst-St-Truiden die tevens een geroutineerde beursfreak bleek te zijn en haar in dienst name ondersteunde. Zijn zakencijfer realiseerde hij bij de grote warenhuizen te Brussel maar ging toch langzaam gebukt onder zijn verlieslatende beursoperaties en poogde zelfs een paar keer zelfmoord te plegen door in de looiputten te springen. Mede door de activiteit van twee andere Brusselse handelsreizigers groeide In die periode 1950/55 het personeelbestand tot honderd twintig man al vreesde directeur Méan dat de grens bereikt was en een ondernemingsraad roet in het eten zou gooien. Hij voerde dan een kleine aanpassing door om juist onder de honderd leden te blijven om zich alzo niet moeten te verzetten tegen de werking van deze raad. Op een sluwe manier probeerde hij de arbeiders al eens te paaien door bijvoorbeeld een wielerkoers Brussel-Vorsen voor liefhebbers in te richten, wedstrijd die door de deelname en populariteit van de plaatselijke renner uit Montenaken , Karel Vandormael.aan belangstelling won .Simone werd in de zomer van 1947 al geconfronteerd met twee dodelijke werkongevallen die in een diepe weekput van de atelier plaatshadden tijdens het schoonmaken er van. Beide arbeiders werden bevangen door de gassen van de chemicaliën en verloren het bewustzijn. Twee makkers hebben vruchteloos geprobeerd om hun nog te redden nadat ze zelf in problemen kwamen door de giftige opstijgende dampen doch uiteindelijk op het nippertje terug uit de put naar boven konden gehesen worden door collega's.

Voor transport van goederen en verzendingen trof men een akkoord met Bovy Sylvain uit Jeuk die met zijn camion een einde stelde aan het vervoer van vrachten met paard en kar.

4. Administratie - commerciële werking en personeel overzicht - Inhoud - Boven

Vanaf 1951 werd Simone aanvaard als dienstdoende boekhouder en bekwam de wettelijke handtekening om financiële verrichtingen uit te voeren. Dit kende ook wel enkele nieuwe verplichtingen in haar taak want om de veertien dagen moest ze per fiets het geld voor uitbetaling van de "quinzaine" gaan afhalen bij de bank BBL in Warem-me. Overigens moest ze 's morgens telkens de briefwisseling gaan posten en nieuwe afhalen in het postkantoor te Corswarem .Dra kreeg ze hulp in haar administratieve job door de aanwerving van Alberte Robert uit Jeuk + Jeanine Wiams uit Vorsen .Deze beide dames traden later wel toe tot een klooster in Lummen en in Ans, hun vervangster werd eerst Marie-Thérèse Dodion die na haar huwelijk vervangen werd door Jenny Genné uit Mielen en vervolgens Carmen Volont. Premies voor de bedienden waren zeer zeldzaam al kan er afgeleid worden dat de "employés" een gemakkelijke link hadden met de arbeiders uit de productieafdeling en soms al een presentje op de kop konden tikken. Maria Jacquet uit Boekhout en nicht van Alberte Robert verklaarde me tijdens haar 90-jarige viering in oktober jongstleden dat ze juist voor haar verjaardag zo maar als geschenk een mooie "saccoche" kreeg toegestopt van Alberte. In de winterperiode vermeed Simone de dagelijkse verplaatsing per fiets van Jeuk tot Vorsen door vanaf 's maandags en tot vrijdags te logeren bij haar oom August die aan de overkant van de spoorweg te Roost-Jeuk woonde of naar keuze bij haar collega Jeanine Wiams in Vorsen . De stoker Joseph Jeugmans begon 's morgens om 7 uur in de fabriek en zette de verwarming aan en het werkvolk startte dan om 7u30 op het signaal van een toeterend geluid die de stoker op een hoorn blies. Het werkvolk moest ter controle aan de buitenmuur van de fabriektoegang hun aankomstuur laten registreren en laten valideren door de magazijnier Max. Muziek distributie in de werkplaatsen werd verzorgd via luidsprekers die verbonden waren met een radio installatie op het eerste verdiep. De middagpauze werd alzo op hetzelfde getoeterd aangekondigd alsook het einde van de dagtaak. Als jongste vertrouwelijke bediende volgde Simone de commerciële situatie, prijsevolutie en bestellingen van dichtbij op. Door deelname van de "Tannerie" aan beurzen en salons op de Heizel in Brussel werd de afzetmarkt groter naar Belgisch Congo, Nederland en Luxemburg en leveringen bestemd voor het Belgisch leger. Het hoogtepunt van alle commerciële bedrijvigheid situeerde zich rond 1955.De markt werd nadien bemoeilijk door de opkomst van de skai producten ( kunstmatig leer) en het gebrek aan nieuwe doorgevoerde investeringen in die branche speelde in de kaart van de concurrentie. Een langzame maar stilaan voelbare aftakeling van het bedrijf hing in de lucht. Tegenslag ontstond er ook toen er in de vijftiger jaren twee keer brand uitbrak: eens in de ververij afdeling en eens in het kot waar de afval opgeslagen lag voor bewerking van kleinere verkoopsartikels zoals rie-men.bretellen, portemonnees,etuis enz. De primaire bureeluitrusting omvatte slechts één telefoon met aftakking naar de directeurswoning . Samen met een oude telmachi-ne en een tweede met zijdelingse ratelende trekhendel aangevuld door een oeroude tikmachine en traditioneel stenciltoestel om alle berekeningen,prijsopgaven en briefwisseling te hanteren,werden toen op een traag tempo de toenmalige bureelactiviteiten uitgevoerd. Simone bekwam slechts veel later rond 1970 een elektrische tikmachine die haar taken vereenvoudigde. In de vroegere drukke periodes gebeurde het dat Simone overuren klopte die soms tot 12 uur 's nachts aansleepten om 's anderen daags degelijk te kunnen rapporteren aan directeur Méan. Daar de gebouwen niet perfect geïsoleerd waren werden de arbeid omstandigheden van stilzittende vrouwelijke bedienden dikwijls onderhevig aan koude temperaturen in de winter. De bedienden moesten dan hun administratieve taken gaan afronden in de keuken van de directeurs woning. Ooit is het voorgevallen dat hun koffiekruik ingevolge de strenge koude in bevroren toestand geraakte in het bureau. Langzame afvloeiing van het personeel kon zich niet langer verbergen. Een prestatie van acht uren per dag in een zesdagen week bracht in die jaren voor een vrouwelijke arbeidster in de atelier iets rond de vijfhonderd frank (12,50 €) netto loon op voor twee weken arbeid. Toch waren de meeste tewerkgestelde personen dagelijks verplicht om , winter en zomer, zich per fiets te verplaatsten van hun woonst tot in Vorsen. Als boegbeeld hierin kende men Maurice Dehairs uit Bevingen die dat samen met dorpsgenoot Irma Breesch gedurende ettelijke jaren deze afstand overbrugde zonder de minste Km vergoeding. Een ander man zoals de atelierverantwoordelijke, de Duitser Harin ,uit Landen kwam met de trein tot in Roost-Jeuk . Daar stalde hij permanent zijn fiets bij Drieske (later Van Molle ) om zijn weg dan tot in Vorsen kunnen verder te zetten met zijn tweewieler.. Toen Simone Milis einde der vijftiger jaren dagelijks van uit haar woning te Hasselbroek per auto vertrok samen met haar vader Narcis die in de werkhuizen de stoommachine hanteerde, werd zij op haar beurt behulpzaam door Jenny Jenné uit Mielen en Victorine Jac-quemin uit Jeuk dagelijks met haar mee te laten reizen naar Vorsen terwijl beiden hun fiets in haar garage gestald bleef tot 's avonds. Andere taaie werknemers die dagelijks de afstand van thuis tot in Vorsen per fiets aflegden waren Jef Peetermans uit Mielen en Jerome Vanstapel uit Boekhout, de latere stichter van Vavantas in Korten-bos, die de job van handels vertegenwoordiger een paar jaar waarnam vanaf 1962.

5. Van vel tot eindproduct - Inhoud - Boven

De vellen van koedieren komende van de slachthuizen kregen als eerste bewerking een onderdompeling in kalkputten om het opzwellen te bevorderen. Na deze behandeling werd het haar van het leer afgeschraapt en opnieuw naar de volgende putten gedompeld voor verdere schoonmaak en wassen. Er waren zeventien looiputten. Elke put had vervolgens een lagere concentratie van chemische stoffen tot aan de allerlaatste. Dan werden de vellen opgehaald en nadien uitgeperst om ze naar de droog-automaat te brengen. Het leer lag soms tot vijf jaar te drogen in de droogzolder voor verharding. Er waren twee soorten leer: koeleer en binnenleer. Na het droogproces werden ze gelijk geschuurd en de dikste werden verdund en door twee gesneden in de langs richting daar waar de haren gestaan hadden. Vervolgens gebeurde het verven en nadien het platwalsen . Het aanbrengen van merktekens was de volgende behandeling alvorens ze naar de manufactuur door te geven.

Personeel na herschikking beheerraad in september 1964

1= Brugmans Raymond, 2= Franco Maurice, 3= Barchy Jean, 4= Bovy Maurice, 5= Milis Narcis, 6= Jeugmans Joseph, 7= Christiane X........8= Moyaerts Annie, 9= Brigaerts Clara, 10= Decat Arlette, 11= Gillot Monique, 12= Humblet Liliane,13= Sauveniers Odette,14= Denise Fiorquin, 15= Coopmans Simone, 16= Bovy Reinhilde, 17= Italiaanse X, 18= Vigria Yvette, 19= Luikenaar X.. 20= Luikenaar X.. 21= Antheunis Georgette, 22= Rega Juliette, 23= Delmée Blanche, 24= Jacquemin Yvonne ,25= Moyaerts Ghislène ,26= Fiorquin Denise, 27= UIens Suzanne, 28= Milis Simone, 29= Volont Carmen, 30= Piequet (Luikse apotheker), 31= Mme Indekeu, 32 = Hallet .......33= Dethier Francois, 34= Goffin Joseph, 35= Harin....... 36= Wéry Albert

Deze reeks roterend tonnen dienden voor het wassen van de vellen nadat ze uit de kalpputten kwamen. Het recupereren en ledigen van deze tonnen geschiedde nog manueel en vereiste steeds een koppel werklui om de klus op te knappen in een vastgehouden en geblokkeerde stand.

Twee arbeiders trokken de vellen telkens na elk kort proces uit de navolgende looiputten.

Hieronder: het machinaal persen om water uit het leer te drukken als het van de put komt.

Het platmaken van het leer. De werkman uit Borlo verbrijzelde hier zijn hand en werd toen in aller ijl voor dringende verzorging naar Dr. Masquelier in Jeuk vervoerd.

Hieronder: het plat effenen en schuren van de vellen alvorens ze te drogen en op te hangen.

Na het droogproces werden de vellen gelijk geschuurd en gepolierd

Hieronder: het snijden en verdunnen van de ledervellen in de lengte richting

Zonder maskerbescherming werden de vellen manueel bespoten in de verafafdeling.

Boegbeeld en Truienaar Maurice Dehairs in volle actie aan zijn machine in het atelier.

Algemeen overzicht op het werkatelier war de vrouwen dominant aanwezig zijn.

Close-up van een paar vrouwen die kleinere afvalstukjes bewerkten tot gadgets.

6. Conclusies - Inhoud - Boven

Aan de hand van deze fotografische opnamen kan men afleiden dat modernere doorgedreven technieken in de behandeling van de leervellen noodzakelijk werden. Ook de veiligheid aspecten waren niet optimaal aanwezig alsmede de verlichtingsterkte op het werkvlak. Hygiënisch schoot de refter en sanitaire voorziening te kort volgens de eisen van die tijd. De lawaaierige weerklank van de draaiende machines in de atelier met een te lage plafond dompelde de werknemers in een akoestische microbe. De verluchting en neutralisatie van chemische dampen in de looierij afdeling lieten eveneens te wensen over en zorgde samen met voorgaande tekortkomingen voor een ongezond klimaat en afmattende dagprestatie.

7. Het verval - Inhoud - Boven

Bij aanloop van de zestiger jaren werden de omzetresultaten (de juiste cijfers kon ik niet achterhalen) van die aard dat men het personeelbestand moest halveren. Men belande in een eerste crisis situatie mede door het sterfgeval van directeur Méan al werd deze opgevolgd door de ervaren atelierverantwoordelijke Francois Dethier tot in 1971.(die stierf aan de vooravond van zijn honderdste verjaardag in 2013 ) De echte nieuwe commerciële uitbouw die meestal in vele andere kleinere bedrijven ook moest doorgevoerd worden rond 1967/68 kwam in Vorsen eveneens niet tot uiting met het gevolg dat een verdere afslanking niet op zich liet wachten. Een ultieme poging van beheerder de Braband om met een bedrijf uit Philippeville een joint venture af te sluiten en alzo de PVC of Skaiproducten in de activiteiten in te loodsen, liep op een sisser uit. Een tweede personeelherschikking werd door de beheerraad opgelegd en ondertekend door zijn voorzitter Joseph Goffin op 15 april 1971 en verschenen in het Staatsblad onder N° 1290-12 op 30.04.71 en waarbij volmachten en procuratiehouders als directeur verleend werd aan de Heer Wéry Albert, wonende Quai St-Léonard, 35 A te Luik en aan Simone Milis uit Jeuk handelend als boekhoudster dit ter vervanging van deze verleend en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 10 september 1964. Beide aangestelde mochten bijaldien de vennootschap dagelijks vertegenwoordigen en de gepaste formaliteiten vervullen die vereist zijn volgens de en van de binnen de grens vereiste statuten.

Personeel bij 25-jarig jubileum van 4 werknemers rond 1970

l=Milis Narcis, 2= vïgria Yvette, 3= Florquin Denise, 4= Moyaerts Annie, 5= Sauvsnier Odette, 6= Ulens Suzanne, 7= Jeugmans Joseph, 8= Gillard Paula, 9= Jacquemin Yvonne, 10= Moyaerts Ghislène, 11= Delmée Blanche, 12= Humblet......... 13= Bovy Reinhllde, 14= Franco Maurice, 15= Breesch Irma 16= Morea Yvonne, 17= Jenné Jenny, 18= Dethier Fran?ois, 19= Milis Sïmone, 20= Bovy Suzanne, 21= Bovy Maurice, 22= Vrijdaghs Gaston, 23= Barchy Jean, 24= Sitlard René, 25= Coopmans Simone, 26= Wéry Albert, 27= Dehairs Maurice, 28= Moyaerts Alphonse, 29= Harin, 30= Brugmans Raymond

8. Noodoplossing - Inhoud - Boven

Deze ultieme herschikking bracht niet veel aarde aan de dijk. Het bedrijf had nood aan nieuwe uitrustingen en inbreng van vers kapitaal om de toekomst te verzekeren. De beheerraad had blijkbaar niet de moed en intentie om nieuwe uitdagingen van die aard aan te gaan temeer daar sommigen onder hen blijkbaar andere speculatieve doeleinden nastreefden. Het overblijvend personeel kon met de bestaande uitrusting niet op een vernieuwde wijze produceren maar de markt eiste stilaan meer gestoffeerde producten en door gebrek aan nieuw aanbod gingen vele deuren van oudere afzetgebieden stilaan dicht. De teloorgang tekende zich steeds duidelijker af en uiteindelijk werden alle personeelsleden afgevloeid en fabricatie activiteiten stopgezet einde juni 1973. Uitzondering werd gemaakt voor Simone Milis die tot in de eerste trimester van 1974 alles inventariseerde en een eindbalans opstelde met het oog op de overname door een zekere Theodore Houben uit Verviers die in de loop van dat jaar optrad als tussenpersoon voor een leerfabriek gelegen in het Belgisch NIMES-Dourbes ( Viroinval ) die de benaming " Tanneries de Frésin " weliswaar zou behouden. De transfer van het handelsfonds gebeurde kortelings na akkoord met de beheerraad. Alle boekhoudkundige documenten en registers werden toen door Simone overgebracht naar Verviers. Alle andere vroegere archieven werden nadien te Vorsen in de tuin verbrand. Na die eerste handeling en overname had vervolgens de tweede operatie plaats door een definitieve doorversluis naar de Vervierse firma " TCV' ( Tannerie et Corroierie Verviétoise, anciennement Duesberg-Bosson Fils ). Om de ingewikkelde en historische boekhoudkundige gegevens te verklaren die in de registers voorkwamen werd Simone Milis van 1.06.1975 tot en met 30.06.1976 door de Heer Orthmans, directeur van TCV tijdelijk weder in dienst genomen.

9. Nieuwe bestemming - Inhoud - Boven

Voor wat de gebouwen betreft aasde men op een royaal overnamebod met die verstande dat de directeurswoning toen niet meer toebehoorde aan de industriële site daar deze villa inmiddels op 19.07.1966 door werknemer Raymond Brugmans en echtgenote Marie Wiams werd overgenomen van de Tanneries de Frésin SA . Brugmans stierf op 18.06.1989. Na zijn dood verkocht zijn weduwe Marie Wiams en drie kinderen op 12.10.1990 de woning met tuin aan Eric Jadoul volgens akte verleden bij notaris Pierre Daenen te Montenaken. Deze villa was omringd door een prachtige tuin en achteraan stond vroeger een tennisterrein ter beschikking van de familie Méan die geregeld belangrijke kennissen en klanten uitnodigde in hun vrije tijd al waren de jachtpartijen in de herfst soms prioriteit. Het onderhoud van en rond deze woonst werd toen verzorgd door een tuinier en werklui ten laste van de fabriek. Sedert 1998 verkocht Eric Jadoul reeds het gebouw aan een bemiddeld koppel,namelijk FOD-belastingsdeskundige Mare Petit uit Auvelais met echtgenote en tuinarchitect Mevr Heymans. Dit koppel treft nu bovendien bijkomende schikkingen om na overname van het gastenverblijf Martine Renard, de B&B activiteiten verder te exploiteren. Alain Jadoul verhuisde inmiddels naar het Brusselse en zoon Eric investeerde snel in de nieuwbouw van een hangar om als ruimere opslagplaats te fungeren voor de verdere uitbouw van zijn aanpalend fruitbedrijf. Anderzijds heeft hij het hoevegebouw aangepast en verbouwd tot een gastenverblijf van 11 slaapkamers met bed & breakfast. De uitbating ervan is geslaagd en gebeurd onder toezicht van en door zijn nieuwe huwelijkspartner , Mevr Gielen Dominique waarmede hij een dochter en zoon heeft.

10. Nostalgische blik - Inhoud - Boven

Onderstaande foto toont de huidige toestand rond deze bewuste ruime villa die langzaam toch, zonder daadwerkelijke ingreep, door een wilde bosaangroei kan overwoekerd worden en het aantrekkelijke visite kaarje van weleer zou kunnen verdoezelen.

Alleen de talrijke foto's die in het verleden door families voor huwelijken en andere feesten in het schilderachtige kader rondom deze woonst werden vastgelegd blijven de stille privé getuigen van die weelderige omgeving.

11. De verdwijning in het landschap - Inhoud - Boven

Nadat het handelsfonds door een lucide transactie in bezit kwam van TCV die slechts enkele bruikbare meubels alsmede onderdelen van mechanische hulpstukken en aandrijfriemen uit het machinepark overnam verscheen er een andere kaper op de site.

Het St-Truidense bedrijf Roosen NV, gespecialiseerd in aankoop van oude metalen en afbraak van metaalconstructies kreeg de kans om alles te ontmantelen en schonk door de opbrengst de aandeelhouders een bijkomende duit in het zakje. Het lot van de reeds in verval kerende fabrieksgebouwen kon een paar jaar na het stopzetten van de activiteiten en afbraak van Roosen echter bezegeld worden door een onverwachte aankoper, met name dokter Goessens uit Zepperen. Deze had reeds de reputatie opgebouwd dat hij op korte tijd meerdere bouwvallige woningen en krotpanden aangekocht had en bereid was om een bod op het industrieel complex in Vorsen te doen. Hij nam vooreerst verscheidene betrouwbare inlichtingen bij Simone Milis en bij notariële en kadastrale documenten. Na een twijfelperiode van enkele maanden ging hij na akkoord met de wettelijke overblijvende eigenaars over tot de aankoop van gebouwen en omliggende gronden tot aan de muur en afsluiting van de villa Méan, hetzij voor een totale grond oppervlakte van 43 a 20 ca en 19 a bijkomende beschikbare gronden rond de villa. Hij aasde aanvankelijk op een nieuwe investeerder die samen met hem de fabriek weder op zou starten voor fabricatie van kanonnen, door inzet van oud en nieuw personeel, doch die waanzinnige droom kon hij niet realiseren met het gevolg dat het gebouw en omgeving na een paar jaar onderhevig bleef aan verval en broedhaard werd voor ongedierte en uiteindelijk ontaarde tot een ruïne omringd door een wildernis van onkruid. Om van die plaag af te raken deed Alain Jadoul, die aan de overzijde van de weg zijn boerderij uitbaatte, een aanbod aan de dokter om het geheel af te kopen voor een bedrag van twee miljoen BFr ( 50.000 € ) maar hij weigerde dit categoriek met het spot idee dat het veel meer zou kunnen opbrengen. Enige jaren later werd het pand en omgeving zo verkommerd dat de gemeente van Gingelom in 1992 de eigenaar verplichte om een gerasterde omheining te plaatsen rond de ganse site . De uiteindelijke definitieve afbraak en opruiming van de gebouwen had in 1998 plaats en uitgevoerd volgens de verontreinigde sanering van OVAM die het nadien registreerde. Inmiddels heeft Dr Goessens de natuurlijke aangroei van wildere beplanting laten betijen en ziet men nu nog nauwelijks de kruin van de bomen uitsteken boven de bebossing van het ontstane landschap.

Onderstaand beeld geeft u een indruk van het toenmalig bouwvallig gedeelte van de fabriek

12. Laatste administratieve nasleep - Inhoud - Boven

Op het beeld klikken voor de bijlage op ware grootte, scherm sluiten om terug te keren.