'Vive Lahaut!', 'Leve Lahaut!'
Schets van de arbeidersstrijd tot 1968


Overname uit het boek "de fabriek", blz
284-335, Imelda Haeseldonck,1999, EPO
  

Staking van Ougrée-Marihaye 1921, geleid door Julien Lahaut (op de trappen van de passerelle naast de laatste man die een hoge hoed draagt, met een strikje en hoofd omhoog geheven). Onmiddellijk links van hem, een trap lager, met pet in de hand: Celestin Demblon. De foto toont het afscheid van de kinderen van de stakers die naar Vlaamse gezinnen gaan zodat hun ouders verder kunnen staken. (Foto: archief AMSAB

Inhoud - Boven

1.De hongeropstanden tegen het kapitalisme
      Van plattelandsarbeiders tot gevangenen in
      landlopersgestichten
      En de 'beter betaalde' Waalse arbeiders?
2. De arbeidersopstand van 1886
3. 1893: de opstand van de stakers in Bergen
4. Antwerpen: vechten voor een vakbond
5. Verviers: Boulevard de la Révolution of armoedig
    stukje Calcutta? De toegevingen na wo I
6. Julien Lahaut!
7. Borinage en Antwerpse haven: revolutionair gezinde
    arbeiders
8. Staking 1932: doorbraak van het nieuwe arbeidersverzet
9. Het voorbeeld van de Sovjetunie
10. Internationale solidariteit! Arbeiders tegen het opkomend
      fascisme
11.1936: 500.000 stakers na de moord op Pot en Grijp
12. De arbeiders in het verzet
         Het verzet in de fabrieken
        
De staking van de 100.000
         De clandestiene koeriers van de Vrienden
         van de Sovjetunie
         Jean Hansen

13. Na Wereldoorlog II: 35.000 gewapende
      partizanen, maar de revolutie komt er niet
          Het sociaal pact
          Oprichting van nieuw ABVV: 'Revolutionairen
          buitenwerken'

14. De staking van de 700.000 tegen Leopold III. Koude Oorlog in België. Oorlog tegen Korea. Amerika mengt zich in Belgische staking
         18 augustus 1950: Julien Lahaut vermoord!
15. '60-'61: één miljoen stakers tegen eenheidswet

Noten

1.De hongeropstanden tegen het kapitalisme - Inhoud

Verplichte migratie; zoektocht naar een kolonie om revoltes hier te 'betalen'; criminaliseren van de arbeidersklasse

Langs de snelweg Kortrijk-Rijsel werd in 1973 te Aalbeke een groot standbeeld ter ere van de 'grensarbeider' neergezet door het West-Vlaams provinciebestuur dat ook een historische studie liet maken over de grensar-beid.(1) Omdat de feiten die in de studie beschreven staan vaak schokkend zijn hebben we alle bronnen vermeld.

'In Beernem verdient een wever in 1842 1,09 frank per dag en een spinster 0,45 frank. Een roggebrood kost 0,50 frank.'(2) Velen kunnen met hun dagloon dus nauwelijks een brood betalen. 'In 1845 verdient een spinster te Tielt gemiddeld 16 centiem per dag, een boerenmeid — voeding inbegrepen - 38 centiem, een boerenknecht - voeding inbegrepen - 58 centiem.'(3) De stijging van het aantal behoeftigen aan wie hulp verleend wordt, moet dan ook niet verbazen: in West-Vlaanderen zijn er 18 behoeftigen op 100 inwoners in 1837, 24 op 100 in 1844 en 34 op 100 in 1848.(4) In 1845 en 1846 mislukt de aardappeloogst, in 1846 ook nog de roggeoogst. Aardappelen en rogge zijn het voedsel van de arme. En er is de eerste crisis van overproductie in het vlas. De hongersnood is een feit.

In de Kamerzitting van 11 februari 1847 vermeldt een volksvertegenwoordiger dat er te Nederbrakel, waar hondenvlees aan 6 centiem per pond werd aangeboden, een rel ontstond omdat niet iedereen kon voorzien worden en dat te Espe bij Aalst een paardenkreng werd weggesleept en opgegeten door behoeftigen.(5)

Arbeiders gaan zwerven. Ze smeken de boeren om de raapjes te mogen opeten die niet geoogst worden omdat ze te klein zijn voor veevoeder. Overal in Vlaanderen zijn er hongerrellen en opstanden, de burgerij vreest de controle te verliezen.

De arrondissementscommissaris van Diksmuide schrijft: 'Indien geen afdoende maatregelen worden genomen, valt het te vrezen dat de bedelarij,

die schrikbarende afmetingen heeft aangenomen en die we moeten tolereren omdat we niet over voldoende repressiemiddelen beschikken, tot verder plunderen zal leiden. Veurne-Ambacht wordt dagelijks door honderden bedelaars overspoeld die de boeren om eten en hulp smeken.'(6)

De arrondissementscommissaris van leper: 'De bedelarij heeft enorme uitbreiding genomen; ontelbare benden van havelozen uit Oost-Vlaanderen en de gemeenten Klerken en Zarren doorkruisen het platteland en de steden als echte zigeuners'.(7)

Deze benden zwermen uit naar het noorden van Frankrijk, waar de overheid niet bij machte is om deze invasie tegen te gaan, en naar Brussel waar de rijkswacht een 'cordon sanitaire' vormt om hen de toegang tot de stad te beletten. Op 7 maart 1847 worden een duizendtal armen uit Vlaanderen manu militari naar een speciale trein gebracht die vanuit Brussel over Wet-teren, Gent en Deinze naar Kortrijk rijdt. Elke arme kreeg een kledingstuk en 5 centiem zakgeld. Alle burgemeesters van de betrokken gemeenten moeten hun armen aan het station komen afhalen, en voortaan voor hun onderhoud instaan.(8) Op de 24.604 gevangenen die tussen 1846 en 1848 te Brussel worden opgesloten zijn er 19.456 afkomstig uit Vlaanderen.(9) Tussen 1844 en 1847 worden meer dan 10.000 kinderen in gevangenissen en bedelhuizen opgesloten.(10)

Als te Roubaix in februari 1846 1.200 Belgische wevers worden afgedankt, breken rellen uit. Een poging tot hongermars op Brussel in 1846 mislukt en er zijn rellen, plunderingen en botsingen met de ordestrijdkrachten in tal van Vlaamse steden en ook in Brussel en Wallonië.

In maart 1847 gaat er een golf van hongerrellen over de steden na de verhoging van de prijzen van eetwaren. Het begint te Brugge waar een bakkersvrouw een hongerig kind een gebakje weigert. Grote groepen vrouwen plunderen en vernielen de bakkerijen. Het wordt pas weer rustig nadat de regering 800.000 voedselbonnen uitdeelt. Brugge moet grote hoeveelheden vlees en graan aankopen en aan verlaagde prijzen op de markt brengen. Dan verplaatst de opstand zich naar Sint-Martens-Latem waar een boot wordt geplunderd en daarna naar Eisene, Waver, Leuven, Charleroi, Dinant, Brussel, Philippeville, Geraardsbergen, Ronse, Doornik... In Gent worden de rellen in bloed gesmoord en tot juni wordt er geplunderd in Antwerpen, Tongeren en Oostende.(11)

Vanaf 1846 verergerde de economische crisis en zo ook de werkloosheid en armoede en epidemieën als tyfus en cholera richtten ravages aan onder de verzwakte bevolking. In Vlaanderen kwam daar nog de structurele crisis in de vlasnijverheid bij die meer dan een half miljoen arbeiders zonder werk zette.(12) Denise De Weerdt vat het levensniveau van de arbeiders halfweg de vorige eeuw als volgt samen: 'In 1853 had de arbeider die bij de "welstellendsten" gerekend werd een onvoldoende koopkracht. Aan de elementaire behoeften als eten, slapen, verwarming en kleding werd 80 a 85% van het inkomen besteed. Om de voedingskosten te berekenen, ging de enquêteur E. Ducpétiaux na hoeveel een soldaat, een matroos en een gevangene verbruikten en hij vergeleek die resultaten met de onkosten der arbeiders. Hij kwam tot de slotsom dat alleen arbeiders met het hoogste inkomen in een betere materiële toestand verkeerden dan een gevangene. In het midden van de eeuw moesten de meeste arbeiders schulden maken om rond te komen, en dan nog konden zij zich niet behoorlijk voeden.'(13) Werkloze arbeiders trokken in groten getale naar Wallonië en Noord-Frankrijk. De eerste radicale groeperingen vonden elkaar. Marx vestigde zich in Brussel.

Koning Leopold en een deel van de burgerij zagen in koloniale expansie een oplossing. Naast de louter economische overwegingen zag Leopold in de oprichting van koloniale nederzettingen een middel om het lot van de hongerende arbeiders op te vangen, om de sociale druk van een te grote werkloosheid wat te verminderen. 'La Belgique est une chaudière qui a besoin de soupapes.' (België is een stoomketel die uitlaatkleppen nodig heeft.)(14)

Spoorwegen werden aangelegd om goederen te kunnen vervoeren, maar ook om de arbeiders naar het werk en naar het buitenland te vervoeren. Er kwamen ook goedkope treinabonnementen (een weekkaart kostte minder dan één enkele rit). Een remedie tegen de revoltes. Tussen 1845 en 1848 werd het spoorwegnet tot West-Vlaanderen doorgetrokken. Er werkten 1.000 arbeiders aan dit spoor, ze verdienden één brood per dag. De spoorweg kreeg de bijnaam 'drogen brood ijzerenweg'.

In regeringskringen brak men zich het hoofd over deze crisis, 'la question des Flandres'. Een commissie onder leiding van de liberaal Ducpétiaux formuleerde volgende voorstellen aan de regering van Charles Rogier: emigratie, kolonisatie en een onbegrensde vrije handel. De emigratie naar de Verenigde Staten werd geen onverdeeld succes want velen die de overtocht waagden, kwamen terug. De vs had sterke en goed gevoede werkkrachten nodig en geen uitgehongerde armen. Bovendien was er in Amerika ook crisis.

De armen die een gevaar voor de maatschappij waren, de strijdbare arbeiders, die sinds 1840 een werkboekje hadden waarin de patroons hun opmerkingen schreven, zou men uiteindelijk kwijt geraken aan Noord-Frankrijk. De bevolking van het Département du Nord verdubbelde tussen 1804 (829.347 inwoners) en 1901 (1.867.024 inwoners). In Roubaix telde men tegen het begin van deze eeuw 29% Vlamingen, in Rijsel 20%, in Tourcoing 22%. In Parijs en omgeving woonden 60.000 Vlamingen. Nadat tienduizenden Vlaamse migranten van de eerste generatie automatisch de Franse nationaliteit hadden verworven, telde men in 1921 nog steeds 415.546 Belgen in Frankrijk. En dan is er nog een grote groep Vlamingen die zich vanaf 1850 in de grensstreek vestigde. 'De juiste omvang van de grensarbeid voor 1890 is niet te achterhalen omdat er daarvoor een quasi volledige vrijheid van verkeer van de arbeidskrachten was.'(15)

Toen de crisis ook in Frankrijk toesloeg, werden maatregelen tegen de Vlamingen genomen. Ze gingen in grote groepen terug naar huis en begonnen te pendelen. Rond 1900 trokken zo honderdduizenden op en af naar Frankrijk. Ze woonden aan de grens in onvoorstelbare omstandigheden. De burgerij heeft daar nooit iets aan gedaan, het was volk dat men liever zag vertrekken en dat België reeds meer dan eens op zijn kapitalistische grondvesten had doen daveren. Tot Parijs en verder pendelden ze. In Parijs konden de bazen ze elke ochtend uitkiezen in de tientallen straten waar de men-senmarkt gehouden werd. Kracht en vaardigheid van mensenarmen werden gekeurd en geschat; voor de Belgische arbeider was het weer elke dag afwachten of hij aan de slag kon.

De arme en opstandige arbeiders werden dus uitgevoerd. Ook het hoge kindersterftecijfer zorgde voor een relatief kleine aangroei van de arme klasse. In 1847 stierf 5% van de kinderen in West-Vlaanderen bij de geboorte. Voor het arrondissement Kortrijk liep dit percentage op tot 6,29% en de kindersterfte beneden het jaar bedroeg daar in de periode 1836-1846 27,7%. De gemiddelde leeftijd in 1850 wordt op 31 jaar geschat. Zelfs in regeringskringen en bij intellectuelen besefte men dat België 50 jaar na de Franse Revolutie ver verwijderd was van de plechtige verklaring van 26 augustus 1789: 'L'ignorance, l'oubli ou Ie mépris des droits de l'homme sont les seules causes des malheurs publics et de la corruption des gouver-nements.' (De miskenning van de rechten van de mens is de enige oorzaak van de algemene wantoestanden en van de corruptie van de overheid.)(16)

Militante arbeiders van Menen lazen de krant van de Eerste Internationale. In deze stad vochten de arbeiders met de ordestrijdkrachten nadat een bedrieger hen slechte aardappelen had verkocht. Twee arbeiders van 16 en 24 werden doodgeschoten. De beweging 'Lood in plaats van brood' was geboren. Op de vergaderingen werden plannen gemaakt voor een andere maatschappij, werd de verkoop van kranten en de verspreiding van pamfletten besproken.

Naar buiten komen was gevaarlijk. In België was het verboden om met een rode vlag op straat te komen, verboden om 1 mei te vieren, verboden

'samen te spannen'. Artikel 415 dat stakingen verbood, werd in 1866 en 1892 nog verstrengd. 1.500 arbeiders werden tussen 1830 en 1867 in de gevangenis geworpen wegens stakingen. Artikel 1781 van het burgerlijk wetboek verkondigde dat bij een betwisting tussen arbeider en patroon deze laatste automatisch gelijk kreeg.(17)

Van plattelandsarbeiders tot gevangenen in landlopersgestichten

Rond de eeuwwisseling zochten de patroons naar steeds goedkopere arbeidskrachten. Die vonden ze door de plattelandsbevolking aan het werk te zetten, in ellendige omstandigheden, in ateliers of thuis. Vlaanderen was in 1900 helemaal niet zo idyllisch als sommige schrijvers het voorstelden. Vlaanderen, dat waren mannen, vrouwen en kinderen onderworpen aan een afstompend, bijna altijd ongezond en verschrikkelijk langdurend werk in de weverijen, de spinnerijen, de luciferfabrieken, de touwslagerijen, de steenbakkerijen en thuis op het veld, afgewisseld met periodes van werkloosheid zonder inkomsten. De bevolking was uitgeput en uitgehongerd. Duizenden en duizenden arbeiders rukten zich los van het mooie, rijke en dichterlijke Vlaanderen en trokken richting Frankrijk om wat eten te zoeken. Sommige arbeiders konden nauwelijks vier uur per dag slapen en verdienden 10 frank per week voor meer dan zeventig uur werken. Arbeiders verdienden 50 tot 75 centiem per dag om van vijf uur 's ochtends tot elf of twaalf uur 's avonds te werken. Het leven van de touwslagers van Hamme was verschrikkelijk. En ook honderden kinderen moesten hun ouders helpen bij het werk. Rond de eeuwwisseling was journalist De Winne bijzonder geschokt van het feit dat kinderen van vijf urenlang in de vrieskou aan een wiel moesten draaien om hun vader te helpen. Er was een verschrikkelijke kindersterfte in de fabriekssteden. Een betreurenswaardige onwetendheid: de helft van deze arbeiders kon niet lezen. Overal stonden ook rijke huizen: van pastoors en fabrikanten, prachtige kloosters, grote parken, talrijke magnifieke kerken tegenover kleine armoedige vuile arbeidershuisjes. Arbeiders aten alleen aardappelen en brood en degenereerden. Opstandige arbeiders werden door patroons en pastoors belasterd, uitgehongerd, en zelfs tot over de grens vervolgd. Zo was Vlaanderen.

Uit een brief van arbeiders uit Zele, gericht aan journalist August De Winne van Le Peuple: 'Wanneer wij een ganse week werken, verdienen wij een twaalftal franken. Maar wij moeten ze aanvaarden in winkelwaren en aldus zijn onze twaalf franken er nog geen tien waard. Want in deze winkel betalen wij 50 centiemen meer per zak kolen en 10 centiemen meer per brood dan in andere winkels. Wij lijden honger en zouden graag onze

arbeid in geld betaald zien. Dat is echter hier niet het gebruik. In plaats daarvan krijgen we brood en boter. Het is voor ons onmogelijk om naar Dendermonde te komen om ons lot daar te komen aanklagen, omdat wij aan het werk moeten blijven. Men zuigt het bloed uit de werkman van Zele. Wij hebben te veel om te sterven en niet genoeg om te leven. Gaat de fabrieken zien! Wij durven niet ondertekenen.'(18)

Lokeren was een industriestad. Er werkten drieduizend arbeiders in de spinnerijen. Elders moesten driehonderd haarsnijders met een mes het haar van konijnenvellen trekken. Net boven hun hoofd hing een blikken lamp. In het gele licht van die lampen danste het stof, dat ellendig stof kroop in oren, neus en mond. Maar iedereen was er bij de vakbond. Dat de plattelandsar-beiders gedweeër, gehoorzamer en gelatener zouden zijn dan de bewuste arbeiders van de grote steden zou een misrekening blijken.

In de afdeling sociale economie van de Wereldtentoonstelling te Brussel onderzocht journalist De Winne een twintigtal arbeidersbudgetten, vooral van gezinnen van mijnwerkers, metaalarbeiders, steenhouwers; allemaal arbeiders met een vrij goed loon. Op drie na vertoonden alle budgetten een tekort. De uitzonderingen waren twee mijnwerkersgezinnen en het gezin van een kleine patroon van een Luxemburgse leigroeve waar vader met een paar zonen werkte. Onder de noemer 'luxe-uitgaven' vond De Winne onder andere 10 centiem voor tabak en 20 centiem voor bier.

Meer dan de helft van de 800 Kortrijkse wevers moest door openbare of privé-bij stand geholpen worden. Dodelijk voor een rebelse geest dat hij aalmoezen moest krijgen die de rijken hem uit voorzichtigheid en berekening toewierpen.

De hogere lonen in het noorden van Frankrijk verhinderden dat de lonen van de Vlaamse arbeiders beneden een zeker peil daalden. Meer nog, de nabijheid van Noord-Frankrijk hield bij de arbeiders van Zuid-Vlaanderen de vrijheidsdrang en de revolte wakker. Immers: wie in opstand kwam tegen loonsverlaging en vervolgd werd, kon nog altijd naar Frankrijk gaan werken. Zo verlieten duizenden het land en gingen met hun gezin in Frankrijk wonen. Er waren vurige socialisten bij. Andere arbeiders vertrokken maandagmorgen en kwamen zaterdagavond terug. Nog anderen vertrokken met de trein van vier uur 's morgens en kwamen 's avonds om negen uur weer naar huis.

De lucifermakers van de Dendervallei werden van gezonde mannen, vrouwen en kinderen levende doden. Dokter Brocorens: 'Het vervaardigen van zwavellucifers is noodlottig voor de gezondheid. We stellen talrijke beender-breuken vast ten gevolge van chronische vergiftiging; ontregelde spijsverteringsorganen en longtering tasten de arbeiders aan. Een deel van hun kaakbeen is vernietigd. Deze jongelui worden in het leger afgekeurd voor dienst met de mededeling "breken hun benen bij de minste krachtsinspanning". Kinderen die in de zwavel werken, krijgen koudvuur. De arbeiders sterven gewoonlijk aan een hersenvliesontsteking of door stuipen veroorzaakt door uitbreiding van het koudvuur naar de onderste schedelbeenderen.'

Journalist De Winne besloot zijn boek met de stelling dat enkel door de revolutionaire opstanden van 1886 een einde kon gemaakt worden aan deze toestand van de Vlaamse arbeiders, in de fabrieken zowel als op het platteland.

Ronse, 1890. Een grote industriestad, een strijdbare arbeidersbeweging. De arbeiders van alle fabrieken vieren het verboden 1 mei-feest jaar najaar met een staking die maanden voorbereid wordt. Na enkele jaren dreigen de patroons de fabrieken acht dagen te sluiten als de arbeiders nog staken op 1 mei. De arbeiders willen niet achteruitgaan ook al proberen leden van de Belgische Werkliedenpartij (BWP) hen te kalmeren. Op zo'n stakingsdag gaan arbeiders onderhandelen over de eisen. De patroon weigert: 'Ik heb een volle maag, ik kan wachten, jij hebt honger, je zal als eerste plooien en moeten toegeven.' De stakingsleider slaat de man neer: één maand gevangenis voor de wever. In 1895 gaan alle wevers van Ronse in staking. Samenscholen met meer dan vijf mensen is verboden. Toch zijn er betogingen op de Grote Markt. Op 30 maart slaat een gendarme een arbeider met de blanke sabel op het hoofd. Daarop volgt een gevecht van twee uur tussen stakers en gendarmes. De stenen van de arbeiders worden met geweerschoten beantwoord. Verschillende gekwetsten. De politiecommissaris wordt bijna doodgeslagen met een luciferpot. De gendarmes schieten acht arbeiders, waaronder een jongen van 15, in de rug. De dag erna slaan de arbeiders terug om hun gewonden te wreken. Ze belegeren een café waar gendarmes zitten. Het leger wordt opgetrommeld. Honderdtwintig lanciers verschijnen. De arbeiders proberen het leger aan hun kant te krijgen. Het leger doorkruist de straten terwijl de gendarmes blijven schieten. Weer krijgt een arbeider een kogel in de nek. Toch wordt de staking pas beëindigd na toegevingen van de patroons. De BWP'ers van Ronse hebben alleen maar voortdurend opgeroepen tot kalmte.(19)

In een studie over de evolutie in de wetgeving betreffende landloperij komt men tot de vaststelling dat de landloperij pas goed begonnen is met het kapitalisme en dat de wet op landloperij na elke crisis (1848, 1866, 1891) aangepast werd. De overrompeling van de steden door bedelaars en hongerende arbeiders maakte die wetsaanpassingen noodzakelijk. De studie citeert een brief van de gouverneur aan de Brusselse burgemeester omtrent een tussenkomst van Leopold I: 'De Koning vestigt mijn aandacht op het feit dat niettegenstaande de wetten inzake landloperij er opnieuw veel te veel bedelaars in Brussel aanwezig zijn. Zij vermoeien brave burgers door hun koppig gebedel en geven aan reizigers uit het buitenland een verkeerd beeld over Brussel. De Koning is van oordeel dat er vandaag voor iedereen die wil, werk is en dat de bedelarij niet langer kan getolereerd worden. Ik vraag u dan ook om de bedelaars te verwijderen en mij de resultaten van uw optreden te laten geworden.'(20)

Met de wet van 1866 na de grote opstand wil men de 'goede' bedelaars scheiden van de 'slechte', van de leiders, de opstandigen. De wet voorziet gedwongen emigratie of andere serieuze straffen. In 1890 zijn er zoveel strafzaken tegen bedelaars dat de rechters in de kelders van het Justitiepaleis van Brussel zeven dagen op zeven zetelen. De werkloze arbeiders vragen immers zelf om zes maanden naar Merksplas of Wortel gebracht te worden. Dan zijn ze vrouw en kinderen tenminste niet ten laste. Schrijver van de gerechtelijke kroniek maakt zich behoorlijk boos om het beleid: 'Wat moet een hardwerkende arbeider denken die ook honger lijdt als hij zich evengoed kan laten opsluiten in Wortel? We moeten van Wortel en Merksplas open instellingen maken waar de arme arbeider die zonder werk is gevallen, tijdelijk terecht kan. Daarnaast zouden in de omgeving van elke stad nationale ateliers moeten gebouwd worden waar men de armen werk en eten geeft. Nu zitten de beroepsluiaards, de beroepsbedelaars en de opruiers allemaal samen. Ik weet dat de verantwoordelijken van Wortel en Merksplas alles doen om eerlijke arme arbeiders te scheiden van de aanstokers. Maar dat moet niet overgelaten worden aan hen, de regering moet een nieuwe wet stemmen die de scheiding mogelijk maakt.' In 1890 zaten er 17.124 bedelaars in instellingen, in 1835 waren het er slechts 1.642.

De nieuwe wet van 1891 is nog repressiever. 'Politiecommissaris Delat-tre heeft een twintigtal ouders van bedelende kinderen bijeengebracht. Hij heeft hen een ferme preek gegeven over hun aangehouden kinderen en ter afschrikking heeft hij drie van die kinderen door de vrederechter doen veroordelen tot een opsluiting in een gesticht tot hun meerderjarigheid. Dit heeft grote indruk gemaakt op de ouders. We moeten Delattre feliciteren, hij is erg vindingrijk in het toepassen van de ware geest van de wet op de landloperij van 1891.'(20)

En de 'beter betaalde' Waalse arbeiders? - Inhoud

En hoe is het in die periode gesteld in Wallonië, waar de industrialisatie veel verder staat dan in Vlaanderen en dat tot de meest ontwikkelde kapitalistische streken van Europa gerekend wordt? We komen het te weten via de grote schilder Vincent Van Gogh.

Van Gogh is een protestants predikant. Hij studeert theologie in Amsterdam maar onderbreekt zijn studies want hij wil onder de armen gaan leven en hun lot delen. Met behulp van zijn vader, een traditioneel predikant, kan hij zes maanden stage doen in de Borinage. Hij komt er aan op zijn 25ste, in december 1878, en blijft tot oktober 1880 in Wasmes en omstreken. In december 1878 en april 1879 vallen daar door ontploffend mijngas honderden doden. Bij de ontploffing in Quaregnon helpt Van Gogh gewonden evacueren. Hij laat zich tot onder in de mijn brengen om er de werkomstandigheden van de mijnwerkers te leren kennen. De woonst die hem als predikant wordt toegewezen wil hij niet meer omdat ze te luxueus is in vergelijking met de mijnwerkerswoningen. Hij ziet de gevolgen van de loonsverlagingen met eigen ogen, in elk huis ziet hij armoede. Hij is geen man van woorden maar van daden en geeft zijn wedde en kleren weg aan de mijnwerkers. Prediken wordt bijkomstig, hij staat aan de kant van de mijnwerkers, dag en nacht. Van Gogh blijft uiteraard niet onopgemerkt in Brussel. De patroons willen geen predikant zoals hij, de Kerk evenmin. Daarom wordt na zes maanden stage gezegd dat hij niet voldoet. Hij is woedend en blijft toch in de Borinage, niet begrijpend hoe gevaarlijk hij is voor de gevestigde orde.

'Ik ben net zes uur afgedaald in de Marcasse-mijn. Ze staat als erg gevaarlijk gekend onder de arbeiders. Velen hebben hier al de dood gevonden. Hetzij bij het afdalen of bij het terug naar boven komen, hetzij door verstikking na inademen van vergiftigde lucht, door ontploffing van mijn-gassen, het verongelukken in de onder water gelopen gangen of door instorting van oude galerijen. Het merendeel van de arbeiders is mager en bleek van de koorts, ze zien er moe en uitgeput uit, oud voor hun leeftijd. Hun vrouwen ook. De dorpen geven een verlaten indruk omdat iedereen, ook vrouwen en kinderen, in de putten aan het werk is, 700 meter onder de grond en dieper. Men zou in deze streek lang kunnen leven zonder het bestaan van deze hel voor de werkers te kennen. Ze zijn bezield van een meedogenloze haat en van een instinctief wantrouwen tegenover iedereen die hen de wetten zou komen opleggen. Om met de mijnwerkers om te gaan moet men zelf mijnwerker worden. Een hoogmoedige of betweterige houding kan je beter achterwege laten. Want dan is er geen schijn van kans om hun vertrouwen te winnen. Ik ken een huis waar alle bewoners koorts hebben. Die mensen hebben weinig of geen hulp. Hier zegt men "de zieken verzorgen de zieken net zoals de armen de vrienden zijn van de andere armen". Wat wil je dat ik je verder schrijf Theo, ik heb enorm veel werk' schrijft hij aan zijn broer.

En in een andere brief aan Theo: 'Ik ken een ploegbaas die aan een zware longziekte lijdt en niet meer kan afdalen. In tegenstelling tot vele andere ploegbazen is hij een gewone arbeider gebleven. Hij is de enige waarmee de arbeiders spreken als er weer eens staking is. Heb ik je van die verschrikkelijk verbrande mijnwerker gesproken, Theo? Welnu, hij is gered.'

De reden van de niet-verlenging van het contract van Van Gogh: 'Indien hij even grote gaven had om met de mijnwerkers te spreken als hij hun lot deelt en zijn bezittingen wegschenkt, zou hij een goed predikant zijn. Die eigenschappen ontbreken. Daarom verlengen wij zijn contract niet dat trouwens al een paar maanden verlopen is.' De kerkoversten uit Brussel beweren dat hij niet behoorlijk in het Frans kan prediken. Totaal belachelijk want Vincent correspondeert met zijn broer in het Frans. Vincent Van Gogh legt zich niet neer bij de beslissing en blijft nog achttien maanden in de Borina-ge tot oktober 1880. Uiteindelijk slaagt zijn vader erin hem te overtuigen van een persoonlijk falen en verlaat hij de streek. Maar zijn leven onder de mijnwerkers zal hem blijvend tekenen. De protestantse Kerk verraadt de vele duizenden mijnwerkers van de Borinage die zich van de katholieke Kerk hadden afgekeerd omdat de eerste mijnen in het bezit waren van en uitgebaat werden door de kerkfabriek. Van Gogh maakt mooie houtskool-en pentekeningen waarop hij zich later zal steunen om werken als Les sclo-neuses te maken. Ook in deze kunstwerken is te zien dat hij een kunstenaar in dienst van de werkers was.(21)

2. De arbeidersopstand van 1886 - Inhoud

Het jaar 1886 begon goed voor de burgerij, na vijftig jaar industriële revolutie hadden de patroons reden om te vieren. En van 1848 tot 1893 hadden 135.000 burgers stemrecht gekregen. Maar hoe zat het met de arbeidersbevolking?

Theoretisch mogen de arbeiders van werk veranderen maar in hun werkboekje staan alle handelingen van verzet en boetes vermeld zodat de patroons hen kunnen controleren. En ook de Kerk waakt. 'Een dorpspastoor is tien gendarmes waard', aldus de liberaal Lebeau. Kinderarbeid komt in Europa nergens zo vaak voor als in België. Men ziet kinderen van 7, 8 en zelfs van 5, 6 jaar werken in de kleine ondernemingen. In de grote fabrieken en mijnen mogen ze maar beginnen na hun plechtige communie. De kinderen moeten meewerken omdat de lonen van de ouders zo laag zijn. De voeding bestaat uit aardappelen, brood en soms spek. Er is een chronische ondervoeding en de woonsten zijn slecht en klein. Tuberculose komt veel voor, een rechtstreeks gevolg van de slechte leefsituatie. In de fabrieken hebben de kinderen breuken aan de vingerkootjes omwille van de houding waarin ze moeten werken.

Dokter Hanot: 'Ik heb kinderen onderzocht voor ze de mijn ingingen en erna. Voor de afdaling heeft het kind een gezond gelaat, is het joviaal, toont het een grote intelligentie, is het vol van genegenheid. Het ziet ernaar uit dat dit kind een mooie toekomst zal hebben. Maar het mijnwerk stelt een einde aan dat perspectief. Je ziet zo'n kind onder je ogen achteruitgaan, al het mooie, eigen aan een kind, wordt in de grond geboord. Ik moet mijn getuigenis onderbreken, die herinneringen doen te veel pijn.'

Er zijn ook nog andere redenen die de arbeiders aanzetten hun kinderen mee naar het werk te nemen. Zo kunnen ze hen nog wat bijleren en in 't oog houden. Want er is geen schoolplicht en als ze niet gaan werken dan troepen kinderen en tieners samen en troggelen ze geld af van reizigers of gaan ze stelen; in hun ogen bestaat er toch geen rechtvaardigheid. Daar kan godsdienst niets aan veranderen.

Dokter Narcisse Lebon: 'In de Borinage is er debiliteit onder de werkers door het permanent ontberen van gezond voedsel, het uitputtend werk en het gebogen werk van kleine kinderen van vijf uur 's morgens tot 8 a 10 uur 's avonds. Men herkent deze arbeiders dadelijk aan hun doodsbleke kleur en hun uitgemergeld voorkomen. Veel te klein voor hun leeftijd, zeker tot hun achttien jaar, en met een vervormd lichaam door de kromming van hun wervelkolom bij de arbeid.' Het mijnpatronaat dat normaal van vader op zoon en dochter aanwerft, moet in andere streken rekruteren want de mijnwerkers zijn zo gedegenereerd dat zij geen gezonde kinderen meer op de wereld kunnen zetten. Als een Borain uit de mijn komt is het alsof hij uit zijn graftombe klautert. In de glasnijverheid is het niet beter.

Opstand! Niettegenstaande de 'berusting' die de Kerk dagelijks predikt, komen de arbeiders in opstand in 1886, 22 jaar na het oprichten van de Eerste Internationale door Marx en Engels te Londen. Aanleiding is een zoveelste loonsverlaging.

In maart vernietigen stakers van Tilleur bij Luik de eigendommen van de mijnbaronnen. De soldaten die deze bezittingen moeten beschermen, dreigen te schieten en een officier schiet in de lucht. De arbeiders hebben ook geweren en pistolen en schieten terug. De dagen erna dezelfde taferelen ondanks het samenscholingsverbod in alle gemeenten. Er vallen verschillende doden onder de stakers, waaronder een arbeider van 18 en een van 15 jaar. In de wijk Sainte Margueritte te Luik wordt dagenlang vanuit de arbei-dershuizen op het leger geschoten. De schutters worden beschermd tegen

arrestatie door een grote groep stakers. De vrouwen staan op de eerste verdieping klaar met manden vol stenen. Enkel met grote repressie kan de opstand in Luik gestopt worden.

Maar de revolte is overgeslagen naar Charleroi. De glasarbeiders en de mijnwerkers gaan in staking. De glasfabriek en het kasteel van een van de grootste patroons, Boudoux, worden in brand gestoken. Er wordt geplunderd. Soldaten treden op maar moeten zich terugtrekken. De minister van Oorlog moet de hulp inroepen van generaal Vander Smissen, die zijn sporen verdiend heeft in het neerslaan van antikoloniale revoltes. Hij neemt de opdracht aan op voorwaarde dat er streng en met geweren zal mogen opgetreden worden. Voor zijn aankomst wordt het huis van patroon Mondron bestormd door stakers. Mondron kan de vernieling voorkomen door brood uit te delen. 'Te zien aan hoe ze dat brood verslonden, kan men stellen dat ze zeker een dag niet gegeten hadden', schrijft hij.

In de nacht van 26 op 27 maart proberen de stakers de stad zonder verlichting te zetten. Om 7 uur 's morgens komt Vander Smissen aan. Hij bewapent 'de burgers die zichzelf mogen verdedigen', de rijken dus. Vlakbij de glasfabriek van Roux stoten stakers op de troepen van Vander Smissen. Onmiddellijk vallen er een twaalftal doden, meestal arbeiders tussen 18 en 20. Heel het gebied komt in opstand. In Marcinelle, Ransart, Gilly, Soleilmont, Marchienne, Chatelineau... worden fabrieken en eigendommen van bazen in brand gestoken. In totaal worden 20 arbeiders vermoord en velen gewond. De doden worden op een publieke plaats gelegd en wie ze komt halen loopt het risico neergeschoten of aangehouden te worden.

Op 29 maart stuurt Vander Smissen een telegram naar de minister van Oorlog met de mededeling dat de opstand neergeslagen is. De generaal verbiedt samenscholingen bij de begrafenis van de doden. Het kerkhof van Roux wordt dag en nacht bewaakt. Op 30 maart worden de doden in een hoekje van het kerkhof van Roux begraven. Van de twintig doden zijn er zes niet geïdentificeerd. De opstand deint weg uit Charleroi, naar de buitenwijken.

Na de opstand staan 40 stakers terecht. De rechters spreken straffen uit die elke toekomstige opstand moeten tegenhouden: 35 stakers krijgen samen 208 maanden gevangenisstraf. Na drie maanden is het proces rond. Snelrecht avant la lettre. Vijf stakers worden tot tien en vijftien jaar dwangarbeid veroordeeld, vier tot levenslang.

Wat de arbeiders het meest shockeert, is de vervolging van Alfred Defuisseaux, schrijver van de 'volkscatechismus' en de veroordeling van Xavier Schmidt en Oscar Falleur, twee glasblazers, de ene secretaris van de glasblazersvakbond en de andere plaatselijk correspondent van Le Peuple. Vijftien anderen worden vervolgd voor het in brand steken van de glasblazerijen en het kasteel van Boudoux. Er komt een beweging op gang voor amnestie voor alle beschuldigden. Schmidt en Falleur worden op 11 augustus 1886 tot 20 jaar dwangarbeid veroordeeld voor 'aanzetting tot plundering en aanslag op het recht op arbeid'. 35.000 betogers zijn er om de vrijlating van de veroordeelden te eisen op 31 oktober in Charleroi. Falleur komt na 26 maanden vrij op voorwaarde dat hij tegen augustus 1888 het land uit is. Daartegen komt een petitieactie. Het wetsvoorstel Lejeune wordt ingediend en aanvaard, tot vandaag is die wet geldig. Vele veroordeelden van de revolte van 1886 genieten door de wet Lejeune van strafvermindering. De burgerlijke pers schrijft dat er tussen de 'leiders van de opstand vreemdelingen, Pruisische deserteurs en gewone misdadigers' zitten. Van 672 veroordeelden is echter geweten dat 78% mijnwerkers waren, 5% glasblazers en 2,7% staalarbeiders.

Niettegenstaande het volgehouden verzet en de strijd tegen de repressie is de kapitalistische staat erin geslaagd de prille arbeidersbeweging ferme klappen te geven. Net als tegen de Vlaamse arbeiders is het antwoord van de regering de uitdrijving. In 1886 wijken 9.681 en in 1887 15.420 Belgen naar de Verenigde Staten uit; in 1891 nog 3.261, waarvan 887 uit Henegouwen, in 1892 5.171 (1.296 uit Henegouwen) en in 1893 3.781 (1.107 uit Henegouwen).

De BWP wil de revolte niet steunen en roept voortdurend op tot kalmte. De enige vorm van solidariteit komt van de Gentse coöperatieve Vooruit die 5.000 broden stuurt naar de stakers. In 1886 wordt de uitspraak 'classe laborieuse, classe dangereuse' ('werkende klasse, gevaarlijke klasse') geboren. In de nadagen van de revolte worden allerlei commissies opgericht om de werkomstandigheden van de arbeiders te verbeteren. Voor echte verbeteringen wordt het wachten tot na de Eerste Wereldoorlog en de vestiging van het socialisme in de Sovjetunie.(22)

3. 1893: de opstand van de stakers in Bergen - Inhoud

De arbeiders hebben zich echter niet lang laten afschrikken door de zware repressie van 1886. In 1893 nemen eerst de mijnwerkers, spoedig gevolgd door de hele Borinage, de strijd weer op. De levensomstandigheden voor de arbeiders zijn er sinds 1886 niet op vooruitgegaan en opnieuw is er de gesel van de werkloosheid. Deze keer zet de BWP zich wel achter de stakers, met de eis voor algemeen stemrecht. Slechts twee procent van de bevolking

heeft stemrecht. De arbeiders vechten echter voor veel meer. De BWP slooft zich uit om de gemoederen te kalmeren. De stakingsbeweging breidt steeds verder uit. Op verschillende plaatsen zijn er gevechten met de burgerwacht. In Bergen wordt het station bezet en de elektriciteitsvoorziening afgesloten. In Petit-Wasmes, waar de pastoor tegen de stakers heeft gepreekt, wordt het kerKPortaal met dynamiet verwoest. De stakers houden 'zwarte meetings', waar het licht uitgedaan wordt om te vermijden dat de sprekers herkend en ontslagen zouden worden. Meetings van de BWP worden onderbroken door geroep: 'Leve de staking, leve de revolutie'.

In de namiddag van 13 april barricaderen 3.000 stakers de wijk Monsvil-le in Quaregnon om de gendarmerie te stoppen. Er worden stenen en flessen gegooid. Een gendarme te paard raakt gewond en wordt van zijn paard getrokken. De rijkswacht chargeert met de blanke sabel. Vrouwen gooien met huisraad. De gendarmes schieten met hun revolver. Men komt nooit te weten hoeveel gewonden er zijn want de arbeiders dragen hun gewonden naar binnen. Enkel de bloedsporen verraden dat het er heel wat zijn. Zeven arbeiders worden aangehouden, een achtste wordt terug bevrijd door de massa. Een beenhouwer die touwen zou geleverd hebben om de zeven stakers vast te binden, ziet zijn winkel vernield. Een BWP'er die in het Volkshuis oproept om de strijd te staken, wordt gewond door stenen van stakers.

Vanaf zondag 16 april bezet de burgerwacht de strategische plaatsen. De 17de is er in Bergen staat van beleg. 5.000 stakers geraken toch aan de ingangsweg van Bergen, aan de Avenue de Cuesmes. Twee keer chargeert de burgerwacht met de bajonet. De stakers wijken achteruit want er zijn vele gewonden, maar keren dan weer terug. Ze zingen revolutionaire liederen en proberen te onderhandelen met de troepen. Die hebben zelfs kanonnen bij. De stakers steken stenen in hun zakken en zijn 'bewapend' met werktuigen. Op een bepaald ogenblik proberen de stakers door de driedubbele rij te geraken. De bajonetten zijn op hen gericht. Een poging om de bajonetten van de geweren af te krijgen heeft een lijf-aan-lijfgevecht tot gevolg. Stenen worden geworpen en soms afgeschoten met katapulten. Drie burgerwachten zijn gewond. Zonder waarschuwing wordt het vuur geopend op de stakers gedurende meer dan tien seconden. Als de kruitlucht opgetrokken is, blijven de opengereten lichamen van de doden liggen. De gewonden kreunen en worden door hun kameraden naar veiliger plekken versleept. Nooit is men het aantal doden en gewonden te weten gekomen want net zoals de dagen voordien worden de gewonden in de mijnwerkers-huizen verzorgd. De betogers zijn woedend en willen hun doden wreken. Een vrouw met een schotwonde aan het hoofd zegt aan een journalist van La Tribune de Mons: 'Schrijf het goed op mijnheer, ze hebben zonder waarschuwing onze broeders neergeschoten.' Het is zes uur wanneer de Borains zich terugtrekken.

Heel de streek weet tegen de avond van het gebeuren en de burgerwacht vreest de wraak van de stakers. Er zit burgerwacht vanuit heel het land in Bergen. Vijf arbeiders werden ter plaatse gedood, en er is sprake van honderd gewonden. De burgerwacht telt veertien gewonden. De burgerlijke krant La Feuille Illustrée van Brussel schrijft: 'Gedurende verschillende dagen hebben zich in ons land ernstige voorvallen voorgedaan. Nog nooit sinds 1830 heeft het land zulke beweging gezien. De arbeidersklasse is in opstand gekomen voor haar rechten en er heeft bloed gevloeid.'

Tientallen mijnwerkers worden tot gevangenisstraffen veroordeeld. Het zwaarst worden de mannen van Quaregnon veroordeeld die de burgerwacht in Monsville in de steegjes hebben gelokt, een gewonde wacht van zijn paard hebben getild en geroepen 'dood dat varken'. Het is geen gemakkelijk proces. De beklaagden zeggen dat ze in het bos van Saint-Ghislain aan het wandelen waren. Meerdere mijnwerkers getuigen dat ze hen daar gezien hebben en het wordt helemaal een volksrechtbank wanneer een cabaretière recht staat en zegt dat de mijnwerkers die dag twee keer bij haar zijn geweest. De zaal buldert. Toch worden twee beschuldigden tot vijfjaar en achttien maanden veroordeeld, een derde tot drie maanden. De staking en de beweging rond de processen houdt de bevolking van de Borinage nog maanden in de ban. In juni protesteren de vrouwen van gevangen mijnwerkers aan de gevangenis van Bergen. 'Dit zijn toch geen criminelen of boeven, ze hebben uit onweerstaanbare kracht aan een volksbeweging deelgenomen.' Ze eisen dat hun man als politieke gevangene wordt behandeld.(23)

4. Antwerpen: vechten voor een vakbond - Inhoud

Aan de Antwerpse Luienhoek komen dagelijks duizenden arbeiders vanuit de Kempen en het Waasland hun arbeidskracht aanbieden. De lonen zijn lager dan op andere plaatsen. Een arbeider die getekend is door 20 jaar dok-werk, wordt vaak niet meer aangeworven. Het havenpatronaat organiseert een struggle for life onder de dokwerkers. Vanaf 1867 worden vrouwen aangeworven omdat de mannen te veel op hun rechten staan. 'De heren havenarbeiders stellen steeds maar hogere looneisen en sommigen willen zelfs niet werken niettegenstaande de zeer redelijke aanbiedingen. Allons, voila un progrès qui rendra peut-être moins fiers messieurs les ouvriers,' (ziedaar een vooruitgang die de heren arbeiders misschien minder fier zal maken), schrijft L'Escaut op 6 augustus 1867.

Zoals beesten gekeurd bij de aanwerving, moeten ze ook als beesten werken. Het werk is wisselvallig: de ene keer een halve dag werken, de andere keer twee dagen aan één stuk. Een eis voor een schuilplaats, waar kaas, koffie, bier en fruit kan gekocht worden, willen de havenpatroons niet inwilligen omdat het ontmoetingsplaatsen zouden worden voor de vakbond. Iemand die de haven bezoekt in 1905 zegt: 'Ik heb al veel havens gezien maar nergens heb ik de vrouwenarbeid zo zien exploiteren als in Antwerpen.'

De arbeiders die tot 's avonds laat werken, moeten de nacht op straat doorbrengen omdat ze niet meer thuis geraken. Er zijn geen verzorgings-posten. En elke dag gebeuren er ongevallen. Gekwetste arbeiders worden door kameraden zo goed en zo kwaad als het kan op een berrie gelegd en naar het ziekenhuis gebracht. Kinderarbeid is alomtegenwoordig. De lonen worden per dag uitbetaald, vaak in cafés. Er wordt ook aangeworven in cafés. Het is gebeurd dat de lonen in jenever werden uitbetaald.(24)

In 1907 beginnen de dokkers te staken. Meer dan twee maanden wordt er gestaakt voor loonsverhoging en dubbele betaling op zondag. Het wordt een gevecht tussen de patroonsvakbond en de arbeidersorganisatie 'Willen is kunnen'. Aanvankelijk staan de patroons de loonsverhoging toe maar dan wordt er een internationaal fonds opgericht van een half miljoen frank om stakingsbrekers uit Engeland, Hamburg en het Ruhrgebied te halen. Eens dit voor mekaar is wordt de loonsverhoging terug afgenomen. De dokwer-kers antwoorden met een nieuwe staking. Er zijn reeds 900 stakingsbrekers uit het buitenland aanwezig en de patroons laten er nog meer overkomen naarmate de staking uitbreidt. De dokwerkers antwoorden door de wagens waarin deze 'ratten' vervoerd worden, omver te kantelen, kapot te kloppen of in brand te steken. Stakingsbrekers worden afgeranseld en natiewagens worden in de dokken geworpen, goederen vernield of verbrand en olievaten in de straten uitgegoten.

De staking die op 5 augustus 1907 begon, telt op 20 augustus 10.000 stakers. Op 29 augustus volgt een algemene lock-out maar op 2 september zijn er 18.000 stakers. Er wordt veel gesaboteerd en gevochten met de rijkswacht. De burgemeester vaardigt een samenscholingsverbod uit. Burgerwacht en leger worden ingezet om de rijkswacht te versterken. Na twee maanden moeten de arbeiders terug gaan werken zonder loonsverhoging. Maar het resultaat van de staking is dat 'Willen is kunnen' groeit van 800 leden in 1907 naar vele duizenden in 1908. De patroonsvakbond is verslagen en dankzij veel nationale en internationale solidariteit hebben de dokwerkers eindelijk ook een serieuze vakbond.(25)

5. Verviers: Boulevard de la Révolution of armoedig stukje Calcutta? De toegevingen na wo I - Inhoud

Na de Eerste Wereldoorlog komen er toegevingen aan de arbeidersbeweging: het algemeen stemrecht, de achturendag en het recht om vakbonden op te richten. Eisen waar tientallen jaren voor gevochten is. De grote angst voor het arbeidersverzet hier en het feit dat de Sovjetunie onder Lenin komaf maakt met oorlog en honger, doen de heersende klasse toegeven. De vakbonden mogen zich nu legaal ontwikkelen maar staan onder controle van de BWP en gaan akkoord met allerlei overlegorganen waar de eisen eerst moeten besproken worden vooraleer er een staking komt.

Over naar Verviers nu. In de jaren 1890 tot 1905 hadden de arbeiders daar een van de eerste vakbonden opgericht en er waren ook nogal wat aanhangers van de Eerste Internationale. Daarom noemde men de streek van Verviers 'Boulevard de la Révolution'.

Verviers kende grote stakingen en krachtmetingen met de textielpatroons. Najaren van zeer zware arbeidersstrijd, de lock-out van 1906, volgde een periode waarin de arbeiders moesten bekomen en bezinnen. In 1920 heeft de Vervierse arbeidersklasse terug zelfvertrouwen. Men leeft mee met de Russische werkers en boeren die de oorlog beëindigden met een revolutie. Het geloof in de revolutionaire strijd voor een ander systeem wordt bevestigd. De BWP heeft geprobeerd invloed te krijgen na de zware klappen van 1906. Die invloed ziet ze nu bedreigd door de overwinning van de Sovjetunie. De BWP zet alle zeilen bij om de invloed van de pas opgerichte Communistische Partij van België in Verviers te stoppen.

Jean Roggeman, hoofdredacteur van de BWP-krant Le Travail maakt een studie over actie van de communisten in de Vervierse syndicaten. De tekst begint met een uiteenzetting over de wereldsituatie waarin natuurlijk de Russische revolutie centraal staat. Hij beschrijft hoeveel sympathie er is voor de Sovjetunie en zegt dat wie over het socialisme a la Lenin spreekt gegarandeerd applaus oogst en dat er na zulke meetings telkens arbeiders bij de nieuwe communistische partij aansluiten. Dan komt de essentie van de BWP-poli-tiek: 'In Rusland zijn 60 miljoen boeren aan de macht gekomen terwijl België een land van arbeiders is. Bij ons kan je niet spreken van één arbeidersklasse tegen de patroons. Dat is voorbij... Er zijn vele arbeiders die weten dat ze het nu beter zullen hebben dan in de voorbije tijd en dat is het kenmerk van het westers kapitalisme. Door de verbeteringen van het lot van de arbeiders is de arbeidersklasse niet langer solidair en niet meer tot strijd voor revolutie bereid. Er zijn te veel opkomende kaders onder de arbeiders die uit die klasse kunnen geraken, en zelfstandige kunnen worden, die beter kunnen worden

binnen het kapitalisme. De West-Europese arbeider is egoïstisch, we kunnen dus niet vergelijken met de Sovjetunie. De West-Europese arbeidersbeweging is een reformistische beweging geworden en wil geen revolutie.'

Dan volgt een warm pleidooi voor compromissen tussen patroons en arbeiders: 'Kan men één staking opnoemen die niet op een compromis is geëindigd, de verloren stakingen buiten beschouwing gelaten natuurlijk? Dus als wij door diplomatie verwezenlijkingen kunnen binnenhalen, waarom zouden we dan de arbeidersgezinnen vragen het offer van een staking te brengen met financieel verlies, met mogelijke afdanking waardoor een arbeider denkt dat het systeem hem geen zekerheden te bieden heeft. Reeds lang tonen de Amerikanen de voordelen van "de stille weg van de eenheid" waardoor niet langer stakingen dienen gevoerd die onze arbeiders ruïneren en ontmoedigen.' Hij maakt duidelijk dat de BWP de partij is van degenen die opklimmen, maar is wel verstandig genoeg om toe te geven dat de revolutie in de Sovjetunie erg belangrijk is. Hij weet ook dat er na de Oktoberrevolutie in Brussel arbeiders- en soldatenraden opgericht werden. In Brussel zet de BWP al haar krachten in om deze beweging te ontmijnen.(26)

Roggeman stelt dat de Vervierse arbeiders die de Eerste Internationale aanhingen, de eerste vakbonden kapot hebben gemaakt, terwijl in feite de textielbaronnen de arbeiders zware slagen hebben toegebracht. Hij wil te allen prijze de invloed van de nieuwe communistische partij indijken en deinst er niet voor terug te zeggen dat de vooroorlogse Boulevard de la Révolution, feitelijk één gebied van ellende en desorganisatie is: 'Ie trou noir de Calcutta' (het zwarte gat van Calcutta). Hij dreigt: als de syndicalis-ten opnieuw communistische standpunten binnen de Vervierse arbeidersbeweging en vakbond verdedigen, dan zullen ze de werkers overleveren aan de reactionaire politiek van de textielbaronnen.(27)

Maar veel invloed heeft Roggeman niet. In 1934 voeren 17.000 textielarbeiders opnieuw een historische staking. Ditmaal zijn zij de voorhoede van de strijd in het hele land tegen loonsverlagingen en tegen een nieuw arbeidsreglement met eenentwintig sancties. Tien weken duurt de staking reeds. De KP heeft enkele verkozenen in het parlement en gebruikt dit forum om de strijd te steunen. De regering verbiedt opnieuw De Rode Vaan, Le Drapeau Rouge en L'Humanité (op dat moment de grootste Franse krant).

Henri Glineur zegt in het parlement dat door de loonsverlagingen de lonen weer even laag zijn als in 1913, de winsten van de patroons daarentegen zijn flink gestegen. De crisis moet niet door de werkers maar door de patroons betaald worden. Hij klaagt ook de regering aan die langs de ene kant maatregelen afkondigt tegen de honger en anderzijds zegt 'niets te maken te hebben met de strijd in Verviers'. Jawel, zegt Glineur, de regering heeft er alles mee te maken want als het erop aankomt zal het leger optreden, zullen de mitraillettes spreken, de gevangenissen klaar staan en de rechtszalen weer met stakers gevuld zijn.

Julien Lahaut trekt de strijd open. In het Luikse zijn er in '34 meer dan 40 gedeeltelijke stakingen tot 8 mei. Hij valt de BWP en vakbondsleider Delattre aan die deze stakingen proberen te breken en de invloed van de revolutionairen aan de piketten afdoet met de woorden 'ventre affamé n'a pas d'oreilles' (een hongerige buik heeft geen oren). De mijnwerkers, de metaalarbeiders hebben er genoeg van: 'We hebben zoveel ingeleverd dat we slechts met droog brood kunnen gaan werken'. De communisten willen er een nationale strijd van maken en een paar dagen later hangen soldaten in Luik affiches waarop de solidariteit met de Vervierse stakers wordt betuigd. Ook klaagt Lahaut aan dat de Belgische regering de vertegenwoordiger van de internationale textielcentrale, Richetta, die vanuit Frankrijk naar de piketten kwam, heeft aangehouden en uit het land gezet.(28)

De staking zou uiteindelijk vijf maanden duren. De solidariteit met de stakers is steeds erg groot geweest. Tijdens de maandenlange strijd kregen de stakers opnieuw met lock-out te maken. De 17.000 Vervierse textielarbeiders hebben het moreel van de hele arbeidersklasse in die tijd hoog gehouden.

6. Julien Lahaut! - Inhoud

Lahaut wordt in 1884 in Seraing geboren als zoon van een syndicalist die buiten gegooid is bij Cockerill. Op zijn arbeidskaart: 'agitator'. Op zijn 14de gaat Julien eveneens bij Cockerill werken. Hij leert arbeiders organiseren en leiden. In 1902 breken er stakingen uit. In Tilleur zijn er gewonden, in Leuven doden. Lahaut, leider van de staking in Cockerill, wordt ontslagen. Vanaf dan moeten de vakbonders weer ondergronds gaan, ze verschuilen zich achter een voetbalploeg. In 1905 richt Lahaut met Joseph Bondas een nieuwe metaalvakbond op. In 1908 wordt Lahaut tijdens een staking opnieuw afgedankt. De volgende dertien jaar werkt hij als vrijgestelde van de metaalbewerkersbond. In 1917 is Lahaut soldaat in Rusland. Hij maakt er de oktoberrevolutie mee en wordt communist.


Historische foto van de staking van Ougrée-Marihaye Luik in 1921. Lahaut op de eerste rij tussen de kinderen die naar Vlaamse gezinnen vertrekken, met een van de kleinsten op de schoot (Foto: archief AMSAB)

In 1921 leidt hij de negen maanden durende staking van de arbeiders van Ougrée-Marihaye. De BWP zegt: 'Laat hem maar doen, hij zal zijn nek breken en dan rekenen wij met hem af.' Maar het pakt anders uit. De stakers hebben, samen met hun vrouwen, een groter uithoudingsvermogen dan gedacht. De staking wordt geleid door een stakerscomité. Vele betogingen draaien uit op gevechten met de gendarmerie. Na zeven maanden willen de andere vakbondsleiders de staking stoppen. De arbeiders en Lahaut weigeren. De strijd gaat voort. In mei zegt het uitvoerend bestuur van de metaal bond dat er geen stakersgeld meer is. Zeven maanden en half hebben de 8.000 arbeidersgezinnen van stakersgeld geleefd, nu komt de honger. Lahaut vindt een oplossing die nog vaak zal toegepast worden: hij stuurt de kinderen van de stakers naar Vlaamse arbeidersgezinnen. Er zijn meer onthaalgezinnen dan kinderen! De rechtse vakbondsleiders betalen twee arbeiders om gewapend op het piket af te gaan. Lahaut stapt erop af en ontwapent hen. Enkele dagen later wordt hij in de gevangenis geworpen. In heel de streek wordt betoogd voor zijn vrijlating. De metaalvakbond stopt de staking. Lahaut schrijft vanuit zijn cel: 'Gezien uw schandelijke capitulatie dien ik mijn ontslag in als vrijgestelde.' Delvigne en Bondas, de twee andere leiders, zijn BWP'ers, reformisten. Lahaut is revolutionair en communist, is voor de Sovjetunie. Hij sluit aan bij de jonge communistische partij (KP). In 1924 wordt in de metaalcentrale de motie Mertens gestemd. 'Men kan geen leidersfunctie in de metaalwerkers-bond hebben als men lid is van de communistische partij.' In 1925 werden zo nog eens achttien verantwoordelijken uitgesloten. Bondas moet toegeven dat de jacht op communisten en strijdsyndicalisten de vakbond op verschillende plaatsen kapot gemaakt heeft. Zo is de vakbond in Ougrée-Marihaye van 4.491 leden in 1921 teruggevallen op 895 in 1922. 'Pas in 1936 heeft de vakbond terug voet aan de grond gekregen in dat staalcomplex', aldus Bondas.(29)

7. Borinage en Antwerpse haven: revolutionair gezinde arbeiders - Inhoud

In 1923 kent het kapitalisme alweer crisis. Opnieuw loonsverlagingen dus; de overlegorganen worden niet geraadpleegd. De prijs van sommige eetwaren verhoogt twee keer per dag. De mijnwerkers van de Borinage zeggen: 'Honger lijden terwijl we een hele dag in de mijn werken, dat kan niet.' Zij gaan in staking. Julien Lahaut trekt naar de Borinage op vraag van revolutionaire arbeiders. De zaal is te klein. Geen nood, spreker en stakers bezetten het Volkshuis van Jemappes en de meeting wordt daar gehouden. De staking wordt uitgebreid naar Charleroi en La Louvière. Na eenentwintig dagen krijgen de stakers 5 a 10% loonsverhoging.(30)

In maart 1923 worden de communisten beschuldigd van 'complot tegen de staat'. De KP zou geld krijgen van Duitsland in ruil voor spionage. Er komen huiszoekingen en veertig mensen worden aangehouden, waaronder

Lahaut. Het is de eerste keer dat de 'complottheorie' wordt gebruikt om arbeidersleiders uit de strijd te plukken. De BWP-leiders Vandervelde en Destrée zien zich verplicht in het parlement tussen te komen bij de minister van Justitie. De aanhouding van die veertig communisten staat in schril contrast met de vrijheid die de fascistische organisaties genieten.

In 1924 gaan de mijnwerkers van de Borinage opnieuw in staking wanneer ze horen dat de patroons de lonen weer willen verlagen met 5 a 10%. Ze willen niet inleveren terwijl de mijnpatroons winsten maken en 150.000 frank uitgeven voor het bezoek van prins Leopold. De vakbondsleiding ziet de staking met lede ogen aan maar moet ze steunen. Het komt tot gevechten met mijnopzichters. De gendarmes treden ook nu hard op, soms met de blanke sabel, soms met vuurwapens.

Een anekdote ter illustratie van de sfeer in die tijd. Bij een paspoortcontrole van de rijkswacht haalt een staker zijn pas niet snel genoeg boven. Hij krijgt een slag van de blanke sabel en moet verzorgd worden. Daarop gaan stakers en bewoners van de wijk Monsville te Quaregnon tot de actie over. Ze breken de kasseien van de straten op, doven de straatlantaarns, gooien glasscherven op straat, spannen prikkeldraad en maken barricaden van bedden en straatstenen. Tot diep in de nacht is het geluid van paardenhoeven en het geroep en gevloek van de stakers te horen. Dan wordt er geschoten. De stakers, waaronder heel wat gewezen soldaten, roepen naar de gendarmes: 'Schiet dan, Duitse tirannen.' Uiteindelijk bekomt de burgemeester dat de gendarmes zich terugtrekken als de arbeiders beloven hun barricades op te geven. Maar later probeert de rijkswacht weer om de wijk met geweld in te nemen. Monsville antwoordt opnieuw met het verduisteren van de steegjes. Het wordt een bloedbad. De wind voert de tonen van De Internationale mee uit de belegerde wijk, intussen 'klein Moskou' genoemd. De rijkswacht trekt zich uiteindelijk terug. De mijnwerkers worden opgeëist om de mijnen te onderhouden. Ze weigeren en er worden 800 dossiers tegen hen opgemaakt. Tien stakers worden vervolgd voor stakingsfeiten.

Bij nieuwe gevechten wordt Omer Sturbois, 20 jaar, dood geschoten. 25.000 arbeiders zijn op de begrafenis. Precies op die dag besluit de vakbond de staking te stoppen. De communisten onder leiding van Lahaut roepen op om voort te doen. Kinderen van stakers worden naar andere mijnstreken en naar Noord-Frankrijk gebracht. Vijf dagen wordt er nog verder gestaakt in de Borinage, maar uitgehongerd en zonder steun van de vakbond moeten de stakers na meer dan twee maanden de duimen leggen.

Op het einde van de jaren '20 zijn loonsverlaging en afbraak van de arbeidersrechten schering en inslag. In Luik en Antwerpen zijn er nochtans stakingen die de patroons doen beven. De staking van de Antwerpse haven in 1928 wordt begonnen en geleid door revolutionaire dokwerkers van de KP. Ze zal een maand duren, 15.000 dokwerkers doen mee. Voor 't eerst ziet de btb (de reformistische vakbond) zich verplicht akkoord te gaan met een staking waar ze eerst tegen was. De btb moet zich ook schikken in het revolutionair sta-kerscomité. De kranten Neptune, Le Matin en Etoile Beige titelen: 'Communistische staking in de haven', 'Leiders van de vakbond voorbij gestoken', 'Communisten dicteren de vakbond', 'Vakbond geïnfiltreerd door communisten' . Enkel in Le Drapeau Rouge staat te lezen waarover het gaat: er wordt gestaakt voor looneisen maar ook het dagelijks aanwervingssysteem wordt aangeklaagd: arbeiders komen soms van ver te voet en worden dan toch niet aangeworven. Arbeiders willen ook niet meer 24 of 36 uur aan één stuk werken, terwijl er zoveel werklozen zijn. De staking van de havenarbeiders en scheepsherstellers in 1928 wordt een overwinning.(31)

In 1930 sticht Julien Lahaut een revolutionaire vakbond: la Centrale Révolu-tionnaire des Mineurs (crm). Mijnwerkers en ook een grote groep metaalarbeiders worden lid. Deze crm zal vanaf '30 de strijd leiden, tegen loonsverlagingen, voor betere werkomstandigheden, voor een andere maatschappij. In het eisenprogramma staan punten die de mijnwerkers in de Sovjetunie reeds verworven hebben, zoals de zesurendag voor wie in de ondergrond werkt. Er wordt ook een Opposition Syndicale Révolutionnaire (osr) of Revolutionaire Vakbondsoppositie opgericht. Welke weg de revolutionairen in de vakbond dienen te volgen wordt door de omstandigheden bepaald. Het is nooit simpel. Maar de meerderheid van de arbeiders is nu eenmaal vakbondslid en het vakbondswerk is dus erg belangrijk. In de jaren '20 was er nog niet overal sprake van een vakbond. Dus gaf de KP een dubbele richtlijn: waar arbeiders nog niet gesyndiceerd waren, moest een revolutionaire crm opgericht worden en was er wel een vakbond dan moesten de meest bewuste arbeiders georganiseerd worden in een osr. Deze osr werd zeer belangrijk en zo ook de crm. Het was als stappen op twee benen: een eigen centrale en een oppositie in bestaande reformistische centrales. In de beide gevallen wilde men de arbeiders dichter bij het revolutionair proces betrekken.

8. Staking 1932: doorbraak van het nieuwe arbeidersverzet - Inhoud

Februari 1932: een zoveelste mijnramp in Marchienne. Henri Glineur, arbeidersleider van de KP, hekelt in zijn toespraak de hypocrisie van de koning die mijnwerkersweduwen komt troosten terwijl hij zelf aandeelhouder is van de mijn. Glineur wordt met de andere leiders voor de tweede keer van 'complot' tegen de staat beschuldigd en bovendien persoonlijk beschuldigd van 'majesteitsschennis'. Nog in de gevangenis wordt hij door de arbeiders van Charleroi in het parlement gekozen in september 1932.(32) De periode van toegevingen om de revolutionaire geest de pas af te snijden is voorbij. Het is weer crisis. De arbeiders botsen ook steeds meer op de verzoeningsplicht die de vakbondsleiders met patronaat en staat hebben afgesproken. Er valt niet meer te praten met een agressief patronaat dat overal minder loon betaalt en fabrieken sluit. De revolutionaire mijnwerkersvakbond (CRM) heeft op korte tijd veel invloed gekregen en in de reformistische centrales is de Revolutionaire Vakbondsoppositie (OSR) actief. Als in de zomer van 1932 de lonen opnieuw met 10% dalen, leggen de mijnwerkers van de Borinage het werk stil.

Op 24 juni 1932 neemt Julien Lahaut het woord tijdens een meeting in het Volkshuis van Wasmes. Enkele loopjongens van de reformistische vakbondsleider Delattre vallen hem aan maar hij houdt stand en klaagt anderhalf uur lang de politiek aan van de BWP en de reformistische vakbond die de arbeiders van nederlaag naar nederlaag leidt. De meeting wordt een stakingsvergadering. De massa draagt hem op de schouders door de straten van Wasmes. De staking is begonnen. 10.000 mijnwerkers geven het startsein. De stakers fietsen naar La Louvière, Charleroi en Luik om solidariteit te vragen. In het Luikse worden de mijnputten bezet zodat er geen lock-out kan komen zoals bij de tramstaking in 1929. Een strategisch juiste zet. In Charleroi staken de staalarbeiders mee. Na korte tijd zijn er 210.000 stakers. De regering Renkin-Copée verbiedt het fietsen in de mijnstreek. In alle industriegebieden wordt de staat van beleg afgekondigd. Dit weerhoudt de Limburgse mijnwerkers, waaronder vreemde arbeiders die gevlucht zijn voor het fascisme, niet om mee te staken.

Samenscholingsverbod wordt, zoals de film van Ivens toont, creatief omzeild. Politie eveneens. Het wordt een bitter gevecht tussen de stakers, geleid door de crm met Lahaut en Glineur en de BWP met haar vakbond onder leiding van Delattre en de regering en het mijnpatronaat aan de andere kant. Secours Rouge International biedt aan om de kinderen van de stakers in gastgezinnen in Noord-Frankrijk en Duitsland onder te brengen. Dit voorstel wordt in Le Peuple zwaar aangevallen. In Charleroi wordt het Palais du Peuple, het gebouw van de BWP, bewaakt door rijkswachters in een pantserwagen met een mitrailleur. Enkele dagen voordien werd het Volkshuis bestormd door stakers. In Roux kondigt de BWP-burgemeester het samenscholingsverbod af. Leiders van de BWP en de reformistische vakbonden geven revolutionaire arbeiders aan bij de politie. De vrouwen nemen de kop van de betogingen in de hoop op minder geweld, ze dragen spandoeken als 'Weg met de crisis', 'Liever de dood dan deze honger van onze kinderen', 'De vrouwen eisen niets wat God niet zou goedkeuren'. In de pers worden de vrouwen belachelijk gemaakt. Vrouwen in stakingen: dat kan niet! Lahaut kent er niets van! Maar als de vrouwen ook werkwilligen beginnen tegen te houden, op tramrails gaan liggen en in Cuesmes een betoging met 1.000 deelneemsters organiseren, wordt het duidelijk dat hier geschiedenis wordt geschreven. Lahaut kent de werkers erg goed.

Op 9 juli schiet de rijkswacht, met stenen bekogeld, met scherp. Als reactie steken de stakers de villa van mijnpatroon Coppin in brand. Op 10 juli schiet de rijkswacht te Roux de jonge mijnwerker Louis Tayenne dood. Er vallen vele gewonden. Overal in het land zijn er solidariteitsbetogingen, de soldaten worden gevraagd om solidariteit. Zoals in Gent: 'Kameraden soldaten, weigert op te trekken tegen de stakers van de Borinage.' Ondanks het verbod om Louis Tayenne publiek te begraven mét het akkoord van de reformistische vakbondsleiders, komen er 6.000 arbeiders naar de begrafenis. Deze strijdbare houding heeft tot gevolg dat geen enkele rijkswachter zich durft te vertonen om en rond de begrafenisstoet.(33)

De regering laat de communisten aanhouden: Glineur, Lahaut, Cordier, Thonet, Leemans... De communistische bladen worden verboden. Ook de crm, de osr, de Vrienden van de ussr en Secours Rouge worden verboden en vervolgd. De staking kan niet meer gecontroleerd worden door de reformistische vakbondsleiders. Hun onwil om zich aan het hoofd van de beweging te zetten leidt tot woedeuitbarstingen. In Charleroi komt het tot zware incidenten bij de bestorming van het Volkshuis. Vakbondsboekjes worden verbrand en er worden vuren gestookt met de partijkrant Le Peuple?(34)

Na maanden strijd moeten de uitgehongerde stakers opgeven. Er zijn enkele toegevingen, zoals de intrekking van de loonsverlagingen en het niet doorvoeren van prijsverhogingen. De overwinning van de staking van '32 ligt echter elders. De arbeiders geloven terug in de strijd en in een alternatief. In Wasmes wordt in een betoging een geschilderd portret van Marx meegedragen. Duizenden mannen en vrouwen ballen de vuisten en zingen De Internationale. 1.176 arbeiders sluiten aan bij de KP. De crm groeit, evenals de osr. De arbeidersklasse is rechtgestaan onder leiding van revolutionairen.

De stakingen van '32 zijn zonder enige twijfel een keerpunt in de arbeiders-strijd geweest, een uitzonderlijke strijd. Deze strijdbeweging en die van '34 hebben de algemene staking van '36 voorbereid en mogelijk gemaakt. 1932 heeft komaf gemaakt met de reformistische lijn die de arbeiders enkel nog meer ellende had bezorgd. Na '32 zijn de arbeiders terug fiere mensen met een grote strijdcultuur, een vrijheidslievende arbeidersklasse met een leiding die deed wat ze kon.(35)

De 200 veroordelingen, de vele gewonden en de moord op Tayenne kunnen de verworven strijdgeest niet aantasten. Ook de internationale hulporganisatie Secours Rouge doet belangrijk werk. Een jaar na de staking zijn er nog steeds patronale represailles tegen stakers. In de wijk Monobloc, waar de huisjes eigendom zijn van de mijn, worden alle mijnwerkers afgedankt. De ene huisuitdrijving volgt de andere op.

Secours Rouge treedt in actie. Een verpleegster doet onderzoek naar de woon- en leefomstandigheden van de mijnwerkersgezinnen. Dokter Paul Hennebert maakt een dossier: Comment on crève de faim au Levant de Mons (Hoe men van honger crepeert in de wijk 'Levant de Mons'). Deze brochure wordt verwerkt tot script voor de film van Joris Ivens.(36) Misère au Borinage wordt door de BWP als volgt becommentarieerd: 'Het is gelogen, zo'n ellende bestaat niet in België.' 'Ivens is niet meer onpartijdig, het is een tendentieuze film.' De film wordt verboden. Ivens weigert het portret van Marx eruit te halen: 'Het was een harde ervaring, harder dan ik verwacht had. Deze belediging bracht me ertoe beslissingen te nemen die ik op de lange baan had geschoven. Zonder nog te aarzelen schudde ik alles af wat ik jaren lang met me mee had gesleept: mijn vader, mijn verantwoordelijkheden, mijn verplichtingen en mijn wortels. Met de Borinage is mijn leven honderdtachtig graden gedraaid.'(37)

De BWP ziet het anders. In Le Peuple stelt De Swaef dat de mijnwerkers van Bergen de armoede aan zichzelf te danken hebben omdat ze de vakbond de rug hebben toegekeerd.(38) De BWP en de reformistische mijnwerkersvakbond bestrijden de staking en de communistische invloed. In hun brochure Histoire de la grève des Mineurs worden veertig bladzijden gewijd aan het besmeuren van deze staking, aan het bejubelen van de repressie, aan racistische standpunten als 'wij willen het zware conflict oplossen en stellen voor alle mijnwerkers terug aan te werven door de vreemde arbeiders die geen familie hebben in België, af te danken'.(39)

In 1933 zijn er overal hongermarsen van werklozen onder leiding van de werklozenwerking van de KP. Geëist wordt: 300 kg kolen per werkloze, 1 kg brood per persoon en 1 liter melk per kind per dag. De aankondiging van de marsen wordt met repressie beantwoord: de rijkswacht verwijdert de affiches, de marcheerders worden door gendarmes uit treinen, trams en bussen geplukt. Zelfs politiehonden worden ingezet. Het gemeentebestuur van Anderlecht geeft uit schrik gratis kolen aan de werklozen. Zulke bedelingen gebeuren ook elders in het land.

In '33 beginnen de mijnwerkers van de Borinage, Charleroi en Centre opnieuw te staken. De sociaal-democraat Louis Piérard vraagt opnieuw om alle buitenlandse mijnwerkers uit de Borinage te verwijderen in Le Peuple van 8 juli 1933.

In '34 is er een indrukwekkende herdenking van de dood van Tayenne. 10.000 arbeiders zijn er bij. Daar bestaat een prachtig filmpje van. De crm en de osr breiden uit. Als in '34 in de mijn Fief de Lambrechies in Paturages (Borinage) een grauwvuurexplosie 57 doden eist, komt er medeleven uit alle hoeken van het land. Constant Malva, een mijnwerker-schrijver, noteert bitter: 'In '32 zijn we nog voor revolutionaire beestmensen uitgemaakt die in hun primitieve woede de woning van een mijndirecteur in brand staken. In '34 waren we plots de nobele helden van de natie, terwijl we de schulden, gemaakt in de strijd van '32, nog niet eens afgelost hebben.'(40)

9. Het voorbeeld van de Sovjetunie - Inhoud

In 1928 heeft Lahaut een zware longontsteking. De Russische mijnwerkers nodigen hem uit in een sanatorium van hun bond aan de Zwarte Zee. Lahaut over dit verblijf: 'Nergens ter wereld kan een arbeider ervan dromen zo vertroeteld te worden als daar. De zorgen die ik kreeg, daarvan kan bij ons slechts een kapitalist dromen. In de Sovjetunie staan die zorgen ter beschikking van alle arbeiders. En ze moeten niemand bedanken want ze hebben die verzorging verworven door hun arbeid en strijd.' Na elk bezoek aan de Sovjetunie zei Lahaut: 'Als ik naar Moskou ga, ga ik naar mijn meest dierbare vrienden. Tegelijk voel ik me er zoals op een schoolbank: alles hebben we van hen te leren.'

Tijdens een verblijf in de Sovjetunie ontmoette Lahaut Legrand, een gespecialiseerde metaalarbeider en smid, afkomstig uit La Louvière. Legrand was in Rusland gaan vechten tijdens de Eerste Wereldoorlog en was er in een fabriek blijven werken. Daar had hij zich bij de bolsjewieken aangesloten. In 1917 wilde Lenin hem persoonlijk ontmoeten. Hij wilde de leider van de kleine groep Belgische gespecialiseerde arbeiders die meewerkten aan de revolutie leren kennen en vroeg hem te blijven. Legrand werd leraar aan de Universiteit van de Arbeid in Moskou. De briefwisseling van Legrand met revolutionaire Waalse arbeiders is bewaard en door iedereen te lezen in L'Institut d'Histoire Ouvrière Economique et Sociale van Seraing. De brieven zijn geschreven door een vrije en ontwikkelde arbeider aan zijn vroegere makkers die geen tijd en geen vel briefpapier hadden en

honger leden als ze staakten. Op dat moment protesteerden Lahaut en Gli-neur in het parlement tegen het lot van gepensioneerde mijnwerkers en hun weduwen die in complete armoede leefden, van arbeiders die in miserie leefden zelfs al werkten ze zich dood en die uit hun huizen gezet werden als ze staakten.

De grote liefde voor de Sovjetunie kan best beschreven worden via het leven van de arbeider die de Vrienden van de USSR oprichtte en leidde: Jean Derkenne uit Luik.(41) Hij werkt bij de trammaatschappij en neemt deel aan de grote staking van 1929 die eindigt met een lock-out. De patroon werft ongeschoolde ratten aan met alle risico's vandien voor de veiligheid. De stakers die later opnieuw aangeworven worden, krijgen minder betaald dan die stakingsbrekers. Derkenne richt de Vrienden van de Sovjetunie op. Deze organisatie verspreidt in Luik de krant La Russie Nouvelle op 700 exemplaren, waarvan 400 via een netwerk van arbeiders in elke fabriek. Vanaf 1928 toont Derkenne wekelijks een film over de Sovjetunie voor 900 tot 1.200 arbeiders. De film Le Chemin de la vie over de opvang en opvoeding van weeskinderen maakt diepe indruk, evenals De jeugd van Maxim, Potemkin, De Algemene Lijn.

Arbeiders bezoeken de Sovjetunie en brengen verslag uit van hun bevindingen. Zo is er een brochure van Eugène Maistriau.(42) Hij en andere arbeiders die de Sovjetunie bezochten, geven overal spreekbeurten en het alternatief wordt concreter. In de Volkshuizen worden eveneens Russische films vertoond. De Sovjetunie is zo populair dat de burgemeester van Herstal zich in de debatten mengt. Hij zegt dat de bolsjewieken 'modelfabrieken' naast de spoorwegen bouwen om de toeristen te imponeren.

Ook ingenieurs bezoeken de Sovjetunie en komen enthousiast terug. Er is in de fabrieken, en zeker onder de leden van de vriendenkring bijna dagelijks discussie over het superieure karakter van het socialisme voor de werkers. Wie in een fabriek werkt weet men maar al te goed het verschil tussen fundamentele uitbuiting en fundamentele vrijheid.

Dan veroorzaakt één van de stakingsbrekers van '29 een ongeval met een tram. De werkers bespreken het ongeval en zijn het erover eens: in de Sovjetunie was dat niet gebeurd. De patroon ontbiedt Jean Derkenne en probeert hem om te kopen: 'Ik zou de opvoeding van uw zoon kunnen betalen, jij kan je geen goede school permitteren.' Derkenne weigert en zegt dat zijn zoon op zijn plaats zit in de vakschool. Dan komt de patroon ter zake: 'Gij zijt buiten uw uren erg actief. Ik zou u willen vragen de mensen niet langer te beïnvloeden.' Derkenne: 'Ik doe wat ik denk te moeten doen, ik zal daar niet mee stoppen.' De patroon wordt nu een beetje wanhopig: 'En dan is er nog dat pijnlijk ongeval. Dat zou in deze tijd niet meer mogen gebeuren maar die man is iemand van de buiten, een man die er niets van kent. Zoudt gij uw werk van vroeger niet terug willen, Jean?' Jean weigert.

10. Internationale solidariteit! Arbeiders tegen het opkomend fascisme - Inhoud

Wie jaren '30 zegt, zegt opkomend fascisme. De Luikse revolutionaire arbeiders hebben ertegen gevochten vanaf de eerste minuut. In 1924 kondigt de fascistische organisatie Légion National met een zekere Graff als leider, een grote meeting aan. Julien Lahaut mobiliseert honderden arbeiders. De zaal zit halfvol met fascisten en nieuwsgierigen. Met platvloerse leugens over de Sovjetunie en anticommunistische praat probeert Graff enig leven in de meeting te krijgen. Lahaut komt binnen met een stoet staal-arbeiders en mijnwerkers en vraagt een polemiek, wat geweigerd wordt. Dat is zonder Lahaut en de zijnen gerekend. Lahaut roept: 'Ik wist dat dit zou geweigerd worden, aangezien u de waarheid niet wil horen.' De fascisten halen de matrak boven die bij hun uniform hoort. Die van Seraing en Outremeuse vliegen er met de blote vuist op. Het gevecht wordt op straat verder gezet en Graff trekt zich terug in Hotel Moderne. De arbeiders gaan hem achterna. De patron van het hotel laat vensters en deuren barricaderen. De arbeiders breken binnen. Het servies vliegt door de lucht. Graff wordt uit Luik verjaagd en de arbeiders betogen tegen het fascisme.(43)

Wanneer Hitler in 1933 aan de macht komt, nemen de revolutionairen van overal in Europa de kinderen van aangehouden Duitse communisten in hun gezinnen op. Zo komt Richard Knack in het gezin Derkenne. 'Hij was als mijn zoon en studeerde hier. Er waren vele Duitse jongeren in Luik. Secours Rouge International organiseerde alles en het functioneerde erg goed. Toen de Spaanse Republiek in '36 door de fascist Franco werd aangevallen zijn vele van die Duitse jongeren naar Spanje vertrokken. Richard werd kapitein in de Thalmann brigade en sneuvelde in de strijd tegen het fascisme.'(44)

In 1933 staat de 1-meibetoging te Luik in het teken van de strijd tegen het fascisme. Lahaut trekt met de betoging naar het Duitse consulaat en de nazivlag wordt afgerukt. In het parlement toont Lahaut de afgescheurde vlag: 'Deze fascistische vlag werd door arbeiders afgerukt. Wat deze regering ook doet, de arbeiders zullen blijven vechten tegen het fascisme.' Tijdens een antifascistische vredesconferentie in Parijs verklaart hij in naam van de arbeidersbeweging opnieuw de oorlog aan het fascisme en verscheurt er de nazivlag.

Lahaut leidde het antifascistische werk. Hij werkte zich uit de naad en sprak op honderden meetings: 'Het fascisme is moord en leidt tot oorlog.' Hij leidde de campagne voor de vrijlating van Ernst Thalmann, campagnes voor de verdediging van alle slachtoffers van Hitler, Mussolini en hun Hongaarse, Bulgaarse en Roemeense aanhangers. En er was een grote campagne voor de bevrijding van Dimitrov.

In oktober 1935 valt Mussolini Ethiopië binnen. Lahaut trekt op een drukke zondagmiddag naar de wereldtentoonstelling in Brussel. Van op de trappen van het Italiaanse paviljoen spreekt hij duizenden mensen toe over het Italiaans fascisme. Hij vliegt voor vijftien dagen in de gevangenis.(45)

In '36 worden de rechtse en fascistische krachten in Spanje weggestemd en wordt de Spaanse Republiek geboren. Maar wanneer deze regering land-hervormingen wil doorvoeren, grijpt Franco naar de wapens, hierbij gesteund door vliegtuigen van Hitler en Mussolini. Er zijn protestmeetings in heel Europa en ook voedselophalingen. Meer dan 2.000 antifascisten gaan in Spanje vechten, meestal arbeiders. Van de Spanjestrijders kwamen er 30% uit Brussel, 15% uit Vlaanderen en 55% uit Wallonië.(46) Ook toen kwamen er Spaanse kinderen bij Belgische arbeidersgezinnen wonen. Jean Derkenne: 'Er waren echt van die lieve meisjes bij en mijn vrouw en ik wilden best een meisje in huis, dat leek ons wel wat, we hadden al twee zoons. Maar toen stonden al die kinderen uit Spanje daar en konden we kiezen. Mijn vrouw dacht precies als ik: ze wilde niet kiezen, ze zou iemand meenemen die niet gekozen werd. "Kom eens kijken naar je kleine meisje, Jean", riep ze op een gegeven moment. Het was een opgeschoten Baskische jongen van 13: Mendiola. Hij is hier drie jaar gebleven en we leerden Spaans van hem. We hebben nog steeds contact. Op school was hij de eerste.'(47)

Lahaut begeleidde de konvooien met voedsel en andere bevoorrading naar Valencia en Madrid en bezocht het front om er de Belgische antifascistische soldaten te groeten. Hij kwam voortdurend tussen in het parlement om steun te vragen voor de Spaanse Republiek. Thuis had hij drie Spaanse kinderen.(48)

11.1936: 500.000 stakers na de moord op Pot en Grijp - Inhoud

De crisis bereikt zijn hoogtepunt. In 1935 bezetten duizenden mijnwerkers onder leiding van de crm de mijnen in het bassin van de Basse Sambre en van Charleroi tegen de loonsverlagingen. De lonen zijn 10 a 15% lager dan in 1930. De werkloosheid is torenhoog. De regering voert de staat van behoefte in onder de werklozen die toch al bijna geen uitkering krijgen. Zelfs het bezit van enkele kippen doet de uitkering verminderen. Overal in het land willen de werkers reeds maanden een algemene staking. Maar de BWP wil er niets van weten. Hendrik de Man heeft immers zijn fameus 'plan' en trekt het land door om dat te promoten.

Op 19 januari 1935 komt hij spreken in de Borinage. Samen met Spaak. Die dag zal hij nooit vergeten. Hij beschrijft zelf hoe de arbeiders reageerden toen hij zich uitsprak tegen algemene staking: 'Nooit zal ik dit ontzaglijke en vreselijke tafereel vergeten. Tegen het vallen van de avond zag ik vanop de op het dorpsplein gebouwde tribune van alle zijden enorme sombere stoeten aanrukken, zonder vlag, zonder fanfare, zonder één kreet. Het was alsof heel de woede van dit land van ellende zich daar eensklaps had samengetrokken voor een laatste stomme bedreiging. Deze bedreiging richtte zich op sommige ogenblikken tegen de sprekers, vooral tegen Spaak en mij, die gevraagd hadden de staking niet onmiddellijk te beginnen. Veel indrukwekkender was de stilte en hoe de mensen wegtrokken en in de nacht verdwenen, na eindelijk onze redevoeringen aanhoord te hebben. Het volstond deze massa te zien om er ons rekenschap van te geven dat zij naar ons beroep op geduld niet lang meer zou luisteren.'(49) In deze passage zien we hoe De Man over arbeiders denkt: 'Een laffe massa zonder hersenen', dat tegenover hem; met de 'waarheid' in pacht! Het komt bij hem niet op dat de arbeiders van de Borinage alles van zijn 'Plan' verstonden en het verworpen. De Man vertelt niet de hele waarheid. De mijnwerkers en metaalarbeiders van de Borinage hadden niet gezwegen. Toen De Man zijn 'plan' had voorgesteld, hadden ze geantwoord met het roepen van: 'Algemene staking tegen de werkloosheid en de loonsverlagingen nu!'(50)

Bij de verkiezingen van mei '36 hadden fascistische organisaties een pak stemmen gehaald. In Antwerpen dachten bepaalde fascisten dat ze zich nu alles konden permitteren. In de nacht van 25 op 26 mei vermoordden ze twee arbeiders. We laten de feiten vertellen door Bert Struyf, geboren in 1916, gepensioneerd dokwerker, ex-stadsgids, getuige van de moord. 'Ik was toen 20 en actief bij de syndicale jeugd. In de jaren '30 was er veel armoede onder de dokwerkers. Vele dokwerkerskinderen waren ziek. Tuberculose was een echte plaag. Wij waren met vier broers en een vader die aan de haven werkten. Voor ons viel het allemaal nog mee maar voor vele anderen niet. Mijn moeder kwam van Grobbendonk en had een hart van koekenbrood. Als ik een kameraad mee naar huis bracht, kreeg die steeds een boterham met stroop. Vader, die nochtans een harde was, heeft daar nooit iets van gezegd. Zijn leven was zwaar. Hij was als jongeman aan de dokken begonnen alhoewel hij in Zandvliet woonde, 's Zondagsnachts vertrok hij thuis om de maandagmorgen aan de haven te beginnen, 's zaterdagsavonds ging hij te voet terug naar Zandvliet. Vele honderden arbeiders deden zoals hij en huurden een kamer in de stad, daar sliepen ze dan met vijf man. Dat waren de eerste migranten in Antwerpen als ge wilt. In de Huikstraat kan je nog zo'n logementshuizen bekijken. Daar zaten dokwerkers die van de Kempen en verder kwamen.

De feiten van de moord. We hadden een grote spandoek op de Paardenmarkt gehangen en op een nacht hadden de fascisten dat in brand gestoken. Wij van de syndicale jeugd vergaderden in de kelder van de Breydelstraat om ons te bezinnen over hoe we ons konden verdedigen tegen de fascisten. Het was 25 mei. Iemand kwam binnengelopen, roepende: 'Ze zijn weer bezig.' We hadden een kleine auto en sprongen daar dadelijk in en gingen op de fascisten af. Vier fascisten waren aan 't plakken: twee mannen en twee vrouwen. Charel De Wit stapte er prompt op af. Ruzie natuurlijk. Toen zagen we hoe één van die mannen plots een revolver bovenhaalde en schoot. Albert Pot viel neer. We wisten toen nog niet dat hij dood was. We probeerden de dader te pakken, maar die vluchtte weg. Een vrouw hadden we wel vast, die riep: 'Au secours' en de man keerde terug. Op dat moment kwam Theo Grijp daar met zijn fiets aan en pakte die man. Maar die schoot opnieuw en ook Theo Grijp viel dood neer. We liepen nu allemaal achter de dader aan en konden hem omsingelen. Een voorbijrijdende douanebeambte kwam ons helpen. Met zijn dienstwapen hebben we de dader in bedwang kunnen houden tot de politie kwam. Op het politiebureel werden we opgesloten in dezelfde kamer als de dader, stel je voor. De vrouw hebben ze laten lopen; de man, een zekere Wauters, kreeg voor elke moord vijfjaar, en zes maand voor wapendracht. Het proces was pas twee jaar later, in '38. Toen Hitler België bezette hebben ze Wauters natuurlijk vrijgelaten. Hij ging in Tilff in de provincie Luik wonen. Daar hebben de partizanen hem tijdens de oorlog een bezoek gebracht en hem neergeschoten. Zo was het drama eindelijk geregeld. Pot en Grijp zijn begraven en hun kist werd van de Breydelstraat tot de Brederode-straat gedragen. Nooit was er zoveel volk op een begrafenis.'(51)

De dag na de moord, op 26 mei '36, komt het tot een algemene staking aan de haven van Antwerpen, geleid door dokwerkers van de KP. Scheepsherstellers, diamantbewerkers en de arbeiders van het transport gaan mee in staking. De Belgische Transportarbeidersbond (btb) deelt een pamflet uit tegen de staking. Op 2 juni bezetten de dokwerkers verschillende boten waarop nog gewerkt wordt. Opnieuw deelt de BTB een pamflet uit: 'Dokwerkers! pleegt geen zelfmoord!' waarin opgeroepen wordt weer te gaan werken. 'Wij zijn tegen onredelijke stakingen'. Aan de Paardenmarkt, lokaal van de BTB, ziet het op 3 juni zwart van de stakers, 's Avonds luisteren 10.000 arbeiders in het Sportpaleis naar de stakingsleiders. De bond erkent de staking om niet helemaal voorbij gelopen te worden. Maar ze willen de staking zo snel mogelijk stoppen. Het pakt echter anders uit; op 12 juni gaan de mijnwerkers mee in staking en op de schachten van de mijnen zowel als op de terrils wapperen rode vlaggen. In Herstal, in de FN-fabriek zijn het de vrouwen die de fabriek stilleggen na oproepen van de revolutionairen. De grootste algemene staking ooit was een feit: op 21 juni zijn er 500.000 stakers. De vakbondsleiders kunnen niet anders dan meedoen. Het nationaal eisenprogramma: 1. teniet doen van de loonsverlagingen; 2. aanpassing van de lonen; 3. een minimumloon van 32 frank; 4. 40-urenweek; 5. volledige syndicale vrijheid; 6. een week betaald verlof.

Gezien de internationale situatie van hevige strijd tegen het opkomend fascisme, zoals door de Spaanse Republikeinen, gezien de doorbraak van fascistische organisaties in ons land bij de verkiezingen in mei is het toch eigenaardig dat de KP geen antifascistische eisen heeft gesteld zoals: 'Totale erkenning en solidariteit met de Spaanse Republiek van de Belgische regering', en 'Verbod van alle fascistische partijen in ons land, hoeveel keer nog Pot en Grijp?'. Het zou de staking van '36 de dynamiek gegeven hebben die erin zat. Nu is de staking een formidabele strijd voor de gestelde eisen geworden, waar de beste krachten zich toelegden op het niet voortijdig afbreken van de strijd.

De regering ziet deze staking in ieder geval als een vervolg van de strijd van '32 en '34 en haalt dezelfde repressie van toen boven. In Henegouwen zijn vanaf 17 juni alle meetings, betogingen, debatten in open lucht, samenscholingen op de openbare weg verboden. Een feitelijke staat van beleg! Ook is het weer verboden te fietsen in en rond Charleroi.

Terwijl de sociaal-democratische vakbondsleiding de staking probeert te doen ophouden, en zo de staking langs binnen aanvalt, valt de rijkswacht de staking langs buiten aan. In het hart van de arbeiders strijd, de Borinage, is er de ene rijkswachtprovocatie na de andere.

Op 16 juni komt het tot zware gevechten met de stakers van 'klein Moskou' van Quaregnon. De stakers zijn er samengekomen in het Volkshuis en worden een half uur lang beschoten door de rijkswacht. Er zijn meerdere gewonden. Dan ontruimt de rijkswacht het Volkshuis en valt de huizen binnen. Vrouwen, zieken, kinderen, iedereen krijgt van de matrak in zijn eigen huis. Weduwe Boitel wordt aan haar voordeur door de gendarmerie doodgeschoten.

Vanaf 14 juni zeggen vakbondsleiders als Bondas en Rens dat de voornaamste eisen ingewilligd zijn, in feite waren er slechts vage regeringsbeloftes. Op 21 juni proberen ze het opnieuw: 'We weten dat de regering niet verder zal toegeven, als we voortdoen dan is er kans dat de regering valt en dan zal er zeker geen wet komen rond de 40-urenweek.' Maar ze krijgen de stopzetting van de beweging er niet door. Wanneer ze echter op 22 juni zeggen dat de 40-urenweek in bepaalde sectoren een feit is, krijgen zij een aantal leiders zover dat ze oproepen om de staking te beëindigen. Overal verdedigen de revolutionairen dat er veel meer uit de staking te halen valt en er wordt verder gestaakt tot 6 juli. Uiteindelijk zal de KP-leiding ook oproepen de staking te stoppen in naam van de eenheid die er voor het eerst is tussen reformistische en revolutionaire vakbondsmilitanten. Een jaar later maakt de KP het bilan van de staking. De 40-urenweek is nog altijd geen feit, ze is enkel beloofd aan de mijnwerkers en de Antwerpse havenarbeiders, daar waar de revolutionairen de staking in handen hadden.

1936 brengt toegevingen voor de arbeiders. De syndicale vrijheden blijven echter even minimaal als voorheen. Na de staking is er zelfs een wetsvoorstel van minister van Justitie Bovesse die artikel 130 wil doorvoeren waardoor iedereen die een staking op gang trekt die niet via de overlegorganen tot stand gekomen is, kan veroordeeld worden. De arbeidersbeweging laat duidelijk horen dat dit niet kan en Bovesse moet zijn wetsvoorstel intrekken.(52)

12. De arbeiders in het verzet - Inhoud

Wanneer Hitler België aanvalt geeft de koning het leger bevel tot overgave. Maar ook de voorzitter van de BWP, Hendrik De Man, die zijn enthousiasme voor de nazi's nooit onder stoelen of banken heeft gestoken, noemt de bezetting een bevrijding van de werkers en ontbindt de BWP eind juni '40. Vele reformistische vakbondsleiders beseffen dat ze afstand van de BWP-voorzitter moeten nemen en vluchten via Frankrijk naar de regering in Londen. De arbeiders worden aan de fascisten overgelaten, de vakbond bestaat niet meer. De Man probeert een collaboratievakbond op te richten: de Unie van Handen Geestesarbeiders. Nergens heeft die enige betekenis gekregen.

Chlepner schrijft: 'Tijdens de Tweede Wereldoorlog stond de hele syndicale beweging op waakvlam. De meeste vakbondsleiders bereidden de na-oor-log voor. De contacten tussen de patroons en de gevluchte syndicale leiders resulteerden in het "sociaal pact". Onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog kende de socialistische vakbond de grootste crisis uit haar geschiedenis. Na de bevrijding hadden de werkers het meest sympathie voor de communistisch gezinde syndicale organisaties die jaren voor syndicale eenheid aan de basis waren opgekomen en overal de arbeidersstrijd leidden.'(53)

Het verzet in de fabrieken - Inhoud

Enkele voorbeelden van stakingen en strijd in de fabrieken tegen de bezetters. We blijven in Luik en de Borinage.

We vonden pamfletten waarin de strijd tegen de slechte levensomstandigheden wordt verbonden met de strijd tegen de bezetter: de antikapitalistische en de antifascistische strijd gingen hand in hand. We vonden overal voorbeelden van sabotage van de productie. Vele voorbeelden van syndicale comités die ook de strijd als weerstand organiseren. Waarschuwingen aan de patroons dat er zal gestaakt worden ingeval van collaboratie.

'Tous les mineurs des puits doivent étroitement se solidariser et organi-ser la résistance. Pour cela, formez et renforcez votre comité de lutte syndicale! Mineurs! Tous unis et toujours moins de charbon pour Hitler! cls des mineurs du Borinage.' (Al de mijnwerkers moeten solidair zijn en het verzet organiseren. Daarom: organiseer en versterk uw syndicaal comité. Mijnwerkers! Samen één en steeds minder steenkool voor Hitler!)(54)

In heel de Borinage wordt er gesaboteerd door de partizanen; de arbeiders krijgen hun pamfletten te lezen: 'Aan de mijnwerkers van Hornu-Was-mes. Kameraden mijnwerkers. Getrainde partizanen hebben onze putten stilgelegd. Zo wordt Hitler van miljoenen tonnen kolen beroofd. Een overwinning voor de Borinage. Maar we moeten iets doen aan het feit dat mijnwerkers hierdoor werkloos zijn. We mogen niet akkoord gaan met slechts een loon voor twee dagen. Eis dat ge onmiddellijk betaald wordt voor de hele periode. Laat ons daarvoor vechten en niet achteruit gaan. Uitbetalen of staking.'(55)

Louis Neuray getuigt: 'In augustus 1940 zei ik tegen Lahaut dat een ingenieur van ACEC-Luik me kon aanwerven. "Laat je aanwerven. Je zal in acec kunnen bewijzen dat de syndicale actie tijdens de bezetting niet dood is en dat de kern van de strijd tegen de bezetter in de fabrieken te vinden is. Vechten tegen de patroon is ook vechten tegen de bezetter", antwoordde Lahaut.'(56) Het doel van Neuray was drievoudig: 1. Op alle mogelijke manieren strijd voeren voor een betere bevoorrading van de arbeiders: aardappelen, grotere porties brood en een gratis kom soep in de fabrieksrefter; 2. Het systeem Bedaud afremmen. Deze wilde het ritme in de fabrieken verhogen om de oorlogsproductie te vergroten; 3. Strijd voeren tegen het blokkeren van de lonen door de bezetter.

Hij slaagde in zijn opzet maar op 14 december 1940 werd hij afgedankt. Toen de sirenes het einde van de dag aankondigden, bleven de arbeiders echter in de fabriek en luisterden ze naar zijn toespraak. Neuray dankte de arbeiders voor hun vertrouwen en strijd en drukte hen op het hart niet te blijven staan bij de strijd voor materiële verbeteringen: 'Vergeet nooit dat de hoogste vorm van strijd deze tegen de bezetter is.' Hij kreeg een stormachtig applaus. Maar dan kwam een strijdbare arbeider naar voren: het zou laf zijn om niet te staken voor de heropname van Neuray, de beste delegee van de laatste 20 jaar. Eensgezind wilden de arbeiders in staking gaan. Maar ze vroegen zich af tegen wie ze eigenlijk moesten vechten. Tegen de Duitsers zelf, zo vonden de meesten. Dus werden verschillende trams opgeëist en een massa ACEC-arbeiders trokken naar de Kommandantur. De Gestapo dreigde de delegees in de gevangenis te werpen, wat ook gebeurde op 17 december '40. Kameraden als Neuray hebben hun leven geriskeerd in de antifascistische strijd. Overal in het Luikse werd op de muren gekalkt: 'Libérez Neuray', pamfletten werden in de hele regio verspreid. Neuray bleef in de gevangenis tot het einde van de oorlog. Hij zegt: 'Geen enkele taak die me door de Duitsers werd opgelegd heb ik goed uitgevoerd, geen enkel werktuig dat ik moest herstellen heeft ooit gefunctioneerd.'(57)

De staking van de 100.000 - Inhoud

Op 10 mei 1941 weet Julien Lahaut een staking te organiseren van 100.000 staalarbeiders, van Luik tot Noord-Frankrijk. De stakers eisen loonsverhoging van de lonen, betere bevoorrading en een grotere portie aardappelen. Een delegatie van stakers gaat in Brussel met de patroons onderhandelen. Deze houden de boot af. Terug in Luik staan er 25.000 arbeiders tot aan de brug van Seraing bijeen gepakt. Een groep Duitse officieren eist dat het sta-kerscomité oproept tot werkhervatting. Het comité weigert en de Duitsers maken zich klaar om te chargeren, gewapend met bajonetten, kanonnen en granaat werpers; boven de massa cirkelt een groot vliegtuig. Lahaut vraagt tien minuten om met de arbeiders te overleggen. Besloten wordt om zich te verspreiden maar door te staken. Er wordt veertien dagen gestaakt en alle eisen worden ingewilligd. Op 22 juni 1941 wordt Lahaut aangehouden. Hij probeert te ontsnappen uit de citadel van Hoei maar breekt zijn been. Hij zal als krijgsgevangene de oorlog in verschillende concentratiekampen doorbrengen. Meer dood dan levend wordt hij op 28 april 1945 bevrijd, in Maut-hausen.(58)

De clandestiene koeriers van de Vrienden van de Sovjetunie - Inhoud

De organisatie van solidariteit en sympathie voor de Sovjetunie wordt omgevormd tot een erg betrouwbare koeriersnet van verzetslui onder leiding van Jean Derkenne. Derkenne is verantwoordelijk voor de illegale drukwerken en voor de verspreiding van alle publicaties van de KP, alle verboden natuurlijk. Er is opvallend weinig verraad geweest in de groep van Derkenne. Derkenne: 'Ik kende al die arbeiders al jaren via de vrienden van de Sovjetunie, ze waren uiterst gedisciplineerd, de voorhoede. Het waren allemaal vrienden onder elkaar.' Zijn koeriers zijn diep geworteld in de arbeidersklasse. Op een keer is er toch verraad in 't spel. Derkenne die op toer is met propagandamateriaal wordt gewaarschuwd: 'Je wordt gezocht, ze weten zelfs welke kleren je draagt, trek ze uit.' Derkenne kan ontkomen en ook andere kameraden waarschuwen, behalve Faillisse die hem zoals gewoonlijk in een bootje aan de oever van de Ourthe zal opwachten. Een aantal arbeiders roepen hem toe dat hij niet naar de oever mag komen. Faillisse beseft dat er iets gaande is en roeit weg. De Gestapo begint te schieten en hij schiet terug met de mitraillette die op de boot gemonteerd is. Hij springt overboord en duikt onder water maar wordt toch getroffen. Hij geraakt uit het water en loopt een metaalfabriek binnen waar de arbeiders hem verbergen. De Gestapo kamt de plaats uit. Niet één arbeider zegt iets. De volgende dag wordt dokter Noël in de fabriek gesmokkeld om Faillisse te verzorgen. Derkenne laat de verrader fusilleren.(59)

Jean Hansen - Inhoud

Bij het verzet zijn ook jongeren, zoals Jean Hansen, student geneeskunde te Luik. Hij organiseert de studenten en geeft de clandestiene studentenkrant Les cahiers rouges uit. Eerst zet de studentengroep zich in om wapens tè bemachtigen voor de partizanen, later worden de jongeren zelf gewapende partizanen die alle terreinen van de verzetsstrijd meester zijn. Hansen wordt bataljonscommandant. In november '43 kan de Gestapo hem aanhouden. Ter dood veroordeeld, komt hij in de Citadel van Luik terecht. Hij wordt ondervraagd en ook zwaar gefolterd. Aan zijn moeder, die hem kan bezoeken en zelf een revolutionaire syndicaliste is, vertelt hij: 'Ik ben vijf keer net zolang opgehangen tot ik het bewustzijn verloor. Maar ik heb niets gezegd en niemand verraden.' Zijn afscheidsbrief: 'Aan al mijn strijdmakkers, voor de laatste keer richt ik me tot jullie, kameraden. Samen hebben wij vele succesvolle acties ondernomen. Iedereen is het daarover eens, zelfs de Duitsers hebben dat erkend. Nu ik moet sterven ben ik ervan overtuigd dat de verzetsafdelingen die mijn naam zullen dragen volwaardige partiza-nengroepen zullen zijn, dat ze stoutmoedig zullen zijn en zullen winnen. Ik vind het spijtig dat ik het beslissende gevecht voor de vrijheid niet zal kunnen meemaken. Voor ik sterf zal ik het uitschreeuwen: 'Leve de partizanen, leve ons ideaal'. Ik heb de strijd zo goed mogelijk gediend. Zet het werk

verder kameraden. Als het straks ochtend wordt zal de Wehrmacht kunnen zien hoe partizanen sterven, zonder wapens overgeleverd aan het vuurpelo-ton. Leve de partizanen. Leve ons ideaal. Morgen zal de zon eeuwig schijnen.' Getekend: Jean Hansen, commandant van het eerste bataljon. Jean Hansen werd gefusilleerd op 11 januari 1944.(60)

13. Na Wereldoorlog II: 35.000 gewapende partizanen, maar de revolutie komt er niet - Inhoud

Er waren 35.000 gewapende partizanen; meer dan twee keer zoveel rijkswachters. Het ultieme gevecht tegen het kapitalisme, dat steeds opnieuw oorlog, fascisme, werkloosheid en honger meebrengt voor de werkers zat erin, was mogelijk. De KP-leiding heeft nooit de bedoeling gehad deze strijd te voeren, dat terwijl de vijanden van de arbeidersklasse het erover eens waren dat zij de feitelijke macht hadden na de oorlog. De KP-leiding heeft de revolutie dus verraden, elke dag opnieuw en gedurende maanden vanaf de bevrijding.

De Belgische regering, terug uit Londen, was in paniek en eiste de ontwapening van de partizanen, ze zouden in het geregelde leger worden opgenomen, maar dat is nooit gebeurd. De partizanen hebben hun wapens bijgehouden en alleen oude, onbruikbare geweren ingeleverd. De Luikse partizanen verstopten hun wapens in de grotten van Comblain. In 1950 werden ze terug bovengehaald en ook gebruikt. Ook vochten de partizanen in de Ardennen, tegen het von Rundstedt-offensief van de Duitsers.

Het sociaal pact - Inhoud

Tussen de burgerij, de regering en de overgebleven vakbondsleiders wordt een sociaal pact gesloten en worden toegevingen gedaan in ruil voor het breken van de macht van de revolutionairen. Voor de verkiezingen vreest men het ergste. De KP telt in augustus '45 meer dan 100.000 leden, de syndicale comités 166.000. In de verkiezingen van '46 haalt de KP 12,6% van de stemmen; in Bergen, Borinage zelfs 29%, in Luik en Charleroi 25% en in Ath-Doornik 24%.(61) Na de Tweede Wereldoorlog krijgt de KP een aantal ministerposten in de regering. Eens de productie terug op gang, had de burgerij de KP niet meer nodig.

De KP stelde dat staken in de periode van de heropbouw ten voordele was van de trusts: 'Vooruitgang betekent in de huidige omstandigheden: te allen prijze de productie ontwikkelen. Dat komt volledig overeen met de belangen van de arbeiders. Aan diegenen die het compromis met de kapitalisten vrezen, vragen we eenvoudig de ogen open te trekken en te kijken naar de houding van de trusts en de monopolies. Dan zullen zij zien dat deze eerder dan de productie op te drijven, erop uit zijn haar te saboteren en met alle middelen af te remmen. De belangen van deze trusts zijn tegengesteld aan die van het land en de strijd om de productie is dus gericht tegen de trusts.'(62)

Communistische burgemeesters werden na de oorlog geboycot. Zo werd in Roux, Charleroi, Henri Glineur tot burgemeester gekozen. De regering antwoordde door de geldkraan naar Roux dicht te draaien. Zelfs de meest elementaire zaken konden niet meer betaald worden. Democratie onder het kapitalisme? Getroffen door dit embargo op de subsidies legde Glineur zijn burgemeesterfunctie neer.(63) De Glineur van 1932 zou heel Roux op de been gebracht hebben om het geld in Brussel te gaan halen. Maar Glineur kreeg geen revolutionaire richtlijnen meer.

Oprichting van nieuw ABVV: 'Revolutionairen buitenwerken' - Inhoud

Bij de oprichting van het nieuwe ABVV laat de KP-leiding zich over de hele lijn 'rollen' door diegenen die de revolutionairen zo snel mogelijk uit de vakbond wilden. Het nieuwe ABVV is een fusie van wat nog overbleef van de vooroorlogse reformistische vakbond en de revolutionaire syndicale eenheidscomités. In april 1945 is de fusie een feit. Chlepner beschrijft ze: 'Confédération Générale du Travail de Belgique: 248.259 leden; Confédération Belge des Syndicats Uniques: 165.968 (de fabriekscomités die tijdens de oorlog de arbeidersstrijd leidden, aangevoerd door de communisten); Mouvement Syndical Unifié: 59.535 (hoort meer in de rij van de revolutionaire vakbond dan bij de reformisten) en ten slotte het Syndicat Général des Services Publics: 51.798 leden (onder communistische invloed). Samen werden ze het ABVV.(64) Na de fusie bleven enkele revolutionaire centrales autonoom verder werken: die van de mijnwerkers, de steenkappers, de textielarbeiders, de dokwerkers, scheepsherstellers,... Eind '46 besliste de leiding van het nieuwe ABVV dat er tegen 1 maart 1947 nog slechts één enkele centrale mocht zijn per industrie en één enkele regionale per streek. Alle dubbele centrales moesten opgedoekt worden. Officieel waren er toen nog slechts twee industrietakken met twee centrales: die van de mijnwerkers en van de steenkappers. Die werden in 1950 uit het ABVV gezet.(65) Wij weten ook met zekerheid dat de dokwerkersleider en KP-verantwoordelijke Frans Vandenbrande tot '49 een revolutionaire syndicale groep had binnen de BTB. Omdat hij die weigerde te ontbinden werd hij in '49 uit het ABVV gegooid.(66)

De krachtsverhoudingen die na de oorlog in het voordeel van de revolutionair gezinde vakbondsleden waren, wist het ABVV dus om te buigen tegen 1950. Maar op de vloer blijft de invloed en de leidende rol van revolutionaire arbeiders in het ABVV en in de arbeidersbeweging voelbaar tot vandaag.

Vic Thijs, actief in de metaalcentrale van het ABVV en later politiek mandataris van de BSP beschrijft uitvoerig de moeilijkheden met de 'communisten' in die tijd. Het is een levendige beschrijving van de onmacht van de reformistische leiders die jaar na jaar moeten vaststellen dat het terrein blijft ingenomen door communisten die het vertrouwen genieten van de arbeiders. De stakingen van 250.000 metaalarbeiders in 1948 en van 175.000 mijnwerkers zijn volgens hem allemaal gemanipuleerde communistische stakingen. Zelfs de strijd van de grensarbeiders van '48 worden als 'communistische drijverij' afgedaan om de regering Spaak te doen vallen. Het is dan ook niet zo moeilijk te verstaan dat de strijdbewegingen van '50 en '60 geleid werden door de in het ABVV gestapte revolutionaire syndicalisten.(67)

Wie kunnen we beter citeren over deze blijvende invloed van de revolutionairen in het ABVV dan Georges Debunne zelf, voorzitter van het ABVV van '68 tot '82: 'Na de bevrijding wou ik eigenlijk opnieuw onderwijzer worden, ik ging dus naar het Achturenhuis in Brussel, naar de zetel van de acod, de vakbondscentrale. Tot mijn verbazing werd het vakbondshuis door gewapende militanten van de communistische eenheidsvakbond bewaakt.' De toekomstige voorzitter maakt ons wegwijs in de toestand van de vakbond in het algemeen en op de ministeries in het bijzonder: 'De oude garde heeft vrijwel al haar invloed verloren, de centrale is volledig in handen van de leiders van de communistische eenheidsvakbond.' Debunne kreeg te horen dat de vakbondjongeren zoals hij nodig had, mensen die weerwerk konden bieden. Hij liet zich overtuigen en aanvaardde een job als vrijgestelde van de vakbond. Daarna beschrijft Debunne hoe hij de invloed van de communisten verminderde,(68) onder andere met de slogan dat 'de vakbond onafhankelijk van elke partij moest zijn'. Debunne schrijft: 'Dat wij in die dagen zo reageerden tegen de inmenging van de communistische partij betekent helemaal niet dat wij vonden dat de vakbond a-politiek moest zijn. Integendeel!'(69), en: 'Tijdens het buitengewone congres van '71 heb ik duidelijk voorgesteld dat het ABVV twee bevoorrechte partners moest hebben: de BSP en het acv. Onze twee organisaties speelden een beslissende rol in de algemene politiek van het land, ABVV en BSP vonden het soms nodig rechtstreeks van gedachten te wisselen. Deze contacten zijn altijd erg nuttig geweest en hebben meestal resultaten opgeleverd, hoewel niet altijd.'(70)

De houding van de KP-leiders roept vele vragen op. Men kan zeggen dat ze hun leiderspositie van voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog zonder slag of stoot lieten afpakken. Ook dat roept grote vragen op. Durfden ze het niet aan om de arbeiders te leiden naar de overwinning, een overwinning die niets anders kon zijn dan de afschaffing van het kapitalisme en de strijd voor het echte socialisme?

14. De staking van de 700.000 tegen Leopold III. Koude Oorlog in België. Oorlog tegen Korea. Amerika mengt zich in Belgische staking - Inhoud

Over deze gunstige omstandigheden voor revolutionairen en communisten bleven de burgerij en de extreem-rechtse krachten bijzonder bezorgd. Er volgde een reeks aanslagen tegen de KP- lokalen en militanten, het werk van terroristen. Ook de rechtervleugel van de CVP pleegde aanslagen tegen de KP. Nooit trad de politie op, nochtans konden de daders vaak geïdentificeerd worden, werden hun nummerplaten doorgegeven, enzovoort. Telkens werden de aanslagen opgeëist door groeperingen die de terugkomst van de koning voorbereidden. Vanden Boeynants stichtte het extreem-rechtse blad Vrai dat binnen de PSC-CVP de Koude Oorlog aanwakkerde. Toen Vanden Boeynants in '49 kamerlid van de PSC voor Brussel werd, verdween het blad. Maar ook andere extreem-rechtse krantjes bekampten communisten en iedereen die democratisch en progressief was. De KP'ers leverden dappere gevechten tegen deze aanslagen, waarbij sommige van hen ernstig gewond raakten.(71)

Toen de CVP erin slaagde een referendum te organiseren over de terugkomst van Leopold III, was dat voor allen die gevochten hadden tegen de bezetter en wiens dierbaren gesneuveld waren de druppel die de emmer deed overlopen. Onder leiding van Julien Lahaut gingen ze in de tegenaanval: ze zouden de terugkeer van Leopold III tegenhouden. Het werd een prachtige strijd waarin 700.000 stakers vochten voor democratie, tegen Amerikaanse inmenging, tegen de fascistische krachten.

Leopold III provoceerde de werkers door op 22 juli terug te keren. Om alle rellen voor te zijn stonden er die dag 5.000 soldaten en 6.000 gendarmes in Brussel opgesteld. Leopold kwam aan voor dag en dauw; er stond reeds een groep betogers te wachten. 'Zijn' Belgen onthaalden hem op een fluitconcert en gejoel.

Overal kwamen mensen op straat, arbeiders liepen de fabrieken uit. In Luik waren er elke avond betogingen en meetings. 'Als men Leopold wil verjagen, moet er een onweerstaanbare oppositiebeweging verrijzen, een voortdurende beweging zonder enige inzinking, die de meest verscheidene vormen moet aannemen en zich van dag tot dag moet verbreden. Het is de volksmassa en meer in het bijzonder de arbeidersklasse die het lot van ons land in handen heeft. Van hun beslistheid en van hun actie zal afhangen of het fascisme de pas zal worden afgesneden.'(72)

De fabrieken in Wallonië en Waals-Brabant vallen stil. De winkels blijven dicht. Op 27 juli zijn er honderdduizenden stakers. De strijd voor de troonsafstand wordt gekoppeld aan sociale eisen. In Luik worden groepen van democratisch verweer opgericht. Aanslagen op spoorwegen en elektriciteitsinstallaties volgen elkaar op. Stakerscomités nemen de openbare administratie in Luik en elders in handen. Er zijn 700.000 stakers in België. In Luik worden de eerste granaten in de massa geworpen. Een gewonde staker, Jean Deboeck, wordt met verbrijzelde voet naar het ziekenhuis gebracht. De voet moet geamputeerd worden.

In Luik wordt de staat van beleg afgekondigd, alle bruggen door soldaten bezet en van de rest van het land afgesneden. Maar de Luikse arbeiders schrijven één van de mooiste bladzijden van hun geschiedenis. Onder leiding van Julien Lahaut gaan ze de strijd met de rijkswacht en het leger aan. Met 10.000 dwingen ze de vrijheid van de strijd af. De rijkswacht durft niet chargeren. Als de rijkswacht zich 's avonds op kleine groepen arbeiders wreekt blijft het arbeidersverzet niet uit. Geweren, bajonetten, helmen, alles wordt in de Maas gesmeten. Er komen barricades in de Rue Pierreuse, op de Boulevard de la Sauvenière en op de Place Saint Nicolas. De strijd escaleert. Het leger wordt opgeroepen om de orde te komen herstellen, maar de reservisten weigeren uit te rukken. De soldaten die in zeven haasten uit Duitsland gehaald worden doorkruisen de stad terwijl ze De Internationale zingen; ze worden uitbundig toegejuicht. Als er geëist wordt dat ze schieten om de rijkswacht te ontzetten weigeren ze. Zowel in binnen- als buitenland wordt er gesproken van: 'België: land op de rand van de burgeroorlog'. Luik valt in de handen van de arbeiders, zij beslissen wie de stad binnenkomt en wie niet. Overal is het verzet terug in actie. Op 27 juli wordt de bestorming van het koninklijk paleis op het nippertje verhinderd. Die avond stappen tienduizenden arbeiders door Brussel, waaronder gewapende partizanen en mijnwerkers uit de Borinage, als vanouds gewapend met dynamietstaven. Met camions worden arbeiders van overal aangevoerd. Voor 1 augustus 1950 wordt een mars op Brussel gepland. Het land zweeft op de rand van de burgeroorlog.(73)

Op 30 juli (één dag voor de mars) opent de rijkswacht zonder verwittiging het vuur en gooit granaten naar stakers die willen verhinderen dat een makker wordt opgepakt in Grace-Berleur: vier arbeiders worden vermoord en tientallen gewond. In Luik hoort men alleen nog 'Leve de republiek' en 'Leve de revolutie'. De geplande mars op Brussel voor 1 augustus wordt via de radio opgeschort, de BSP zoekt reeds dagen naar een compromis. Max Buset, BSP-verantwoordelijke, geeft op 9 augustus in de Kamer toe: 'Wij werden gedwongen tot de actie over te gaan, maar wij wensen daar geenszins een methode van te maken.' Bijna dagelijks staat de Amerikaanse toonaangevende krant The Herald Tribune bol van de problematische toestand in België, de Atlantische bondgenoot die zo onstabiel blijkt terwijl de vs de oorlog tegen Korea is begonnen en de steun van al zijn West-Europese partners nodig heeft. Kolonel Armstrong, Amerikaans militair attaché in België, mengt zich in de Belgische keuken en probeert de BSP en het ABVV ervan te overtuigen dat de werkers hun organisaties voorbij zijn, dal het communisme al aan de voordeur staat!

Maar tienduizenden arbeiders gaan op 1 augustus toch naar Brussel, doorbreken de barricaden en trekken op naar Laken... Vanop het balkon van het Volkshuis wordt de massa toegesproken door ABVV-tenoren, maar hun geroep 'Naar Laken' wordt steeds sterker. Niemand kan de betogers nog bedaren. Isabelle Blum (die veel gezag had en gekend stond als 'links' van de socialistische partij) roept de massa toe: 'We wilden troonsafstand, wc hebben hem bekomen.'(74) En Achiel Van Acker verklaart: 'Leopold III heeft zijn koffers gepakt, zijn vliegtuig staat klaar, we kunnen van deze protest mars naar Laken een overwinningsfeest maken.' Van gepakte koffers of klaarstaand vliegtuig was uiteraard geen sprake. Gailly, secretaris van het ABVV van Charleroi, zegt: 'Op vier dagen hebben we de koning zijn troon afgenomen' en Renard in Luik: 'De 40-urenweek hebben we afgedwongen, de loonsverhogingen zijn een feit, de pensioenen gaan omhoog. De mars op Brussel is een overwinningsfeest geworden.'

De demobilisatie was totaal, de staking voorbij. Leopold III trad slechts later af, toen hij besefte dat de Leopoldistische milities hem niet konden redden. Maar de werkers waren bedrogen. Leopold bleef in het land en de nieuwe koning Boudewijn moest ook onderhouden worden.(75) Maar de revolutionairen gaven de strijd niet op en ook de Leopoldisten gingen ver der. Toen Boudewijn op 11 augustus de eed aflegde in de Kamer riep de communistische fractie: 'Leve de republiek, weg met de monarchie.' Vooral de luide stem van Lahaut deed het parlement beven. Vanden Boeynants baande zich een weg naar Lahaut en riep hem met gebalde vuist een serie bedreigingen toe. Dezelfde nacht ontplofte een bom op de vensterbank van het nationale partijgebouw van de KP. Tot vijftig meter ver vlogen de ruiten aan scherven. Het had veel erger kunnen zijn, de bom was slecht geplaatst.(76)

18 augustus 1950: Julien Lahaut vermoord! - Inhoud

Op 18 augustus wordt Julien Lahaut vermoord in zijn huis in Seraing. Overal breken opnieuw stakingen uit. Telegrams stromen toe vanuit de hele wereld. Mijnwerkers dragen de kist. Achter hen een stoet van naar schatting 125.000 arbeiders en buitenlandse KP'ers. Overal staan er mensen langs de weg. Overal bloemen, veel zonnebloemen.

Tot dagen nadien komen er mijnwerkers uit de Borinage in Luik aan. Steeds weer met diezelfde bloem in de hand: een zonnebloem. De zonnebloemen zijn een symbool van 'Lahaut, l'homme qui portait le soleil dans sa poche' (de man die de zon in zijn zak had). Hij wist in de meeste hachelijke momenten het moreel van de kameraden hoog te houden, niet in het minst in het concentratiekamp.(77)

Algemeen wordt aangenomen dat de Leopoldisten Lahaut vermoord hebben. Feit is dat Lahaut reeds geruime tijd dreigbrieven kreeg, net als andere voormannen van de KP. Een gerechtelijk onderzoek kwam er niet. Dat de zaak Lahaut nooit werd opgelost, is misschien te verklaren door een historische vertekening: Lahaut zou vermoord zijn omwille van zijn 'Vive la république' van 11 augustus en de daders zouden dus extreem-rechtse Leopoldisten zijn. Maar in die jaren werden ook in het buitenland verschillende aanslagen gepleegd op communistische leiders, zo onder meer op de Italiaanse Togliatti en op de Franse Duclos. Dus kan met evenveel recht gesteld worden dat diverse Westerse organisaties die toen het Koudeoorlogsklimaat tegen de Sovjetunie aanmoedigden, de moordenaars leverden of gesteund hebben. Misschien had het gerechtelijk onderzoek meer opgeleverd als men in die richting gezocht had.(78)

Wie denkt dat de arbeidersstrijd in ons land mee vermoord was heeft het mis. In 1957 kregen we een warme herfst met een metaalstaking van twee weken en 200.000 stakers. De staking werd verloren. In 1958 kregen we in Menen een langdurige staking van de grensarbeiders die in de Franse textiel werkten. Het was een radicale staking met arbeidersgeweld, maar ook met veel repressie. Deze staking werd uitgehongerd, verraden en verloren.

In 1959 werd bekend dat de Waalse steenkoolmijnen zouden sluiten. Op 20 februari waren er 100.000 stakers. Tegen elke sluiting. Er hing een algemene staking in de lucht. Het syndicaal apparaat deed alles om de staking in te dijken. Renard hield het binnen Wallonië. Op 24 februari keurden de ABVV-leiders in het geheim een akkoord goed, de staking was verloren, verraden.

15. '60-'61: één miljoen stakers tegen eenheidswet - Inhoud

Na de algemene staking van '50 werd beweerd dat ze de laatste geweest was van een lange reeks strijdbewegingen uit de arbeidersgeschiedenis. Toch kwam er in 1960, toen iedereen de mond vol had over de verburgerlijking van de arbeidersklasse, een algemene staking. De arbeiders verzetten zich spontaan tegen een regering die haar belangen schaadde en hun spontane rebellie dwong de vakbondsleiding te volgen. Want aanvankelijk wilde André Renard niet echt staken. Op 16 december verdedigde hij slechts het idee van een 24-urenstaking. En hij wilde geen conflict voor Kerstmis. Maar Renard werd voorbijgelopen door zijn troepen en toonde zich vervolgens wel een bekwaam leider, want hij heeft de beweging aan de basis snel gerecupereerd en gekanaliseerd naar precieze doelstellingen. Vandaag zeggen dat een staking als '60-'61 niet meer zou kunnen lijkt me verkeerd. Ik herinner me hoe in september 1983 de openbare diensten tot ieders verbazing in actie gingen. De vakbondsleiding had een dergelijke beweging absoluut niet verwacht. Wel speelt de vakbondshiërarchie vandaag een veel belangrijkere temporiserende rol dan Renard dat in '60 kon. Zo spreekt de vakbondsleider Jacques Yerna.(79)

In de winter van '60-'61 gaan de arbeiders van het gehele land in staking tegen de aangekondigde besparingen. Op het hoogtepunt van de staking zijn er één miljoen stakers. De staking begint spontaan op 20 december bij de openbare diensten, ACEC, staal, zowat overal volgen de arbeiders. Er komt een enorme repressie tegen de stakers; tijdens de zeer vele betogingen van tienduizenden stakers in Luik, Charleroi, La Louvière, Verviers... staan de arbeiders telkens weer voor zo'n 18.000 rijkswachters. Ze zijn belast met de bewaking van 'de vitale punten'; het ontmantelen van de stakerspiketten en de bescherming van de werkwilligen. Daarenboven werden er 12.000 a 15.000 soldaten ingezet voor de bewaking van de industriële infrastructuur, viaducten, stations, de diensten van post en telegraaf.(80)

Op 3 januari herbegint het parlement de bespreking van de eenheidswet alsof er niets aan de hand is. De regering denkt dat de stakers zullen ophouden. Het tegendeel gebeurt. Op 6 januari komt het dan tot een treffen tussen de stakers, rijkswacht en leger. Stakers trekken naar het station van Luik en naar de redactie van La Meuse, die nu al van 20 december hun strijd bekampt. Op een zoveelste provocatie van regering, rijkswacht en leger antwoorden de stakers deze keer met gevechten in regel met de ordestrijdkrachten. Het station Guillemins en de gebouwen van La Meuse worden aangevallen. De rijkswacht schiet en er vallen doden en gewonden. Van 25 zwaargewonde betogers zijn er 7 door kogels getroffen. Twee arbeiders zijn dood, vermoord. Er was al een dode gevallen te Brussel bij 'de slag om Sabena' en in Gent wordt een betoging van meer dan 10.000 arbeiders uiteen geknuppeld: 30 gewonden blijven op de straatstenen liggen.

Op 17 januari: twee doden te Chênée. Laf in de rug doodgeschoten.

De vakbondsleiders beslissen op 23 januari de staking op te schorten. Een laatste indrukwekkende manifestatie van de arbeiders is er op 20 januari bij de begrafenis van de doden van Chênée. Het werk wordt hervat op 23 januari maar dat verloopt anders dan Renard het zich had voorgesteld. Op verschillende plaatsen verzamelen de arbeiders zich, zingen De Internationale en met de rode vlag voorop trekken ze de fabrieken binnen; niet gebroken; klassenbewust.

De psychologische oorlog gaat voort. Op 25 januari herbeginnen 25.0000 spoorarbeiders van Charleroi en het Centrum. Terug staking. Twee dagen nog. De revisionisten van de KPB-leiding 'betreuren de doden' en kondigen in Luik een dag van rouw aan. Welk een verschil met de standpunten van Lahaut die erbij was toen er in '50 te Grace-Berleur doden vielen onder het rijkswachtvuur.

Eén miljoen stakers waren er in die winter van '60-'61. De regering gaf niet toe, de sociaal-democratie stopte de actie af. In 1963 kwamen er echter aanzienlijke sociale voordelen voor de arbeiders.

In 1964 wordt de koolmijn van Houthalen gesloten. 4.000 arbeidsplaatsen gaan verloren. Op 22 december '65 maakt de regering bekend dat de mijn van Zwartberg op 1 oktober 1966 dicht moet. Op 27 januari 1966 begint een spontane staking. De mijn wordt ondergronds bezet. De dag nadien trekken de stakers naar Winterslag om er solidariteit te vragen. Ze vechten met de rijkswacht en er wordt geschoten, er vallen gewonden maar Winterslag gaat plat. Dan trekken ze naar Waterschei, opnieuw wordt er gevochten en opnieuw schiet de rijkswacht. Deze keer vallen vele gewonden en er zullen twee doden zijn. Een gastarbeider die de gewonden wil helpen, wordt zelf in de benen geschoten. De solidariteitsdelegaties uit de Borinage zijn snel ter plaatse. Op 1 februari wordt op vele plaatsen de rijkswacht vervangen door paracommando's. De solidariteitsbetogingen van studenten te Hasselt en Leuven worden uiteen geknuppeld. De staking eindigt met de 'akkoorden van Zwartberg': geen verdere sluitingen dan na vervangende werkgelegenheid.

In 1966 was er de historisch belangrijke vrouwenstaking van de FN-fabriek te Luik. Eén eis: 'gelijk loon voor gelijk werk'. De staking was een Europese première en werd begonnen door vier vrouwen, communisten, die op vier centrale plaatsen het startsein gaven. De vrouwen zijn door deze grote staking bewust geworden, ze zijn tot in het buitenland gaan spreken, tot jaren nadien voor. Het principe van 'gelijk loon voor gelijk werk' dat in het Verdrag van Rome stond maar nergens werd toegepast, werd zo op de arbeidersagenda geplaatst.

'Maar onze staking was ook een overwinning voor de vrouwelijke vertegenwoordiging in de vakbond. We kregen vrouwelijke delegees. Het heeft nog een tijd geduurd eer we ook echt serieus genomen werden door de mannen. Is de basis van eender welk feminisme niet gelijk loon voor gelijk werk? En is de emancipatie niet in de eerste plaats nodig op het werk en in de vakbonden?', aldus Henriette Steineck, één van de vier.(81)

Tot zover deze schets. Hoe de arbeidersgeschiedenis daarna evolueerde, kon u lezen in het verhaal van de acht in dit boek.

Noten - Inhoud

1. Luc Schepens, Van vlaskutser tot Franschman. Bijdrage tot de geschiedenis van de Westvlaamse plattelandsbevolking in de negentiende eeuw, Brugge, 1973. Dit boek werd gemaakt door het economisch studiebureau wes onder leiding van Prof. Dr. O. Vanneste, de latere gouverneur van West-Vlaanderen.

2. A. Ryserhove, 'Beernem, een heemkundige studie', in Van vlaskutser tot Franschman, p. 12.

3. 'Rapports faits par Messieurs les commissaires d'arrondissement en 1845' (arrondissement Thielt-Roulers), in Van vlaskutser tot Franschman, p.40.

4. E. Ducpétiaux, 'Memoire sur Ie paupérisme', in Van vlaskutser tot Franschman, p.40.

5. 'Annales parlementaires', 1846-47, in Van vlaskutser tot Franschman, p.42.

6. 'Rapports faits par Messieurs les commissaires d'arrondissement en 1846', in Van vlaskutser tot Franschman, p.44.

7. Idem.

8. 'Moniteur Beige', 7 maart 1847, in Van vlaskutser tot Franschman, p.45.

9. R. Blanchard, 'LaFlandre', (Lille 1906), in Van vlaskutser tot Franschman, p.43.

10. E. Ducpétiaux, 'Exposé de la question de la misère et du paupérisme en Belgique et spécialement dans les Flandres, 1847', in Van vlaskutser tot Franschman, p.43.

11. Luc Schepens, op.cit., p.46-47.

12. R. Coolsaet, België en zijn buitenlands politiek, Van Halewyck, Leuven, 1998, p.89.

13. Denise De Weerdt, 'Arbeiders en arbeidersleven 1844-1914', in Algemene geschiedenis der Nederlanden, deel 12, p. 111.

14. R. Coolsaet, op.cit., p.86.

15. Raoul Blanchard, 'La densité de population du département du Nord au XlXe siècle. Etude de dix recensements de population, Lille, 1906', in Van vlaskutser tot Franschman, pp. 193-194.

16. J. Vrancken, 'Topographie médicale de 1'arrondissement administratif de Courtrai, Brugge, 1853', in Van vlaskutser tot Franschman, p.243. Te Brussel is (circa 1842) de kindersterfte beneden het jaar 47,9 % en te Gent 43,75 %. Cf. Ed. Ducpétiaux, 'La question de la charité et des asso-ciations religieuses en Belgique, 1859' in Van vlaskutser tot Franschman, p.243.

17. G. Carrier, J.M. Deleye, A. Vankeirsbulck en L. Vanneste, 150 jaar arbeidersbeweging in Midden- en Zuid-West-Vlaanderen, Culturele Centrale van het ABVV Midden- en Zuid-West-Vlaanderen, Kortrijk, 1980,pp.l9-24.

18. August De Winne, Door arm Vlaanderen, Kritak, Leuven, 1982, pp.23, 38, 60, 148-149. Oorspronkelijke titel: A travers les Flandres, Volksdrukkerij, Gent, 1902.

19. A. De Winne, op.cit, pp.98-102.

20. Marie-Sylvie Dupont-Bouchat, 'Le vagabondage: assistance ou répres-sion', in Les Cahiers de la Fonderie, revue de l'histoire sociale et industrielle de la région Bruxelloise, nr.5, december 1988, pp.2-16.

21. Georges Duez, Vincent Van Gogh au Borinage, Fédération du Tourisme de la Province de Hainaut, Mons, 1986.

22. Daniel Pector en Etienne Fourier, La révolte des damnés de la terre. Le soulèvement ouvrier de mars 1886 dans lespays de Liège et de Charleroi, Le Progrès en Fondation Joseph Jacquemotte, Charleroi-Bruxelles, 1986.

23. Léon Fourmanoit, Des luttes... des hommes... et du Borinage, Impri-coop Cuesmes, 1983.

24. Karel van Isacker, De Antwerpse dokwerker, 1830-1940, Antwerpen, 1963.

25. An Mares, Arbeidsorganisatie en arbeidsverhoudingen aan de haven van Antwerpen, licenciaatsthesis Letteren en Wijsbegeerte vub 1989-'90 (Geraadpleegd op amsab, Gent).

26. Guido Van Meir, De geschiedenis van de BSP, in eigen beheer, Gent, 1 mei 1975.

27. Jean Roggeman, La politique communiste devant le syndicalisme ver-viétois, L'Union, Verviers, 1922.

28. Discours prononcés a la Chambre des Représentants par les députés Glineur, Lahaut, Jacquemotte. Séance du 8 mai 1934. (Geraadpleegd op het archief van het Institut d'Histoire Ouvrière, Economique et Sociale (IHOES) te Seraing.) La grève générale dans l'industrie textile verviétoise, Discours pro-noncé a la Chambre des Représentants par le député Jacquemotte, Séance du 29 mai 1934. (Geraadpleegd op IHOES, Seraing)

29. Joseph Bondas, Histoire de la Centrale des Métallurgistes de Belgique. Soixante années d'efforts et de luttes 1887-1947, Imprimerie Coopera-tive Ouvrière, La Louvière, 1948, p.121.

30. Léon Fourmanoit, Des luttes...des hommes...et du Borinage 1910-1925. Chronique, fgtb Borinage Culture, 1981.

31. Tientallen krantenknipsels van de beide stakingen, bijgehouden door de communistische dokwerker Jaak Withages en bewaard door het AMSAB-Antwerpen.

32. Bert Hogenkamp en Henri Storck, De Borinage. De mijnwerkersstaking van 1932 en de film van Joris Ivens en Henri Storck, Van Gennep-Kritak, Amsterdam-Leuven, 1983, p.18.

33. Au Secours!, maandblad van de Belgische afdeling van Secours Rouge International (Rode Internationale Hulp), numero spécial de juillet 1932 (speciaal nummer ter vervanging van het in beslag genomen nummer). (Geraadpleegd op IHOES, Seraing)

34. Guido Van Meir, op.cit, p.35.

35. Pour la Victoire dans les combats des mineurs, verslag van het derde congres (maart 1933) van de Centrale Révolutionnaire des Mineurs. (Geraadpleegd op IHOES, Seraing)

36. Bert Hogenkamp en Henri Storck, op.cit, p.18.

37. Robert Destanque, Aan welke kant en in welk heelal. Joris Ivens, de geschiedenis van een leven, Meulenhoff, Amsterdam, 1989, p.125. (Oorspronkelijke titel: Joris Ivens ou la mémoire d'un regard, 1982)

38. Bert Hogenkamp en Henri Storck, op.cit., pp. 18, 139.

39. Histoire de la grève des mineurs de 1932, Centrale Syndicale des Mineurs du bassin de Liège, oktober 1932. (Geraadpleegd op IHOES, Seraing)

40. Constant Malva, 'Quand la mort nous frappe', in Le rouge et le noir, 23 mei 1934, geciteerd in Bert Hogenkamp en Henri Storck, op.cit., p.20.

41. Jean Derkenne vertelt zijn leven, video, Video-Project I.S. (Kazernestraat 68, 1000 Brussel, tel.: 02/513 77 60) Video-Project beschikt ook over de Russische films waarvan sprake.

42. Un ouvrier Hutois en Russie des Soviets, Les amis de 1'urss, Hoei, september 1930. (Geraadpleegd op IHOES, Seraing)

43. Bob Claessens, Julien Lahaut. Une vie au service dupeuple, Kommu-nistische Partij van België (KPB), 1950.

44. Jean Derkenne vertelt zijn leven, op.cit.

45. Bob Claessens, op.cit.

46. Ward Adriaens, Vrijwilligers voor de vrijheid, Kritak, Leuven 1978 pp.32, 33, 35.

47. Jean Derkenne vertelt zijn leven, op.cit.

48. Bob Claessens, op.cit.

49. Guido VanMeir, op.cit., y.39.

50. C. Colin en A. Bonenfant, La grève formidable des 500.000 en juin 1936, Kommunistische Partij van België, 1937, p.3. (Geraadpleegd op IHOES, Seraing)

51. Interview met Bert Struyf door Roger Van Doninck, 1997.

52. C. Colin en A. Bonenfant, op.cit., pp.5-25.

53. B.-S. Chlepner, Cent ans d' histoire sociale en Belgique., Editions de l'Université de Bruxelles, Brussel, 1972, pp.266-267.

54. Pamflet, (IHOES, Seraing)

55. Pamfletten van de Weerstand aan de mijnwerkers van Hornu-Wasmes, in Chroniques de la résistance du Front de l'Indépendance, Section régionale F.I. de Liège, 1976, pp.60-61.

56. Idem, p.72.

57. Idem, pp.64-94.

58. Bob Claessens, op.cit.

59. Jean Derkenne vertelt zijn leven, op.cit.

60. AndréDans, Un militant liégeois se souvient..., 1983,pp.l08-109.

61. B.-S. Chlepner, op.cit.

62. J. Terfve, Vers la rénovation de la Belgique, rapport voor het Centraal Comité van de Kommunistische Partij van België, 12 augustus 1945.

63. René-Pierre Hasquin, L'adieu au Pays Noir, Editions Scaillet, Charleroi, 1992, p.176.

64. B.-S. Chlepner, op.cit, p.270.

65. Idem.

66. Interview met Frans Vanden Branden in het tv-programma Ter Zake (VRT), naar aanleiding van het honderdjarig bestaan van het ABVV 1998.

67. Vic Thijs, 20 jaar syndicale kroniek, (een bundeling van wekelijkse kronieken in Volksgazet tussen de Tweede Wereldoorlog en de jaren '60), Antwerpen, 1967, pp.47-60.

68. Georges Debunne, Ik heb mijn zeg gehad. Mémoires, Kritak, Leuven, p.ll.

69. Idem, p. 19.

70. Idem, p.32.

71. Hans Depraetere en Jenny Dierick, De Koude Oorlog in België, epo, Berchem, 1985.

72. Frans Vanden Branden, De grote staking van juli 1950, Kommunistische Partij van België (KPB), Brussel, 1950.

73. Idem.

74. Ooggetuige en partizane Juliette Pierre, een dierbare kameraad, legt de grootste verantwoordelijkheid voor het verraad bij Isabelle Blum omdat zij veel meer gezag had op dat moment dan Van Acker.

75. Frans Vanden Branden, op.cit.

76. Hans Depraetere en Jenny Dierick, op.cit., p.78.

77. Bob Claessens, op.cit.

78. Hans Depraetere en Jenny Dierick, op.cit, p.91.

79. Jacques Yerna en Jean Neuville, Le choc de l'hiver 60-61. Les grèves contre la loi unique, Politique et Histoire, Brussel, 1990, p.19.

80. Frans Buyens en Leo de Haes, 60-61: de staking tegen de eenheidswet: Vechten voor onze rechten, Kritak, Leuven.

81. Interview met Henriette Steineck, een van de vier vrouwen die de staking begon, door I. Haesendonck, februari 1994.

Inhoud