2011 - Dirk Tieleman & Uitgeverij Van Halewyck In april 2010 breekt de hel los in kerkelijk Vlaanderen met het ontslag van de bisschop van Brugge, Roger Vangheluwe. Eenjaar later geeft hij, vanuit zijn Franse schuiloord, een ophefmakend interview. Opnieuw staat het land op stelten. Wat is er in het voorbije jaar precies gebeurd? Tientallen jaren leefde de kerk niet meer volgens de normen van het eigen geloof. Ze predikte onthouding maar praktiseerde knapenschennis en machtswellust. Honderden kinderen en vrouwen werden seksueel misbruikt door priesters en geestelijken en de hiërarchie vond de reputatie en het imago van de kerk belangrijker dan het belang van de slachtoffers. Hoe kan een kerk die de naastenliefde predikt zo harteloos zijn? Waarom is het misbruik zo lang verborgen gebleven? Waarom is het geen misdaad van gemeen recht? Was er een doofpot? Of was er schuldig verzuim.
Van Dirk Tieleman verscheen reeds eerder Iran,De derde revolutie (2009), Depressie (2010), Wij willen ons land terug, leven in Afghanistan (2011) en OverHoop (2011) Linker binnenflap - naar inhoud De huiszoekingen naar aanleiding van Operatie Kelk verwekken in de juniriagen van 2010 grote opschudding. Ongezien zijn ze. Historisch. Wat is ds aanleiding? Wat hopen de speurders te vinden in de kathedraal, in het aartsbisschoppelijk paleis, bij de kardinaal thuis en bij de commissie-Adriaenssens? Heiligt het doel de middelen? Twee maand eerder heeft Roger Vangheluwe ontslag genomen. Het grootste schandaal ooit in de Belgische Kerk is begonnen. Rechter binnenflap - naar inhoud Straks zal er ook recht geschieden. Er zal worden onderzocht of er jarenlang sprake is geweest van schuldig verzuim. De uitkomst valt niet te voorspellen. Misschien stapt de rechtbank over de verjaringstermijn en worden de kerkverantwoordelijken toch nog gestraft. Zo'n veroordeling van de daders is een van de basisverlangens van de slachtoffers. Zij willen vooral de erkenning die ze tot dusver nooit gekregen hebben.
Inhoud
Een thriller Een goed gesternte Champagne? Een parallelle rechtsgang Rik Torfs, de scepticus De misdaad van de verleiding Een pauselijk geheim? Schuldig verzuim Het biechtgeheim 'Incardinatie' De schoonheid van de Kerk Godelieve Halsberghe, de paranoïca Verweesd Verklaringen Arthur Luysterman Peter Adriaenssens, de vertrouwensman Vertrouwen versus verjaring Trauma's Verzoening Rik Devillé, de secondant Teamwerk? Peter Adriaenssens, de middelaar Conflict Rik Devillé, de gewetensbezwaarde In de armen van politie en justitie Een vloedgolf Peter Adriaenssens, de gramstorige Eclat Verjaring versus Inkeer Glenn Audenaert, de boss Onvermijdelijk of lichtzinnig? Van Steenbrugge en Mussche, de desperado's Christine Musscheeven verontwaardigd Jean-Marie Berkvens, de rechtlijnige Nog herrie Het Vervolg Eindelijk justitie Rik Devillé, de pion Peter Adriaenssens, de hekkensluiter Incestueus stilzwijgen Herbeginnen Verklaringen Danneels Jürgen Mettepenningen, de kerkhistoricus De bom barst Recht is recht Verklaringen Danneels Een verhaal in (zes)duizend woorden Naar het bisdom Naar de politie Naar de rechtbank Terug naar de politie Naar de commissie-Adriaenssens Schuldig verzuim Tot slot: de follow-up Naschrift
* Op donderdag 24 juni 2010 is het bloedheet. Het radionieuws meldt 's ochtends dat het in de Antwerpse Kempen 35° zal worden. Het is 9.30 uur en voor het imposante, achttiende-eeuwse aartsbisschoppelijke paleis aan de Mechelse Wollemarkt loopt een tv-ploeg van de regionale RTV-Mechelen-Kempen rond. Ze wachten op professor Rik Torfs, BV en kersvers politicus. Binnen in het aartsbisdom zijn alle bisschoppen en de nieuwe aartsbisschop van België, André-Joseph Léonard, bijeen in de Groene Zaal voor de laatste vergadering van de bisschoppenconferentie, dat is een geregelde bijeenkomst van alle bisschoppen van België. Al staande praten ze en drinken ze koffie in het achterafzaal-tje van vijf op vijf. Even verderop in de stad hebben vijfentwintig speurders van het parket van Brussel postgevat. Ze zijn incognito, sommigen zelfs in korte broek omdat het zo warm is. Zij wachten op een teken van onderzoeksrechter Wim De Troy, een eigenzinnige veertiger, motorrijder en supporter van KV Mechelen. De Troy is erg geliefd in zijn korps. Het lijkt een thriller, die zorgvuldig wordt opgebouwd. De actoren weten niets van elkaar. Langzaam, heel langzaam komt de actie op gang. De eerste die iets in de gaten krijgt, is Torfs. Hij is daar heel toevallig. Daags voordien heeft CD&V-politica Marianne Thyssen ontslag genomen als voorzitter van de partij na de desastreuze verkiezingen van 17 juni. Torfs wordt om commentaar gevraagd, maar kan niet naar de RTV-studio in het verre Heultje wegens een drukke agenda in Brussel en Antwerpen. Hij spreekt af halverwege vóór het aartsbisschoppelijk paleis omdat het daar altijd rustig is en er ook parkeergelegenheid is. Bij aankomst heerst er een drukte van jewelste. Auto's rijden af en aan. 'Operatie Kelk' is begonnen. Een Franstalige politieman grapt dat een Chinees, die 'Kerk' niet kan uitspreken, de nieuwe naam heeft bedacht. Op dat moment wordt er niet gelachen. De politiemannen maken zich klaar om het gebouw binnen te vallen. Torfs verwondert er zich over dat de twee meisjes van RTV, een cameravrouw en een journaliste, niet filmen. Blijkbaar is iedereen verbouwereerd. Plots herkent Torfs de rondborstige woordvoerder van het Brussels parket Jos Colpin en zegt hij tegen de RTV-meisjes dat ze zich moeten concentreren op de actie die aan de gang is. Hij vertrekt en belt onderweg VRT-hoofdredacteur Kris Hoflack, met wie hij nog aan de universiteit heeft samengewerkt en meldt dat er groot nieuws is. 'Stuur een satellietwagen; zegt hij, 'zorg datje de eerste bent.' Zelfheeft hij niet zo'n goed gevoel bij de machtsontplooiing van de politie. 'Maar dat had niets te maken met enige sympathie voor de Kerk', vertelt hij me later, 'wel met een soort anarchistische scepsis tegenover dit soort vertoon, dat zit er bij mij heel diep in.' Nietsvermoedend is de groep kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders ondertussen over de binnenplaats van het U-vormige gebouw naar het Refugehuis gestapt, waar de conferentie van de bisschoppen begint aan een grote ovalen tafel in de bisschopszaal. Vrijwel onmiddellijk wordt aartsbisschop André-Joseph Léonard, die met zijn rug naar de deur zit, weggeroepen. Als hij terugkomt, is er aan hem niets te zien. Hij zegt enkel: 'Er is een juridisch probleem.' Nog voor het vijfde punt op de agenda, dat net handelt over de vraag of 'de bisschoppen hun oude dossiers over pedofilie zullen doorgeven aan de commissie-Adriaenssens', wordt er op de deur geklopt. Zes personen melden zich, onder wie onderzoeksrechter Wim De Troy. 'Jullie worden beroofd van jullie persoonlijke vrijheid', zegt hij plechtig, 'we zijn hier in verband met seksueel misbruik. Niemand mag nog iets aanraken. Niemand mag buiten.' Op de vraag of hij dit ook in het Frans moet herhalen, antwoordt aartsbisschop Léonard bevestigend. Léonard waagt het ook om hem om een huiszoekingsbevel te vragen. 'Dat is niet nodig', zegt De Troy, 'ik ben een levend mandaat.' Gsm's en agenda's van de hoogste religieuze gezagsdragers van het land worden in beslag genomen. Later zou blijken dat de politiemensen niet wisten dat net vandaag alle bisschoppen bijeen waren voor hun laatste conferentie van het werkjaar. Van het Refugehuis wordt iedereen overgebracht naar het hoofdgebouw van het aartsbisschoppelijk paleis. Het gezelschap wandelt over de parkeerplaats en door diverse gangen naar de Kim-zaal op de gelijkvloerse verdieping aan de voorzijde van het paleis. Daar zijn zo'n veertig personeelsleden van het aartsbisdom verzameld. Ze zitten rond een aantal bijeengeschoven tafels of staan tegen de muur. Iedereen moet zijn identiteitskaart afgeven en wachten. De sfeer is er een van ongeloof. Iedereen vraagt zich af wat de zin is van deze actie. Aartsbisschop Léonard en zijn ontslagnemende woordvoerder Eric De Beukelaer beginnen te zingen: 'Jésus revient entre les siens', maar ook gezapige liederen als: 'A la clairefointaine'. Blijkbaar hebben de speurders niet verwacht dat er op het aartsbisschoppelijk paleis zo veel volk werkt. De Kimzaal meet slecht vijf op zeven en is te klein, de zaal is genoemd naar de schilder van een doek dat er hangt. Het hele gezelschap wordt uiteindelijk langs de imposante trapzaal met tongewelf en cassetteplafond en via de monumentale staatsietrap overgebracht naar de Troonzaal op de eerste verdieping. De nuntius, de vertegenwoordiger van de paus in België, is erbij gekomen. Hij mocht binnen dankzij zijn diplomatiek paspoort. De Troy laat hem toe de leden van de bisschoppenconferentie toe te spreken. Hij meldt hen dat Rome 's anderendaags de benoeming van Jozef De Kesel tot nieuwe bisschop van Brugge zal bekendmaken. Na deze melding moet hij het paleis weer verlaten. Ook kardinaal Danneels verschijnt even in de Troonzaal. De emeritusbisschoppen, de voormalige bisschoppen die ook waren uitgenodigd voor het feestmaal, komen er niet in. Tussendoor praat Léonard ongedwongen met de speurders en verwondert hij er zich over dat sommigen van hen niet blijken te geloven in het eeuwig leven. Later zou hij ook vreemde uitspraken doen, alsof de politie zou gezonden zijn door God om hen terecht te wijzen en dat die 24ste juni geen goede dag was voor de Kerk maar wel een zuiverende. Hij vraagt ook om de Schrift. Onder begeleiding gaat hij zijn Griekse bijbel halen en begint erin te lezen, soms zelfs voor te lezen. Omstreeks halftwee serveert een traiteur het eten, voorzien als afsluiter van de laatste werkvergadering. Het diner bestaat uit zalmmousse, parelhoen en een ijscoupe, met aangepaste witte en rode wijn. Het Vaticaan zegt achteraf dat de bisschoppen de hele dag geen eten en drinken hebben gekregen. Later zou de politie dit ten stelligste ontkennen en protesteren tegen deze bewering. Maar excuses zijn er nooit gekomen. Rome excuseert zich blijkbaar nooit. Na het eten worden alle aanwezigen apart verhoord. Naar het toilet gaan mag enkel onder begeleiding. De ondervragingen hebben plaats in diverse lokalen van het aartsbisdom en duren tot ruim zeven uur. 'Omdat jullie onvoldoende hebben meegewerkt', zegt De Troy achteraf. Tot zolang moet iedereen wachten in de Kimzaal. Daar worden, pas na fel aandringen, de persoonlijke bezittingen teruggegeven. Het is er ook erg warm. Een politieman wil een venster openen, maar de hendel klemt. Léonard vraagt bereidwillig of hij kan helpen, wellicht omdat hij heeft gemerkt dat er op het parkeerterrein onder het raam druk heen-en-weer-geloop is. Als het raam openstaat, zien de bisschoppen hoe politiemensen honderden dozen uit de bovenverdieping van de garage- en opslaggebouwen aan de overkant naar collega's gooien. Die hebben postgevat op vrachtwagens. Door de openstaande groene poort filmen cameraploegen het gehos. Het zijn die beelden die het publiek elke keer opnieuw te zien zal krijgen als het tv-journaal bericht over de huiszoekingen. De politiemensen hebben het volledige archief op een heel systematische manier doorzocht. Ze hebben alles in dozen gestopt, elk met zo'n vijfhonderd bladzijden. Ook alles wat achter slot zit wordt meegenomen. Daarvoor worden twee sleutelfiguren van het aartsbisdom opgetrommeld: vicaris-generaal Etienne Van Billoen, die daarvoor uit Orval moet overkomen, en de leek Patrick du Bois, de 'bisschoppelijk gedelegeerde voor het beheer van het tijdelijke! Zij worden gesommeerd gesloten kasten te openen, onder meer het indrukwekkende gesloten archief van het aartsbisdom, dat slechts via letter- en draaisloten kan worden opengemaakt. Dat is het 'geheime' archief, de kast waar geheimen moeten worden bewaard, zoals onthuwelijkingen en kindermisbruik. Ook de privévertrekken van Léonard worden doorzocht, de lege en sobere slaap- en badkamer incluis. Tussendoor heeft er ook een huiszoeking plaats in de residentie van kardinaal Danneels in de Varkensstraat, op een steenworp van het paleis. De speurders zijn vooral geïnteresseerd in zijn computer. Danneels reageert zeer gelaten. Wanneer hij nadien naar de Sint-Romboutskathedraal wordt geleid voor een onderzoek in de crypte, loopt hij voorovergebogen, de handen op de rug. Hij lijkt geboeid. In de crypte, waar de Belgische kardinalen begraven liggen, maakt men met een drilboor gaatjes in het graf van wijlen kardinaal Mercier en laat men minuscule camera's zakken. Een tipgever had gemeld dat daar geheime documenten zouden liggen over seksueel misbruik in de Kerk. Men vindt niets. Het lijkt de dag van de huiszoekingen, want een dertigtal kilometer verderop in Leuven, vallen speurders binnen in het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling van professor Peter Adriaenssens, waar de 'Commissie voor de behandeling van klachten wegens seksueel misbruik in de Kerk' is gevestigd. Er worden 475 dossiers van slachtoffers meegenomen. De huiszoekingen verwekken die dagen grote opschudding. Ongezien zijn ze. Historisch. Wat is de aanleiding? Wat hopen de speurders te vinden in de kathedraal, in het aartsbisschoppelijk paleis, bij de kardinaal thuis en bij de commissie-Adriaenssens? Heiligt het doel de middelen? Twee maand eerder heeft de bisschop van Brugge, Roger Vangheluwe, ontslag genomen. Het grootste schandaal ooit in de Belgische Kerk is begonnen. 'Ik vraag me af in welk verhaal ik meespeel. "Pedofielenjager" word ik in sommige kranten genoemd. Elders heet ik "dissidente priester". Ik had die namen liever nooit gekregen. Ik had liever nooit iets met pedofielen te maken gehad. Dan waren al die problemen er nooit geweest. Hoeveel kelken zullen de slachtoffers nog tot de bodem moeten ledigen vooraleer ze hun verhaal echt volledig verteld hebben.' Het eerste conflict 'Mijn conflict met de Kerk is begonnen na de publicatie van mijn eerste boek, De laatste dictatuur, in 1992. Het Tweede Vaticaans Concilie van 1962 tot 1965 heeft de Kerk nieuw leven ingeblazen, maar het lichaam van Christus heeft kanker. Dat is Rome. Als je die kanker wegneemt, komt alles goed. Dan valt de laatste dictatuur. Dat is het thema van dat boek.' Zo begint mijn gesprek met Rik Deviilé. Twee lange namiddagen praat ik met hem in zijn huis met tuin in Tollembeek, in het Pajottenland. Deviilé, van 1944, werd in 1969 tot priester gewijd en was dertien jaar lang godsdienstleraar in de retorica van het Heilig Hartinstituut in Halle. Nadien werd hij pastoor in Buizingen. Sinds 2009 is hij met pensioen. Hij krijgt geen opvolger. In Buizingen zijn er nu negentien voorgangers. Het is een parochie zonder pastoor. 'Bij mijn afscheidsviering in juli vroeg ik of ons experiment doorging en iedereen antwoordde volmondig ja. De parochianen hebben toen de parochie overgenomen. Ze hebben een ander hoofd op de Kerk gezet. Het is een utopie of een kentering in de geschiedenis.' Devillé heeft het al lang aan de stok met de kerkelijke hiërarchie. Hij praat erover met lichte ironie. Zijn lichaam en gezicht dragen de sporen van een lang gevecht, maar hij blijft opvallend mild, ook over de man die hem het leven zuur gemaakt heeft. 'Kardinaal Danneels zelf heeft de meeste promotie gemaakt voor mijn eerste boek. Ik had hem gewaarschuwd dat er een boek zou verschijnen. Hij reageerde eerst niet, maar toen alles klaar was, kwam er toch een brief van hulpbisschop Jan De Bie. Daarin las ik dat er in mijn boek dingen staan die niet kunnen en dat ik het niet mocht publiceren. De zaterdag voor de voorstelling belde de Leuvense kerkjurist Rik Torfs mij dat hij het boek niet kon inleiden. "De kardinaal heeft verdriet", had Danneels hem laten weten. Die zondagavond telefoneerde ik met de kardinaal. Hij herhaalde tot driemaal toe dat ik het boek niet kon uitgeven, maar het was natuurlijk te laat. Op maandagochtend zei ik hem dat ik niet aanwezig zou zijn op de persconferentie. Dat was heel hard voor mij want de hele parochie was er. Ik heb zitten wenen als een kind. 's Avonds in het Journaal werd een "Boek zonder Auteur" voorgesteld met twee lege stoelen in beeld. Ik ben nadien drie keer naar de kardinaal geweest voor mijn veroordeling. Stereotiepe, koele ontvangst. Slap handje. "Dag Rik." Hij had het boek 's nachts gelezen. Hij was kwaad. Er lag een papier op zijn schoot. Hij zag me niet eens zitten. "Weet je wel wat je schrijft?" zei hij. "Habe-mus mamam", dat betekent niet alleen "Wij hebben een vrouw als paus" maar ook "We hebben borsten." Danneels interpreteerde dat zinnetje als een afschuwelijk beeld van een paus met borsten. Dat vond hij shocking. Ik heb nooit aan dat beeld gedacht en dat is het fundamentele probleem van de Kerk. De gezagsdragers stikken in de seksualiteit. Ze zijn daarop gefixeerd. Uiteindelijk mocht ik kiezen uit drie veroordelingen. Hij nam het papier en las. Ofwel nam ik afstand van de inhoud van het boek, ofwel nam ik ontslag, ofwel werd ik tot de lekenstaat teruggebracht. De brief op zijn schoot lag klaar om te ondertekenen. Ik zei dat ik over die straffen nog eens wou nadenken en hij ging daarmee akkoord. Ik reed al zingend naar huis. Ik trok het me niet aan. Ik voelde me niet aangevallen. Ik belde Rik Torfs en die zei dat canon 212 §3 van het kerkelijk wetboek de vrijheid van meningsuiting binnen de Kerk waarborgt: "Naargelang van de kennis, de deskundigheid en het aanzien dat de christengelovigen genieten, hebben zij het recht, soms zelfs de plicht, hun mening over wat het welzijn van de Kerk aangaat aan de gewijde Herders kenbaar te maken en die, met behoud van de zuiverheid van geloof en zeden en van de eerbied jegens de Herders, en rekening houdend met het algemeen nut en de waardigheid van de personen, aan de overige christengelovigen kenbaar te maken." Ik schreef een tekst en keerde terug naar de kardinaal. Ditmaal lag er een briefje op mijn schoot. Hij zat de hele tijd meer naar dat briefje te kijken dan naar mij te luisteren. "Zeg welke straf je wil." Ik deed mijn uitleg en tot mijn verbazing was het probleem daarmee opgelost.' Devillé heeft aan een stuk door gepraat. Hij heeft een heel zachte, wat zeurderige stem. Ik heb moeite om hem te verstaan. Toch heb ik met grote aandacht geluisterd, want hier zijn de kiemen gelegd van een jarenlang conflict tussen een kleine dorpspastoor en de hoogste gezagsdrager van de katholieke Kerk in België. Het verhaal over de herrie rond Devillé's eerste boek is typerend voor wat volgt. De kardinaal is een wankelmoedig mens. Hij lijkt aanvankelijk vastberaden en kranig, maar behandelt zijn onderdanen uiteindelijk mild en genadig. Misschien is hij wel te barmhartig. 'In dat eerste boek staat er geen woord over seksueel misbruik in de Kerk. Ik wist nog niet eens dat het bestond. Pas in mijn tweede boek De Katholieke Ziekte van 1994 schrijf ik erover. Ik heb dat uitgebracht nog voor de affaire-Dutroux, die pas in augustus 1996 losbarstte. Ik heb toen een persconferentie georganiseerd, maar daar werd nadien nauwelijks over bericht. Ergens op een binnenbladzijde stond: "Mensenrechten in de Kerk klaagt aan: 72 slachtoffers van misbruik in de Kerk." Vandaag is één slachtoffer al genoeg om er een hele bladzijde mee te vullen vooraan in de krant. Maar vroeger werd daar geen aandacht aan besteed, want misbruik in de Kerk, dat bestond niet. Wij werden gemarginaliseerd als een onbeduidende groep en niemand geloofde ons. We werden verdacht gemaakt en er werd betwijfeld of het allemaal wel waar was. Maar intussen was het wel duidelijk dat er veel dossiers waren. Iedereen kent ze stilaan. Ze zijn niet langer geheim. Ze liggen op de bureaus van de bisschoppen en de oversten. Ze liggen bij het gerecht. Waren de bisschoppen wegwijzers geweest voor de toekomst en hadden zij de slachtoffers een perspectief geboden, dan waren de problemen rond seksueel misbruik in de Kerk allang opgelost geweest. Het misbruik was toen nog niet verjaard. Had justitie het probleem centraal aangepakt in plaats van de plaatselijke parketten alles onder de mat te laten vegen, dan zaten de daders allang achter de tralies. Maar dat is niet gebeurd. Kerk en justitie zijn hier eeuwen achter.' De gewezen pastoor is op dreef. Zijn ogen glinsteren. De laatste woorden zinderen na. Achttien jaar is hij bezig met misbruik in de Kerk. Hij heeft er al zijn tijd en energie in gestoken. Veel heeft het tot op vandaag niet uitgehaald. Hij lijkt vereenzaamd. Toch heeft hij een hele beweging op gang gebracht. 'Na mijn eerste boek kreeg ik steun van twintig priesters, ook van leken. Ik ontving massa's brieven en solidariteitsbetuigingen en er was een petitie. Ik schrok daarvan, want ik dacht dat ik massa's veroordelingen zou krijgen vanuit de Kerk. Dat was dus niet zo. Daaruit is de "Werkgroep Mensenrechten in de Kerk" ontstaan. Het boek is verschenen in september 1992 en in november is onze werkgroep al opgericht. Ik zie ons daar nog zitten op de stichtingsvergadering in de grote zaal van Pax Christi Antwerpen. Er was een enorme belangstelling. Alle bekende namen in de Kerk deden mee. Er waren drie grote secties: de kerkjuristen, de theologen en wij. Rik Torfs was de trekker voor de kerkjuristen. Wij waren de bijstandgroep. Dat betekent dat wij mensen-in-nood moesten helpen. Uit de ervaringen van die bijstandsgroep heb ik mijn tweede boek gedistilleerd, waarin ik het lijden verwerk dat mensen door de Kerk is aangedaan. Opvallend in dit boek is de conclusie dat de getroffen mensen geen mogelijkheid tot verweer hebben en dat de kerkelijke overheid zich vaak doof houdt of zwijgt. Ik zie daar een systeem achter. Na vijf jaar werken beslisten we daarom aan de bisschoppen en oversten materiaal te leveren. Samen werkten we aan een nieuw boek In de ban van de Kerk. Ik zorgde voor vijf verhalen van misbruik. De anderen analyseerden de casussen theologisch en kerkjuridisch, en we presenteerden dat aan de bisschoppen en oversten. Wij hebben hen toen voorgesteld "meldpunten voor misbruik" of "commissies voor de behandeling van klachten" op te richten. We hebben verwezen naar Nederland, waar ze daar al mee begonnen waren. Ik heb daarvoor nog geschreven naar de kardinaal en uiteindelijk is hij ermee begonnen. Hij heeft het meldpunt aangekondigd in een speciale uitzending met publiek van Terzake op Canvas in 1996, die jij nog hebt gepresenteerd.' Dirk Tieleman: Een vraag nu van mijnheer Heremans uit Willebroek. Een vraag over de houding van de Kerk ten aanzien van pedofilie. Kijker: Goedenavond monseigneur, goedenavond mijnheer Tieleman. Wat hypocrisie betreft ben ik blij u toch de volgende vraag te kunnen stellen: wordt hetgeen tijd dat de katholieke Kerk bij monde van bijvoorbeeld een fijn mens als u, monseigneur, eens in het openbaar vergiffenis vraagt voor het leed en de ellende, die massa's seksueel gefrustreerde en/of pedofiele paters, priesters en nonnen aan kinderen hebben aangedaan en dat sinds mensenheugenis. Met andere woorden, wanneer slaat de Kerk eens een gemeend mea culpa en legt ze haar hypocriete houding afin plaats van alle veroorzaakte ellende met de mantel der liefde te bedekken? Godfried Danneels: Wel, met alle inachtneming van de proporties, als dit gebeurd is, en dat is ook gebeurd, vraag ik bij deze daarover vergiffenis. Ik vind dat wij dat ook niet kunnen aanvaarden. Kijker: Dank u wel. Godfried Danneels: Daarenboven vind ik dat het nodig is dat, als dergelijke gevallen bestaan, en die bestaan, eigenlijk niet meer denk ik in de Kerk dan buiten de Kerk, want het is geen typisch verschijnsel voor de Kerk maar die bestaan, dat men die ook zou signaleren. Iedere bisschop is daarvoor verantwoordelijk. En als men ertegenop ziet om het aan de bisschop te zeggen of het niet durft te zeggen, dan kunnen we eventueel, als dat nodig zou blijken, een meldpunt oprichten waar men dat gewoon zo kan mededelen. Wij moeten ook onze verantwoordelijkheid nemen. Ik vind dat er op dat stuk geen twee maten en geen twee gewichten zijn. Dat meldpunt zou de schroom niet wegnemen. Mannen en vrouwen van dertig, veertig jaar vertellen hun verhaal slechts zeer aarzelend en van stukje tot beetje. Meestal hebben ze het nog nooit opgedist, ook niet aan hun partner of kinderen. 'Mensen belden, schreven of kwamen zelf af. Meestal begon een klacht met een telefoontje voor een afspraak. Dan volgde een gesprek in de pastorij. Of, als ik hoorde dat het oudere mensen waren die moeilijk te been waren, ging ik tot bij hen. Tijdens het eerste gesprek liet ik het slachtoffer zijn verhaal doen en toetste ik af wat hij of zij wilde. Dikwijls vroegen ze om een briefte schrijven of mee te gaan bij de bisschop of overste van een congregatie. Dat deed ik dan en ik volgde het op. Ze gaven mij feedback van wat er nadien gebeurd was, welk antwoord ze hadden gekregen en samen bereidden we de volgende stap voor. Zo ging dat.' De slachtoffers stappen niet naar politie en justitie. Hun klachten worden binnenkerkelijk behandeld. Waarom? Devillé kijkt weg, is verveeld met de vraag. 'Als je dat zo zegt, lijkt het of ik er niet mee naar buiten wou, maar dat gevoel heb ik nooit gehad. Dat is bij mij niet eens opgekomen. Toen zeker nog niet. Nu denk ik daar anders over, maar in het begin was ik bang om de privacy van de mensen te schenden. Bij mij had dat te maken met het beroeps- en biechtgeheim van de pastoor. Ik wilde het vertrouwen dat de mensen in mij hebben als priester niet beschamen. Dat is pas veranderd nadat ik in 1995 Peter De Waele van de pedofiliecel van de Brusselse gerechtelijke politie had ontmoet. Hij raadde me aan naar de zedenpolitie te stappen, die ook door het beroepsgeheim is gebonden. Ik was in die wereld niet zo thuis en ik ben dan bij de plaatselijke politie in Halle gaan vragen of er daar een afdeling zedenzaken is. Dat bleek zo en van dan afstuurde ik slachtoffers altijd naar de plaatselijke zedenpolitie of naar het gerecht. Maar de meesten deden dat niet omdat de plaatselijke politie dan bij hen thuis 'afstapte' en hun partner en kinderen vaak van niets wisten. Ze vertelden hun verhaal ook niet graag aan een politieman die ze kenden. Natuurlijk kon ik de slachtoffers niet dwingen. Het bleef dikwijls bij het schrijven van een brief. Ik raadde hen wel aan naar twee oversten van een orde te schrijven of naar de bisschop en hulpbisschop van het vicariaat waar het misbruik had plaatsgehad, omdat de geadresseerden dan minder gemakkelijk konden liegen of loochenen. Soms waren de mensen zozeer gekwetst dat ze zelfs die brief niet konden schrijven. Dan stelden we een brief op en lieten we het slachtoffer tekenen. Dit hier is bijvoorbeeld een brief uit 1998. Danneels heeft die brief gekregen, samen met de toenmalige bisschop Arthur Luysterman van Gent en overste René Stockman van de Broeders van Liefde, omdat het om een slachtoffer ging van die orde. We hebben daar geen enkele reactie op gekregen, die dader loopt nog altijd vrij rond. Vroeger liet ik het dan zo, maar na een tijd diende ik zelf een klacht in en vertelde ik de politie dat het slachtoffer niet wou dat zijn naam werd genoemd en dat zij het zo aan boord moest leggen dat niemand op de hoogte was. Dat was niet makkelijk. Ik had daar goede en minder goede ervaringen mee. Er waren natuurlijk ook slachtoffers, die zich mans of vrouws genoeg vonden en die zelf naar het gerecht schreven of stapten. Er waren op die manier zaken die wij mee hebben opgestart. Een voorbeeld is de zaak tegen de 82-jarige Broeder van Liefde, die in het orthopedagogisch centrum Sint-Idesbald in Roeselare een gehandicapt meisje had aangerand. Dat geval is in de openbaarheid gekomen, maar er zijn nog altijd tientallen rechtszaken, vooral in West-Vlaanderen en Limburg en ook met de Broeders van Liefde, die al jaren hangende zijn en die de bisschoppen en oversten eindeloos rekken onder het mom dat het gerecht zijn werk moet doen.' In de jaren negentig zijn de Vlamingen blijkbaar nog altijd blo en schroomvallig. Net zoals incest binnen de familie blijft ook het seksueel misbruik van dochter of zoon door een bevriende geestelijke een taboe. Mensen zijn bang voor scha en schande. Rik Devillé laat me een lijst zien van 494 meldingen die de 'Werkgroep Mensenrechten in de Kerk' heeft binnengekregen. Hij kan me niet zeggen wie naar politie of justitie is gestapt. Dikwijls geeft de omgeving van het slachtoffer of de politie aan dat het geen zin heeft een klacht in te dienen. Wel is er over circa 494 gevallen altijd correspondentie geweest met de bisschoppen en oversten. 'Ze bevestigen nagenoeg altijd schriftelijk dat ze onze brieven hebben gekregen, maar het antwoord is altijd hetzelfde. Er staat "We zullen voor u bidden" en ze doen niets. "Ze zijn niet bevoegd" antwoorden ze, en "de verantwoordelijkheid ligt elders." Van alle bisschoppen heeft kardinaal Danneels het meest geschreven. Hij kan dus niet zeggen dat hij van niets weet. Van hem heb ik twee fardes. Maar het zijn meestal nietszeggende antwoorden. "Met de gevoelens van hartelijke toewijding in Christus" en "Moge de Heer U ook vervullen met zijn verrijzeniskracht" zijn de belangrijkste zinnen in zijn brieven. Hij schrijft brieven, maar er staat niets in. Als je er zo'n gemiddelde zaak uitneemt, dan blijkt er na tientallen brieven helemaal niets te zijn opgelost. Je ziet hier hoeveel slachtoffers we hebben opgelijst en we hebben voor alle slachtoffers geschreven. Tientallen en tientallen brieven heeft hij ontvangen. Ik weet niet waarom hij die realiteit ontkent. Als je met dit soort problemen wordt geconfronteerd, dan onderneem je iets. Je nodigt het slachtoffer uit, je vraagt hem uit, je helpt hem, je dringt bij hem aan om naar het gerecht te stappen en je onderneemt zelf acties. Je zet daders onmiddellijk op non-actief. Maar hij heeft niets gedaan. Integendeel.' Het gesprek is emotioneel en vermoeiend. We zijn allebei op. Praten over misbruik en machtsmisbruik gaat niet in de koude kleren zitten. Tijd voor een eerste conclusie. Heeft de Kerk het seksueel misbruik in de doofpot willen stoppen? 'Er is geen doofpot, er is een cultuur van "niet zien". De kardinaal zag het probleem niet. Had hij goed geluisterd, dan had hij het gehoord. Maar hij kon het niet horen, want het bestond niet in zijn geest. Hij had een cultuur ontwikkeld van ontkenning. Misbruik in de Kerk kan niet bestaan, want God heeft de priester gemaakt als zijn vertegenwoordiger op aarde. God pleegt geen misbruik. De priester doet dat ook niet. Dat is onmogelijk. Tegen beter weten in weet hij het, maar hij blijft het ontkennen en hij doet niets.' De discussie wordt wrevelig. Ik wind me erover op dat hij het daarbij liet. Waarom stapte hij niet naar de pers? Waarom hing hij het misbruik niet aan de grote klok? 'Hoe kon ik daarmee naar buiten komen en de discretie respecteren? Ik heb al gezegd dat ik schrik had als er namen vielen. Als ik dat deed, zaten mijn tegenstanders direct in mijn nek. Overigens zijn we wel met dossiers naar buiten gekomen, zoals met de zaak van de aanranding van het gehandicapte meisje in Roeselare. We deden dat zeer omzichtig. Dat was net onze sterkte. Ik geef toe dat ik meestal optrad in naam van de slachtoffers en hen wellicht te veel beschermde, maar ik kon hen toch niet dwingen? Wie ben ik om te zeggen dat iemand naar buiten moet komen met zijn verhaal? Mensen moeten zelf tot inzicht komen om zich te outen. Niemand mag dat doen als hij of zij dat niet wil. Ze zijn al slachtoffer en als ze gedwongen worden, dan worden ze het nog een keer. Dat is het drama. Ik wou hen niet dwingen. Wij hadden wel (h)erkenningsdagen, waar slachtoffers elkaar ontmoetten. In het begin zeiden we dat niemand verplicht was om zijn naam te zeggen. Nu zeggen we al dat het verboden is een naam te noemen. Zo 'n schrik hebben wij. En weet je wat het resultaat is na achttien jaar? Vier durven hun gezicht te laten zien. Ga daar maar eens mee de straat op. Geregeld zegt men mij dat we moeten betogen. Dat kan ik toch niet doen met vier man? De overige honderden zeggen dat er camera's gaan zijn en durven hun gezicht niet te laten zien. Zelfs onder de zes bestuursleden van onze werkgroep "Mensenrechten in de Kerk" zijn er mensen die niet op straat durven te komen.' Ten einde raad gaat Rik Devillé op zoek naar professionele hulp en trekt hij met zijn dossiers naar de advocaten Walter Van Steenbrugge en Christine Mussche. 'Al van in de jaren negentig werken wij samen. Zij zaten toen nog in een kantoor aan het Geeraard de Duivelsteen in Gent. We kwamen daar op zaterdagochtenden samen met heel veel slachtoffers. Dat waren gedenkwaardige bijeenkomsten die uitliepen over de middag. Ik was toen nog parochiepriester en zij ontvingen die mensen belangeloos, als vrijwilligers. Christine Mussche was toen nog een jonge assistente. Zij hebben zich altijd geweldig ingezet voor de slachtoffers van seksueel misbruik in de Kerk. Ik heb enorm veel respect en waardering voor die twee. Zij hebben dezelfde ervaringen als ik. Zij vinden geen gehoor bij de kerkelijke hiërarchie. Slachtoffers wordt afgeraden hogerop te gaan, want ze kunnen niets bewijzen en er is alleen hulp voor daders. Ik ben met mijn dossiers naar hen getrokken. Wij hebben veel gemeen.' Walter Van Steenbrugge en Christine Mussche, de voorvechters 'Ik zie ze nog voor mij zitten, ernstig beschadigde mensen zijn het, die dikwijls thuis nog niets hebben verteld. Dat zijn gebroken mensen. Dat zijn gewonde vogeltjes. Ik geloofde mijn ogen en oren niet. Ik wist niet dat dit bestond.' Devillé zoekt steun in het proces tegen de Broeders van Liefde naar aanleiding van het kindermisbruik in een instituut in Roese-lare. Hij heeft vertrouwen in de twee, ook omdat ze gebonden zijn door het beroepsgeheim. Ik zoek beide advocaten op. Zij hebben elkaar gevonden op 1 september 1991 en hebben geleidelijk een maatschap gevormd van twaalf advocaten en vijf administratieve krachten. Sinds 2008 huizen ze in Merelbeke, in een ruime alleenstaande woning in een doodlopende straat met imposante bomen. Het interieur ademt een statige, strakke rust. Ik word naar binnen geleid in het ruime kantoor van Christine Mussche. Zij moet eind veertig zijn, maar oogt jonger. Plichtsbewust ook. Walter Van Steenbrugge, ongeveer even oud, ziet er jongensachtig uit. Zijn haar hangt sluiks over zijn voorhoofd. Hij praat gedreven. 'Hoe zijn wij erin gerold? In 1996 werden wij gecontacteerd door Ria Cogghe, een dame uit Tielt, moeder van een negenjarig, licht mentaal gehandicapt meisje, Lisa Desmet, dat opgenomen was in het Orthopedagogisch Instituut Sint-Idesbald in Roeselare. Het meisje vertoonde fysieke sporen van aanranding en geweld. Er was geen huis mee te houden. De mama was met haar bij de dokter geweest en bij een psychiater, en daar bleek dat het kind op school onnoemelijke dingen had meegemaakt. De moeder maakte een afspraak met het schoolhoofd en er werd overeengekomen dat het kind in haar hand zou knijpen als ze de stoute man in kwestie zouden tegenkomen op de speelplaats. Toen een zeer oude broeder passeerde, die op de school nog wat klussen opknapte, gaf het kind het afgesproken signaal. Al snel bleek dat er in een tuinhuis seksuele feiten gebeurd waren met die man. De broeder bleek al 82, zijn naam was Emile Ceustermans. De school beloofde de dame om hem over te plaatsen. Maar de man bleek al zeventien keer te zijn betrapt en de moeder wou het daar niet bij laten. Ze voelde onmiddellijk veel tegenwerking van de school en zo is ze ons komen opzoeken Wij legden klacht neer met burgerlijke partijstelling en er kwam een line-up, met andere broeders, figuranten en de bewuste 82-jarige broeder. Telkens duidde het kind die ene broeder aan, daar was geen enkele discussie over. De man werd toen ook in verdenking gesteld door het parket van Kortrijk. Op dat ogenblik trad de grote strafpleiter Leo Martens in actie. Hij was de advocaat van de Broeders van Liefde. Hij rekte de procedure telkens opnieuw alsof de broeder aan het zieltogen was en hij hem een laatste vernedering wou besparen. Wij slaagden erin om dat te counteren, want die zaak was zonneklaar. Er was geen enkele discussie over de daad, de dader, de plaats, alles was loepzuiver. Uiteindelijk kwam de zaak voor de correctionele rechtbank. Daar stonden wij erop dat een aantal politiemannen gehoord werden om te laten blijken welke geniepige streken er waren uitgehaald in dit dossier. Politiemensen Thierry Bouckenooghe en Geert Van Fleeteren zijn onder ede komen getuigen dat zij gecontacteerd waren om de zaak blauwblauw te laten. Daar is een proces-verbaal van opgemaakt. Overste René Stockman van de Broeders van Liefde en nog andere mensen zijn bij hen tussenbeide gekomen om die zaak verticaal te klasseren. Voordien was er nog een incident. Twee opvoedsters hebben onder ede verklaard dat Lisa nooit alleen kan geweest zijn met broeder Ceustermans omdat ze haar leefgroep niet mocht verlaten zonder begeleiding. Ze hebben dat verklaard op verzoek van een hogere directeur, maar hadden hun chef Walter Gerard, die een leek was, verteld dat de kinderen wel vaak alleen op stap gingen. Die chef is op de rechtbank de waarheid komen vertellen, omdat hij die leugens niet met zijn geweten in overeenstemming kon brengen. Hij vertelde erbij dat de opvoedsters geen andere keuze hadden, omdat ze anders hun job zouden verliezen.' 'Voordien hebben we René Stockman nog op een andere manier leren kennen. Het meisje Lisa had nogal wat psychische schade opgelopen van het voorval en de moeder was zelf ook ziekelijk. Ze had nog twee kinderen en geen inkomen, want de vader betaalde geen alimentatie. Zij is overigens kort nadien, op 48-jarige leeftijd, overleden. We zijn bij Stockman op bezoek gegaan in het Sint-Guislaininstituut in Gent en hebben hem gevraagd wat hij dacht daaraan te doen. We wilden dat de tot dan toe geleden schade vergoed zou worden en dat ook de therapiekosten in de toekomst zouden worden betaald. Dat zijn geen fortuinen. Hij heeft toen wel gevraagd aan welk bedrag we dachten, maar wij hebben enkel gezegd dat hij best geplaatst was om dat in te schatten. We zijn daar vertrokken in de vaste overtuiging dat die man dat zou regelen. Tijdens het proces bleek dan dat hij in een proces-verbaal had verklaard dat wij hem hebben gechanteerd en dat we geld wilden om de zaak stil te houden. Hij verklaarde in de rechtbank dat wij miljoenen hadden gevraagd. Dat waren nog franken, maar ik viel toen bijna van mijn stoel.' 'Broeder Ceustermans werd in Kortrijk over de hele lijn schuldig verklaard. Vier jaar kreeg hij, waarvan twee jaar effectief, maar ik hoor meester Leo Martens nog zeggen: "Wees niet te zeker over de afloop." En wat gebeurde er? Hij ging in beroep in Gent en wij moesten voorkomen voor de derde kamer van het hof, eerste zitting. Voordien vroeg de moeder mij: "Wie zit er daarin?" Ik zei: "Ja, dat zijn echt goeie magistraten, ze zijn alle drie van CVP-signatuur, maar maak je maar geen zorgen, of dat nu CVP'ers zijn of niet, dat zijn wel mensen die zich niet laten manipuleren, er komt geen vrijspraak of strafvermindering, it's a piece of cake." Ik hoor het me nog zeggen, omdat het zo duidelijk was. Als je dat dossier las, kon je daar niet aan twijfelen. Ter zitting zei het openbaar ministerie: "Ik vraag de vrijspraak, want dat onderzoek trekt nergens op." Drie minuten sprak hij, niet langer. Hij motiveerde niet. Hij zei gewoon: "Ik vraag de vrijspraak." Wij schrokken ons natuurlijk een hoedje! Ik heb dan nog de drie experts opgevorderd, onder wie de professoren Peter Adriaenssens en Dirk Deboutte, die het kind hebben onderzocht, maar er was niets meer aan te doen. De broeder werd vrijgesproken.' 'En dat was niet alles. De priesters Rik Devillé en Norbert Bethune van de werkgroep "Mensenrechten in de Kerk" hebben namelijk aan de pers verklaringen afgelegd over deze zaak. Ze hebben in het Brugsch Handelsblad gezegd dat zo'n doofpotpolitiek wel vaker gebeurt in de Kerk en dat een onderzoek vroeger ook al was gesaboteerd en dat politiemensen ook elders onder druk waren gezet. Ze zeiden tevens dat ze deze zaken hadden aangekaart bij kardinaal Danneels. Broeder Stockman heeft daarop een burgerlijke vordering ingesteld tegen hen en een forse schadevergoeding geëist. Hij maakte die zaak aanhangig bij de voorzitter van de rechtbank in Brugge, Hendrik Danneels, de broer van de kardinaal. Ik sta Devillé al bij van in de jaren negentig en ik weet dat hij op geen goed blaadje staat bij de kardinaal. Toen de zaak voorkwam, merkte ik op dat er belangenvermenging was. Uiteindelijk is de zaak behandeld in een andere kamer en hebben we met vlag en wimpel gewonnen. Onze cliënten Devillé en Bethune zijn vrijuit gegaan. We hebben de zaak toen pro deo gepleit omdat Devillé bang was voor een zeer zware schadevergoeding.' 'En van dan af hebben we samen, Christine en ik, elke zaterdag hier slachtoffers ontvangen. Ook dat hebben we gratis gedaan, pro deo. Ze zijn in drommen, met busjes, komen binnenvallen. We hebben een grote vergaderzaal en we moeten er telkens stoelen bijhalen uit de wachtkamer, met zoveel zijn ze telkens. Dat zijn allemaal slachtoffers van seksuele misdrijven gepleegd door geestelijken. Ik zie ze nog voor mij zitten, ernstig beschadigde mensen zijn het, die dikwijls thuis nog niets hebben verteld. Dat zijn gebroken mensen. Dat zijn gewonde vogeltjes. Ik geloofde mijn ogen en oren niet. Ik wist niet dat dit bestond. De rode draad is schrik. Al die mensen hebben schrik. Ze willen niet naar justitie gaan. Ze komen hier altijd met Rik Devillé. Ze willen dat hij hun zaak aanhangig maakt bij de Kerk. En ze willen dat wij iets proberen op gang te trekken, zoals een wetswijziging. Maar een mandaat om naar justitie te gaan krijgen we niet, op mevrouw Cogghe na, en nog één of twee anderen.' 'De kern van de zaak is schaamte. Die mensen zitten met een schuldgevoel. Dat is totaal ten onrechte, maar het neemt al hun daadkracht weg. Ze willen niet geconfronteerd worden met pijnlijke vragen, waarop niet altijd een zwart-witantwoord te geven valt en dus willen ze niet naar justitie. Ze zitten hier compleet gebroken. Weet je, een verhaal lezen of zien over erge feiten is confronterend, maar mensen zien breken, mensen van zestig, zeventig is verschrikkelijk. En dat gaat maar door. Ook nu nog zijn er mensen die zich melden, dertig of veertig jaar na de feiten, en die vertellen hoe hun leven is geruïneerd. Wij vertegenwoordigen nu een zeventigtal slachtoffers. Al die mensen hebben zich al die jaren gedeisd gehouden, ook al zijn ze talrijk en zouden ze samen resultaat kunnen boeken. En daar wordt op ingespeeld op de al-lerfijnste en ook soms op de meest grove manier door instanties als de Broeders van Liefde en alles wat kerkelijk gezag is.' 'Ik moet je wel zeggen dat ik zelf even getwijfeld heb, toen hij [kardinaal Danneels] op televisie met grote stelligheid kwam zeggen dat hij zich niet kan herinneren dat ik hem over Vangheluwes misbruik heb gesproken. Ik heb geen enkel bewijs om hem tegen te spreken. Maar sindsdien heeft hij zo dikwijls gezegd dat hij niets weet van de dossiers waarover ik en anderen hem volledig hebben ingelicht, dat ik geen twijfels meer heb. Hij heeft het geweten van Vangheluwe, zoals hij het heeft geweten van alle anderen.' Diezelfde avond zit ik terug bij Rik Devillé. Hij praat verder over de zaak in Roeselare. Hij vindt het een typevoorbeeld van hoe mensen onder druk worden gezet door hogere geestelijken of hogere magistraten. 'Op een dag in de zomer van 2000 kwam er een Broeder van Liefde, directeur van een school, onaangekondigd bij me binnenvallen. Hij wist dat we in conflict waren met zijn overste Stockman en dat de zaak van broeder Ceustermans in beroep moest voorkomen, en hij begon spontaan te vertellen. Hij zei me dat de broeder kort vóór de feiten in Roeselare nog met vakantie was geweest in Thailand, waar het kindersekstoerisme toen nog welig tierde. Blijkbaar ging hij elk jaar naar Thailand, maar in het klooster vertelde hij telkens dat hij naar Griekenland reisde. Zijn medebroeders kregen argwaan en vroegen hem uit over de Grieken, maar hij verzon altijd wel wat en kon zich redden. Op een keer hebben ze zijn ticket voor Thailand verwisseld met een voor Griekenland en dan viel hij door de mand, maar hij bleef nadien toch naar Thailand reizen. Die broeder vertelde me dat, maar ik had natuurlijk niets op schrift of tape. Ik probeerde later via mail toch het verhaal bevestigd te krijgen vooraleer de zaak in de rechtbank in beroep werd behandeld. Kort nadien kreeg ik als antwoord dat hij na diepgaande overpeinzingen besloten had om niet in te gaan op mijn vraag om te getuigen. Hij vreesde dat hem schade kon worden toegebracht. De man is nog altijd broeder. Broeders, paters en priesters getuigen nooit. Ze worden onder druk gezet. Die ene man is een grote uitzondering. Ik ken ook vijf politiemensen die me gezegd hebben dat ze wilden getuigen over de pressie die op hen was uitgeoefend, maar toen puntje bij paaltje kwam, gaven ze forfait. Het is ook een wereld waarin ik me niet thuis voel. Op een keer kreeg ik hier een politieman over de vloer die me zei dat ik moest zwijgen omdat ik het alleen erger maakte voor het slachtoffer als ik sprak. Dat zijn van die gesprekken waar je niet van weet of je nu een gesprek hebt gehad of slechts een voorzichtige terechtwijzing. Een half woord zegt soms meer dan duizend zinnen. Een andere keer liet een politieman verstaan dat hij over een bepaalde situatie niet kon spreken en dat ik elders meer uitleg moest vragen. Ik wist al direct over wie hij het had en ik stond direct te trillen op mijn benen. Ook vele politiemannen zijn bang dat ze op hun kop gaan krijgen van hun chefs als ze praten, omdat ook die chefs onder druk staan van hogerhand. In dat verband spant procureur Jean-Marie Berkvens van Brugge echt wel de kroon. Berkvens heeft nog nooit iets gedaan tegen kindermisbruik in de Kerk. Van hem hebben we nog nooit iets vernomen. Ook zegt hij dat hij van mij nooit een concreet dossier heeft gekregen, maar dat is gelogen. Al lang had ik hem gesommeerd me te komen ondervragen omdat ik al sinds 1996 weet dat bisschop Vangheluwe zijn neven heeft misbruikt. Hij heeft dat nooit willen doen, maar na het ontslag van Vangheluwe op 23 april 2010 heeft hij, een maand later, toch twee rechercheurs gestuurd voor een proces-verbaal. Daar heb ik volop gebruik van gemaakt. Ik heb hen nog eens elf namen gegeven van daders in elf klachten, die onze werkgroep lang geleden bij het parket van Brugge heeft ingediend, maar die zonder gevolg zijn gebleven. Ik wou die namen toevoegen aan het pv. Ik wou vooral aantonen dat er nog honderden klachten zijn, die nooit in de krant komen, naast de zaak-Vangheluwe, die uitgebreid de pers heeft gehaald.' 'Natuurlijk heb ik bij Danneels in het najaar van 1996 de naam Vangheluwe niet genoemd, toen ik hem sprak over het misbruik van zijn neven. Ik heb gesproken van "de bisschoppen, onder wie de bisschop van Brugge" dat weet ik heel goed. Ik kon de naam niet noemen, omdat ik het slechts uit tweede hand wist. Ik wist het van een vertrouwenspersoon, die zelf in de knoei zat wegens een gelijkaardig probleem en in de marge daarvan het verhaal deed van de bisschop van Brugge. Maar hij wist het ook zelf maar van horen zeggen. Toch was ik vrij zeker, want op den duur had ik toch ook wat psychologisch inzicht verworven en had ik rap door of een verhaal klopte of niet. Zelf had ik het verhaal voordien ook nog van een tweede persoon vernomen, maar die vertrouwde ik niet. Ik wist het dus van horen zeggen, van horen zeggen en van horen zeggen. Dat was dus allemaal erg moeilijk. Ik zat in een lastige positie. Stel dat het niet waar was. Ik heb het toen wel gemeld aan procureur Jean-Marie Berkvens van Brugge. Hij kende mijn vertrouwensman en was gebonden door het beroepsgeheim. Hij kon het perfect laten uitzoeken. De bewijzen dat ik hem heb ingelicht heb ik hier, in deze dossiers. Naar buiten toe kon ik minder vertellen. Alleen aan kardinaal Danneels heb ik in het najaar van 1996 gezegd dat er bepaalde personen mij hebben verteld van het misbruik van bisschop Vangheluwe. Ik was in die periode dikwijls bij hem met de eerste verhalen van misbruik in de Kerk. Ik heb hem dan in een opsomming van feiten ook verteld wat ik wist over de bisschop van Brugge. Hij heeft me dan al hoofdschuddend en mompelend uitgelaten met de woorden: "Ja, ja, ja, Devillé". Hij geloofde me duidelijk niet, maar hij heeft het zeker gehoord. Daar ben ik nu zeker van, vooral na het raadplegen van mijn agenda's. Ik moet je wel zeggen dat ik zelf even getwijfeld heb, toen hij op televisie met grote stelligheid kwam zeggen dat hij zich niet kan herinneren dat ik hem over Vangheluwes misbruik heb gesproken. Ik heb geen enkel bewijs om hem tegen te spreken. Maar sindsdien heeft hij zo dikwijls gezegd dat hij niets weet van de dossiers waarover ik en anderen hem volledig hebben ingelicht, dat ik geen twijfels meer heb. Hij heeft het geweten van Vangheluwe, zoals hij het heeft geweten van alle anderen.' Jean-Marie Berkvens, de gestrenge 'De druk die we het laatste decennium ervaren is een externe druk van de vox populi, van de politiek, van de media. Ik heb daarmee moeten leren omgaan. In dit dossier heb ik soms weieens zin om te zeggen wat ik eigenlijk denk en dat is misschien niet altijd wat de vox populi graag wil horen.' Procureur des Konings Jean-Marie Berkvens heeft zijn kantoor in het gerechtsgebouw binnen de Brugse wallen aan de Kruispoort. Aan de receptie is men op de hoogte van mijn komst. Via lange gangen word ik naar zijn bureau gebracht. Het raam staat open en frisse regenlucht waait binnen. Hij ruimt wat papieren op en ik neem plaats tegenover hem. Berkvens is geboren in 1948 en heeft een lange staat van dienst. Hij ziet er kwetsbaar uit. 'Ik was op de hoogte van de verhalen van Rik Devillé, ook over Danneels, die op de hoogte zou geweest zijn van het misbruik van Vangheluwe. Het intrigeerde me omdat gezegd werd dat de twee boezemvrienden waren. Maar er wordt zoveel verteld en ik was er niet op ingegaan. Ik herinner me ook niet dat hij me hierover ooit een brief geschreven heeft. Ik heb hem ook nooit ontmoet. Na het ontslag van Vangheluwe eind april 2010 heb ik wel enkele speurders naar hem en zijn West-Vlaamse compagnon Norbert Bethune gestuurd om hulp te vragen. Ik was geïnteresseerd in hun verhalen omdat ik wou te weten komen hoe Vangheluwe omging met priesters die seksueel misbruik hadden gepleegd. Devillé heeft toen tien, elf namen genoemd, van wie er twee of drie uit Brugge mij niet onbekend waren. De anderen waren van andere gerechtelijke arrondissementen. Uiteraard heb ik hem ook laten vragen hoe dat juist zat tussen Danneels en Vangheluwe. Maar Devillé bleef vaag. Hij kwam af met mensen van wie hij de identiteit niet kon bekendmaken. Vroeger respecteerde ik dat en begreep ik dat, maar nu vraag ik me meer en meer af of dat geen alibi is voor de eigen verbeelding. Nu zeg ik kordaat en beleefd dat men niet meer moet afkomen met mensen die onbekend wensen te blijven. Dat onderzoek ik niet. Ik ga mijn energie, mijn middelen en mijn speurders niet meer inzetten voor informatie uit tweede hand. Dat doe ik niet meer. Overigens heb ik me altijd behoorlijk boos gemaakt over de loze aantijgingen van Devillé in de media dat Brugge het kinder-misbruik in de Kerk niet heeft aangepakt. Ik heb me hier ooit samen met een aantal collega's op honderden dossiers van seksueel misbruik binnen een gezagsrelatie gegooid en we hebben er over een termijn van tien jaar enkele tientallen dossiers uitgefilterd. Dat was merkwaardig weinig. Zeer veel dossiers van seksueel misbruik zijn er hier nooit geweest. Op een jaarlijks totaal van 35.000 dossiers waren er een dertigtal per jaar in de familiesfeer en amper vijf in een pastorale relatie. Sommige jaren waren er zelfs geen meldingen. Dat heeft alles te maken met een soort omerta. Die geheimhouding bestaat in de familiale sfeer, maar ook in de Kerk. Zaken als incest en seksueel misbruik worden niet aan de neus van justitie gehangen, maar komen terecht in de vertrouwenscen-tra waar slachtoffers en daders in alle discretie worden geholpen. De artsen daar zijn gebonden door het beroepsgeheim en melden ons niets. Zij zitten in de ivoren toren van de hulpverlening. Dat zou nu wel gaan veranderen. Er is een wet op komst die hen verplicht te praten. Het laatste jaar zijn er wel veel meer seksdossiers binnen de Kerk bijgekomen. Dat heeft te maken met de commotie van de jongste maanden. Hier waren er een dertigtal, we hebben er nog nooit zoveel samen gezien. Ik doe ze allemaal zelf omdat het geen cadeaus zijn. In de overgrote meerderheid van de gevallen haal je geen resultaat. De verdachte is overleden of oud en mentaal afgetakeld, of de zaak is verjaard. Het zijn kosten op het sterfhuis. Ik heb veel liever dat mijn magistraten zich bezighouden met de duizenden dossiers die nog niet zijn verjaard, maar het is een opdracht van Brussel en dus doen we het en investeren we in verhoren en confrontaties. Een enkele keer boeken we resultaat, maar als ik hierop zou worden beoordeeld als manager en niet als procureur, dan zou ik grandioos gebuisd zijn. De kosten wegen niet op tegen de baten.' Procureur Berkvens kijkt me aan met een vermoeide blik. Hij is tien jaar onderzoeksrechter geweest en nu al drieëntwintig jaar procureur des Konings in het gerechtelijk arrondissement Brugge. In de herfst van zijn carrière irriteren hem meer en meer toestanden. 'Er is veel oppervlakkigheid, veel onwetendheid ook en weinig schroom. Zeer weinig schroom. We moeten hier in Brugge opboksen tegen een reeks vooroordelen. De voorzitter van de rechtbank van Brugge was Hendrik Danneels, de broer van de kardinaal. Ik zou daarom niet te vertrouwen zijn in zaken die de kardinaal aanbelangen. Ik zou ook herhaaldelijk benaderd zijn door Vangheluwe zelf. Dat beweerde Norbert Bethune, maar hij droeg geen enkel bewijs aan. Ik heb op die aantijgingen nooit gereageerd, maar dat ging me niet in de koude kleren zitten. Ik werd daar emotioneel wel door geraakt. Ik vermoed dat Rik Devillé en Norbert Bethune op mijn kap een conflict uitvechten met hun hiërarchie, Bethune omdat hij gehuwd is, Devillé omdat hij rebels is. Ik vraag me af of zij de geschikte personen waren om de slachtoffers te vertegenwoordigen bij hun oversten, waar zij werden gewantrouwd. Ik heb briefwisseling gezien tussen Danneels en Devillé en tussen Vangheluwe en Devillé waarin ze hem aanmaanden om te stoppen met de ge-ruchtenmolen. Bethune heeft de inspecteurs, die hem kwamen ondervragen na het ontslag van Vangheluwe, aan de deur gezet. Hij wou niet helpen omdat een klacht in het Sint-Andriesziekenhuis in Tielt, die hij in de jaren negentig had ingediend, zonder gevolg was gebleven. Zelf was hij er jarenlang niet in geslaagd om de slachtoffers daar ervan te overtuigen om naar justitie te stappen. Hij en Devillé werkten in het ijle. Ik vermoed dat ze nauwelijks dossiers hadden.' 'Ook mijn vroegere medestander Rik Torfs zegt in 'De Standaard' dat ik leur met dossiers en dat ik niets heb. Ik heb hem uitgenodigd om te komen kijken als "beroepspersoon", maar hij is niet gekomen. Iedereen, ook de bisschoppen, mag mijn dossiers inzien.' Ten huize Devillé liggen talloze dossiers en knipselfardes voor mij uitgestald op de eettafel. De priester op rust bladert er voortdurend in op zoek naar relevante informatie. Het verbaast me hoe gemakkelijk hij zijn weg weet in de bergen paperassen, die mij zeer wanordelijk overkomen. Devillé grinnikt als ik hem zeg dat sommigen beweren dat hij nauwelijks dossiers heeft. Hij kijkt me aan over zijn brilletje en wijst naar de stapels. 'Er zijn veel slachtoffers van wie ik geen uitgebreid dossier heb. Soms heb ik enkel wat notities en telefoonnummers. Soms zijn er slechts enkele regeltjes. Vele dossiers zijn erg mager. Maar zeggen of schrijven dat ik geen dossiers heb zoals mijn tegenstanders beweren, klopt niet. Zij kunnen altijd hier komen kijken naar mijn dossiers, die ik achter slot en grendel bewaar. Overste Stockman van de Broeders van Liefde beweert zelfs doodleuk dat niet hij maar ik alles in de doofpot heb gestopt en schuldig verzuim heb gepleegd door geen namen te noemen. Ook mijn vroegere medestander Rik Torfs zegt in De Standaard dat ik leur met dossiers en dat ik niets heb. Ik heb hem uitgenodigd om te komen kijken als "beroepspersoon" maar hij is niet gekomen. Iedereen, ook de bisschoppen, mag mijn dossiers inzien.' Het gesprek gaat als vanzelf in de richting van kardinaal Godfried Danneels, de man die aanzien en prestige heeft, vooral bij andersdenkenden. Hij is welbespraakt en maakt grote sier tijdens tv-optredens. Hij is minzaam en inlevend, zo lijkt het, maar uit het verhaal van Devillé komt een heel andere persoon tevoorschijn, iemand die hem het zwijgen heeft proberen op te leggen. 'Ik ben op 25 januari 2000 met twintig slachtoffers op audiëntie geweest, wellicht zeg ik beter: binnengevallen bij de kardinaal. Danneels probeerde ons eerst af te schepen. Hij vond dat we met te veel waren. Hij had geen stoelen genoeg, zei hij. We kregen niets te drinken, geen water, geen koffie, hij had ook weinig tijd. Zijn secretaris kwam een paar keer zeggen dat hij weg moest naar volgende afspraken, waarop Danneels: "Hoeveel zijn er nog? Nog vier? Allez, ik heb nog een kwartiertje." Danneels zei nadien over de bijeenkomst: "Ze hebben zoveel verteld. Ik loochen niet dat met sommige mensen erge dingen gebeurd kunnen zijn. Maar ik heb ook verhalen gehoord waarvoor er geen enkel bewijs is. Ik wil mij niet verontschuldigen, maar ik weiger de rol toebedeeld te krijgen van degene die alles toedekt. Dat is geen eerlijk proces. Waar heb ik iets toegedekt? Ik heb die mensen toch ontvangen, ik heb naar hen geluisterd, ook al kan ik niets voor hen doen, omdat hun klachten betrekking hebben op andere bisdommen." Dat is zo, maar hij was toch het hoofd van de bisschoppenconferentie en kon er die gevallen toch melden? Overigens was er ook iemand bij van zijn bisdom. Toen die man dat zei, reageerde hij niet eens. En toen iemand hem vertelde dat een slachtoffer van seksueel misbruik zich van het leven had beroofd, antwoordde hij: "Ben ik daar de oorzaak van? Ik vind dat triest, maar er zijn honderden zelfmoorden ten gevolge van seksueel misbruik en ze zijn zeker niet allemaal slachtoffers van priesters. Ik kan dat alleen maar betreuren. Wat kan ik er meer aan doen?" En even later: "We hebben een zekere tijd nodig gehad om sommige dingen in te zien, ik heb geen moeite dat te erkennen. Ik ben lid van de Kerk, ik wil mijn historische verantwoordelijkheid niet ontlopen. Maar ik kan toch niet de schuld op mij nemen voor dingen die ik niet heb gedaan? Ik kan toch niet opdraaien voor de zonden van de kruisvaarders?" en "Ik ben niet aansprakelijk voor een pedofiele priester, anders zou iedere elektrieker die in naam van zijn baas ergens binnenkomt om een lamp te herstellen en de vrouw des huizes verkracht, dat op zijn baas kunnen afschuiven." De toenmalige voorzitster van de "Werkgroep Mensenrechten in de Kerk" Lieve Janssens, heeft daar toen een verslag van geschreven, waarin ze stelt dat de kardinaal niet geluisterd heeft en zich heeft gedragen als het grootste slachtoffer onder de slachtoffers. Erevolksvertegenwoordiger Ghisleen Willems, van CD&V Aalst, die bij de twintig was als waarnemer, schreef haar 's anderendaags dat hij nog nooit zo duidelijk de "volgehouden vlucht voor verantwoordelijkheid van de kerkelijke overheid heeft meegemaakt". Ook een vrouwelijk slachtoffer schreef later dat de kardinaal elke verantwoordelijkheid van zich heeft afgeschoven. En ik heb hier ook nog een verslag van een mevrouw die er bij was, maar die een paar jaar vroeger ook bij Danneels was geweest, samen met mij. Ook zij vond de ontvangst kil en vijandig, vooral ten aanzien van mij.' 'Nadien is de relatie met de kardinaal helemaal verzuurd. Kort na de "audiëntie" op het aartsbisschoppelijk paleis zei hij tegen een journalist: "Meneer Devillé schermt al jaren met dossiers die hij nooit publiek maakt en waarop ik dus niet kan reageren. Is hij de profeet die alles weet? Als hij klachten heeft over priesters in mijn bisdom, dan moet hij daarover met mij komen spreken." Ik kreeg ook brieven van hem waarin hij schrijft dat ik de Kerk onderuithaal en de pastoors zwart maak en dat ik moet zwijgen over misbruik. Ik heb die brieven nog allemaal. In een brief van 15 november 1996 vraagt hij uitdrukkelijk dat ik zou ophouden met "publieke beschuldigingen, veralgemeningen en verdachtmakingen tegen de Kerk en haar bedienaars, vooral tegen mijn collega's bisschoppen." Het is niet toevallig dat hij spreekt over "collega's bisschoppen" want even tevoren had ik hem verteld over het misbruik van zijn collega Roger Vangheluwe. Hij probeerde me ook het zwijgen op te leggen. Nog in hetzelfde jaar 2000 werd ik als vertrouwenspersoon geboycot. Ik ben met een vrouw naar bisschop Roger Vangheluwe van Brugge gestapt en ben er de toegang geweigerd. Een paar dagen daarna schreef Vangheluwe dat de bisschoppen onderling hadden afgesproken wie de vertrouwenspersonen van de slachtoffers moesten zijn. Ik zou voortaan niet meer worden gedoogd. Zij hadden hun eigen mensen aangesteld als bemiddelaars. Ook andere slachtoffers kregen brieven van Vangheluwe en van gewezen bisschop Paul Schruers van Hasselt, waarin ik als een persona non grata werd bestempeld, omdat ik geen mandaat had als bemiddelaar. Ik heb die brieven naast me neergelegd en ik ben wel slachtoffers blijven begeleiden. Kardinaal Danneels heeft me later, in juli 2006, ook nog een "decreet" of kerkelijk strafproces aangedaan naar aanleiding van een concrete klacht in april 1999 tegen een priester, die een vijftienjarig meisje had aangerand. De man was het meisje blijven achtervolgen, had haar zwanger gemaakt en tot abortus gedreven. Het meisje had drie zelfmoordpogingen achter de rug en lag al vijftien jaar in een diepe coma. Ik had Danneels daarover brieven geschreven en was in juni 2000 met de familie en met het slachtoffer, dat nog in coma was, naar het aartsbisdom getrokken. Ik was nadien ook met het hele verhaal naar de pers gestapt. De priester had intussen zijn onschuld staande gehouden en de familie van het slachtoffer voor de strafrechter gedaagd. Hij had daar gelijk gekregen en daarop deed de kardinaal mij een kerkelijk strafproces aan. Ik heb dat geweigerd omdat hij me een advocaat had opgedrongen, die nota bene de overste van de Broeders van Liefde Stockman had verdedigd in de zedenzaak in Roeselare. Ik heb er nadien ook niets meer over gehoord. Danneels heeft er ook nooit meer mee gedreigd. Maar ik vond het wel tekenend voor de kardinaal. Hij heeft altijd bij hoog en bij laag in de media gezegd dat hij nooit klachten heeft gekregen over seksueel misbruik in de Kerk en hij heeft me een proces aangedaan wegens een klacht. Hoe ver kun je gaan? In diezelfde zaak ben ik ook veroordeeld door de "Interdioce-sane commissie voor de behandeling van klachten wegens seksueel misbruik in de pastorale relaties". Die commissie was de opvolger van het meldpunt dat wij kardinaal Danneels naar Nederlands voorbeeld hadden aangeprezen om de slachtoffers bij te staan. Nu werd ik zelf het slachtoffer van de nieuwe commissie. Haar voorzitter, ere-magistrate Godelieve Halsberghe, kapittelde mij omdat ik de man "in de uitoefening van zijn taak als priester zwaar belast en beklad had zonder enig voorafgaandelijk ernstig onderzoek". "Vooral in een artikel in het tijdschrift Blik over het bezoek aan de kardinaal werden de eer en de waardigheid van de priester door het slijk gehaald", zo staat er, alsof ik verantwoordelijk was voor dat artikel. Ik werd veroordeeld tot een morele schadevergoeding van 50.000 euro voor laster en eerroof van de priester. Het rekeningnummer stond erbij. De priester werd vrijgepleit van verkrachting. Er was geen onafhankelijk onderzoek. Alleen de priester werd ondervraagd en nog een paar mensen die allemaal van niets meer wisten, maar het slachtoffer en haar familie en ik werden niet gehoord. Wij hadden het misbruik kunnen aantonen, hadden ze ons opgeroepen. Ik heb gebeld en geschreven om mijn kant van het verhaal te mogen doen, maar tevergeefs. Haar antwoord was telkens dat ze het al kende. Begrijp je dat? Kun je iemand 50.000 euro doen betalen zonder hem te horen? Ik heb nog nooit zo 'n rechtszaak meegemaakt, waar je niet eens de kans krijgt je te verdedigen.' We zijn bij de eerste commissie aanbeland, die klachten over seksueel misbruik in de Kerk heeft behandeld. De voorzitster was Godelieve Halsberghe, een magistrate van 70 op rust. 'Zij was sinds 2000 de eerste voorzitster van de "Interdiocesane commissie voor de behandeling van klachten wegens seksueel misbruik in de pastorale relaties" Ik kende haar niet. Was haar commissie objectief of niet? Ik weet het niet. Ik heb in elk geval nog verscheidene aanmaningen gekregen om die 50.000 euro te storten, maar ik heb nooit betaald. Ik heb er later met haar over gepraat en toen vertelde ze me dat ze daar niets kon over zeggen omdat ze de advocaat was van die priester. Dat snapte ik niet. Hoe kun je als voorzitter van een commissie advocaat zijn van een betrokken partij in een dossier? Ik dacht toen: hier klopt iets niet. Ofwel heeft ze geheugenverlies, zoals werd verteld, en verwart ze twee zaken, ofwel is het waar en dan wil ik daar niets meer mee te maken hebben. Zoiets doe je niet. Nadien dacht ik meer dan ooit dat ze een aanhangsel was van de bisschoppen. Maar zo rond 2008-2009 kreeg ik een telefoontje van haar. Het was toen stil op het front en daar profiteerden de bisschoppen altijd van. Ik heb haar toen twee of drie keer gesproken. Bleek dat de bisschoppen bezig waren haar opzij te schuiven omdat ze altijd geld vroeg, zoals mij ook duidelijk was geworden. Zij eiste altijd een schadeloosstelling bij bewezen seksueel misbruik of bij valse aanklachten. Officieel werd ze geprezen omdat ze haar werk goed had gedaan, maar officieus werd ze ontheven van haar taak. De bisschoppen stelden dat ze voortaan zelf de moeilijke dossiers zouden oplossen. Toen ze nadien schreef dat er niets was opgelost, lieten ze haar verstaan dat ze zich niet meer moest bezighouden met die dossiers. Toen ze toch nog een oplossing voorstelde, betaalden de bisschoppen gewoonweg de voorgestelde schadevergoedingen niet.' Verklaringen Danneels afgelegd op 21 december 2010 in de 'Bijzondere Commissie betreffende de behandeling van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie, inzonderheid binnen de Kerk'. 'Door het feit dat ik dertig jaar aartsbisschop ben geweest en door het feit dat men altijd wil visualiseren en personaliseren werd ik het gezicht van de Kerk in België. Het is niet mijn schuld dat ik dat geworden ben. Het is de schuld van de media, die altijd beelden willen. Ik heb daar niets tegen, maar zo dringt zich geleidelijk bij de bevolking het beeld op dat ik het hoofd ben van de hele Kerk in België. Dat is niet zo. Ik heb alleen zeggenschap over mijn eigen bisdom Mechelen-Brussel. Ik kan wel bepaalde zaken zeggen tegen andere bisschoppen bij wijze van raad. Maar ik kan hen niet opleggen iets te doen. Ik moet daar heel voorzichtig in zijn. Dit ligt aan de grondslag van heel wat problemen. Er is geen kerk van België. Er zijn acht bisdommen. We zijn gefederaliseerd sedert Jezus Christus'. 'Wanneer zich bij mij slachtoffers meldden, die niet van mijn bisdom waren, heb ik hen erop gewezen dat de dader een priester of een religieuze van een ander bisdom was. Ik gaf hun het adres waartoe zij zich moesten richten om hun klacht neer te leggen. Ik heb nooit meer dan dat gedaan'. 'Dat ik als mens niet meevoelde is niet waar. Ik heb veel meegevoeld met de slachtoffers. Maar ik moest eerst de juridische structuren respecteren die door de Kerk zijn vastgelegd over de verhouding tussen de aartsbisschop en de andere bisschoppen. Dat is voor de goede gang van zaken en voor het respect voor de andere bisschoppen essentieel. Ik zou natuurlijk de zaken naar mij hebben kunnen toetrekken om ze op te lossen. Maar dan had ik geen respect gehad voor de autoriteit van de lokale bisschop of overste. Ik ben zeer eerlijk geweest. Ik heb de structuur gerespecteerd waarin ik moest werken. Dat zegt niets over wat ik vanbinnen voelde. Dat was soms zeer erg'. Godfried Danneels, kardinaal, gewezen aartsbisschop van Mechelen-Brussel Godelieve Halsberghe, de dwarskop 'Ik moet eerlijk bekennen dat ik nachtenlang de slaap niet heb kunnen vatten. Ik schreef mijn brieven 's nachts. Dat waren zowel brieven naar slachtoffers en daders als naar de bisschoppen. Het was 's nachts dat de zinnen in mijn hoofd opkwamen en dan moest ik ze onmiddellijk opschrijven, want 's morgens was ik ze helemaal vergeten.' Godelieve Halsberghe is geboren in 1930 en stamt uit een zeer gedegen katholiek gezin. Ze is de moeder van zeven kinderen. Als dit verhaal over haar heen spoelt, is ze ondervoorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in Brussel met een kwarteeuw ervaring. Haar man is net overleden. Toch aanvaardt ze het voorzitterschap van de nieuwe 'interdiocesane commissie voor de behandeling van klachten wegens seksueel misbruik in de pastorale relaties'. Ze is dan zeventig en pas met pensioen. Nooit heeft ze gedacht dat dit engagement zo'n immense impact zou hebben op haar leven. Ik ontmoet haar bij haar thuis in een oud, maar riant huis in een rustige straat in Schaarbeek. Zij is een charmante, bezorgde dame. Ze praat hortend, een beetje plechtig ook. 'Na de affaire-Dutroux in augustus 1996 vond de Kerk het nodig iets te ondernemen tegen het seksueel misbruik in eigen rangen. Er waren in de voorbije jaren bij herhaling feiten aan het licht gekomen, waarbij personen met verantwoordelijkheid in de Kerk misbruik hadden gemaakt van de pastorale relatie. Zij hadden die relatie laten ontaarden in seksuele contacten en zelfs verregaand seksueel misbruik. Dat was pijnlijk en kwetsend voor de slachtoffers. Er moest iets gebeuren. Eerst, vanaf 1997, was er een meldpunt op aanstichten van kardinaal Danneels. Dat was bemand met twee of drie dames in de twee landsgedeelten. Slachtoffers en familieleden of vrienden van slachtoffers konden hen bellen en die dames wezen de slachtoffers door naar een of andere psychiatrische instelling, die hen wellicht kon helpen. Die dames waren niet enkel contactpersonen, maar ook vertrouwenspersonen. Ze luisterden naar het leed van de slachtoffers en hielpen hen op de weg naar diverse mogelijkheden van herstel. Na een tijd bleek dat niet voldoende. Er bleven klachten toestromen en er werd geen passend gevolg aan gegeven. Een slachtoffer dat een priester had aangeklaagd, kreeg aan de telefoon te horen: "Beseft u wel dat u een priester zwart maakt?" De tijd was rijp voor andere, meer concrete en meer gerichte maatregelen. De slachtoffers wilden niet naar justitie stappen, maar ze wilden wel een en ander bespreekbaar maken binnen de Kerk en wilden dat recht zou geschieden. Ze wilden meer dan hulpverlening, zij wilden ook rechtvaardigheid. Aan monseigneur Arthur Luysterman werd gevraagd een betere oplossing te zoeken. Hij dacht aan een interdiocesane commissie, die in volledige onafhankelijkheid onderzoeksdaden zou kunnen verrichten en daarvan verslag zou uitbrengen bij de kerkelijke overheid. De Kerk zou haar maatschappelijke verantwoordelijkheid op zich nemen. Arthur Luysterman was de eerste verslaggever voor de bisschoppenconferentie over seksueel misbruik in de Kerk. Hij stond heel dicht bij de mensen. "Ja", zei hij me ooit, "dat komt omdat ik soldaat ben geweest in de oorlog. Nadien was ik heel lang legeraalmoezenier." Eind 1999 heeft hij mij gevraagd die eerste interdiocesane commissie met de lange naam voor te zitten. Ik heb die opdracht aanvaard als een soort missie. Ik vond dat het mijn plicht was. Luysterman stelde nadien de commissie samen. Hij wou enkel leken, omdat hij vreesde dat priesters zich zouden verzetten tegen bepaalde onderzoeken. De commissie werd op 25 januari 2000 boven de doopvont gehouden. Er waren zeven leden aan Nederlandstalige en zeven aan Franstalige kant, dokters, juristen, een verpleegster ook en toch ook één priester. Monseigneur Luysterman heeft dan op de televisie kunnen vertellen dat er een commissie was opgericht en nadien zijn er brieven met klachten binnengelopen in de Guimardstraat in Brussel, waar de Kerk een huis heeft en waar ook het katholiek onderwijs zit. In de loop van de jaren zijn daar een dertigtal klachten binnengelopen, 33 om precies te zijn. Dat is niet zo veel als je ziet dat professor Adriaenssens er in 2010 bij de vijfhonderd binnenkreeg in enkele dagen. Ik weet niet of ik ze allemaal heb gekregen. Misschien werden er achtergehouden. Ik kreeg wel zware gevallen binnen van jongens en meisjes van veertien, vijftien jaar, die jarenlang zijn aangerand door priesters en verplicht werden te zwijgen.' Halsberghe pauzeert even. We zitten samen aan de eettafel in de huiskamer, die uitgeeft op een tuin rond het huis. In de vroege namiddag is het er al duister omdat het buurhuis een schaduw werpt op de woning van de kranige vrouw. 'De commissie was uiteraard geen burgerlijke maar ook geen kerkelijke rechtbank. Noch het strafrecht, noch het kerkelijke canonieke recht was er van toepassing. Ze kon ook niet worden beschouwd als een soort centrale spil die de slachtoffers verwijst naar een of andere instelling. De commissie was een oord waar slachtoffers van seksueel misbruik terechtkonden, die niet naar justitie wilden of durfden stappen. Zij konden er hun pijn en de moeilijkheden die ze nog dagelijks ondervinden, vrij en ongedwongen vertellen. De commissie probeerde er dan voor te zorgen dat de slachtoffers zich door de Kerk geruggensteund en erkend voelden als diep gekwetste mensen en dat ze er een vorm van gerechtigheid vonden. De commissie onderzocht de klachten van de slachtoffers en erkende het aangedane leed, als het authentiek was. Dat was de eerste stap. Nadien werden de slachtoffers geholpen bij hun re-integratie in de maatschappij en hun genezing en herstel. Dat impliceerde dat de daders schadevergoedingen moesten betalen, die de aangerichte schade niet wegcijferden, maar die de slachtoffers de mogelijkheid gaven weer te functioneren in het dagelijkse leven. Er werd duidelijk gesteld dat de religieuze overheden een morele verantwoordelijkheid dragen als een van de leden een fout heeft begaan. Zij moesten betalen als de dader niet bij machte was om dat te doen. Ten slotte moest de commissie ook adviseren welke maatregelen er konden worden genomen ten aanzien van de dader. In geen geval was de commissie een simpel adviesorgaan van de bisschoppen zoals kardinaal Danneels later wou doen geloven.' Halsberghe schrijft eerst naar de dader en stuurt ook een kopie van de brief naar zijn overste of de bisschop. Daarna komt ze met een ander lid van de commissie samen om de klacht te onderzoeken. In de Guimardstraat horen ze eerst het slachtoffer en nadien, apart, de dader. Meestal is hij vergezeld door een andere priester of door zijn overste. Daarna stelt Halsberghe een rapport op en stuurt het eerst naar het commissielid dat met haar het slachtoffer en de dader heeft aangehoord om het te controleren. Daarna vordert ze een schadevergoeding en stuurt ze het hele dossier naar de leden, zodat zij altijd op de hoogte zijn van de afloop van elke klacht. Slechts in enkele gevallen is de commissie verhinderd haar onderzoek verder te zetten omdat de beklaagde niet wil verschijnen. Halsberghe wijst de oversten op de gelofte van gehoorzaamheid die de priesters moeten afleggen. Haar is toen geantwoord dat die gelofte enkel geldt ten aanzien van God en niet van de hiërarchie. Tegelijk zeggen de betrokken oversten haar dat de commissie geen enkel bewijs heeft en dat er geen schadevergoeding zal worden betaald. Halsberghe gaat dan verder. Als de dader niet opdaagt om zich te verdedigen, beschouwt ze dat als een schuldbekentenis en bepaalt ze toch een boete. Die schadevergoedingen lopen gemakkelijk op tot enkele duizenden euro's. Het hoogste bedrag dat ze ooit gevorderd heeft, is 50.000 euro of twee miljoen oude Belgische frank. Ze beschouwt die bedragen als een schadeloosstelling. 'Ja, zoals dat gebruikelijk is bij justitie. Als ik iemand omverrijd op straat, moet ik voor de burgerlijke rechtbank de materiële en morele schade betalen. Waarom zou dat niet gelden voor de Kerk? Als iemand een ander kwaad doet en de schuld is bewezen, moet hij de schade vergoeden die hij heeft aangericht. Bij seksueel misbruik op jonge leeftijd kunnen de gevolgen erg groot zijn voor de verdere groei naar volwassenheid. Vaak studeert het slachtoffer niet af of geraakt het niet aan werk of heeft het geen normale carrière, met alle gevolgen van dien. Dat verlies aan inkomsten moet worden vergoed. Er kunnen therapieën of andere vormen van heling nodig zijn. Ook dat moet worden betaald. Ik bepaalde die schadeloosstelling op basis van mijn ervaring bij de rechtbank van eerste aanleg. Dat waren de normale tarieven van de strafrechter. Dat was materiële en morele schadevergoeding samen. En als de dader of de Kerk of de orde niet wou betalen, gingen we naar de rechtbank. We hebben zo één zaak voor de rechtbank gebracht. Het slachtoffer heeft daar enkele miljoenen frank gekregen, die onmiddellijk doorgestort werden aan een weeshuis. Dat was prachtig. We zijn slechts één keer naar de rechtbank moeten trekken, want de schrik zat erin.' Godelieve Halsberghe onderbreekt haar betoog. Ze vraagt of ik geen dorst heb. Ik wil wel water of koffie. Even later komt ze aanzetten met champagne. Ik vraag me af of ze iets te vieren heeft. 'In het begin ging alles goed. Zolang bisschop Luysterman zich met de commissie bemoeide, liep alles op rolletjes. Wij kwamen goed overeen. Maar in 2003 is hij met pensioen gegaan en in 2007 is hij ontzet uit zijn functie van verslaggever over seksueel misbruik in de Kerk. Toen heb ik elk contact verloren. Ik heb nog geschreven naar de Guimardstraat, maar ik heb nooit antwoord gekregen. Zijn collega-bisschoppen vonden blijkbaar dat hij ons te veel geloofde en te veel steunde. Hij is toen vervangen door bisschop Guy Harpigny van Doornik, die ons nooit ernstig heeft genomen. Maar ook lang voordien waren er al problemen. Van bij het begin hebben vooral de hogere oversten van de diverse orden de commissie in twijfel getrokken. Zij vonden dat alleen het "officialaat" dit is de rechtbank die in elk bisdom door de bisschop zelf of door een gerechtsvicaris wordt voorgezeten, ter zake bevoegd is. Zij vreesden dat de commissie de daders zou aangeven bij het gerecht zodra hun schuld vast zou staan. Tegelijk weigerden ze herstelbetalingen te doen. Ook de bisschoppen weigerden kort en goed schadevergoedingen te betalen. Dat werd vrij snel duidelijk. Eerst werd het begrip "herstelbetaling" geschrapt. Daarna werd het woord schadevergoeding vervangen door financiële hulp omdat het neutraler is en geen schuld impliceert. En toen commissielid Karlijn Demasure, de nu pastoraaltheologie doceert in Ottawa, Canada, zei dat pedofiele geestelijken elk dertig tot zestig kinderen aanranden en dat de Kerk failliet zou gaan als ze daarvoor zou moeten opdraaien, was er helemaal geen sprake meer van enigerlei vergoeding. Diverse mensen in en buiten de Kerk, onder wie professor kerkelijk recht Luc De Fleurquin van Leuven en kanunnik Etienne Quintiens, toen nog secretaris van de bisschoppenconferentie, voegden daar bij herhaling aan toe dat "mensen van de Kerk" door het afleggen van de geloften van gehoorzaamheid, kuisheid en armoede, boven degenen komen te staan die deze eed niet afleggen. Zij besloten daaruit dat zij noch materiële, noch morele schadevergoeding verschuldigd zijn aan hun slachtoffers. De andere commissieleden hebben zich tegen die visie verzet, maar het was te laat. De Kerk heeft nadien nooit meer betaald. Vooral de ordes waren opnieuw tegen. Zij wierpen op dat de slachtoffers niet gelijk zouden worden behandeld omdat er arme en rijke ordes zijn. Toen een solidariteitsfonds werd voorgesteld, antwoordden ze dat de rijkere ordes er nooit zouden worden van overtuigd om een hogere bijdrage te leveren dan de minder kapitaalkrachtige ordes. Tijdens onze werkzaamheden nadien viel het ook op dat de kerkelijke autoriteiten de verkrachters meer in bescherming namen dan de slachtoffers. Het kon hen blijkbaar niet schelen dat de slachtoffers voor het leven getekend zijn. Ook toen we daders hoorden, lieten die altijd verstaan dat het slachtoffer instemmend en meegaand was geweest en dat het mee verantwoordelijk was. Soms werden de rollen helemaal omgedraaid en zou het slachtoffer het misbruik hebben uitgelokt. Kun je je voorstellen dat meisjes of jongens van veertien, vijftien een priester verleiden? Monseigneur Roger Vangheluwe van Brugge schreef naar een slachtoffer dat het niet voldoende is dat de dader wordt gestraft en dat hij een morele schadevergoeding krijgt. Hij moest ook zelf vergiffenis schenken aan de verkrachter en in het reine komen met zijn eigen schuld. Monseigneur Paul Van den Berghe, voormalig bisschop van Antwerpen, schreef in dezelfde zin naar een slachtoffer dat een vrij belangrijke schadevergoeding had gekregen via de commissie. Hij zei dat slachtoffers niet zozeer geholpen worden door een veroordeling van de dader en de uitbetaling van belangrijke sommen geld. Om te "genezen" moet men een lange weg afleggen van vergeving, verzoening en erkenning van de eigen verantwoordelijkheid en fouten, schreef hij letterlijk. Een pedofiele priester wordt ook anders beoordeeld dan een pedofiele leek. Verkrachting in de Kerk is niet hetzelfde als in het gewone leven. De Kerk zegt dat er geen verkrachting is als er geen penetratie is geweest, terwijl in het burgerlijk wetboek staat dat er al verkrachting is zodra er seksuele aanrakingen zijn van de minderjarige. Tijdens de acht jaren dat ik de commissie voorzat, heb ik achter de schermen kunnen kijken en heb ik toestanden gezien die je als leek nooit te zien krijgt. De Kerk is niet alleen dogmatisch, maar heeft ook haar eigen rechtsregels, die in de codex, of het Wetboek van Canoniek Recht, maar ook elders worden overgeleverd.' Veel valt er niet te vieren. Godelieve Halsberghe kan de rechtsregels van het strafrecht niet langer toepassen in de Kerk, waar een apart kerkelijk recht van kracht is. Er geldt een parallelle rechtspraak die zwaarder doorweegt dan de civiele. 'De Kerk heeft haar eigen rechtspraak en zo lang daders ontkennen of zeggen dat de feiten niet bewezen zijn, wordt alles in een doofpot gestopt. Aanklachten worden niet geverifieerd, misbruik wordt niet nagegaan. Als de hogere instanties een zaak toch uitpluizen, blijft de uitslag geheim als er schuld blijkt. De Kerk moet onbevlekt blijven. Bij de burgerlijke strafrechtbank gaat het er heel anders aan toe. Daar is er de politie die een zaak nagaat en alles noteert in processen-verbaal. Daar is er de rechtbank die op basis van het dossier een vonnis velt. Dat is helemaal anders. Een schuldige wordt er opgespoord, verhoord en gestraft. Ik heb 24 jaar ervaring in strafzaken. Ik weet toch hoe het daar aan toegaat. In de commissie zag ik heel andere dingen. Ik deed de bisschoppen het verhaal van de slachtoffers. Ik noemde man en paard, maar ik kreeg geen gehoor. Ik kreeg nooit een concreet antwoord. Al mijn brieven werden in de prullenmand gegooid. Ik merkte ook dat de canones van het canonieke recht op de meest diverse wijzen werden uitgelegd. Op een dag verwees ik naar canon 1492 om aan te tonen dat aanrandingen in de Kerk nooit verjaren. Er werd me geantwoord dat er enkel staat dat "verjaring van vorderingen betreffende de staat van personen nooit tenietgaat" Ik had het voor de zoveelste keer verkeerd begrepen. Wist je overigens dat canon 7 zegt dat een kerkelijke wet tot stand komt wanneer hij wordt afgekondigd? Er is geen overleg. De Kerk is een dictatuur. De Kerk is een monoliet. Ze is hard, onbuigzaam en onverbiddelijk. In april 2008 zei bisschop Guy Harpigny van Doornik, die intussen referendaris was geworden voor seksueel misbruik in de Kerk, in naam van enkele hardliners, onder wie de latere aarts- bisschop Léonard, dat de commissie enkel verder kon werken als ze haar opdracht zou beperken. Ze mocht geen enkele bevoegdheid meer hebben om de slachtoffers bij te staan. In geen geval mocht ze nog boetes of schadevergoedingen bepalen. Ze mocht enkel nog klachten over seksueel misbruik in vooronderzoek nemen en het resultaat meedelen aan de religieuze autoriteiten. De bisschoppen of de oversten zouden zich dan gelasten met de uitvoering van de straf voor de dader en met de opvang van het slachtoffer. In een of andere vorm van therapie zouden ze worden samengebracht en zou het slachtoffer vergeving schenken aan zijn verkrachter. Voor de rest zou de tijd alle wonden helen. Dat slachtoffers nog jaren lijden onder het misbruik werd niet in acht genomen. Dezelfde maand schreef monseigneur Patrick Hoogmartens van Hasselt, naar aanleiding van een concreet geval, dat de rol van de commissie uitgespeeld was. Hij noemde het "ongehoord dat er boetes zouden worden betaald voor feiten die niet te kwalificeren zijn." Vreemd genoeg suggereerde hij dat alleen een rechtbank over deze zaak een uitspraak kan doen. In september van hetzelfde jaar schreef de voormalige bisschop van Antwerpen, Paul Van den Berghe, aan een slachtoffer dat de commissie nooit in een geest van christelijke verzoening heeft gewerkt en dat boetes uitschrijven voorbehouden is voor de civiele rechtbank. Ook hij vindt dat het seksueel misbruik in een burgerlijke rechtbank thuishoort. Beide monseigneurs verwezen slechts voor de schijn naar de civiele rechtbank want tientallen jaren lang heeft de Kerk er alles aan gedaan om het seksueel misbruik binnenskamers te houden. Seksueel misbruik door priesters en paters in de Kerk kan niet publiek worden gemaakt. Het slachtoffer wordt verboden daarover te communiceren, op straffe van excommunicatie. Gemeenzaam wordt dat "het pauselijk geheim" genoemd. Een en ander staat in een instructie uit 1962 van het Vaticaan gericht aan alle bisschoppen in de hele wereld. Dit is de Crimen Sollicitationis'. 'De volslagen helderheid van vandaag is soms niet meer dan simplisme. Ik lees op blogs dat mensen godsdienst achterlijk vinden en dat God niet bestaat en dat ze niet meer in die sprookjes geloven. Dat is zo simpel. Ik zeg niet dat Hij bestaat, misschien heeft Hij er zelf geen zin in, maar die zekerheid over het "niet bestaan", dat vind ik zo plat na twintig eeuwen beschaving.' Het is de eerste maal dat ik hoor spreken over de Crimen Sol-licitationis. Ik zal er nog veel van horen. Ik wil er meer over te weten komen en ga praten met kerkjurist Rik Torfs (°1956), een schrander en snedig man, een beetje een duivelskunstenaar. Hij is een vermaard en berucht criticus van de Kerk, hoewel hij zichzelf katholiek noemt. Hij is ook een mediafiguur, die goed van de tongriem gesneden is. Hij ontvangt me in zijn kantoor in het statige Maria Theresiacollege in Leuven, een voormalig jezuïetencollege, waar al sinds 1778 het seminarie van godgeleerdheid is gevestigd. Torfs laat even op zich wachten, want hij is sinds kort ook politicus voor de christendemocraten en zeer actief. Het ijs is snel gebroken. Hij vertelt me hoe hij er toe kwam om kerkelijk recht te gaan studeren. 'Ik deed rechten, ik verveelde me zoals de meeste rechtenstudenten, en ik zocht een specialiteit. Economie deden er nogal veel en voor Pol & Soc moest je communist zijn en een parka dragen. Kerkelijk recht kende ik niet, maar het trok mij aan omdat de Kerk een kruispunt is van grote verzuchtingen en machtsmisbruik. Van smerigheid ook. Machiavelli. Ik vind het aftasten van grenzen boeiend. In die tijd ging ik graag op reis naar landen op de grens met het communisme. Ik zag dezelfde huizen aan de ene en aan de andere kant, en ik wou weten hoe het eraan toeging aan beide zijden. Ik vond dat fascinerend.' De toon is gezet. Torfs is niet simpel. Hier vind ik wellicht een antwoord op vragen die in mij opborrelen na mijn eerste gesprekken. Is er een onderhuidse machtsstrijd bezig tussen het burgerlijk rechtssysteem, dat in 1804 onder Napoleon vorm heeft gekregen, en het canoniek of kerkelijk recht, dat pas in 1917 is bijeengebracht? Heeft de Kerk zelf een rechtspleging uitgevonden, die haar het recht geeft om over zichzelf te oordelen? Past het Vaticaan in bevriende naties een eigen jurisdictie toe, die in strijd is met de plaatselijke wetgeving? Houdt het bewijzen van schuld verborgen voor de plaatselijke autoriteiten? Is er een apart recht voor mensen in soutane? 'Er bestaan heel veel flarden oud canoniek recht, die heel cumulatief en confuus zijn. Het is het enige recht dat eeuwenlang overeind blijft. Het is gecompileerd in 1917 en eerst en vooral naar de vorm gebaseerd op het burgerlijk wetboek van de negentiende-eeuwse natiestaat, maar het is nadien universeler geworden en heeft zijn uiteindelijke vorm gekregen in 1983 in de Codex Iuris Canonici, het Wetboek van Canoniek Recht onder Johannes Paulus II. Er staan heel veel onnozele dingen in die codex, zoals een gebrek aan vrije meningsuiting, ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, ongelijkheid tussen clerus en leken, de absolute macht van de paus. Anderzijds staan er ook pertinente dingen in, zoals canon 1395, paragraaf 2: "Een clericus die misdaan heeft tegen het zesde gebod van de Decaloog, dient, als het misdrijf gepleegd is met geweld of bedreigingen of in het publiek of met minderjarige kinderen beneden de leeftijd van zestien jaar, met rechtvaardige straffen gestraft te worden, wegzending uit de klerikale staat eventueel niet uitgesloten." Er staan dus in dat wetboek goede dingen, maar ook heel veel bepalingen waar ik absoluut tegen ben. Maar als je accepteert dat er een Kerk is, moet je ook aanvaarden dat er een kerkelijk wetboek is.' Torfs troont me langs rekken met oude vergeelde boeken en reeksen compilaties van oude kerkelijke wetteksten en schenkt me uiteindelijk een handige codex van circa 850 bladzijden op missaalpapier. Hij bladert erin. Links staat de Latijnse tekst, rechts de Nederlandse vertaling. Het boek is ingedeeld in liberi, tituli en capita, in boeken, titels en hoofdstukken, en telt zo maar eventjes 1752 canones of wetten, die voortdurend worden aangevuld. 'Deze codex bevat niet het volledig universeel kerkelijk recht. Je hebt nog allerlei andere documenten, die dit wetboek aanvullen en het soms lichtjes wijzigen. De Crimen Sollicitationis is zo'n toevoeging of instructie, die men het best kan vergelijken met een ministeriële omzendbrief van de hogere overheid, die aan de lagere overheid uitlegt hoe ze een bepaalde kerkelijke wet moet toepassen. De Crimen Sollicitationis, letterlijk "het misdrijf van de verleiding", is een instructie uit 1922 van een beperkte omvang. Het gaat letterlijk over het misbruik van de biecht om daar seksueel profijt uit te trekken. Het misdrijf bestaat erin dat een priester iemand die bij hem komt biechten oneerbare voorstellen doet. Het is ontucht in de biechtstoel. Dat kan uiteraard niet en de instructie moest de heiligheid en de waardigheid van het sacrament van de biecht beschermen. Naar aanleiding van het seksueel misbruik van minderjarigen in de Amerikaanse Kerk in de jaren vijftig heeft men die Crimen Sollicitationis in 1962 uitgebreid tot andere seksuele delicten als homoseksualiteit tussen clerici, seksueel misbruik van kinderen en ook bestialiteit. Van dan af is men gaan zeggen dat de instructie bedoeld was om allerlei misdrijven te verdoezelen die met pedofilie in de Kerk te maken hebben, en dat men het seksueel misbruik in een pastorale omgeving wil doodzwijgen. Dat is dus helemaal niet zo. De instructie Crimen Sollicitationis valt onder het beroepsgeheim. Het is geen totale zwijgplicht. Het is geen biechtgeheim. Biechtgeheim betekent dat je nooit iets mag vertellen, zelfs niet dat deze of gene man bij jou is komen biechten, want dat kan ook al een aanwijzing zijn. Beroepsgeheim betekent ook dat je niet mag vertellen wat er tussen jou als kerkjurist en een priester die medeplichtig is aan seksueel misbruik, gezegd is, maar het is niet zo streng. Je moet dat beroepsgeheim respecteren, maar je kunt hem wel aangeven bij de politie en daar zeggen dat er misschien een probleem is met die man. Je kunt signaleren, want het is geen biechtgeheim waaronder je valt, het is puur beroepsgeheim. Dat is iets heel anders. Daar zijn gradaties in wat je wel en niet mag zeggen. Dat is een zeer subtiel spel.' 'In de Crimen Sollicitationis is er zeker geen sprake van een absoluut geheim. Het geheim heeft enkel betrekking op de tucht-procedure en de excommunicatie waarmee gedreigd wordt, slaat enkel op de geestelijken die hun mond voorbij praten. Slachtoffers zijn niet gebonden door enigerlei geheim. Het staat hen vrij om seksueel misbruik door priesters en paters in de Kerk publiek te maken. Zij riskeren daarbij geen straf of sanctie. De Crimen Sollicitationis is later opgevolgd door de Sacramen-torum Sanctitatis Tutela, de Bescherming van de Heiligheid van de Sacramenten, die in 2001 in voege is getreden nadat de huidige paus, toen nog kardinaal Ratzinger, baas was geworden van de Congregatie voor de Geloofsleer. Dat gebeurde na de tweede golf van seksueel misbruik in de Verenigde Staten. Daar bleek dat de Amerikaanse bisschoppen en vooral kardinaal Bernard Francis Law uit Boston dossiers over seksueel misbruik hadden laten liggen en verjaren. In de nieuwe instructie wordt bepaald dat elke bisschop seksueel misbruik moet melden aan de Congregatie voor de Geloofsleer in Rome, die dan vervolgens bepaalt wat ermee gebeurt. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat de Congregatie dat misbruik zelf behandelt, dat ze het terugstuurt naar de bisschop ter afwikkeling of dat ze het doorstuurt naar een andere instantie die het verder afhandelt. De onderliggende bedoeling is natuurlijk dat de bisschop het misbruik niet onder de mat veegt. Als er een meldingsplicht is van de lokale bisschop naar de Congregatie voor de Geloofsleer in Rome, zouden de dossiers niet langer blijven liggen. Maar van de weeromstuit spreken critici niet langer van geheimhouding in de brede zin, maar van "het pauselijk geheim". Alle dossiers over seksueel misbruik in de Kerk moeten naar het Vaticaan, waar ze in de doofpot zouden belanden. Nog eens: dat is niet zo. Hooguit is er sprake van "het geheim van het onderzoek" zoals bij de burgerlijke rechtbanken.' Er ontspint zich een boeiende discussie tussen Torfs en mezelf. Alle gevallen van seksueel misbruik moeten naar Rome. Welke garantie is er dat ze daar worden behandeld, ver van de plaats van het vergrijp? Zou het niet logischer zijn geweest dat de delicten worden gemeld aan justitie? Alle daders van een misdrijf komen toch voor de rechtbank. Waarom worden schuldige priesters en bisschoppen niet voor de rechter gedaagd? In juli 2010, na het ontslag van bisschop Vangheluwe, is er dan nog een instructie bijgekomen, Normae de Gravioribus Delictis, 'Normen voor Zware Delicten^ waarbij de officiële verjaringstermijn voor seksueel misbruik in de Kerk van tien op twintig jaar werd gebracht, maar er is nog altijd geen sprake van rapportering aan burgerlijke autoriteiten. Elke afhandeling blijft binnenker-kelijk of binnenskamers. Dat is toch een zoveelste gemiste kans. Waarom heeft de huidige paus er uiteindelijk weer niet voor gepleit dat alle daders zonder onderscheid voor de rechter moeten verschijnen, zoals nu meer en meer in Frankrijk gebeurt? 'Dat zou zeker een mogelijkheid geweest zijn, maar het is niet gebeurd. Er kunnen allerlei redenen zijn waarom de paus het niet gedaan heeft. Misschien speelt nog altijd de vrees mee voor schadeclaims zoals in Amerika, waar het aartsbisdom Boston failliet dreigde te gaan. Hij vreest wellicht dat de rechtbanken schadevergoedingen zullen eisen en dat dit op den duur onbetaalbaar zal worden. Hij heeft in de nieuwe instructie wel het beroepsgeheim benadrukt voor al degenen die bij de dossiers worden betrokken. Advocaten, zoals Van Steenbrugge en Mussche, focussen daarop en zeggen dat de dossiers voor de buitenwereld worden verborgen gehouden door het beroepsgeheim. Maar, nog eens, dat is niet zo. Alle kerkjuristen zullen je zeggen dat het beroepsgeheim slaat op de mensen die die dossiers in een binnenkerkelijke sfeer moeten behandelen. Overigens bestaat een aangifte- of meldingsplicht van een misdrijf ook niet in het profane of burgerlijke recht. Als je als burger weet hebt van een misdrijf, moet je dat niet aangeven. Dat is het probleem van de aangifteplicht: als je ziet dat een collega er plotseling vandoor loopt met de kas waar 600 euro in zit, zeg je dan: "Louis, dat mag je niet meer doen" of moet je de politie bellen? Dat is de vraag. In elk bedrijf is het zeker al gebeurd dat een werknemer een strafbaar feit pleegt, niet wordt aangegeven en enkel een interne sanctie krijgt. Als je daaraan iets wil veranderen, moet je een meldingsplicht invoeren in het Belgische rechtssysteem. Dat geldt ook voor pedofilie in de Kerk. De vraag die in dit verband moet rijzen, is niet: "Gaat de paus zeggen dat je misbruik moet melden bij het gerecht?" maar wel: "Wil het Belgische recht dat of niet?" Dat is toch de vraag. Aan het Belgisch recht kan je iets doen. De Belgische wetgever kan de aangifteplicht opleggen. Aan de paus heeft de Belgische wetgever niets te zeggen. Ik begrijp niet goed dat men alles in de schoenen blijft schuiven van de paus en de Kerk.' Ik bedenk dat de Belgische wetgever niet snel een aangifteplicht zal opleggen voor seksueel misbruik in de Kerk, want er is een enorme schroom en vrees ten aanzien van het instituut. 'Je hebt de zogenaamde metus reverentialis, dat is een soort vrees waarbij men zoveel achting heeft voor een persoon of een instituut dat men hem of haar niet durft aan te pakken. In de jaren vijftig deinsden de rechtbanken nog terug om tegen priesters op te treden. Zoals ze er vandaag wellicht voor terugschrikken om tegen de machtigen van nu op te treden, wie dat ook mogen zijn. Wellicht zijn dat bepaalde industriëlen, of sportvedetten. Als dan die metus wegvalt zoals nu ten aanzien van de Kerk, komen er natuurlijk veel frustraties naar boven, maar wellicht blijft de vrees nog heel lang voortbestaan. Toch is er al van in 1961 "schuldig verzuim" ingevoerd in het strafwetboek, zowel in verband met diefstal of moord als met pedofilie. Schuldig verzuim betekent dat er niet adequaat wordt opgetreden en dat er een risico bestaat dat er nog meer misdrijven worden gepleegd in de toekomst. Dan is er wél aangifte- of meldingsplicht. De voormalige bisschop van Bayeux, Pierre Pican, is daarvoor in 2000 veroordeeld door een Franse burgerlijke rechtbank. Hij had een pedofiele priester beschermd, hoewel hij wist dat hij geregeld in de fout ging. Hij had hem overgeplaatst naar een andere plaats in een andere functie, waar hij weer gevaarlijk was. Dat is het hele dossier van schuldig verzuim. Er bestaat daar wel heel wat discussie rond. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen het beroepsgeheim en het welzijn van de samenleving. Wanneer vertel je wat je in vertrouwen hebt vernomen? Hetzelfde geldt ook voor psychiaters en dokters. Hoe ver reikt het beroepsgeheim? Wanneer wordt een te strak bewaren van het beroepsgeheim schuldig verzuim? Dat is een algemeen juridisch probleem, waaraan in ons land in juli 2011 een mouw is gepast. Hulpverleners moeten of kunnen voortaan seksueel misbruik melden bij het gerecht. Schuldig verzuim zit ook in een grote flou artistique. Wat ik bijvoorbeeld schuldig verzuim vind is dat een priester-dirigent van een knapenkoor zeven kinderen misbruikt en naar een ander knapenkoor wordt overgeplaatst. Maar zo eenvoudig en vanzelfsprekend is het meestal niet. Je kunt een priester moeilijk 24 uur per dag in de gaten houden. Je moet ook de verantwoordelijkheid van de overste en de band tussen de priester en zijn overste duidelijk kunnen aantonen. Dit is geen relatie werkgever-werknemer, maar wel aansteller en aangestelde. Het probleem met priesters is dat ze hun hele leven als aangestelden bezig zijn met pastoraal werk. Als een priester 's avonds in een bar een minderjarige verkracht, is hij dan in functie? Is hij dan nog een aangestelde? Dat is niet zo duidelijk.' Ik ben ondertussen gefascineerd geraakt door het verschil tussen beroepsgeheim en biechtgeheim. De biecht, het berouw, de vergeving, de penitentie, de absolutie, het waren ooit de fundamenten van het geloof. Vergiffenis werd eeuwenlang als het correcte katholieke antwoord beschouwd dat een berouwvolle zondaar werd geboden. 'Het biechtgeheim is nog steviger beschermd dan het beroepsgeheim. In de Kerk is het breken van het biechtgeheim strafbaar. Het wordt ook in het Belgische strafrecht beschermd met een paar kleine uitzonderingen. Het moet ook absoluut zijn, want anders gaat er niemand meer biechten. Zo lang het bestaat, is het ook een unieke gelegenheid om informatie te vergaren. Het biechtgeheim is een kans om misdrijven die in een andere context nooit aan het licht zouden komen, toch te aanhoren en eventueel te sturen, en een misdadiger tot inkeer te laten komen. De priester kan onder volledige geheimhouding op hem inpraten. Criminelen en maffiosi gaan echt nog wel biechten bij een priester om hem te vertellen dat ze bijvoorbeeld drie mensen hebben moeten opruimen en daar spijt van hebben. De priester zou dan natuurlijk kunnen zeggen dat ze dat moeten aangeven en de absolutie weigeren als ze geen spijt hebben, maar ze kunnen dat evengoed niet doen en dan heeft de priester geen verhaal. Men verleent al te gemakkelijk absolutie of kwijtschelding. Absolutie betekent niet dat men vrijgesteld is van mogelijke straffen of van het herstel of het vergoeden van de schade. Ik vind dat een van de zwakkere punten van kardinaal Danneels toen hij tegen het slachtoffer van bisschop Roger Vangheluwe zei dat hij ook vergiffenis zou kunnen geven. Vergeving werd toen instrumenteel gebruikt om misbruik met de mantel der liefde te bedekken. Je mag de notie vergiffenis, die ik een mooi begrip vind, niet als een gemakkelijke uitweg beschouwen voor amoreel gedrag. Vergiffenis vergt een heel proces met vertakkingen, schadeloosstellingen en herstelbetalingen, enzovoort. Ik denk dat vergeving een hele goede zaak is, want als je zegt: "Hier kan nooit vergeven worden", dan zit je in een beenharde samenleving. Het probleem is dat de Kerk, en zeker ook Danneels, het begrip "vergiffenis" te gemakkelijk hanteren om simpel weg te komen. Dat is niet goed. Maar het begrip zelf, daar ben ik een groot voorstander van. Ik heb de biecht ooit omschreven als "mentaal asiel" waar je met de donkerste zijde van je bestaan bij iemand terechtkan, die niet het recht heeft om dat openbaar te maken. En daar zit wellicht persoonlijke genezing in, maar ook mogelijke inkeer zodat mensen naar buiten durven te komen met hun verhaal. Vandaag werkt de biecht niet meer, maar de gedachte blijft natuurlijk mooi. De biecht wordt nu doorgetrokken tot bij de psychiater en de therapeut. Hun succes bewijst dat de mensen mentaal asiel nodig hebben.' Ik blijf aandringen. Het biechtgeheim heeft toch een normale rechtsgang verhinderd? Daders van seksueel misbruik konden vrijuit gaan. Absolutie, vergeving, penitentie waren een vrijgeleide om te herbeginnen, want de dader was de vermoorde onschuld. En het schuldig verzuim werkt niet. Nog nooit werd bij ons een bisschop veroordeeld omdat hij een pedofiele pastoor had overgeplaatst naar een parochie waar hij opnieuw begon. Waarom zijn niet meer pedofiele priesters teruggebracht tot de lekenstaat? Waarom is geen gebruikgemaakt van de laïcisering die in de codex uitdrukkelijk bepaald is bij misbruik van minderjarigen? 'Tot zeer recent werden priesters die misbruik hebben gepleegd overgeplaatst. Velen zijn toen opnieuw begonnen, dat is waar. Maar die gang van zaken heeft alles te maken met de "incardi-natie" Canon 265 zegt daarover: "Iedere clericus moet geïncar-dineerd zijn (in een parochie of in een instituut)... zodat clerici zonder overheid, dit wil zeggen zwervende clerici, geenszins toegelaten zijn." Als iemand priester wordt gewijd, wordt hij toegewezen aan een bisdom. Hij wordt geïncardineerd. Daardoor ontstaat een verhouding tussen de bisschop en de priester. De priester is gehoorzaamheid verschuldigd aan de bisschop en aan zijn opvolgers, en de bisschop moet de priester levensonderhoud geven. Dat kan door hem een functie te geven op een school als leraar of in een parochie als pastoor, enzovoort. Als hij geen ambt of taak geeft aan die priester, omdat hij bijvoorbeeld misstappen heeft begaan, moet de bisschop zien dat hij toch niet van honger omkomt. Hij kan hem op een appartementje steken en in zijn levensonderhoud voorzien. Of hij kan hem overplaatsen naar een job waar hij niet meer in contact komt met kinderen, bijvoorbeeld in de archieven of in semipenitentiaire kloosters. Maar heel veel mogelijkheden zijn er daar niet. In Amerika is men anders te werk gegaan en heeft men wel veel priesters uit hun ambt gezet omdat de rechtbanken daar de bisschoppen aansprakelijk hadden gesteld voor alles wat pedofiele priesters verkeerd deden. Dat heeft daar geleid tot laï-ciseringen met perverse effecten. De bisschop had wel geen verantwoordelijkheid meer over de betrokken priester, ook geen onderhoudsplicht, maar tegelijk viel de laatste controle weg en werd de priester in de samenleving geworpen. De bisschoppen konden hun handen in onschuld wassen, maar de vereenzaamde priester bracht wel nog veel schade toe aan potentiële slachtoffers. Daarom ben ik het grondig oneens met mensen die vinden dat pedofiele priesters per se gelaïciseerd moeten worden. Je mag hen uiteraard geen enkele functie of geen enkel ambt met risico's meer geven, maar je mag ook die incardinatieband niet doorknippen, want dan valt de laatste controle over die ambteloze priester weg.' Ik ben hardleers. Ik begrijp nog altijd niet waarom Rome en de bisschoppen het recht niet laten geschieden. Ze werken niet samen met het gerecht, maar maken ook geen gebruik van de interne procedures die ze zelf hebben geïnstalleerd. De commissie-Hals-berghe is nooit van de grond geraakt omdat ze schadevergoedingen eiste. Maar Rik Torfs spaart haar niet. 'Ik heb haar omstreeks 2000 ontmoet in vergaderingen toen de nieuwe commissie van de bisschoppen van start ging, waarin ze tien jaar lang een hoofdrol zou gaan spelen. Ik heb achteraf horen zeggen dat ze niet simpel was. Ook Rik Devillé had daar enorme klachten over. Hij was tot 50.000 euro boete veroordeeld, uiteraard niet omdat hij zich schuldig had gemaakt aan seksueel misbruik, maar omdat hij een priester ervan had beschuldigd. Ter compensatie voor laster een eerroof moest Devillé een som betalen van 50.000 euro. Hij heeft me dan gecontacteerd. We gingen samen eten en hij vroeg me wat hij daarmee moest doen. Ik heb gezegd: "Niks, en nu gaan we eten." Omdat dat toch niet afdwingbaar was. Dat waren privéboetes of hoe moet ik ze noemen? Als gewezen ma-gistrate dacht ze schadevergoedingen te kunnen uitschrijven, maar ze was daar eigenlijk niet toe bevoegd. Niemand betaalde.' Rik Torfs lijkt een man die past in de wereld omdat hij veel door de vingers ziet. Toch is er een kantje aan. Hij is echt niet mals voor de Kerk. Hij heeft me bij de aanvang van het gesprek gezegd dat hij katholiek is, maar ik wil dat de schellen me van de ogen vallen. Ik vraag nog even door. Is hij kerkelijk? 'Ik geef toe dat ik ergens in een bekoorlijke omgeving graag naar de kerk ga. Ik praat ook graag over religie, vooral met mensen van wie ik weet dat ze totaal niet gelovig zijn. Dat belet me niet fundamentele kritiek te uiten op de Kerk als instituut. Dat heb ik altijd gedaan. Ik denk dat de alleenheerschappij in de Kerk niet goed is. De paus is nog een absolute vorst, die ook op het territorium van elke bisschop, van elke vazal kan ingrijpen. Ik heb de Kerk nooit serieus genomen. Ik snap ook niet dat mensen dat hele spel ernstig nemen. De bisschoppen denken dat ik tegen de Kerk ben, maar dat is niet zo. Als kerkjurist kijk ik aan tegen de donkere kant van het instituut, ik weet dat het er smerig aan toegaat en dat klaag ik aan. De Kerk is een niet-democratische structuur, en daar is in België wel een kentering maar in de wereldkerk absoluut niet. De plaatselijke kerken moeten natuurlijk wel instemmen met de democratische rechtstaat waarin ze functioneren, maar ze hoeven daarom niet per se zelf democratisch te zijn. Als je eist dat alle godsdiensten voor de volle honderd percent de mensenrechten respecteren, dan storten ze in elkaar want alle godsdiensten hebben oude roots. Vrouwen worden er structureel uit liefde voor God vernederd. Mensenrechten in de Kerk is een long and winding road. Paus Johannes Paulus II was voor mensenrechten in de profane maatschappij, maar trok ze niet door tot in de eigen structuur. In Rome wordt gezegd dat het een schande is wat er in België is gebeurd met Operatie Kelk. Ik heb vorige week nog met een official van het Vaticaan een gesprek gehad aan de telefoon en die zei: "Wat er in België aan de hand is, daar hebben wij niets mee te maken. Daar zijn criminelen aan het werk die in het systeem zijn binnengedrongen, dat is onze zaak niet." Daarmee is gezegd dat het systeem zichzelf volledig oké vindt en het structurele falen van de Kerk probeert weg te moffelen achter individuele vergissingen van mensen. In het Vaticaan is er helemaal nog geen mentaliteitsverandering, in België dus wellicht wel, al is het eerder toevallig gebeurd. Vrij recent zijn er zowat overal nieuwe bisschoppen benoemd. De generatie van Danneels, Van den Berghe, Vangheluwe, Schruers is weg. Maar die nieuwe bisschoppen worden door Rome gewantrouwd. Alleen Léonard is er gelukkig nog. Maar ook in eigen land maak ik me geen illusies meer. Een leek telt niet mee in de Kerk. Ik dacht dat de Kerk structureel zou ingrijpen als ze het water aan de lippen kreeg, als er geen rekrutering meer was van nieuwe voorgangers, als de mensen nog massaler gingen wegblijven. Ik heb me daarin vergist. Dat is niet gebeurd, omdat de bisschoppen bij ons niet de morele moed hebben gehad om hun eigen Kerk te reorganiseren. Danneels bewaarde de vrede, maar heeft geen enkele organisatorische inspanning geleverd om, toen het nog kon, leken te engageren. Dat is toch een gemiste kans. Ik denk dat er nog wel een revival mogelijk is, maar dat zal van onderen moeten komen, niet van het systeem. Het leven komt niet vanwaar je het verwacht. Toen er hier dinosaurussen rondliepen, dachten we wellicht dat zij het leven zouden verder dragen. Maar ze stierven allemaal uit en onooglijk kleine diertjes hebben het leven verder gezet. Daarom denk ik dat vernieuwing toch uit de marge moet komen. Waar? Hoe? Wanneer? Dat weten we niet, en hoe sterk is die vernieuwingsbeweging in landen als België op dit moment nog? Niet zo enorm, denk ik. Gelukkig is er nog de schone schijn. Het schone van het katholicisme vind ik dat het schroomvol kan zwijgen over de waarheid en de pracht en praal eromheen laat schitteren. En in die zin prijs ik de schilder Rubens hemelhoog. Van zijn schilderijen stralen picturale kracht en veel schwung en zwier, die iedereen laat dromen zoals hij wil. Tegelijk wordt er niet te veel over de waarheid gesproken. Ik vind dat heel schoon.' Torfs heeft me in de beslotenheid van zijn bureau in de eeuwenoude faculteit der godgeleerdheid over tijd en ruimte meegevoerd in bespiegelingen, die slechts zijdelings met het misbruik en het machtsmisbruik van de Kerk te maken hebben. Ik heb me laten meevoeren omdat het zo schoon gezegd is. Buiten in de Sint-Michielsstraat regent het en word ik overvallen door melancholie en weemoed. Halsberghe, de paranoïca'Ik geloof niet meer in de Kerk. Ik geloof misschien nog wel in God, maar zeker niet meer in de Kerk. Dat is één hypocriete en hebzuchtige boel. Ik heb me daar klein gevoeld, ik was een minuscule zandkorrel, die makkelijk kon worden verguisd of met een vingerknip worden verwijderd.' Ik zit weer bij Godelieve Halsberghe. De avond valt vroeg. De oude, maar flukse en gedreven vrouw heeft me meegetroond naar haar bureau aan de straatkant. Het is er een grote warboel. Overal liggen documenten en brieven. Ze rommelt erin, probeert de computer op gang te krijgen en print tientallen bladzijden teksten, die ze me ongeordend meegeeft. 'Was het in die omstandigheden nog de moeite om voort te doen? Even tevoren waren wij verhuisd. Ik voelde me niet op mijn gemak in de Guimardstraat. Ik had het gevoel dat de muren er oren hadden. We zijn hier terechtgekomen, bij me thuis. We vergaderden hier in deze werkruimte. Als voorwendsel zei ik dat het hier makkelijker was dan in het centrum van Brussel, waar er altijd parkeerproblemen zijn. Wij hebben het hier nog enkele maanden volgehouden, maar onze bevoegdheden werden hoe langer hoe meer uitgehold en geleidelijk groeide de afstand tussen de commissie en de Kerk, tussen mij en de kerkelijke leiders. Ik zou de commissie niet meer vertegenwoordigen, zei men, de commissie was Halsberghe. Ik zou alles alleen bedisselen. Ik redeneerde ook veel te juridisch, ging te diep in op de zaken en vroeg veel te veel geld. Mechelen wilde niet betalen. Er daalde een stilte neer over de commissie. Ze was ten dode opgeschreven. Mijn brieven werden niet meer beantwoord. Alleen kardinaal Danneels schreef nog, maar de antwoorden van zijn secretaris waren stereotiep: "Monseigneur Danneels heeft uw brief goed ontvangen, heeft hem met aandacht gelezen, groeten in Christus." Later vernam ik dat Mechelen de andere bisschoppen aangeraden of misschien wel verboden had om nog te antwoorden op mijn brieven. Op het eind stuurde ik nog vijf of zes rappelbrieven op elke brief die ik verstuurde, maar nooit heb ik antwoord gekregen. Ik kon niets meer doen. Ik moest weg.' Ondertussen is de argwaan van Halsberghe ten opzichte van de bisschoppen en vooral de kardinaal toegenomen tot in het absurde. 'In 2006 waren we met alle veertien leden van de commissie en nog een paar anderen uitgenodigd bij kardinaal Danneels op het aartsbisdom in Mechelen. Het was de enige keer dat ik en ook de voltallige commissie daar zijn geweest. De verhoudingen waren toen al gespannen. Het was in elk geval een prachtig diner, opgediend door nonnen in de rijke omgeving van het aartsbisschoppelijk paleis. Misschien was het een poging om de plooien glad te strijken, maar dat weet ik niet. Na het diner vroeg ik om de kathedraal te bezoeken. Ik was nog nooit in Mechelen geweest en ik wou vooral de crypte onder het hoogkoor zien waar de aartsbisschoppen van het bisdom Mechelen begraven liggen. De crypte is slechts zeer zelden open voor het publiek. Danneels stelde voor dat hij ons zou rondleiden. We gingen toen naar de kathedraal, daalden af in de crypte en liepen rond de graven. De kardinaal deed heel eigenaardig. Hij heeft toen ook iets gezegd over een geheime plek in de crypte van de kathedraal waar dossiers worden bewaard, maar ik ben vergeten wat hij precies zei. Wat ik wel nog weet, is dat ik een heel vreemd gevoel kreeg, een vermoeden dat daar wel eens pedofiliedossiers verborgen zouden kunnen zijn. Een ingeving was het. Ik heb dat dan later gemeld aan hoofdinspecteur Peter De Waele van de pedofiliecel van de Brusselse gerechtelijke politie. Naar men mij achteraf heeft gezegd, waren de huiszoekingen van 24 juni 2010 in de kathedraal en op het aartsbisdom gebaseerd op mijn vermoedens over de aanwezigheid van geheime documenten in de crypte.' Dit is paranoia. Dit zijn waanideeën. Ik bezie de taaie vrouw met deernis. Ze is ontgoocheld. Ze is boos. 'Ik geloof niet meer in de Kerk. Ik geloof misschien nog wel in God, maar zeker niet meer in de Kerk. Dat is één hypocriete en hebzuchtige boel. Ik heb me daar klein gevoeld, ik was een minuscule zandkorrel, die makkelijk kon worden verguisd of met een vingerknip worden verwijderd. Ik stelde niets voor. Ik was mijn bevoegdheden te buiten gegaan omdat ik niet ten dienste stond van de kerkelijke vorsten, maar als een rechter straffen en schadevergoedingen uitsprak. Ik was volledig afgeschreven. Het was alsof ik niet meer bestond. Op 16 februari 2009 heb ik mijn ontslag ingediend samen met alle commissieleden. Intussen had ik ook al mijn dossiers van hier thuis overgebracht naar het Rijksarchief. Ik heb dat gedaan na een zeer angstwekkend telefoontje van een onbekende die me vroeg of ik de dame was die zich bezighield met pedofiliedossiers in de Kerk. Toen ik daar bevestigend op antwoordde, vroeg hij me of ik de dossiers thuis bewaarde. Daarop dreigde hij dat de dossiers en ikzelf hier niet veilig waren. Ik heb toen gebeld naar de centrale en het telefoontje bleek afkomstig vanuit een telefooncabine aan het Koningsplein in Brussel. Ik heb geen vermoeden wie het was, maar het maakte we wel aan het schrikken. Ik heb al mijn dossiers toen overgebracht naar het Rijksarchief. Zowat een jaar later heeft kinderpsychiater en professor Peter Adriaenssens mijn werk overgenomen. Hij is een man van de Kerk. Hij heeft nooit contact met mij opgenomen. Hij was in 2007 een klein jaar lid geweest van de commissie, maar heeft ontslag genomen omdat hij niet akkoord kon gaan met mijn werkwijze. Ik vroeg schadevergoeding aan de dader en hij vond dat het slachtoffer vergiffenis moest schenken aan de dader. Dader en slachtoffer moesten worden samengebracht en verzoend. Dat was zijn opinie. Hij is van katholieken huize. Ik vond en vind nog altijd dat dit niet kan. De levens van die slachtoffers zijn veelal verwoest door wat ze zo jong hebben meegemaakt. Het misbruik blijft in hun hoofd steken. Ze kunnen geen studies meer doen. Als ze huwen, gaat hun relatie stuk. Ik ken een dame van bijna tachtig jaar, die nu in Frankrijk woont. Ze is verkracht toen ze veertien was en ze droomt er nog elke nacht van. Ze belt me nog geregeld. Ze heeft een kind en haar man heeft haar zijn hele leven moeten bijstaan om haar over het misbruik heen te helpen. Zulke mensen kun je niet vragen om te vergeven. Je kunt ze enkel schadeloosstellen. Ik vond het een schande dat Adriaenssens geen schadevergoedingen eiste.' Ik werp op wat Adriaenssens zegt. Hij vindt dat je daders en slachtoffers therapeutisch moet begeleiden. De oude dame windt zich nog meer op. 'Maar wie gaat die therapie betalen? Moet het slachtoffer dat betalen? Dat is de omgekeerde wereld. Als iemand mij aanrijdt, moet hij toch betalen voor de doktersrekeningen en de ziekenhuiskosten, en niet ik? Geldt dat niet voor priesters die een misdrijf plegen? Ik heb dokter Adriaenssens gevraagd wat hij aanrekent voor een consult. Ik denk dat zo'n therapie veel geld zou kosten en dan spreek ik nog niet over opnamekosten in een psychiatrische instelling gedurende enkele maanden en andere uitgaven die slachtoffers vaak hebben om weer recht te krabbelen. Als psychiater had hij toch een en ander moeten inzien. Psychiaters zijn soms eigenaardige mensen.' Verklaringen van Arthur Luysterman, gewezen bisschop van Gent afgelegd op 13 december 2010 in de 'Bijzondere Commissie betreffende de behandeling van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie inzonderheid binnen de Kerk'. 'Mevrouw Halsberghe heeft zich met de grootste toewijding van haar taak gekweten, maar de manier waarop ze het deed week op enkele punten af van wat de statuten bepaalden en wat de kerkelijke opdrachtgevers verwachtten. Van daar zijn de verwikkelingen gekomen die de samenwerking moeilijk en na mijn vertrek bijna onmogelijk hebben gemaakt'. 'Ik stel mij in de plaats van mevrouw Halsberghe. Zij is haar hele leven magistraat geweest en was het gewoon om beslissingen te nemen. Als voorzitster van de commissie werd haar gevraagd enkel adviezen te formuleren. Dat ging niet bij deze dame. Dat viel haar moeilijk. Dat functioneerde niet bij haar. Ze is ook hoe langer hoe meer onder de indruk gekomen van de misbruiken die bovenkwamen. Ze had er geen idee van dat dit kon bestaan. Ze was altijd een trouwe, gelovige dame geweest die dacht dat kerkbedienaars zoiets nooit zouden doen. Ze is opgewonden geraakt en boos geworden op de kerkelijke overheden zelf, ook op diegenen, die haar de opdracht hadden gegeven de commissie voor te zitten'. Arthur Luysterman, gewezen bisschop van Gent Peter Adriaenssens, de vertrouwensman 'Het eerste watje moet doen als hulpverlener is je afvragen: hoe help ik een slachtoffer weer auteur worden van zijn leven?'Ik ontmoet Peter Adriaenssens in het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling in Leuven, waarvan hij directeur is. Adriaenssens, geboren in 1957, is kinderpsychiater en professor. Hij is een vermaard en gevierd man, die een tiental boeken op zijn naam heeft over opvoeding van kinderen en tieners. We gaan in een soort therapiekamer zitten. Adriaenssens praat zoals op tv: bevlogen en bevattelijk. We praten een hele ochtend. 'Het is niet zo verwonderlijk dat ik in 2010 uitgenodigd werd om de "Commissie voor klachten wegens seksueel misbruik in de pastorale sfeer" te leiden. Na de zaak-Dutroux hadden premier Jean-Luc Dehaene en minister van Justitie Stefaan De Clerck mij gevraagd om te zetelen in een groep van experts tegen seksueel misbruik van kinderen. Daar zaten toen drie Vlamingen en drie Franstaligen in. Die commissie was geïnstalleerd in aanwezigheid van alle ouders van de vermoorde en verdwenen kinderen, en moest onder meer kindermisbruik detecteren in alle geledingen van de maatschappij. Er is toen een kliklijn geweest en op die telefoon zijn duizenden verhalen binnengelopen. Al in 1997 hebben wij ons eindrapport gepubliceerd en daarin stellen we vast dat er ook seksueel misbruik gemeld wordt in andere domeinen, zoals in de Kerk, de sport, bij hulpverleners, en dat in ieder van die domeinen moet worden ingegrepen. Pas nu, veertien jaar later, begint men misbruik in de sport te ontdekken. Aan seksueel misbruik door therapeuten is men nog niet eens begonnen. De enige beroepsgroep die onmiddellijk reageert, is de Kerk. Kardinaal Danneels heeft het rapport serieus genomen. Hij liet er geen gras over groeien en heeft een initiatief genomen. Hij heeft mij gevraagd om lid te worden van een werkgroep, die voor de Kerk een visietekst zou maken over een meldpunt voor seksueel misbruik. Dat was innoverend. Wij hebben geadviseerd een commissie op te richten, die complementair zou zijn met justitie, met name in de talloze gevallen waar de rechtbanken machteloos zijn.' De rechtbanken zijn vaak machteloos omdat er niet kan worden vervolgd als de feiten verjaard zijn. Voor de rechtbank verjaarde kindermisbruik vroeger op achttien, als het slachtoffer meerderjarig wordt. Na de affaire-Dutroux heeft de wetgever daar tien jaar bijgevoegd en er achtentwintig van gemaakt. Nu heeft men er nog eens vijf jaar bijgevoegd. In het kerkelijk recht ligt de verjaring nu op twintig jaar na de meerderjarigheid. De regeling is niet transparant en vele, vooral oudere daders profiteren daarvan. Een groot aantal van hen blijft juridisch buiten schot. Ook vele slachtoffers die meerderjarig zijn, komen automatisch niet meer in aanmerking voor feiten die zij als minderjarigen ervaren hebben. 'Professor strafrecht Frank Hutsebaut, lid van de werkgroep, heeft duizend aangiftes van seksueel misbruik in acht gerechtelijke arrondissementen in ons land geanalyseerd. Hij heeft geconstateerd dat negentig procent van de gevallen geseponeerd is. Seponeren wil niet zeggen dat men het misdrijf niet gelooft, maar dat men het niet meer kan bewijzen. In de werkgroep zagen wij dat justitie dikwijls geen instrumenten had om te vonnissen, dus wij moesten complementair iets doen. En voor mij lag dat in de lijn van het normale werk van een vertrouwenscentrum. Als justitie de dader niet meer kan vatten, kunnen wij wel bemiddelen tussen de twee partijen en kan de dader wel de feiten erkennen ten aanzien van het slachtoffer. Dan wordt wat is gebeurd niet zomaar platgestreken. Tegelijk moet ook, waar mogelijk, justitie haar werk blijven doen. Een vertrouwenscentrum moet blijven zeggen dat ook justitie te maken heeft met kindermishandeling.' De ervaring van Peter Adriaenssens in het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling van Vlaams-Brabant wordt bepalend voor zijn aanpak van het kindermisbruik in de Kerk. Die vertrouwens-centra worden vanaf 1979 geleidelijk uitgebouwd in elke Vlaamse provincie en ook in Brussel. Kindermishandeling kan er worden gemeld en er wordt gezocht naar passende hulp. De ouders of volwassenen die verantwoordelijk zijn voor het kind worden geconfronteerd met de verwaarlozing of mishandeling en er wordt aangedrongen op erkenning van het leed dat ze hebben aangericht. Cruciaal is het beroepsgeheim. De hulpverleners vallen onder de zwijgplicht. Ze moeten zwijgen over de informatie die ze verkrijgen tijdens de uitoefening van hun beroep. Zij mogen die informatie niet doorvertellen aan familie, vrienden of derden. Die zwijgplicht vervalt als de hulpverlener wordt opgeroepen in een rechtszaak, maar een hulpverlener kan toch beslissen om in het belang van het kind niet te spreken. Zeer recent heeft de wetgever van de zwijgplicht een spreekrecht gemaakt, dat neerkomt op een spreekplicht. Als hulpverleners weet krijgen van seksueel misbruik waarbij het slachtoffer gevaar loopt of er andere potentiële slachtoffers zijn, kunnen zij zich niet langer achter het beroepsgeheim verschuilen en kunnen ze zelf worden vervolgd. Impliciet wordt de aanpak van Adriaenssens hierdoor zwaar bekritiseerd. Die aanpak was gebaseerd op de drie pijlers van de ver-trouwenscentra, met name het beroepsgeheim, de bemiddeling tussen dader en slachtoffer en vooral, de specifieke hulpverlening aan slachtoffers van seksueel misbruik. 'De kardinaal is gestart met telefonische meldpunten en in 2000 stak dan een commissie van wal. Dat was de commissie met gewezen strafrechter Godelieve Halsberghe. In 2007 kreeg ik een vraag van de kardinaal om toe te treden tot die commissie, die op dat ogenblik verruimd werd met enkele mensen. Ik ben daar één keer naartoe geweest en ik was ontzet. Mevrouw Halsberghe speelde daar solo. Ze was de enige die er het woord voerde en ik vond dat ze alle objectiviteit miste. Ze was gedreven door een grote verontwaardiging om wat zich in de Kerk afspeelde en ik vond dat men traumatische emoties bij het slachtoffer moest laten. Het slachtoffer is eigenaar van zijn trauma's en moet een partner vinden die zich daar niet laat door meeslepen, maar die hulp en assistentie verleent. Hulpverlening is wetenschap en heeft in de laatste tien jaar een hele evolutie gekend, vooral sinds men meer weet over de invloed van trauma's op de ontwikkeling van de hersenen en het geheugen. Er moet daarmee rekening worden gehouden. Het volstaat niet om daders een boete te geven, zoals mevrouw Halsberghe deed. Zo helpt ze de slachtoffers niet. Geld biedt geen herstel. We hebben voldoende getuigenissen van slachtoffers die het een blamage vinden als ze geld krijgen. Ze doen hun verhaal niet om geld te krijgen. Ze vragen om inleving.' 'Het eerste wat je moet doen als hulpverlener is je afvragen: hoe help ik een slachtoffer weer auteur worden van zijn leven? En dan moet je ervoor zorgen dat het slachtoffer weet dat er een waaier is van mogelijkheden, die gaan van "we helpen u" over "we confronteren u met de dader" en "er wordt betaald" tot "we gaan naar justitie". Politie en justitie zijn de laatste stap want je staat als slachtoffer onder de stressmechanismen van de trauma's die je hebt meegemaakt. Als je direct geconfronteerd wordt met een partij die je niet verwacht had, zoals politiemensen en parketmagistraten, dan creëert die ontmoeting stress en die stress gooit de deur toe van je geheugen. Je wordt een kwalitatief zwakke getuige die het politie en justitie moeilijk maakt om je te geloven. Heel wat slachtoffers van kindermishandeling zijn niet onmiddellijk in staat om mee te werken aan een gerechtelijk onderzoek. Wij hebben in de voorbije negen a tien jaar heel veel onderzoek gedaan naar de neurobiologie van trauma's. Pedofielen storen de computer van het kind en nadien van de volwassene. Het lichaam gaat heel anders om met stresshormonen. Telkens als de stress opspeelt, reageren de hersenen en men slaat dicht, ook nog vele jaren na de feiten. We hebben foto's van de hersencellen om dat te bewijzen.' Ik hang aan Adriaenssens' lippen. 'Nog eens: we weten hoe langer hoe beter wat het slachtoffer nodig heeft. Je moet eerst vragen: "Wat mag ik voor je doen?" En niet: "Weet je wat jij eens zou moeten doen?" want dat is wat de dader zegt. Als je vraagt naar wat je mag doen voor een slachtoffer, dan is de kans groot dat hij of zij zal zeggen: "Ik wil zeker niet dat politie en justitie er hier bij komen, ik wil zeker niet getuigen, ik wil zeker niet..." -"Wat wil je wel?" - "Ik wil erover praten." Ik kan het niet genoeg herhalen: slachtoffers moeten eerst vertrouwen krijgen. Het probleem is dat de mensen die zich bezighouden met hulp zelf geen slachtoffer zijn. Zij kunnen zich niet inbeelden hoe iemand die vreselijke dingen heeft meegemaakt, functioneert. Daarom moeten zij zich vooral inleven. Zij moeten respecteren dat slachtoffers niet normaal functioneren als ze zich niet veilig voelen. Die mensen vinden zichzelf een slappeling. Pas als ze hier binnenstappen en we hun eindelijk hun waardigheid teruggeven, valt de stress weg en praten ze vrijuit. Wij hebben hier heel veel mensen gezien, die ons wenend zeggen: "Ik had nooit gedacht dat ik geloofd zou worden." En nadien zeggen ze: "Het zou ons veel helpen als die persoon zou toegeven dat hij mij heeft misbruikt." Pas nadien zijn de slachtoffers klaar om, eventueel, naar justitie te stappen. We weten dat de meeste slachtoffers, zodra je met hen een eind weegs mee onderweg bent, zelf de stap zullen zetten. Ze zullen zelf na vier maanden, na acht maanden, na twee jaar naar justitie stappen. Dat heeft tijd nodig. Daarom vertellen we aan misbruikte tieners: "Je hebt tijd tot je 28 (en sedert kort 33) bent om een dossier in te dienen. Kom terug als je denkt dat je er klaar voor bent." En op 20, 21 staan velen hier al terug. Na twintig jaar ervaring met kindermishandeling heb ik leren spreken over trauma's in ontwikkeling. De manier waarop je kijkt naar gebeurtenissen in je jeugd is verschillend op dertig, op veertig, op vijftig jaar. Als je volwassenen om de tien jaar vraagt hoe ze aankijken tegen hun opvoeding, dan zie je dat continu veranderen. Er zijn fasen met grote strengheid, er zijn fasen met meer mildheid, al naargelang van de ervaring en de kennis die men intussen zelf heeft opgedaan. Het is dus niet vreemd dat een man pas op zijn vijftigste voor het eerst aan zijn pa een verhaal vertelt, dat hem zijn leven heeft achtervolgd: "Pa, jouw plezier, dat mijnheer pastoor bij ons aan tafel kwam eten, dat is mijn ongeluk geweest." Velen wachten daarmee zelfs tot de dood van de meest gelovige van hun ouders omdat het heel Vlaams is dat de ouder dan antwoordt: "En dat zeg je nu, na alles wat ik voor jou gedaan heb, is heel je opvoeding dan zo slecht geweest?" Dat is een van de moeilijkste dingen die ouders nog moeten leren. Zij moeten hun kind de ruimte geven om te vertellen dat het, naast gezinswarmte en geluk, ook pijn en verdriet heeft gekend. Pas nu is er een eerste generatie die dat leert. Je moet deze mensen het recht geven om hun eigen tempo te bepalen. Dat is een heel traag proces, dat maanden en zelfs jaren kan duren. Wat er ook van zij, ik ben slechts naar één vergadering gegaan van de commissie. Ik kon mij er ook niet in vinden dat ze met geen enkel dossier naar justitie ging. Ik vond het een paradox dat een magistraat een dergelijke commissie leidde zonder ooit een beroep te doen op het justitieapparaat en dat een kinderpsychiater haar daar moest op wijzen. Daarna werd ik samen met de andere leden bestookt met post van mevrouw Halsberghe, die fotokopieën maakte van alles wat de slachtoffers haar hadden verteld en dat allemaal rondstuurde. Ik vond dat een enorme schending van de privacy van die mensen, die ik niet eens kende. Na zes maanden heb ik haar een ontslagbrief gestuurd. Er waren ondertussen zelfs geen vergaderingen meer, zij deed dat allemaal solo. Voor mij is traumaverwerking groepswerk. Het is zeer gevaarlijk daarin alleen te werken. Iedereen ontmoet daarin zijn eigen duivels, zijn eigen kwetsbaarheden. Misschien ben je te agressief tegen de bedienaars van de Kerk die hun boekje te buiten gaan, of misschien neem je de Kerk in bescherming. Om extremen te voorkomen, moet hulp altijd groepswerk zijn. Je moet elkaar in de hand houden. En je moet expertises combineren. Er zitten tegelijkertijd juridische, traumatische, maatschappelijke en hulpverleningsaspecten aan.' Adriaenssens praat als een trein. Het lag in de lijn der dingen dat hij voorzitter van de nieuwe commissie werd. 'Monseigneur Guy Harpigny, de bisschop van Doornik, die samen met bisschop Johan Bonny van Antwerpen referendaris is geworden voor seksueel misbruik in de bisschoppenconferentie, contacteerde me eind 2009. Hij vroeg me of ik de basistekst over de vertrouwenscentra, waaraan ik had meegewerkt, wou herbekijken in het licht van de nieuwe inzichten. Ik vond dat een hele logische vraag, want er was zeer veel veranderd. De Vertrouwenscentra Kindermishandeling waren opgestart tegen de harde aanpak van incest door justitie 23 jaar geleden. Wij geloofden in familietherapie. We brachten vaders samen met hun dochters met wie ze incest hadden gepleegd. Vaders bekenden. Dochters waren gelukkig om de erkenning. Moeders beloofden er beter op te letten. We waren ervan overtuigd dat we een goed alternatief hadden tot de affaire-Dutroux losbarstte en uit Canadese studies op het eind van de jaren negentig bleek dat zeventig procent van de daders na twee jaar hervalt. Tegelijk was er ook een enorme ontwikkeling van de kinderpsychiatrie. Voordien waren er nogal wat mensen die pedofilie verdedigden. Nu bleek uit research dat pedofilie om misbruik draait. Wij moesten onze inzichten dus bijstellen. Ik heb de bisschoppen het model van de verzoeningscommissies voorgesteld, waarover ondertussen wetenschappelijk onderzoek bestond. In de nieuwe commissie moesten experts in kerkelijk recht zetelen, naast experts in trauma en vertegenwoordigers van de publieke opinie, dat waren de mensen die aan de telefoonlijnen zaten en die luisterden naar de verhalen van de mensen. Die drie groepen moesten nauw samenwerken. Ze mochten in geen geval confrontaties en ondervragingen organiseren met de daders, want dat is het werk van justitie. Het enige wat een commissie kan doen, is proberen te bemiddelen. Ze kan de dader ontbieden en vragen: "Je naam komt hier voor, wat heb jij ons te vertellen?" Dat is de enige vraag die wij stellen. Als het antwoord luidt: "Ik heb hier niets te zoeken" dan zitten we in een gerechtelijke situatie, want dan heb je iemand die ontkent en dan moet hij of zij ondervraagd worden en moet worden nagegaan of er nog klachten zijn over die dader en of hij al eens eerder valse verklaringen heeft afgelegd. Maar als de dader ons zegt: "Ik denk dat ik hier terecht zit, ik ken dat slachtoffer en ik heb die dingen gedaan" dan stelt die dader voor het eerst een handeling van erkenning. Dat is een enorme tegemoetkoming aan de beleving van het slachtoffer aan wie wij kunnen zeggen: "Deze persoon heeft jou zelf ter sprake gebracht en heeft bovendien nog twee andere namen gegeven van mensen die ons op dit ogenblik niet bekend zijn." Dit is het begin van verandering, van verzoening eventueel. En toen hebben de bisschoppen gezegd: "Dat lijkt ons een goed voorstel. Zou jij voortaan voorzitter willen zijn van de commissie? Het stelt geen werk voor." Dat was in januari 2010 en de bisschoppen zeiden me dat het twee jaar geleden was dat er nog een nieuwe aangifte was gedaan van een klacht tegen een priester. In tien jaar tijd had de commissie-Halsberghe slechts 33 dossiers behandeld. Dat waren twee, drie dossiers per jaar. Ik heb dan gezegd dat ik dat wel wilde doen buiten mijn werkuren aan de universiteit. Ik stond er ook op dat ik niet werd betaald. Ik wilde onafhankelijk blijven. Heel snel is de werklast dan gaan stijgen. Aanvankelijk gebeurde er niets. Op een ogenblik dat er op diverse plaatsen in de wereld honderden gevallen van seksueel misbruik in de media kwamen, schreef ik in maart 2010 nog een opiniestuk voor De Morgen, met de boodschap dat het hier nog heel goed meeviel. Ik schreef zelfs dat de commissie-Halsberghe een goed initiatief was geweest en dat ze tien jaar lang goed werk had geleverd, want blijkbaar had ze de meerderheid van de klachten goed behandeld en opgelost. Op dat ogenblik waren er al zeshonderd meldingen in Nederland. Voordien had je Canada in 2000, Amerika met Boston in 2002, vervolgens Ierland, Duitsland in januari 2010, Oostenrijk in februari en dan Nederland in maart. Wij hebben er op dat ogenblik slechts twintig nieuwe gevallen bij gekregen. Overal in het noorden van de wereld regende het, bij ons druppelde het. Wij zaten blijkbaar op de scheidslijn met het zuiden, waar er geen meldingen waren. En toen was er plotseling het geval Vangheluwe. Voor mij is het slachtoffer Mare Vangheluwe de man van het jaar 2010. Hij heeft de zaak doen ontploffen. Hij heeft zijn oom, de bisschop, ontslag doen nemen en nadien hebben zich hier 475 gevallen gemeld van kindermisbruik door geestelijken. Hij heeft het publiek voorgehouden dat men ook na twintig jaar nog kan getuigen en dat men zich niet moet laten intimideren door de machtigen der aarde. Zonder de getuigenis van die man was er niets. Tien jaar lang heeft de commissie gewerkt, er is nooit een parlementaire vraag over gesteld, er is geen enkele minister van Justitie over gestruikeld. Er is niemand die iets ondernomen heeft tegen het misbruik van kinderen. Er is slechts politieke actie gekomen na de getuigenis en de actie van Mare Vangheluwe.' Adriaenssens blijft doorbomen over wat hem zeer na aan het hart ligt. 'De geschiedenis van de kindermishandeling door priesters is een voorbeeld van wat er gebeurt als onaantastbare groepen minder machtig worden. In de jaren zestig kantelde de macht van de ouders. Tot dan was het gezin heilig. En toen zag je incest. Er waren voordien al onderzoeken, onder andere in Duitsland, waarin het hele mechanisme van incest en kindermishandeling beschreven staat, maar er is lange tijd niets mee gebeurd. Idem dito met de medische wereld. Twintig, dertig jaar geleden kon je het vergeten dat de dokter of het ziekenhuis je de waarheid zou hebben verteld als je familielied dood uit de operatiezaal kwam. Maar sindsdien is de medische wereld gekanteld. Het is niet langer mijnheer dok-toor, ook niet meer mijnheer pastoor of mijnheer de notaris, enzovoort... Iedereen valt van zijn voetstuk. Vandaag moet je geen held zijn om op de kap van de Kerk te zitten, want die Kerk heeft geen macht meer. We zouden er moeten uit leren dat we ziende blind zijn zodra we bepaalde mensen of organisaties sacraliseren. Er is blijkbaar een mechanisme waaraan wij als mensen niet ontsnappen. We moeten ons dus afvragen: Wie zijn de heiligen vandaag? Wie zijn de pausen vandaag? Als ik de sportwereld hoor zeggen: "Wij gaan toch niet met een commissie kindermishandeling beginnen, want wat voor een beeld geven wij dan van de sport aan de jeugd?" ja, dan word ik kribbig en wantrouwig. Continu staan er nieuwe heiligen op en zijn we veel te weinig kritisch om hen te bevragen. En het is net dan dat het gebeurt. Dus moet je je als samenleving voortdurend afvragen: "Waar zit het nu? Waar zou het nu kunnen zitten? En hoe wapenen we ons daartegen?" Je zou kunnen leren uit het verleden om de mechanismen te doorgronden, zodat je niet moet toezien dat er slachtoffers vallen. We moeten waakzaam blijven.' 'Na het ontslag van Vangheluwe kwamen er elke dag nieuwe klachten bij. Eerst 100, dan 150, twee dagen later waren er al 200, drie dagen daarna 250, 300, 400... De commissie werd overstelpt.' Ik ben weer op bezoek bij Rik Devillé. Er liggen enkele weken tussen onze afspraken en ik heb intussen Godelieve Halsberghe en Peter Adriaenssens gesproken, de eerste en de tweede voorzitter van de 'Commissie voor de behandeling van klachten wegens seksueel misbruik in een pastorale relatie'. Adriaenssens werd in 2010 onverwachts voorzitter van de Commissie. Ik vond hem direct een interessante voorzitter, maar ik las kort na zijn aanstelling in De Morgen een artikel van hem waarin stond dat het seksueel misbruik bij ons voorbij was sinds Dutroux. Ik dacht meteen: ik moet die man bellen en hem op de hoogte brengen van de voorgeschiedenis zoals ik die beleefd heb. Ik moet hem de waarheid vertellen. Dat ging zeer vlot. Ik belde hem, hij kwam af en ik gaf hem mijn interne informatie. Ik kon dat doen want hij is een psychiater en gebonden door het beroepsgeheim. Ik voelde me direct op mijn gemak bij hem en dacht: ik ga eindelijk van deze problematiek afgeraken. Wij komen wonderwel overeen, dat gaat hier eindelijk lukken. Adriaenssens snapte onmiddellijk wat ik hem vertelde, hij marginaliseerde niet. Het was dus een zeer goed contact en van dan heeft hij mij gevraagd om mee te werken via mail. Wij hebben dossiers uitgewisseld en elkaar bijgestaan met kritische bedenkingen. Op 7 mei 2010, enkele dagen na het ontslag van bisschop Vangheluwe, heb ik zelfs een vertrouwenwekkende brief geschreven naar de Belgische bisschoppenconferentie, waarin ik voorstelde onze conflicten bij te leggen en al onze dossiers te overhandigen aan de nieuwe commissie-Adriaenssens. Ik heb daar nooit een reactie op gekregen, maar korte tijd later nodigde Adriaens-sens me uit op een bijeenkomst van zijn commissie en vroeg hij me om tijdens de volgende vergadering al mijn dossiers door te geven. Ik heb hem geantwoord dat ik dan onvoldoende tijd kreeg. Ik zou slechts dertig seconden per dossier hebben gehad. De volgende vergadering hebben we slechts negentien dossiers kunnen afhandelen, want uit respect voor hun privacy moest ik de slachtoffers vooraf allemaal contacteren. Dat waren op één na alle slachtoffers die op 25 januari 2000 bij kardinaal Danneels waren geweest. De commissie kreeg daar zwart op wit te zien dat de kardinaal en de bisschoppen niets hadden gedaan om het seksueel misbruik tegen te gaan. Er was dus een goed begin van samenwerking. Omstreeks die tijd hadden we ook een dubbelinterview voor de rubriek "Zeno" in De Morgen van 8 mei 2010. Ik zie mij daar nog zitten, in Antwerpen, het was nog voor Operatie Kelk. In dat dubbelinterview heeft Adriaenssens gezegd dat hij zijn job binnen de vier tot zes maanden wou afronden. Hij wou stoppen in oktober. Ik heb daar toen verontwaardigd op gereageerd. "Zolang er een Kerk is, is er een meldpunt nodig" heb ik gezegd. Toch heeft hij zijn zin doorgezet. We hadden een "herkenningsdag" gepland, waar de slachtoffers anoniem zouden bijeenkomen zonder pers in de buurt. Ik had er toen al verscheidene georganiseerd. Adriaenssens vroeg om dat samen te doen. Hij zou zorgen voor een zaal en catering. Wij stelden oktober voor, maar voor hem moest het september worden omdat hij tegen oktober zijn eindrapport wou klaar hebben. Ik vond dat moeilijk omdat de voorbereidingen dan in de vakantie moesten gebeuren en de medewerkers dan met verlof waren. Maar er was niets aan te doen. Hij moest zijn eindconclusies hebben en daarvoor moest alles wijken. Hij had dat beloofd aan de bisschoppen. Ik stond versteld. Ik ben al achttien jaar bezig en hij wou binnen het jaar het misbruik in de Kerk afronden. Ik verplaatste mijn vakantie en we zouden in september de herkenningsdag houden. Maar toen kwamen Operatie Kelk en de huiszoekingen op donderdag 24 juni, en Adriaenssens mailde me dat hij ging stoppen. Ik zou die zaterdag met de twintig slachtoffers, die in 2000 bij Danneels op bezoek waren, bij hem langskomen, maar ook die afspraak werd afgebeld. Het waren meteen de laatste mail en telefoon tussen ons. Voordien waren er lekken geweest uit een van de 33 dossiers van de commissie-Halsberghe en er kwamen artikels in de krant. Die stukken waren gelekt door een nicht van Godelieve Halsberghe. Die nicht, die ook Lieve heet, zat bij ons in de werkgroep. Ik heb haar daarvoor vriendelijk uit de werkgroep gezet. Maar Adriaenssens verdacht me ervan dat ik de stukken gelekt had. Blijkbaar hadden de bisschoppen op hem ingepraat en het wantrouwen ten aanzien van mijn persoon aangescherpt. Ik sta erop te vertellen dat ik altijd alleen anonieme verhalen heb gelekt naar de pers, en pas na sluitende afspraken. Ik heb altijd een angstvallig respect voor de slachtoffers gehad en wil hoe dan ook vermijden dat ze een tweede keer worden misbruikt. Adriaenssens heeft niet dezelfde zorg. Hij wil snel te werk gaan en de mensen van de commissie-Adriaenssens zijn niet kies aan de telefoon. Ze gaan niet op een voorzichtige en menselijke manier om met de slachtoffers. Ze zijn gehaast. Waarom weet ik niet. Na het ontslag van Vangheluwe kwamen er elke dag nieuwe klachten bij. Eerst honderd, dan 150, twee dagen later waren er al 200, drie dagen daarna 250, 300, 400... De commissie werd overstelpt. Ik heb nooit begrepen waarom hij zo hardnekkig is blijven vasthouden aan de vervaldatum van oktober. Misschien was het een financieel probleem, want de bisschoppen betaalden nooit. Die teren op kosten van anderen. Het was de universiteit die betaalde. Het was de samenleving die betaalde, want de universiteit krijgt subsidies van de overheid. Later, in zijn eindrapport, dat hij nog heeft gepubliceerd na Operatie Kelk, is de neerslag te zien van die slordige haast. Dat zijn afschuwelijke verhalen. Volgens de enen heeft hij de slachtoffers gevraagd of hij hun verhalen mocht publiceren. Volgens de anderen niet. Je zou daarover de slachtoffers moeten horen. Gisteren nog heeft een man me gezegd dat zijn zoon zijn verhaal heeft herkend. Die is veertien, vijftien jaar. Dat hele gezin ligt aan diggelen. Voor die mens is dat gewoon een drama! Hij moet daar nu de rest van zijn leven mee leven. Hoe kan iemand die zo hamert op de privacy van de slachtoffers, zoiets publiceren? Ik begrijp ook niet dat niemand daarop reageert. De pers doet dat natuurlijk niet, want Adriaenssens staat goed met de media.' Adriaenssens, de middelaar'Ik ben overtuigd van het belang van Rik Devillé. Hij en Norbert Bethune en de anderen waren visionair. In de jaren negentig, toen iedereen, ook ik, nog blind was, hebben zij baanbrekend werk verricht.''Ik ben overtuigd van het belang van Rik Devillé. Hij en Norbert Bethune en de anderen waren visionair. In de jaren negentig, toen iedereen, ook ik, nog blind was, hebben zij baanbrekend werk verricht. We hebben elkaar in mei 2010 ontmoet en toen hebben we inderdaad afgesproken dat zijn 494 dossiers zouden worden samengevoegd met de 475 die wij hadden binnengekregen. Ik heb toen een psycholoog gevonden en een specialist in kerkelijk recht, die drie maanden fulltime zouden kunnen werken met het archief van Rik Devillé. Ik vond dat alle dossiers moesten worden geklasseerd en ingevoerd. Wij hadden daarvoor een computerprogramma ontwikkeld met een vijftiental parameters, zoals: "Waar deden die feiten zich voor?" "Hoe heette de priester?" zodat we gericht konden zoeken, bijvoorbeeld op scholen waar het vaker voorkwam of op priesters die in verscheidene dossiers werden genoemd. Je kan slachtoffers maar helpen door objectivering. Als je hem of haar vertelt dat er nog meer slachtoffers zijn, dan denkt men al snel dat zoiets wordt gezegd om te troosten. Maar als je kan zeggen: "We hebben er 475 gedocumenteerd, of, met Devillé's dossiers erbij, 969 en dit is de statistiek" dan krijg je als slachtoffer het gevoel dat men je verhaal ernstig neemt en het heeft opgenomen in de tabellen. Je krijgt dan je waardigheid terug en je weet dat je bijdraagt tot de schokgolf die tot verandering moet leiden. Er was natuurlijk discussie over al die cijfers. Daarom was er één plek nodig, waar men al die dossiers centraal invulde, zodat de dubbels er uitgingen. We weten uit internationaal onderzoek dat iedere dader die het doet met kinderen jonger dan vijftien jaar - en dat is toch de overgrote meerderheid van de dossiers waar wij het over hebben - gemiddeld twintig, dertig slachtoffers maakt, dat is één per jaar. Vele daders in onze dossiers zijn nu zeventig jaar en waren prefect of toezichthouder op een internaat tot hun vijftigste. Nadien, in de loop van de jaren negentig, hebben ze het onderwijs verlaten en zijn zij veelal op een parochie gaan werken, omdat er te weinig priesters waren. Wij wilden dat allemaal ordenen. Ik ben bij Devillé thuis geweest, we hebben nadien verschillende keren samen gezeten, hij is naar de commissie gekomen, hij zou dossiers overdragen maar er ontstonden geleidelijk aan problemen. Het was zeer moeilijk om van Rik exacte informatie te krijgen. Je kunt niet zeggen "Ik heb veertig dossiers over de kardinaal", je moet ze ook op tafel leggen. Dat kwam er nooit van. En je moet ook verder gaan en niet tevreden zijn met "Ik krijg geen antwoord" of "Ik krijg antwoorden die niet voldoen". Nog eens: het belangrijkste is objectiveren. Een brief moet onderbouwd zijn. Zijn er mensen die het misbruik kunnen bevestigen? Waren er telefoongesprekken? Zijn er anderen op de hoogte? Zijn jullie gaan praten met derden? Dat soort dingen, zodat de dader later niet kan zeggen: "Het is zijn verhaal tegen het mijne, we zijn twintig jaar later, waar komt men nu mee aandraven?" Zo'n man heeft het vaak makkelijk om te ontkennen, want er blijft altijd de problematiek van foutieve en valse getuigenissen. Je moet in zo'n debat sterk staan met goeie en nuchtere argumenten. Wij namen daarin onze verantwoordelijkheid en maakten sommige dossiers ook al klaar voor justitie. Maar daarvoor verzamelden wij eerst zo veel mogelijk materiaal: tekeningen die slachtoffers gemaakt hadden in periodes van misbruik, schoolrapporten waarin je echt een breuklijn ziet, dagboeken die mensen op een bepaald moment in hun leven geschreven hebben, soms zelfs hele pijnlijke levensverhalen die nog zijn neergepend. Als daders daarmee worden geconfronteerd, onderschatten ze hun slachtoffers niet langer en wordt het misbruik geobjectiveerd. Devillé deed dat te weinig. Er was wel een ontmoeting gepland met een groep van een twintigtal mensen die ooit door de kardinaal waren ontvangen, maar dat is niet gebeurd omdat een paar dagen voor de afspraak de huiszoekingen plaatshadden. Daar kwam bij dat hij mij kort tevoren een mail had gestuurd met de melding dat hij al zijn dossiers had overhandigd aan Peter De Waele van de pedofiliecel van de Brusselse gerechtelijke politie. Hij had dat gedaan één week voor de inbeslagname van al onze dossiers. Niemand in de commissie heeft ooit gedacht dat het ene een gevolg was van het andere, maar misschien waren wij toch wel erg naïef. Wij dachten dat we in een brief van 10 juni 2010, een week voor de huiszoeking, een sluitende afspraak hadden gemaakt met het ministerie van Justitie. Dat was een protocol met de hoogste chefs van justitie, de vijf procureurs-generaal, dat de afspraken regelde tussen onze commissie en justitie. Daarin stond onder meer dat wij autonoom konden beslissen om een dossier al dan niet te bezorgen aan het gerecht. Wij informeerden de slachtoffers daarvan en vroegen hen telkens schriftelijk of ze wilden dat hun dossier zou worden doorgestuurd. We hebben ons toen eerst geconcentreerd op gevallen die nog een risico op nieuwe feiten inhielden, of die nog recent genoeg waren om te kunnen vervolgen. Uiteindelijk waren er 100 a 150 mensen bereid om hun dossier aan justitie door te geven. We zouden dat zeker gedaan hebben, maar justitie was ons voor. Op 24 juni hebben ze zelf alle dossiers in beslag genomen. In elk geval was de overdracht van de 494 dossiers van Devillé aan justitie een week voordien de echte breuk tussen ons. Ik begreep dat niet. Ik ben er zeker van dat hij niet aan alle slachtoffers de toestemming had gevraagd. Ik vond dat niet correct.' Rik Devillé, de gewetensbezwaarde 'Er moet eindelijk recht geschieden voor de slachtoffers. Ik heb te lang geloofd dat de commissie-Adriaenssens de daders ter verantwoording ging roepen om zich aan te geven bij justitie.'In de armen van politie en justitie Waarom heeft Rik Devillé zijn dossiers overhandigd aan politie en justitie? Hij vertelt me de ware toedracht achter de huiszoekingen. 'Alles is toevallig begonnen met een interview van Marijke Libert met Peter De Waele, hoofdinspecteur van de pedofiliecel bij de Brusselse gerechtelijke politie, in De Morgen van 28 april 2010, enkele dagen na het ontslag van bisschop Vangheluwe. De slachtoffers van het misbruik hadden toen net hun kluisters verbroken. Bij de commissie-Adriaenssens stroomden de klachten binnen. De Waele zei in het bewuste artikel dat misbruik dat verjaard is toch moet worden vervolgd, want in veel gevallen werkt de betrokken priester nog altijd met jongeren. In dat artikel kwam ik ook ter sprake. De Waele betreurde dat ik nooit had gereageerd op zijn verzoek om elkaar te ontmoeten. Er ging mij een licht branden en ik belde De Waele. Hij had me ooit in 1995 opgezocht en me de raad gegeven me met de slachtoffers te wenden tot de plaatselijke politie en de zedenbrigades. Ik heb dat gedaan en nadien hebben we geen rechtstreeks contact meer gehad. Aan de telefoon gaf ik mijn ongelijk toe, want de zedenpolitie heeft vele dossiers verticaal geklasseerd. Ik zei hem dat ik met al mijn dossiers was blijven zitten, dat niemand ze had afgehandeld, dat er al die jaren niets was opgelost. Ik vroeg om een afspraak. Ik wou hem de twintig dossiers doorgeven die ik met de slachtoffers had afgetoetst. Dat waren de twintig van Danneels. Ik zei dat Godelieve Halsberghe hetzelfde wou doen met de 33 dossiers die zij had behandeld. Ik was met haar in contact gebleven na haar ontslag als voorzitster. De Waele nodigde me uit op zijn kantoor in de vijfentwintig verdiepingen tellende politietoren aan het Victoria Reginaplantsoen in Sint-Joost-ten-Node. Hij vroeg me wel om alle dossiers die ik had mee te brengen. Toen ik hem zei dat ik pakken dossiers had, stelde hij voor mij te komen halen en ook terug te brengen. Toen ik daar aankwam, was er gelukkig geen pers. Ik had dat niet graag want hoe zou dat weeral niet worden geïnterpreteerd? Het onderhoud duurde een hele dag. Ik zat er van 's ochtends tot 's avonds. Op de afspraak waren ook twee vrouwelijke procureurs aanwezig. Ik vroeg me af waarom, maar al snel kwam de kat op de koord. Ik wou slechts twintig dossiers achterlaten omdat ik voor de andere geen toestemming had van de slachtoffers. De Waele pleegde daarop overleg met de procureurs over wat hij moest doen. Ze praatten over biecht- en beroepsgeheim. Er was wat geharrewar omdat werd opgemerkt dat hogere gerechtelijke instanties ooit problemen zouden kunnen maken over dossiers die vallen onder het biechtgeheim. Volgens hen vielen mijn dossiers niet onder het biecht-, maar wel onder het beroepsgeheim. Ik zat erbij en ik keek ernaar. Ik wist bij God niet onder welk "geheim" ik viel. Uiteindelijk werd een salomonsoordeel uitgesproken. We hadden allemaal gelijk. Welk gelijk weet ik niet. Wellicht was het er hen om te doen dat ik al mijn dossiers bij hen zou achterlaten. Dan hadden ze een been om op te staan. Het compromis was dat de dossiers niet letterlijk in beslag werden genomen, maar gekopieerd, wat op hetzelfde neerkwam. Na twee dagen zou ik ze terugkrijgen. Ik heb daarmee ingestemd. Ik had daar geen bezwaar tegen. Mijn punt was dat de verhalen van de slachtoffers niet aan de openbaarheid mochten worden prijsgegeven en vielen onder het beroepsgeheim van de onderzoekers en de magistraten. Ik vond het met andere woorden goed dat ze in handen kwamen van het gerecht en ik vind dat nog steeds.' 'Het waren ook mijn dossiers die de zaak aan het rollen hebben gebracht, en niet de prietpraat van Halsberghe over de geheime documenten in de crypte van Sint-Rombouts. Halsberghe is oud en herinnert zich niet meer zo goed wat ze allemaal heeft meegemaakt. Ze is ook heel erg gefrustreerd. Haar verhalen zijn vaak heel onsamenhangend. Over de geheime dossiers in de crypte van de Sint-Romboutskathedraal dist ze steeds weer nieuwe versies op. Wellicht daarom heeft de politie het verhaal geklasseerd onder verdachte handelingen en niet onder zedenzaken. Aanvankelijk werd onderzoeksrechter De Troy enkel gevorderd voor een huiszoeking in het Rijksarchief, waar ze haar dossiers had ondergebracht. Pas later heeft hij beslist ook huiszoekingen te doen in Mechelen en Leuven. Het zijn mijn dossiers die aan de basis liggen van die huiszoekingen. Ook Adriaenssens zelf was een aanleiding. Na het ontslag van Vangheluwe op 23 april verkondigde hij elke dag in de media dat er bij zijn commissie tientallen meldingen binnenliepen van seksueel misbruik in de Kerk. Hij heeft zelfs een persbericht verspreid om medewerkers te zoeken voor het begeleiden van de slachtoffers. Ik vond het dom dat hij daar zo veel tamtam rond maakte. Het gerecht stond erbij en keek ernaar. Hij was woedend over de huiszoeking, maar hij heeft ze zelf over zich heen gehaald. Hij heeft ook bij herhaling gezegd dat hij snel wou afronden. Als justitie nog iets wou vinden, moest ze er op tijd bij zijn. Ze hadden alle redenen om bij de commissie binnen te vallen.' Devillé kijkt me recht in de ogen, overtuigd van zijn gelijk. Adriaenssens wil nu geen contact meer. Van de ene op de andere dag. Ik begrijp dat niet. Ik vind dat onvoorstelbaar. Ik sta nu weer alleen. Ik voel me gebruikt. Peter Adriaenssens, de gramstorige 'Wij hadden verder de weg moeten gaan van verzoening en van inkeer, berouw en herstel. Ik weet niet waarom dat niet kon. Ik weet niet waarom het gerecht bij ons is binnengevallen.' Professor Adriaenssens reageert geprikkeld en verongelijkt op de verwijten dat hij een aanhangsel was van de Kerk. 'Die hele discussie over parallelle justitie heeft me compleet verrast. Ik ben 54, ik ben professor, ik ben verantwoordelijk voor een afdeling aan de universiteit, ik moet geen carrière meer maken, ik had er geen enkel belang bij om de Kerk in te dekken. Toch is dat idee van belangenvermenging en parallelle justitie ontstaan. Sommige mensen dachten blijkbaar dat iemand die door de Kerk was uitverkoren onder een hoedje speelde en de afspraken met justitie niet objectief kon doen naleven. Er waren allerlei wilde verhalen in de media. De bisschoppen zouden op onze vergaderingen aanwezig zijn, ze zouden worden ingelicht, enzovoort. Ik las dat met grote ogen, want ik had mijn commissie helemaal alleen samengesteld. Ik heb aan niks of niemand enige toestemming moeten vragen en ik heb dat ook niet gedaan. De procureurs-generaal hadden me gezegd dat onze afspraken in geen enkel opzicht de vrijheid van de onderzoeksrechters aantastten. Als een van hen dat nodig vond, kon hij hier elk moment een of ander dossier opeisen. Ik vond dat vanzelfsprekend. Ik hield er rekening mee dat een onderzoeksrechter hier plotseling dossiers waarin de naam van de kardinaal staat, kon komen opvragen. Dat begreep ik. Maar ik kon me niet voorstellen dat men ineens alles zou meenemen. Ik vond dat echt een gebrek aan respect voor de slachtoffers. En twee: ik had gedacht om een rapport klaar te hebben tegen eind september, begin oktober. De vorige commissie van mevrouw Halsberghe had tien jaar gewerkt zonder rapportering. We zaten toen met het voordeel dat het academiejaar was afgelopen, we hadden allemaal wat meer ruimte, juli, augustus, september werden volledig ingepland om slachtoffers en daders te zien, en we hoopten een transparant eindrapport klaar te krijgen met al onze cijfers. Wij vonden dat de publieke opinie en justitie niet nog eens tien jaar moesten wachten. We dachten af te werken en ik hoopte dat de onderzoeksrechter ons eerst ons verhaal zou laten doen en pas nadien, eventueel, zou reageren en sommige dossiers opvragen. Het is allemaal anders gelopen. Voor ons eindrapport af was, is men binnengevallen en heeft men alles in beslag genomen. Ik wist absoluut niet op welke grond de inbeslagname gebeurde. Ik heb er wel naar gevraagd tijdens mijn verhoor, maar ik mocht het niet weten. Ik veronderstelde dan maar dat er iemand klacht tegen me had ingediend omdat ik dubbel spel speelde of een geheim akkoord had met de kardinaal en dat daarom de slachtoffers moesten worden beschermd tegen mijn commissie. In dat licht kon ik begrijpen dat de criminal crime unit al mijn e-mails over al die jaren heeft afgetapt om te zien of ik contacten had, maar als ik dan achteraf uit de media moet horen dat de inbeslagnames zijn gebeurd op basis van de getuigenissen van mevrouw Halsberghe, ja, dan snap ik het niet. Als dat de enige basis is, dan is dat zo dun als water.' 'Ik vrees dat de rechtsgang uiteindelijk zal vastlopen omdat er in het strafrecht verjaring bestaat. Als het slachtoffer 28 is, zijn de feiten verjaard en niet langer strafbaar. Straks wordt dat 33 jaar, maar toch zal slechts tien procent van de slachtoffers recht wedervaren omdat het misbruik dateert van de jaren vijftig, zestig en zeventig, en de daders oud zijn en de feiten verjaard. In het canonieke recht is de verjaring niet zo strikt. Priesters kunnen te allen tijde geconfronteerd worden met hun slachtoffers. In de commissie deden we dat en voor veel slachtoffers was dat het begin van herstel. Merkwaardig was ook dat de daders nagenoeg allemaal meewerkten. We hebben in totaal een zestigtal dossiers kunnen opstarten. In de helft van de gevallen waren de priesters overleden, maar in de andere helft erkenden de daders de feiten en gaven ze de naam van hun slachtoffer. Het drama is dat die respons helemaal is verdwenen na de inbeslagnames. We weten dat er honderden daders nog in leven zijn, die zich niet kenbaar willen maken. Ik zie je fronsen, maar ik herhaal: honderden priesters zijn daders van seksueel misbruik. Aartsbisschop Léonard heeft hen opgeroepen om zich te melden en alles aan het licht te brengen. Honderden priesters weten dat het over hen gaat, maar ze zijn niet bereid aangifte te doen. Ze zwijgen tot spijt van degenen die zich niets te verwijten hebben. Wij hadden verder de weg moeten gaan van verzoening en van inkeer, berouw en herstel. Ik weet niet waarom dat niet kon. Ik weet niet waarom het gerecht bij ons is binnengevallen. Als kinderpsychiater en als voorzitter van een Vertrouwenscentrum Kindermishandeling werk ik al drieëntwintig jaar samen met justitie, onder meer met de ploeg van Peter De Waele, die hier de huiszoeking en de inbeslagname coördineerde. Dat is een ploeg die even gebeten is als wij als het gaat om kindermishandeling en seksueel misbruik. Dat is nog een reden waarom ik het allemaal niet begrijp.' 'Wij wisten dat er emotionele reacties zouden zijn. Zo is ook geschied. Toch was de kritiek zeer irrationeel, niet enkel vanuit de Kerk zelf, wat ik zeker begrijp, maar ook van de magistratuur.' De verklaring van Rik Devillé dat hij met zijn dossiers zelf naar justitie is gestapt, werpt een heel ander licht op de huiszoekingen van 24 juni 2010. Tot op vandaag wordt gezegd en geschreven dat ze onbesuisd waren en enkel gebaseerd op de verklaringen van Godelieve Halsberghe over de crypte van de Sint-Rombouts-kathedraal. Zodra Devillé zijn dossiers had overhandigd aan de speurders, was er een andere, meer gewichtige aanleiding. Het is niet gemakkelijk om het verhaal rond de huiszoekingen messcherp te vertellen. Het is onmogelijk om de speurders zelf aan het woord te krijgen. Onderzoeksrechter Wim De Troy weigert mee te werken. Hogerop en lager lukt het ook niet. Ten slotte neemt de grote baas zelf zijn verantwoordelijkheid op. Hij ontvangt me in zijn kantoor op de 21ste verdieping van de politie-toren aan het Victoria Reginaplantsoen in Sint-Joost-ten-Node, een van de negentien Brusselse gemeenten. Voor hem ligt 'Zeno' de weekendbijlage van De Morgen van 3 juli 2010. Glenn Audenaert, directeur van de federale gerechtelijke politie van Brussel, een flamboyante superflik, staat erin met een foto. Hij poseert met opgerolde broekspijpen op een golfbreker in Knokke. De fotoshoot maakt deel uit van een reeks over 'Het Zomernest; over hoe bekende Vlamingen hun zomer doorbrengen. Audenaert was gefotografeerd in Knokke, waar hij woont. Maar de tekst bij de foto gaat niet over vakantie, wel over Operatie Kelk, de huiszoekingen in Mechelen en Leuven van een week eerder. Audenaert is teruggekomen uit vakantie in het buitenland, omdat hij het niet langer kan aanzien hoe zijn mannen onder vuur liggen. Audenaert is de baas van 632 speurders. Hij is geboren in Gent in 1955 en heeft zich van de basis naar boven geknokt. In november 2009 is hij een van de Hoge Bomen die programmamaker Manu Riche heeft geportretteerd voor een reeks op Canvas. Audenaert is de man achter de huiszoekingen, die zonder meer historisch kunnen worden genoemd. Zijn nog hogere bazen zijn er niet over te spreken. Er zijn talloze niet-rationele reacties. Vooral de kleding van de speurders, het gebrek aan respect en eerbied voor de hoogste kerkelijke instanties, de lekken naar de pers en het gegooi met archiefdozen veroorzaakten wrevel. Het artikel met niet-bijpassende foto in De Morgen vergrootte alleen maar de hilariteit. De federale procureur, Johan Delmulle, stapte zelfs kwaad binnen bij de toenmalige directeur-generaal van de gerechtelijke politie Paul Van Thielen en gooide De Morgen op zijn bureau. 'De baas geeft het voorbeeld. Hij staat met zijn broek opgerold op een golfbreker. Heb jij het ook gezien op tv! Al die mannen, allemaal in korte broek en in jeans, en dan met die dozen smijten.' De huiszoekingen hadden het hele land op zijn kop gezet. Audenaert was overigens niet aan zijn proefstuk. In augustus 2009 had hij ook het onderzoek tegen de Brusselse handelsrechter Francine De Tandt op gang gebracht met een brief aan minister van Justitie Stefaan De Clerck. De Tandt werd toen geschorst omdat zij advocaten haar vonnissen liet schrijven en haar schuldeiser had benoemd tot gerechtelijk expert. In de magistratuur heeft die zaak veel kwaad bloed gezet. De politieman Audenaert zou een oorlogje voeren tegen de magistraten. Tot op vandaag wordt hem verweten dat hij zich toen voor de kar heeft laten spannen van enkele vrienden-zakenlui. De animositeit rond zijn persoon is met Operatie Kelk zeker niet geluwd. 'Ik was toen met vakantie in Frankrijk en ik kreeg telefoon van mijn plaatsvervanger, commissaris Alain De Proft, die mij zei dat hoofdinspecteur Peter De Waele van de cel pedofilie meldde dat zowel priester Devillé als mevrouw Halsberghe een aantal dossiers had gebracht, met de melding dat daar mogelijk misdrijven in zaten. Ik heb onmiddellijk gezegd dat ik in die zaak de leiding zou overnemen en ik heb mij in verbinding gesteld met Peter De Waele. Hij wist mij te zeggen dat hij naar aanleiding van een interview met De Morgen over wat wij hier allemaal doen rond pedofilie, gecontacteerd was, eerst door priester Devillé en daarna door mevrouw Halsberghe. Zij vroegen hem of ze met hun zogenaamde "zielennood" naar hier konden komen. Op zo'n verzoek zijn we als politiedienst natuurlijk te allen tijde verplicht in te gaan.' Ik verbaas me erover dat pedofilie ook een van zijn domeinen is. Audenaert staat bekend als een man die vooral op terroristen jaagt. Hij bevestigt me dat pedofilie geen prioriteit is in het nationaal veiligheidsplan, dat door de regering is goedgekeurd en dat bepaalt welke criminele fenomenen een kerncompetentie zijn voor de politie. Dat zijn grensoverschrijdende, complexe, maatschappij ontwrichtende fenomenen. Pedofilie staat daar niet bij, maar de politie doet dat wel omdat ze daar sinds de affaire-Dutroux jarenlang expertise in opgebouwd heeft. De oudste en wellicht beste pedofielenjager zit in Brussel. Dat is Peter De Waele met zijn vijf inspecteurs. Zij zijn gespecialiseerd in het verhoren van minderjarige slachtoffers en in het patrouilleren op internet. Vandaag zijn ze met 26 omdat er na de huiszoekingen uiteraard veel meer werk is. Dat onderzoek is in handen van onderzoeksrechter De Troy, maar De Waele heeft de politionele leiding samen met zijn mensen. 'Ik denk dat het op basis is van de renommee van De Waele en zijn team was dat Devillé en Halsberghe met hun verhaal bij ons gekomen zijn. Ze zaten op hun honger omdat ze in de eerste plaats bij de Kerk geen gehoor vonden, dat is toch wat zij zeiden. In de tweede plaats kwamen ze bij ons omdat de diverse klachten die ze bij de lokale parketten hadden neergelegd, niet het door hen gewenste gevolg hadden. Aan de telefoon zei De Waele me dat er twee sets lijvige dossiers waren. Ik heb hem gezegd dat hij per dossier een proces-verbaal moest opstellen, gericht aan de procureur des Konings, met een verslag, waarin hij uitlegde hoe die dossiers bij ons waren beland. Dat gebeurde onder artikel 29 van het strafwetboek, dat iedere ambtenaar en in het bijzonder ieder agent en officier van de gerechtelijke politie verplicht, indien hij drager is van elementen van misdrijven, dat onverwijld te melden aan de procureur. Dat is een wettelijke taak, wij kunnen niet kiezen of we dat melden of niet melden. Dat is belangrijk om weten in de context van de intentieprocessen waar we nadien het voorwerp van waren. Wij hebben nooit actief naar informatie gezocht over seksueel misbruik binnen de religieuze sfeer, in geen enkele Kerk of godsdienst, omdat dat niet tot onze taak behoort. Wij doen dat niet. We zoeken enkel heel actief naar informatie over criminele fenomenen die in het nationaal veiligheidsplan staan, zoals terrorisme, rondtrekkende dadergroepen, mensenhandel, mensensmokkel, verdovende middelen, de traditionele gebieden, maar dat neemt niet weg dat wij de procureur moeten inlichten als wij gevat worden door een misdrijf dat niet tot onze kerncompetenties behoort. In het gerechtelijk arrondissement Brussel is Bruno Bulthé de procureur des Konings. Hij heeft onmiddellijk op basis van de documenten onderzoeksrechter Wim De Troy gevorderd, met een "saisine" die gaat over aanranding van de eerbaarheid en misbruik van minderjarigen en ook schuldig verzuim. Vanaf dan neemt de onderzoeksrechter de leiding van het onderzoek over. Dat was op maandag 21 juni. Hij heeft besloten een huiszoeking te doen op een aantal plaatsen. Oorspronkelijk was die gepland op woensdag 23 juni, maar dat liet ons te weinig tijd om de zaak voor te bereiden. Zijn mensen waren gewoon om ander werk te doen. Ze waren nog nooit in het aartsbisschoppelijk paleis in Mechelen geweest. Zij moesten te weten komen hoe groot dat gebouw daar is, het kadaster en Google Earth raadplegen en er met een helikopter overvliegen om luchtfoto's te nemen. Zij wensten ook de kathedraal de dag voor de huiszoeking grondig te verkennen. Zij wilden nagaan hoeveel mensen zij moesten inzetten en hoe ze dat op een zo discreet mogelijke manier konden doen. Ze wilden tijd tot vrijdag, maar uiteindelijk is het donderdag 24 juni geworden. Dat is van belang om te bewijzen dat wij niet wisten dat er daar op donderdag een bisschoppenconferentie bezig was. Dat wisten wij helemaal niet. Ik wil ook benadrukken dat ik tot driemaal toe tegen Peter De Waele gezegd heb alle mogelijke voorzorgen te nemen om ervoor te zorgen dat deze interventie gebeurde, één: zonder lekken en twee: op een manier dat er geen enkele kritiek kon op geformuleerd worden. Wij wisten dat er emotionele reacties zouden zijn. Zo is ook geschied. Toch was de kritiek zeer irrationeel, niet enkel vanuit de Kerk zelf, wat ik zeker begrijp, maar ook van de magistratuur. Wij hebben alle mogelijke voorzorgen genomen om de huiszoeking vlot en discreet te laten verlopen. Toch waren er felle verwijten dat er speurders in shorts waren, dat de politiemensen die over de openbare weg met mijnheer Danneels naar zijn woning gingen, niet in kostuum waren. Ik betreur dat zelf. Maar wij hebben daar weinig of geen impact op, statutair. Overigens heerste er een temperatuur van 35°. Er wordt mijn mensen ook verweten dat ze onrespectvol met dozen hebben gegooid, maar dat vind ik een pragmatische beslissing. Er waren verscheidene honderden dozen die verkast moesten worden. En de optie was: ofwel die door het raam naar beneden gooien en in twee vrachtwagens stapelen, ofwel duizend keer de trap op en af. Dan waren er dubbel zoveel speurders nodig geweest voor de huiszoeking. Er was ook de fameuze grafschennis van het graf van kardinaal Mercier in de crypte van Sint-Rombouts. Dat is te gek voor woorden. Dat was een gaatje van drie millimeter, waarin een cameraatje werd neergelaten. En waarom? Omdat de conservator van de kerk tijdens de verkenning had gezegd: "Daar moet je kijken want daar heb ik onlangs nog verse cement gezien." De verklaring van Godelieve Halsberghe dat daar documenten zouden liggen, was helemaal niet doorslaggevend. En ten slotte was er ook de cas-sante opmerking van de woordvoerder van het Vaticaan, Tarcisio Bertone, dat de bisschoppen gegijzeld waren zoals in de donkerste jaren van het communisme en geen eten hadden gekregen. Ik heb toen in De Morgen gezegd wat ze te eten gekregen hebben en daarna gingen de poppen pas echt aan het dansen. Toen is "la kermesse héroïque" begonnen. Toen kreeg ik heel België over me heen, mijn eigen hiërarchie, de magistratuur, de minister en weet ik veel, omdat ik had durven zeggen dat men zich mogelijk deelachtig had gemaakt aan een misdrijf. Als men weet heeft van misbruik van minderjarigen en men reageert niet, dan is dat wellicht schuldig verzuim. Eigenlijk mocht ik dat toen niet gezegd hebben, maar het zat mij toen echt zeer hoog. Ik kon de verwijten niet over me heen laten gaan.' Onvermijdelijk of lichtzinnig? Audenaert is niet van eergisteren. Hij heeft er slag van om het politionele en juridische taalgebruik naar zijn hand te zetten. Hij praat in volzinnen met hier en daar een technische term, maar hij is nergens warrig of wollig zoals zovelen van zijn collega's. Hij heeft de gave van het woord. Tegelijk is hij ook een diplomaat en een strateeg. Zijn redenering sluit als een deksel op een pot. Hem en zijn mensen valt niets te verwijten. Zij hebben hun werk gedaan. Alle artikels en kleine lettertjes van de wet zijn gerespecteerd. Audenaert laat er ook geen twijfel over bestaan dat de aanleiding tot de huiszoeking niet een verwarde verklaring van Halsberghe is, maar wel degelijk de 494 dossiers van Rik Devillé, de 33 van Halsberghe, en ook de 475 van Adriaenssens. Dat is belangrijk omdat de huiszoekingen nog maanden onderwerp van heel wat getouwtrek waren. Ze waren lichtvaardig, lichtzinnig en op niets gebaseerd, zeiden de bisschoppen bij monde van hun advocaat Fernand Keuleneer en dat beweerde ook een deel van de magistratuur. Keuleneer sprak zelfs over eenfishing opemtion, waarbij grote netten werden uitgegooid om slechts wat kleine vissen te vangen. Uiteraard ontkenden de speurders dat. Ze wilden gewoon de zaak tot op de bodem uitspitten. Hoe langer hoe meer lijkt het conflict op een match tussen vrijzinnigen en katholieken. Eeuwenoude openstaande rekeningen worden vereffend. Volgens sommige katholieken waren de huiszoekingen - met vooral het opvoeren van de kardinaal - een hoogtepunt van machtsoverschrijding, waarmee de loge het eeuwenoude machtsvertoon van de Kerk met gelijke munt betaalde. De protagonisten zijn vrijzinnigen. Procureur Bruno Bulthé, die aan het hoofd staat van het Brusselse parket, is een logebroeder. Ook zijn substituut Jos Colpin en het hoofd van de federale gerechtelijke politie Glenn Audenaert zijn notoire vrijzinnigen. Wim De Troy is van katholieken huize, maar zijn griffier is de partner van Bulthé en hijzelf is een leerling van de procureur. De logebroeders zouden hun mannetjes het veld ingestuurd hebben en nu met verrukking naar het vertoon zitten kijken. Ze hebben een gladiatorengevecht gewonnen en laten de overwonnen tegenstanders bloedend achter. Het kan hen niet schelen wat er nog volgt. Dit historisch moment is even belangrijk als de inhoud. Hun tegenstanders zijn federaal procureur Johan Delmulle, die nog op het kabinet van de CD&V-minister van Justitie heeft gewerkt, en de Brusselse procureur-generaal Mare de Ie Court, van katholieken huize. Ook zij noemen de huiszoekingen 'buitenproportioneel'. Het wekt dan ook geen verwondering dat het parket-generaal met procureur-generaal Mare de Ie Court na amper een week een 'onderzoek-naar-het onderzoek' opstart. Hij wil het onderzoek al discrediteren nog voor het begonnen is, nog voor onderzoeksrechter De Troy de eerste onderzoeksdaden heeft gesteld. Hij wil dat de Kamer van Inbeschuldigingstelling (de KI), die elk dossier van het parket controleert voor het naar de recht- bank wordt doorgestuurd, De Troy van zijn opdracht ontslaat en een andere onderzoeksrechter aanstelt. Zo'n onderzoek-naar-het-onderzoek is niet ongewoon. Wel ongewoon is de snelheid waarmee en ook de geheimzinnigheid waarin het gebeurt. Van Steenbrugge en Mussche, de desperado's Christine Mussche: 'Er is nog altijd evenveel manipulatie en
mismanagement als vóór Dutroux. Vele zaken worden mismeesterd op
alle echelons.' De advocaten Walter Van Steenbrugge en Christine Mussche worden in die dagen met stomheid geslagen. 'Midden in de vakantie van 2010, ruim een maand na de huiszoekingen, lees ik in de weekendeditie van De Morgen dat er op 6 augustus een zitting is van de Kamer van Inbeschuldigingstelling (KI) in het dossier De Troy. Ik ben de enige advocaat van de slachtoffers en ik ruik onraad. In volle vakantie gaat men ons bedotten. Ik bel 's maandags, ik hoor wie de kamer zal voorzitten en trek mijn conclusies. Enkele hoge magistraten hebben elkaar getelefoneerd en afgesproken wie zou zetelen en wat ze zouden beslissen. Ik vermoed dat ze de huiszoekingen onwettig zullen verklaren en alle dossiers over seksueel misbruik in de Kerk bij het grof huisvuil plaatsen. Onder druk van de Kerk wou de procureur-generaal de zaak in de doofpot stoppen en alle dossiers met bezwarende documenten teruggeven. Ik ben als een bezetene beginnen bellen en schrijven naar alle betrokkenen, incluis minister van Justitie Stefaan De Clerck. Ik stelde me burgerlijke partij namens de slachtoffers en eiste gehoord te worden als hun advocaat. Ik kon me niet voorstellen dat de KI zich zou uitspreken over de rechtsgeldigheid van de huiszoekingen zonder ons. Dat kon gewoon niet. Het ging over onze dossiers. Het ging over onze mensen. Ik vroeg me af of we nog in een rechtsstaat leefden of bij de Zoeloes waren beland.' Christine Mussche is al even verontwaardigd. 'We werden bedrogen. Ondanks de brieven die wij per drager hadden bezorgd met de vraag om ons op te roepen, besliste de KI in het grootste geheim en zonder ons om de huiszoekingen in twee keer ongeldig te verklaren. Op de eerste zittingen van 6 en 13 augustus 2010 werden de huiszoekingen slechts gedeeltelijk vernietigd. Alleen de 475 dossiers van de commissie-Adriaenssens moesten worden teruggeven. De inbeslagnames in het aartsbisdom en bij kardinaal Danneels thuis bleven rechtsgeldig. Daarop is advocaat Fernand Keuleneer op de proppen gekomen. In naam van Danneels en het aartsbisdom vroeg hij om alles terug te geven. De Kerk en het parket-generaal zijn daarop weer gaan samen zitten en op 9 september heeft de KI alle huiszoekingen ongeldig verklaard. Dat was du jamais vu. In 175 jaar rechtspraak in België is zoiets nooit vertoond. Het was een brutale aberratie. Na de affaire-Dutroux in de jaren negentig is er net een frisse wind gaan waaien inzake slachtofferbejegening. Zodra een slachtoffer zich meldt in een justitiehuis, zelfs voor een burenconflict, moet het permanent op de hoogte worden gehouden over de afloop van zijn zaak. Elke zitting waar die persoon belang bij heeft, moet hem worden gemeld. Hier hebben we te maken met een zwaar dossier over seksueel misbruik, dat door honderden slachtoffers is bevestigd. We hebben ons burgerlijke partij gesteld zodat we moeten worden opgeroepen bij elke zitting ter zake, we hebben zelf brieven geschreven om erop te wijzen dat we moeten worden gehoord en men doet alsof zijn neus bloedt. We krijgen niet eens een antwoord. De Kerk heeft de opdracht gegeven aan haar medestanders bij justitie om de grootste chaos te creëren en Operatie Kelk te doen mislukken.' 'Wij hebben toen het geweer van schouder veranderd. Wij hebben beroep aangetekend tegen de beslissing van de Kamer van Inbeschuldigingstelling. Daardoor kregen we het recht om in naam van de slachtoffers hun dossiers in te kijken, die na de huiszoekingen opgestapeld lagen in de politietoren in Sint-Joost-ten-Node. Onderzoeksrechter De Troy gaf ons de toestemming en we hebben vier mensen aan het werk gezet die fulltime uit de dossiers hebben zitten dicteren in een mp3-recorder. We zijn vooral geïnteresseerd in de dossiers die bij de huiszoekingen in het aartsbisdom in Mechelen in beslag zijn genomen. Daar hebben we nooit toegang toe gehad. We zijn er toen van uitgegaan dat de dossiers die bij de commissie-Adriaenssens in Leuven in beslag waren genomen dubbel liepen met die van Devillé en dat we ze bij hem thuis konden recupereren.' 'Wij hebben ons vooral gefocust op de correspondentie van Danneels. We hadden gehoord dat hij in zijn antwoorden de slachtoffers vaak met een kluitje in het riet stuurde. Daardoor werd geen gevolg gegeven aan bestaand misbruik en kon het herbeginnen. Uit die briefwisseling blijkt duidelijk dat Danneels nooit zijn verantwoordelijkheid heeft opgenomen en er zelfs bij andere verantwoordelijken niet heeft op aangedrongen om misstanden te doen stoppen. Ten hoogste werden mensen overgeplaatst, maar ze namen hun reputatie niet mee zodat ze herbegonnen. Dat was perfide. Danneels kreeg weet van wantoestanden, maar ondernam weinig of niets. Dat is niet min.' 'Dat was geen zorgvuldige aanpak. Het kwaad kon verder woekeren. Dat was ook de woede van priester Rik Devillé. Hij had van veel mensen een kopie gekregen van het herderlijk schrijven van de kardinaal en klasseerde dat zorgvuldig. Toen hij hoorde dat de kardinaal na het ontslag van Vangheluwe zei dat hij van niets wist en zich niets kon herinneren, werd hij razend. Danneels wist dat het kwaad zich nog ging voordoen. Hij liet het voortbestaan. Wij hebben nu een regeling getroffen voor een class action, dat is een groepsvordering van vele 'kleine mensjes' zal ik ze maar noemen, ten aanzien van een grote instelling. Het begrip class action komt uit Amerika. Daar bestaat in België geen wettelijke basis voor. Je hebt er een vergunning voor nodig. Wij hebben toelating aan onze stafhouder gevraagd en gekregen. Er is natuurlijk de verjaring. Peter Adriaenssens heeft in zijn eindrapport geschreven dat de meeste feiten verjaard zijn. Hij is daar te kort door de bocht gegaan. Wat is een verjaring? Een verjaring betekent dat een persoon niet meer kan worden vervolgd na een termijn die door de wet wordt bepaald. Je hebt strafrechtelijke en ook burgerrechtelijke verjaring. Op het niveau van het strafrecht zijn de verjaringstermijnen kort en begint de verjaring te lopen vanaf de voltrekking van het misdrijf. Voor kindermis-bruik is dat nu tien jaar vanaf de meerderjarigheid. Straks wordt dat wellicht vijftien, maar zelfs dan gaan de meeste daders van seksueel misbruik in de Kerk vrijuit, omdat de meesten van hen oud zijn en de feiten lang geleden werden gepleegd. Toch is er een uitweg. Er is het 'schuldig verzuim'. Als je weet dat een persoon in nood is en je komt niet tussenbeide en je verleent geen bijstand, dan pleeg je een misdrijf. Hier komen niet de daders, maar de oversten, de bisschoppen, de collega's in het vizier. Burgerrechtelijk kunnen zij vervolgd worden omdat zij zich onzorgvuldig hebben gedragen of slechte beslissingen hebben genomen. Slachtoffers van seksueel misbruik kunnen een schadevergoeding vorderen als zij het oorzakelijk verband kunnen aantonen tussen de materiële of morele schade die ze hebben geleden en de nalatigheid van bepaalde mensen, die aansprakelijk zijn in de Kerk of in een kloosterorde. Dat is gebaseerd op artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek dat het heeft over het burgerrechtelijk beginsel van aansprakelijkheid. De verjaringstermijn begint pas te lopen zodra de slachtoffers weten wie hen materiële of morele schade heeft berokkend. Op dit ogenblik weten zij dat nog altijd niet, want de bewijzen zijn nog niet boven water gekomen. Er is daarvoor eerst een politioneel onderzoek nodig. Zolang dat onderzoek niet achter de rug is, beginnen de verjaringstermijnen volgens ons nog altijd niet te lopen. Het probleem van de verjaring in strafzaken wordt op die manier omzeild. We hebben nu een burgerrechtelijke verjaringstermijn die perspectieven biedt.' 'Wij willen aantonen dat bepaalde mensen fouten hebben gemaakt, voornamelijk de autoriteiten, de paus, de kardinalen. Zij hebben de omerta georganiseerd in schrifturen, kerkelijk edicten en concilies. Zij hebben brieven geschreven en beantwoord waaruit blijkt dat zij weet hadden van seksueel misbruik in de Kerk, maar dat zij elke verantwoordelijkheid hebben afgewezen en niets hebben ondernomen. Er zijn zelfs brieven van de nuntius en van de paus waarin mensen werden gelukgewenst omdat ze hebben gezwegen over seksueel misbruik op basis van het kerkelijk of canoniek recht. We gaan die lui dagvaarden op basis van de burgerlijke aansprakelijkheid.' 'Daarom zijn wij op zoek gegaan naar de briefwisseling die op het aartsbisdom en bij kardinaal Danneels thuis in beslag is genomen. Die correspondentie is een doorslaand bewijs. Op basis van zijn brieven kunnen wij aantonen dat de kardinaal zich jarenlang onzorgvuldig heeft gedragen, fouten heeft gemaakt en schade heeft veroorzaakt. Wij hadden natuurlijk geen politionele bevoegdheden om een huiszoeking te doen en die brieven te vinden. Er was een strafrechtelijk onderzoek nodig om die bewijzen in beslag te nemen. Dat is uiteindelijk gebeurd en wij hebben als bezeten gevochten om die stukken niet terug te moeten geven. Als men ze had moeten teruggeven, waren we de bewijzen kwijt waarop we onze schadeclaims wilden baseren. In die strijd zijn het hoofd van de Brusselse federale politie Glenn Audenaert, procureur Bruno Bulthé, onderzoeksrechter Wim De Troy, de mannen op het terrein onze bondgenoten. Het parket-generaal is dat zeker niet. Ik heb nooit een parket-generaal zo partijdig en ongegeneerd geweten. Het heeft geplooid voor het instituut Kerk' 'Op de afloop hebben we geen zicht. Ik zit wel op dit dossier als een buffel. Ik heb de zes mensen van dit kantoor samengeroe-pen en ik heb gezegd dat we dit gevecht, deze boksmatch zouden winnen. We gingen vechten alsof het voor onszelf was. De eerste ronde hebben we alvast gewonnen. Op 22 december 2010 zijn de huiszoekingen in cassatie opnieuw rechtsgeldig verklaard, behalve die bij de commissie-Adriaenssens. Nadien, op 5 april 2011, is ook weer die beslissing tenietgedaan. Het blijft knokken, maar maak je niet ongerust. We zullen blijven schieten op alles wat beweegt en wat niet correct is, zoals al die clandestiene zittingen. We gaan dat blijven doen, wij met ons getweeën, met nog vier of vijf medewerkers, met onze adviseur. We zullen in alle mogelijke programma's op radio en tv en in de kranten blijven uitleggen waar het op staat en dat deze gang van zaken een kaakslag is voor de rechtsstaat.' 'Over die zomer van 2010 zou een boek moeten worden geschreven, want de meeste mensen weten nog altijd niet wat er toen allemaal is gebeurd. Er is niet enkel het welles-nietesspel rond de huiszoekingen, er zijn ook de tapes van Mare Vangheluwe, die van zijn vijfde tot zijn achttiende misbruikt was door zijn oom, bisschop Roger Vangheluwe.' 'Mare Vangheluwe is intussen in de veertig. Eind mei 2010 is hij bij ons beland. Hij was radeloos. Zijn oom had een maand voordien ontslag genomen als bisschop, maar had hem gezegd dat het niet lang zou duren voor hij terug was. "Ik ga in ere worden hersteld" zei hij, "ik ga terugkeren." Een journalist die hij kende, had hem ons aanbevolen. Mare heeft me dan verteld dat hij het gesprek met zijn oom en kardinaal Danneels op 8 april 2010 had opgenomen. Niemand wist dat. Toen de woordvoerder van het bisdom Brugge, Peter Rossel, half augustus op televisie het bericht de wereld instuurde dat hij aanzienlijke sommen geld had gekregen van zijn oom, ging Mare door het lint. Zijn zonen waren toen thuisgekomen van een wielerkoers en vertelden dat het gerucht ging dat hij zich had laten gebruiken. Op 20 augustus hoorde ik journalist Luc Van der Kelen, die toch de onderbuik van Vlaanderen vertegenwoordigt, in De Ochtend op de radio zeggen dat het een schande was dat kardinaal Danneels al weken door het slijk was gehaald, terwijl er hem niets ten laste kon worden gelegd. Ik hoor hem dat nog altijd zeggen, ik weet nog waar ik toen stond. Ik was verbijsterd omdat ik wist wat op de tapes stond en dat Danneels niet vrijuit ging. Ik ben toen naar het parket gegaan. Procureur Bulthé was er niet, het was zijn vervangster, en ik heb gezegd: "Voila, ik heb de tapes met het gesprek tussen Godfried Danneels en Mare Vangheluwe op mijn bureau. Dit is de uitgetikte tekst. Ik vraag u om dit te communiceren. Als u het niet doet, zullen wij het doen, want Mare Vangheluwe moet recht wedervaren." Na tien dagen had het parket nog niets gedaan. Toen hebben wij De Standaard gecontacteerd en zijn de uitgeschreven tapes gepubliceerd. Achteraf had kardinaal Danneels het lef om bij Martin Heylen in God en klein pierke te zeggen dat de uitgetikte versie de sfeer van het gesprek niet weergeeft, dat je de tapes moet beluisteren.' 'Wij hebben ze beluisterd. Het is veel, veel erger. Je moet ze eens beluisteren, het is maal zoveel.' 'Achteraf bekeken heeft justitie net zoals de Kerk alles in de doofpot proberen te stoppen. Wij hebben maandenlang de in beslag genomen stukken ingekeken, we hebben misschien maar vijf procent kunnen lezen en sorteren en het parket-generaal vond na een paar dagen al dat de dossiers konden worden teruggestuurd naar de afzenders. Als het moet, zullen we de heren magistraten persoonlijk aanspreken op hun aansprakelijkheid. Ik zou dat durven doen. Ze hebben clandestien arresten geveld. Dat is fout. Minister van Justitie Stefaan De Clerck kan gebruikmaken van zijn injunctierecht. Hij kan magistraten terechtwijzen. Hij vond het er ver over toen de speurders met archiefdozen aan het gooien waren tijdens de huiszoeking, maar hij heeft wel onze brieven beantwoord. Hij schrijft dat hij niet tussenbeide kan komen in gerechtelijke dossiers, maar hij vindt het goed dat wij in beroep zijn gegaan bij het hof van cassatie en dat we daar hebben gewonnen.' 'Wat er ook van zij, Operatie Kelk is niet begraven omdat Walter het klappen van de zweep kent en bij de pinken was toen op een zomerse vakantiedag in een krant de begrafenis werd aangekondigd. Dat is toch een vreselijke vaststelling.' 'Weet je wat zo erg is? We hebben deze wantoestanden en wan-praktijken in mindere mate nog meegemaakt. We kennen dat soort clandestiene zittingen, waarop fraude wordt gepleegd. We hebben dat nog aangekaart en een paar keer hebben we de hoofdschuldigen kunnen ontmaskeren. We hebben een aantal keren een zaak gewonnen en zijn een goed glas gaan drinken, maar de bedriegers en konkelaars zijn nooit gestraft. Ik hoop dat het nu anders zal zijn.' 'Ik vrees ervoor. De Troy heeft me verteld dat hij door iedereen in de hoogste regionen van justitie is bedreigd, ja, hij gebruikte het woord "bedreigd". Door de federale procureur Johan Delmulle, door de procureur-generaal, door de eerste voorzitter, door alleman. Advocaat Fernand Keuleneer heeft hem zelfs gewraakt als onderzoeksrechter. Hij wou dat hij van het onderzoek zou worden gehaald. Hij heeft uiteindelijk ongelijk gekregen, ook nadien in beroep, maar al die tijd kan hij ook niet aan het dossier werken. De georganiseerde chaos van de Kerk en haar bondgenoten verhindert dat. Ik heb Wim De Troy maar één keer ontmoet, maar ik beschouw hem wel als een objectieve bondgenoot. Wij hebben hem geholpen om Operatie Kelk te redden en hij heeft de stukken in beslag genomen die wij nodig hebben om onze schadeclaims tegen de Kerk in te dienen.' Jean-Marie Berkvens, de rechtlijnige 'Ik ga natuurlijk geen lijst opmaken van misdrijven die absoluut bij justitie moeten terechtkomen, maar seksueel misbruik maakt daar in ieder geval deel van uit.' Niet alleen binnen de gerechtelijke hiërarchie is er grote onvrede over de manier waarop het parket van Brussel het misbruik in de Kerk aanpakt. Ook de collega's van de andere parketten zijn gebelgd. De Brugse procureur Jean-Marie Berkvens vindt dat Brussel de anderen in de wielen rijdt. 'Ik wil niet praten over de wijze waarop de huiszoekingen in Mechelen en Leuven hebben plaatsgehad. Heel het spektakel daarrond, daar heb ik geen commentaar op. Ik zou het anders gedaan hebben, maar goed. Ik was wel heel boos. De dag na Operatie Kelk heb ik gebeld naar Bruno Bulthé, mijn collega-procureur in Brussel. Ik heb hem gezegd dat het van collegialiteit had getuigd indien hij me had verwittigd. Hier in Brugge liep een onderzoek ten laste van een gewezen Brugse bisschop met mogelijke vertakkingen naar kardinaal Danneels. Mijn speurders wilden Danneels verhoren en tegelijk wensten andere rechercheurs in Mechelen of in Brussel hem ook op de rooster leggen. Er is niets foutgelopen, maar zoiets doe je niet. Ook wettelijk kan het niet. Twee diensten mogen niet op twee niveaus met dezelfde zaak bezig zijn. Er moet ten minste met elkaar worden gepraat en overlegd zodat slachtoffers en ook daders geen twee keer verhoord worden voor hetzelfde. Het is al zo moeilijk om ze één keer aan het praten te krijgen over dat soort feiten. Het dossier-Vangheluwe heeft hier nadien heel lang stilgelegen. Gedurende maanden wisten wij niets. Brussel hield de lippen stijf op elkaar. Wij wisten niet waarmee ze bezig waren. Wij wisten ook niet of wij moesten doorgaan met ons onderzoek. Er was geen transparantie en dat heeft me mateloos geïrriteerd. Ik meen te weten dat de overgrote meerderheid van feiten van seksueel misbruik buiten Brussel gepleegd werd en toch hield dat parket, dat de motor van Operatie Kelk was, alles tegen. Ik heb me dikwijls de vraag gesteld of het eigenlijk wel bevoegd was. Toch stelde Van Steenbrugge als advocaat van de slachtoffers zich burgerlijke partij in Brussel voor feiten die in Brugge waren gebeurd. Er werd een vreemd spel gespeeld. Men brengt toch geen zaak voor de rechtbank in Dinant als de feiten zich in Antwerpen hebben afgespeeld?' 'Pas maanden later is er duidelijkheid ontstaan. De federale procureur Johan Delmulle heeft alles naar zich toegetrokken en hij heeft helderheid gecreëerd. De meer dan duizend dozen met in-beslaggenomen documenten worden centraal onderzocht door onderzoeksrechter De Troy en zijn mensen. Zij kijken na of er schuldig verzuim is geweest van de kerkverantwoordelijken binnen de bisschoppenconferentie en de kloostergemeenschappen. Nadien worden de individuele dossiers voor verder onderzoek doorgestuurd naar de zevenentwintig lokale parketten. Daar worden ze afgehandeld, maar ook nog eens onderzocht op schuldig verzuim. Als plaatselijk geconstateerd wordt dat er bij de seculiere of reguliere hiërarchie nog ongepaste of geen reacties op seksueel misbruik waren, sturen de parketten dat dossier in kopie terug naar de federale procureur, die dan beslist of hij het doorgeeft aan De Troy of niet. Het schuldig verzuim wordt dus wel de as van het onderzoek. Een eerste lading dossiers van de gewezen commissie-Adriaenssens, die centraal onderzocht zijn, zijn ondertussen al hier en op andere parketten toegekomen. Ik had er hier al een paar lopen ten gevolge van het onderzoek ten laste van Vangheluwe en daar zijn er zo'n vijfentwintig stuks bijgekomen. Ik onderzoek ze zelf. We weten nu waar we aan toe zijn. Het onderzoek naar seksueel misbruik in de Kerk loopt nu dubbel. Brussel gaat na of er schuldig verzuim was. De individuele parketten behandelen de zaken concreet, voor zover ze niet zijn verjaard, en doublechec-ken het schuldig verzuim. Dat wil niet zeggen dat daders en slachtoffers twee keer zullen worden ondervraagd als ze nog in leven zijn. In het kader van het Brussels dossier worden ze niet meer verhoord. De uitkomst valt nog af te wachten. Op een bepaald ogenblik zal onderzoeksrechter De Troy zijn onderzoek afsluiten. Dan gaat het dossier naar het federaal parket. Federaal procureur Johan Delmulle zal het dossier lezen en bestuderen en zien of er al dan niet aanwijzingen zijn van schuldig verzuim en zo ja, ten laste van wie. Dan volgt er een eindvordering van het federaal parket. Ofwel vindt hij geen aanwijzingen en zal hij het dossier terugsturen naar De Troy met een vordering tot buitenvervol-gingstelling, een non-lieu zoals ze dat in het Frans zeggen. Dat wil zeggen dat er niemand kan worden beschuldigd. Ofwel vindt hij toch sporen van schuldig verzuim. Met dat resultaat gaat hij naar de raadkamer, dat is de filter tussen het onderzoek en de correctionele rechtbank. En het is de raadkamer die uiteindelijk zal beslissen of men naar de rechtbank gaat of niet, en wie er wordt beschuldigd van schuldig verzuim. Wordt dat Danneels, Stockman of Vangheluwe, of nog andere hiërarchisch verantwoordelijken? Dat is de rechtsgang, maar dat is dus nog niet voor morgen. Dat kan nog jaren duren.' Iedereen weet nu waar hij aan toe is. Justitie kan haar werk doen. Eindelijk. Procureur Berkvens laat er geen twijfel over bestaan. De dossiers zijn aanbeland waar ze thuishoren, met name op het parket. 'Seksueel misbruik, zeker van jonge kinderen, is niet niets. Het is een ernstige zaak en behoort tot het takenpakket van justitie, zoals diefstal, moord en oplichting. Alles wat in het strafwetboek en in de bijzondere strafwetgeving staat vermeld, dat is de core business van justitie. Niemand mag daaraan ontsnappen. Ook bisschoppen en priesters die vermoedelijk schuldig zijn aan seksueel misbruik, moeten voor de rechter komen. Zeker als ze kinderen hebben misbruikt moet dat ter kennis worden gebracht van justitie. Ik vind dat de dossiers over seksueel misbruik in de Kerk niet thuishoorden bij de twee "interdiocesane commissies voor de behandeling van klachten wegens seksueel misbruik in een pastorale relatie". Ze hoorden niet bij Halsberghe en niet bij Adriaenssens. Ze hoorden bij justitie. Ze horen waar ze nu zitten. Wij hebben niet de pretentie dat we het beter doen. We zeggen enkel dat ze hier thuishoren. Ik heb schrik van een parallelle justitie, zeker wanneer men zich in dat parallelle circuit gaat bezighouden met dingen die eigenlijk in wezen tot de kernactiviteiten van justitie behoren. Dat is gevaarlijk, want dan ben je eigenlijk met twee instanties met hetzelfde bezig. Dat parallelle circuit heeft vorm gekregen met het meldpunt dat kardinaal Danneels eind 1997 in Terzake had aangekondigd. Dat leek me een positief initiatief om de slachtoffers van seksueel misdrijf de weg naar justitie te wijzen. Maar achteraf ben ik me gaan afvragen of dat wel de bedoeling was. Was het niet eerder het opzet om het misbruik te melden aan de Kerk om het dan in de doofpot te stoppen? Dat had best gekund. "Kom liever naar ons dan naar justitie" was ongetwijfeld het motto. Zeker de commissie-Adriaenssens was dubbel. Adriaenssens zat de commissie voor, maar was ook vertrouwensarts. Ik voel mij daar niet gemakkelijk bij. Hoeveel incestplegers lopen er niet vrij rond omdat ze nooit zijn aangegeven door de vertrouwens-centra? Ze zijn misschien op de goeie weg, maar is dat normaal? Zij moeten voor de rechtbank komen. Als vertrouwensarts heeft Adriaenssens nooit daders aangegeven bij justitie en in zijn nieuwe functie heeft hij dat ook niet gedaan. Ook zijn voorgangster Godelieve Halsberghe heeft nooit daders aangeklaagd. Was er geen Operatie Kelk geweest dan zouden hun dossiers nooit bij justitie zijn beland en dat vind ik wel een probleem. Met alle respect, maar de commissies-Halsberghe en -Adriaenssens hebben in essentie geen bestaansrecht, omdat er geen strafrecht is voor priesters, zoals er ook geen apart strafwetboek is voor de imams in de moskeeën of voor de logebroeders. Er is maar één strafrecht. In die zin vind ik de huiszoeking van de gerechtelijke politie bij de commissie-Adriaenssens vrij logisch. Als ze in Mechelen binnenvielen in het aartsbisschoppelijk paleis, bij Danneels thuis en in de kathedraal, waarom dan niet bij de commissie-Adriaenssens? Het was geen vertrouwenscentrum, het was een interdiocesane commissie. Het was een commissie van de Kerk. Seksueel misbruik, zowel binnen de Kerk als daarbuiten, is een opdracht voor justitie. De magistraten moeten alle middelen aanwenden om dat grondig uit te zoeken en finaal juist te beoordelen.' 'Vandaag zeg ik dat justitie haar werk moet doen en dat de bisschoppen en oversten moeten ophouden stokken in de wielen te steken en moeten meewerken, want zij hebben alle dossiers. Ze moeten ermee stoppen achter de schermen het gerecht tegen te werken.' Rik Devillé heeft een bocht gemaakt van 180°. Na achttien jaar strijd voor een menselijker lot van de slachtoffers van seksueel misbruik in de Kerk, staat hij nu aan de andere kant. Hij heeft zich verzoend met justitie. Hij is nu een objectief bondgenoot van het parket. 'Ik heb een hele evolutie meegemaakt. In het begin van de jaren negentig riep ik de bisschoppen op om het misbruik in de Kerk zelf aan te pakken. Ik had dan zeker nog niet de reflex om daarmee naar het gerecht te stappen. In 1995 ben ik naar de plaatselijke zedenpolitie doorverwezen en uiteindelijk ben ik beland bij de gerechtelijke politie van Brussel met De Waele, en bij onderzoeksrechter De Troy. Ik heb hun mijn ervaring van achttien jaar "Mensenrechten in de Kerk" ter beschikking gesteld. Vandaag zeg ik dat justitie haar werk moet doen en dat de bisschoppen en oversten moeten ophouden stokken in de wielen te steken en moeten meewerken. Ze moeten ermee stoppen achter de schermen het gerecht tegen te werken. De kardinaal en de bisschoppen spreken zichzelf tegen. Ze zeggen dat ze bekommerd zijn om de slachtoffers, maar ze huren advocaten in om de daders te verdedigen en ze zetten de hoge magistratuur onder druk. Er hebben achterhoedegevechten plaats. Advocaat Fernand Keuleneer heeft een procedure ingeleid om De Troy en anderen van het onderzoek te halen. Hij is van de rechte lijn en vertegenwoordigt de harde kern van de bisschoppen, die de huiszoekingen ongeldig willen laten verklaren en het onderzoek willen torpederen. Advocaat Paul Quirynen, die destijds Paul Marchal, de vader van de vermoorde An, vertegenwoordigde in de affaire-Dutroux, moet dat beeld bijstellen. Hij moet laten zien dat de bisschoppen ook een schoon gezicht hebben. In heel Vlaanderen wordt hij aangezien als de advocaat die het opneemt voor de slachtoffers, maar hij wordt misbruikt. Hij moet de goegemeente vertellen dat de bisschoppen onheus worden aangepakt en dat zij de slachtoffers zijn. Beide advocaten gaan in het verweer als ze aangevallen worden, als de vijand spreekt of handelt, als ik het woord neem, of Bruno Bulthé, Wim De Troy, Peter De Waele of advocaat Van Steenbrugge. Als de hoge magistratuur spreekt of handelt, reageren ze niet. Ze weten allang wat die mannen gaan vertellen of doen, want ze hebben het hun zelf ingefluisterd. In die hoge heren van justitie heb ik geen fiducie. Ik weet alles van de class action van Van Steenbrugge en Mussche om de verantwoordelijken van een misdrijf dat verjaard is toch nog te laten vervolgen. Je moet enkel de organisatie of de persoon aanduiden die schuldig verzuim heeft gepleegd. Dat kan via hun correspondentie. Van Steenbrugges systeem van denken sluit aan bij wat het parket nu onderneemt. Zij zijn objectieve bondgenoten, al willen de advocaten met hun class action heel wat verder gaan. Zij willen zelfs het Vaticaan dagvaarden. Zij verwijten Rome dat het niets deed met de meldingen van misbruik. Ook het Vaticaan pleegde "schuldig verzuim". Ik heb me aan de zijde geschaard van Van Steenbrugge en Mussche, en ook van onderzoeksrechter De Troy. Ze zijn allemaal bezig met dat schuldig verzuim. Ze staan nog niet heel ver. Er is nog veel onderzoek nodig. Daarom ben ik bezig met het oplijs-ten per categorie van de 494 gevallen van seksueel misbruik in de Kerk die in mijn bezit zijn. Via een Excel-füe rangschik ik ze per bisdom en per congregatie. Daarna ga ik na met wie daarover correspondentie is gevoerd. Welke bisschoppen en oversten zijn aangeschreven en wie heeft geantwoord? Wat hebben ze geantwoord? Kijk, hier zie je de correspondentie naar en van de kardinaal over slachtoffer nummer 128 uit mijn dossiers. Bij Peter De Waele heeft het slachtoffer hetzelfde nummer. Daardoor is het makkelijker werken. Ik kan die gegevens ook chronologisch sorteren en dan zie je hier hoeveel brieven er per jaar waren. Ik ga al die gegevens naar de gerechtelijke politie in Brussel brengen en daarmee kunnen de speurders in Brussel verder werken en zien wie schuldig verzuim pleegde. Onze samenwerking is zeer intens. Toen Mussche in de poli-tietoren in Sint-Joost-ten-Node de dossiers aan het inkijken was, belde ze mij met de vraag of ik nog kopieën had van mijn dossiers. Ze waren druk bezig met het inkijken en kopiëren van de dossiers van Adriaenssens en van het aartsbisdom, die belangrijk waren voor hun class action en hadden tijd te kort. Ze vroeg of ze mijn dossiers hier thuis kon inkijken. En tussen de lijnen door zei ze dat ze verrast was over de ordentelijke manier waarop ik mijn dossiers had opgevolgd. Dat was de eerste keer in mijn leven dat ik dat hoorde. Eindelijk eens een positief geluid. Ik weet dat de ploeg van De Troy ondertussen bezig is. Ik hoor dat van de slachtoffers. Ze zeggen me: "Ah, ze komen." De twintig die in 2000 bij Danneels waren, zijn al verhoord. Maar ik durf dat allemaal niet te luid te zeggen, want ik krijg schrik. Als "ze" weten dat hij bezig is, gaan ze nog sterkere pressie uitoefenen om het onderzoek te kelderen. De tegenpartij ligt op de loer. Ik vind: laat het gerecht zijn werk doen. Laat recht geschieden. Hoe meer justitie de zaken van misbruik in de Kerk naar zich toetrekt, des te beter. Laat ze maar werken. Ik weet dat er obstructie gevoerd wordt tegen de ploeg van De Troy en soms krijg ik het gevoel dat er ook in het gerecht, net als in de Kerk, een oorlogje wordt uitgevochten om de kern van het probleem niet te moeten aanpakken. Maar tegelijk heb ik vertrouwen in De Troy en zijn mensen, en hoop ik dat de slachtoffers eindelijk zullen worden geholpen. Ik hoop dat hij zijn werk mag voortzetten. Wim De Troy doet volgens mij zijn werk goed. En zijn diensten, de politiemensen, zijn correct. Als ik vraag om mensen met problemen te ontzien, dan gebeurt dat. Slachtoffers die vroeger negatieve ervaringen hadden met de ruwheid en het 'gebrek aan empathie van politie en gerecht zijn positief. De Troy en zijn mensen werken ook in het hele land en niet alleen in hun arrondissement, en dat is nodig. Over de stand van zaken kan ik niets zeggen. Of ze al mijn 494 dossiers uitpluizen, of alleen de twintig die ik zelf wou overhandigen, weet ik niet. Ik weet ook niet wat ik mag zeggen en wat niet. Er is het geheim van het onderzoek. Ik weet niet in welk spel ik meespeel. Ik ben niet thuis in deze wereld. Ik ben ook geen jurist.' Peter Adriaenssens, de hekkensluiter 'Ik vind de gedragswijze van de Kerk na de huiszoekingen verschrikkelijk. Er wordt gezegd dat politie en justitie nu maar hun werk moeten doen, maar in de praktijk probeert men de rechtsgang te dwarsbomen. Ik vind dat niet kunnen.' De federale procureur, Johan Delmulle, zal uiteindelijk moeten beslissen of er een strafvordering komt voor schuldig verzuim. Vooralsnog gaan onderzoeksrechter De Troy en de pedofiliecel van de gerechtelijke politie van Brussel na of en hoe de bisschoppen en oversten in de loop van de tijd hebben gereageerd op het misbruik in de Kerk. Hebben zij hun verantwoordelijkheid opgenomen? Hebben zij het de dader onmogelijk gemaakt om nog identieke feiten te plegen? Als blijkt dat de Kerk systematisch en structureel daders van seksueel misbruik heeft overgeplaatst en hen niet heeft gestraft, dan wordt ze medeplichtig aan de feiten door de pedofiel gepleegd. Het gevecht daarover bij politie en justitie is gestreden. Onmiddellijk na Operatie Kelk stonden de hoogste instanties onder druk en hebben ze stoom afgeblazen. De reacties waren zeer emotioneel, maar naarmate meer en meer mensen zich in de dossiers inwerkten, stuurden ze ook hun perceptie over de operatie bij. Toen gewezen bisschop Vangheluwe op VT4 opdook, daar schuld bekende en een reeks gemeenplaatsen debiteerde, is de houding van de tegenstanders van Operatie Kelk helemaal omgeslagen. Vandaag zijn alleen nog de advocaten van de bisschoppen in het verweer. Zij blijven in cassatie gaan om de huiszoekingen nietig te doen verklaren. De vraag is waarom de Kerk zich zo verzet tegen het onderzoek naar schuldig verzuim als ze zich niets te verwijten heeft. Ook Peter Adriaenssens heeft kritiek op die dubbelhartige houding. Hij relativeert het verwijt dat hij aan de kant van de Kerk staat. 'Ik vind de gedragswijze van de Kerk na de huiszoekingen verschrikkelijk. Er wordt gezegd dat politie en justitie nu maar hun werk moeten doen, maar in de praktijk probeert men de rechtsgang te dwarsbomen. Ik vind dat niet kunnen. "Danneels wordt aan het kruis genageld" zo is gezegd, "en de loge maakt het proces van de Kerk." Ik vind dit soort uitlatingen ongehoord. Ik vind dat de Kerk de eer aan zich had moeten houden en had moeten zeggen: doe uw onderzoek, dat ze actief had moeten meewerken. Ook ons is voordien gevraagd of wij een advocaat wilden om onze dossiers terug te eisen, maar wij hebben dat geweigerd. Als de samenleving meent dat wij ons werk niet correct hebben gedaan, dan heeft ze het recht om dat te onderzoeken. Wij verdedigen ons daar niet tegen, dat moet het gerecht maar uitzoeken. Dat vinden wij democratisch. Een democratische fair play houdt in dat je niet in de verdediging blijft gaan. De mensen van justitie hebben nu een opdracht. Het is aan hen. Het lijkt me logisch dat er een superonderzoeksteam aan het werk gaat voor het hele land, dat nagaat of er uit al die individuele verhalen van slachtoffers bepaalde tendensen of bepaalde dadertypes naar voren komen. Is er schuldig verzuim? Wie het onderzoek leidt, is voor mij bijkomstig. Wordt het De Troy? Of wordt het de federale procureur Johan Delmulle? Er schijnt een werkverdeling te zijn. Ik weet dat advocaat Van Steenbrugge in naam van zijn cliënten tegen hooggeplaatste geestelijken een globale vordering wil instellen wegens schuldig verzuim. Hij wil justitie een handje toesteken en zoekt gericht naar bewijsstukken om die stelling te staven. Hij heeft daarvoor gebruikgemaakt van zijn inzagerecht als pleiter van de slachtoffers. Hij heeft op de griffie met vier, vijf medewerkers dossiers doorzocht op zoek naar relevante informatie voor de verdediging. Ik vind dat prima, zolang hij dat doet op vraag van de slachtoffers. Ik heb het er moeilijk mee dat hij in zijn publieke verklaringen altijd spreekt over dé slachtoffers en niet duidelijk maakt dat hij maar vijf of hooguit tien procent vertegenwoordigt, zo'n 35 a 70 man, dat is geen 475. De overgrote massa van de slachtoffers heeft geen stem op dit ogenblik. Van Steenbrugge heeft in dossiers gesnuffeld van mensen die geen cliënt zijn bij hem. Dat is ethisch niet verantwoord. Het is onbegrijpelijk dat dit mag. Van Steenbrugge werkt, net als Godelieve Halsberghe destijds, te veel solo. Wie te maken krijgt met slachtoffers moet weten dat hij of zij mee getraumatiseerd wordt. Dit werk laat littekens achter. Het bombardement van emoties pakt je. Je moet je daarvan bewust zijn en niet alleen, op automatische piloot, de zaken aanpakken, want dan word je meegesleurd door je eigen emoties. Je moet in groep werken en er moeten in de groep ook opposanten zitten zodat er discussies, overleg en tegenspraak zijn. Dat is er, denk ik, te weinig in het kantoor van meester Van Steenbrugge. Ik maak hem geen verwijt want ik spreek uit ondervinding. Mijn aanpak was blijkbaar ook fout.' Professor Peter Adriaenssens heeft voor zichzelf een eindbalans opgemaakt. 'Ik werd in de voorbije maanden tweemaal onderuitgehaald. Eerst werd ik, ondanks twintig jaar ervaring, wekenlang geconfronteerd met feiten die ik niet wist. Dat was toen de getuigenissen binnenstroomden bij de commissie. Dat was heel pijnlijk. Elke avond was ik ziek. En daar kwam dan die huiszoeking bovenop en werden alle dossiers met al die verschrikkelijke verhalen zomaar weggehaald. Dat was dramatisch. We hadden al die mensen gezien, aangehoord en gesproken. Zij deden een appel op ons, maar wij konden niet verder. Uiteindelijk bleven we allemaal achter met open wonden. We voelden ons verantwoordelijk, maar konden niets meer ondernemen. Ik betreur ten zeerste dat ik te weinig tijd had om hun getuigenissen te verwerken. Vanaf het ontslag van bisschop Roger Vangheluwe op 23 april tot de inbeslagnames op 24 juni hebben wij honderden dossiers binnengekregen, maar in die korte periode hebben wij natuurlijk geen systeem kunnen blootleggen. Wij hebben geen enkel bewijs gevonden dat er een soort centrale opdracht bestond om het misbruik te negeren. Er was geen brief van de paus om alles onder de mat te vegen. Een dergelijke instructie van bovenaf zou het publiek het makkelijkst hebben gevonden, want dan ligt de schuld elders en hoger. Er was wel een mechanisme, dat veel meer confronterend was voor de publieke opinie. Er was een systeem waarin we getraind zijn als het gaat over machthebbers. We zwijgen zolang ze macht hebben. Neem nu de Libische leider Khadafi. Hebben regeringsleiders ooit hun stem verheven tegen hem voor zijn val? Of hebben ze zijn hielen gelikt? Het antwoord is duidelijk. Ze hebben jaren met de stroopkan rondgelopen. Ze wilden niet dat hij de oliekraan zou dichtdraaien. Daarom hebben ze hem nog wapens verkocht ook. Dat heet incestueus stilzwijgen. Pas als zijn macht was gebroken, durfden de regeringen te zeggen dat hij kierewiet was. Dit incestueuze mechanisme wordt ook gehanteerd in machtsrelaties waarbij kinderen slachtoffer zijn van seksueel misbruik. Dat bestaat in gezinnen. Dat bestaat in de Kerk. Men weet het, maar er wordt gezwegen omdat men mensen naar de mond praat. Ik noem dat incestueus stilzwijgen. Wij zijn daar heel goed in. Dat incestueuze stilzwijgen doorbreken was in de Kerk nog moeilijker dan in om het even welke andere relatie omdat de kerkleiders altijd zwaaien met de scepter van de moraliteit, vooral in verband met seksualiteit. Hun verantwoordelijkheid is daarom ook massaal. Gelukkig heb ik tussenin nog mijn rapport kunnen maken. We waren wel alles kwijt, maar hadden toch nog een tweehonderdtal e-mailadressen en we hebben die mensen gevraagd of we hun verhaal mochten publiceren. We hebben dat vooral gedaan omdat we het seksueel misbruik in de Kerk transparant moesten maken. Er was voordien Mare Dutroux, maar die had nog het imago van een marginale man en iedereen kon zich zijn vergrijp voorstellen, zij het met enige moeite. Dat was totaal anders voor de toenmalige bisschop Vangheluwe. Dat was voor iedereen een man die perfect functioneerde in de samenleving en die een zeer succesvolle bisschop was, maar toch ook een donkere kant bleek te hebben. Dat was voor velen het bewijs dat je het nooit kon weten en dat voedde de paranoia. "Wie moeten we nu nog geloven?" was de vraag die overal oprees. Het enige wapen daartegen is transparantie. Transparantie is een belangrijk tegengif voor de paranoia die ontstaat als je seksueel misbruik opentrekt. Daarom vond ik dat we moesten publiceren wat we hadden. Tegen dat eindrapport heeft geen enkele bisschop zich verzet. We hebben hen het rapport bezorgd en het toegelicht op de bisschoppenconferentie. Zij waren wel bang. Ze hadden schrik van de reacties. Ze wilden vooral dat het publiek zou zien dat zij mee een eind wilden maken aan al die ellende. Het rapport is verschenen en kwam als een boemerang naar hen terug, maar tegelijk toonden de bisschoppen aan dat ze een mentaliteitswijziging wilden in de Kerk. Er zijn in de Belgische Kerk ook mensen met een ruime geest. Mensen als Guy Harpigny, bisschop van Doornik, en Johan Bonny, bisschop van Antwerpen, vinden dat de stal moet worden uitgemest. Rome heeft hen daarvoor overigens berispt. Dat was voor ons heel goed voelbaar in onze relaties met die mensen. Zij zitten klem: enerzijds horen ze wat wij hun vertellen, anderzijds krijgen zij zeker geen steun, integendeel, misschien wel een mes in de rug. Ook aartsbisschop Léonard is zeer consequent. Hij heeft ons advies om de Brugse bisschop Vangheluwe te ontslaan zonder discussie aanvaard. Hij zei: "Ik ben altijd zeer zwart-wit, ik zal het hierin ook zijn, hij gaat eruit en met hem alle anderen." Dat was een heel duidelijke lijn. Hij begreep onmiddellijk: "Ofwel haal ik de klad weg van degenen die het niet gedaan hebben, ofwel gaan we voort met iedereen hier zwart te maken." Dezelfde lof kan ik kardinaal Godfried Danneels niet toezwaaien. Op 6 juli 2010 ben ik samen met hem en Godelieve Halsberghe ondervraagd door hoofdinspecteur Peter De Waele van de gerechtelijke politie. Dat was schandelijk. Danneels gedroeg zich als "Godfried van Mechelen", hij was zeer autoritair, schijnheilig en leugenachtig. Hij zei niets te weten en zich niets te herinneren. Hij zei zelfs dat hij geen weet had van kindermisbruik in de Kerk. Al na tien minuten was ik uitzinnig kwaad. Ik wou dat die cinema stopte, maar de vertoning heeft nog uren geduurd. Ook.om die reden hadden wij het werk van de commissie graag afgemaakt. We hadden met elke bisschop een gesprek gepland, en aan het eind met de kardinaal. We zouden ons over hem hebben uitgesproken. En dat gaat nu niet meer gebeuren. Nu spreken we in ons eindrapport over "de Kerk" en dat vind ik natuurlijk niet eerlijk, want daarmee ontlopen sommigen hun verantwoordelijkheid, vooral de man met de grootste responsabiliteit. Danneels had een drievoudige functie. Hij was bisschop van Mechelen-Brussel, waar de dossiers over kindermisbruik uit zijn gebied binnenkwamen, hij was kardinaal en hij was voorzitter van de bisschoppenconferentie. Hij bepaalde de agenda van die conferentie. Hij had mensen die hij in brieven en gesprekken had afgewimpeld omdat ze niet van zijn bisdom waren, op de agenda kunnen plaatsen. Hoe vaak heeft hij dat gedaan? Wij hadden graag die agenda's uitgespit, niet om te weten te komen wat daar werd besproken, maar om de agendapunten op te lijsten. Maar ook dat hebben we niet kunnen afwerken.' 'Als ik zou mogen herbeginnen, zou ik vooral investeren in de slachtoffers. We hadden er één groep moeten van maken. Nu heb je groepjes, Rik Devillé en co., onze commissie Seksueel Misbruik, de groep rond advocaat Van Steenbrugge, de slachtoffers van Halsberghe, enzovoort, en er zijn ruzies en spanningen tussen al die mensen en groepen. Ik vind het heel jammer dat de essentie van de zaak op die manier, door al die na-discussies, ondergesneeuwd dreigt te worden. Ik wil ze zeker niet ten top drijven of nog in debat gaan, maar ik wel nog verwijzen naar het buitenland. In Duitsland bestaat er één beweging van slachtoffers: "Wir sind die Kirche". Daar is men er wel in geslaagd om duizenden slachtoffers van seksueel misbruik door geestelijken te verenigen. Daarin zitten niet enkel mensen die in hun jeugd misbruikt zijn, maar ook bijvoorbeeld slachtoffers van heimelijke huwelijken met priesters. Die groep gaat in debat met de overheid, met de Kerk, met justitie over wat er nu concreet moet gebeuren, bijvoorbeeld inzake schadeloosstelling. Daarnaast wil ze ook wegen op de toekomst. "Wir sind die Kirche" wil dat de Duitse Kerk in haar verdere ontwikkeling luistert naar en rekening houdt met wat er onder de slachtoffers leeft. Op die manier worden ze in Duitsland veel meer gerespecteerd en gerepresenteerd. Ik heb aan Vlaams minister van Welzijn Jo Vandeurzen gevraagd om de slachtofferbewegingen professioneel te laten coachen, zodat ze meer op hun rechten staan. We moeten wellicht ook naar een Noord-Europese vereniging tegen seksueel misbruik door geestelijken. De dag van de inbeslagnames was ik in Nederland bij onze tegenhanger "Hulp en Recht" en bij de commissie-Deetman om daarover te praten. In Nederland zijn er ook tweeduizend dossiers. Gewezen politicus en logeman Deetman heeft er van het parlement én de Kerk de opdracht gekregen om uit te zoeken wat de systematiek is achter het misbruik in de Kerk in Nederland. Hij doet dat at random met een staal van tweehonderd gevallen en met een schare specialisten op het domein van mishandeling, recht en trauma. Ik had met al die groepen contact, ook met de Duitsers, maar, nog eens, ik heb het werk niet kunnen afmaken. Wie gaat dat nu doen?' Verklaringen van Danneels afgelegd op 21 december 2010 in de 'Bijzondere Commissie betreffende de behandeling van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie, inzonderheid binnen de Kerk'. 'Men zegt dat ik justitie tegenwerk omdat mijn advocaat zich heeft verzet tegen bepaalde stappen die werden ondernomen door onderzoeksrechter De Troy. Ik vind dat recht moet geschieden, voor mij zoals voor iedereen. Ik heb mij nooit verzet tegen de heer De Troy. Ik heb enkel dingen gezien, waarvan ik dacht: is dat wel helemaal volgens de regels?... Recht moet geschieden, maar,het moet goed geschieden... Recht moet recht zijn'. 'Als we de dossiers terugkrijgen, moeten ze worden teruggegeven aan het secretariaat van de bisschoppen. De slachtoffers kunnen daar hun dossier recupereren. Wij verlangen niet om die dossiers terug in ons bezit te krijgen. Hoe sneller de dossiers terug zijn bij de mensen die ze hebben opgestuurd en niet wilden dat ze bij het gerecht terechtkwamen, des te sneller krijgen die mensen voldoening. De dossiers die niet worden opgevraagd zullen we onder zegel bewaren zodat ze niet kunnen worden geopend. We gaan ons daarmee niet bezighouden'. Godfried Danneels Jürgen Mettepenningen, de kerkhistoricus 'In Vlaanderen is alvast de muur van de geheimhouding doorbroken. Dat is de kentering die we nu meemaken. Het ontslag van de Brugse bisschop Roger Vangheluwe heeft voor een catharsis gezorgd.' Jürgen Mettepenningen was in 2010 drie maanden lang de woordvoerder van aartsbisschop André-Joseph Léonard. Zijn vuurdoop was de bisschoppenconferentie van 24 juni 2010 in het aartsbisschoppelijk paleis, waar net dan de huiszoeking plaatshad. Hij is pas nadien effectief in dienst getreden, vanaf 1 augustus tot na het Allerheiligenweekend. Op 2 november nam hij ontslag. Een van de redenen van zijn ontslag was het gebrek aan leiderschap. Net als zijn voorganger Danneels toont Léonard zich allerminst een leider. In rustige tijden doen ze zich allebei voor als kerkleiders in de media en op het publieke forum, maar in crisistijd zijn ze nergens. Jürgen Mettepenningen ontvangt me in zijn leefkamer in Grimbergen. We gaan aan de eettafel zitten. Hij is kerkhistoricus en doceert ontwikkeling van de christelijke identiteit aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Hij vertelt dat hij de job van woordvoerder had aanvaard, omdat hij aanvoelde dat hij als historicus vooraan zou zitten op een uniek moment in de kerkgeschiedenis. Hij wou het zelf meemaken. Als historicus analyseert hij de grootste crisis ooit in de katholieke Kerk. 'Er was in de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw een grote maatschappelijke druk om te zwijgen en om geen klacht in te dienen bij seksueel misbruik in een pastorale relatie. Er was druk van de Kerk en van de dader, maar ook van de omgeving van het slachtoffer en van de slachtoffers zelf. Ieder- een verkoos te zwijgen wegens de schande, maar ook uit angst voor de gevolgen. Als een samenleving volledig katholiek is en helemaal verzuild, wie gelooft je dan als je misbruik aanklaagt in de Kerk? Of wie gaat je echt helpen? Of wie gaat je opvangen nadien? Als je een geestelijke beschuldigt, maak je het hele katholieke huis waarin de gemeenschap zich thuis voelt, of moet thuis voelen, te schande. De tijdsgeest van die jaren maakte het onmogelijk om een klacht in te dienen. Bovendien was men in die tijd te weinig vertrouwd met pedofilie en het misdadige karakter ervan. De Kerk is in die tijd verstard. Het "Wetboek van Canoniek Recht", dat pas in 1983 vernieuwd was, blijkt op een belangrijk punt allerminst vernieuwd te zijn. Het draait nog steeds alleen om gewijde mensen, in het bijzonder gemijterde gewijde mannen. Het bestendigde in de jaren vijftig, zestig en zeventig enkel de macht en de verantwoordelijkheid van de clerus, die zich verheven achtte boven de niet-gewijden. Je las enkel hoe die gewijde klasse zichzelf kan beschermen en hoe het instituut zich moet verdedigen tegen alles wat het schade kan toebrengen. Sinds 1983 strookte die zienswijze allang niet meer met de realiteit. De gewijde mensen die de Kerk op slot wilden houden, waren niet langer overheersend. De macht lag meer en meer bij de leken, die opriepen tot meer openheid en nederigheid. Toen in het midden van de jaren negentig de pedofilieschan-dalen losbarstten, waren de gemijterde heren niet in staat de impact en de ware proporties daarvan in te schatten. Rome was niet mee en wist ook niet hoe het moest reageren. Het kwam evenmin tegemoet aan de noden van de slachtoffers. De bisschoppen overal ter wereld kregen geen richtlijnen. Zij kwamen letterlijk tussen het Vaticaan en het volk te staan, en ook zij pakten het probleem niet aan, zoals dat vandaag wel meer gebeurt.' Rome zou pas in 2001 van zich laten horen met de instructie Sacramentorum Sanctitatis Tutela of 'de Bescherming van de Heiligheid van de Sacramenten', een vervolg op de vroegere richtlijn Crimen Sollicitationis. De Crimen was al verkeerdelijk geïnterpreteerd als een pauselijke verordening die seksuele delicten binnenskamers wou houden. Het nieuwe document zou de argwaan nog vergroten. Voortaan moest elk seksueel misbruik binnen de Kerk in Rome worden gemeld bij de Congregatie voor de Geloofsleer, die werd voorgezeten door Joseph Ratzinger, de latere paus Benedictus XVI. De bisschoppen werd voorgehouden dat zij met die informatie niet naar de politie mochten stappen om de plegers van seksueel misbruik achter de tralies te krijgen. Ze zijn gebonden door het beroepsgeheim, dat de rechten van beklaagden en slachtoffers moet beschermen. De tegenstanders van de Kerk maar ook veel leken in de Kerk spraken van een doofpot. 'In diverse landen in het noordelijk halfrond is de bom intussen ontploft. In Amerika en Ierland, daarna in Nederland, Oostenrijk en Duitsland triggerde het seksueel misbruik door geestelijken de grootste crisis ooit in de kerkgeschiedenis. Merkwaardig genoeg zijn dat allemaal Angelsaksische of Germaanse landen. In de Latijnse landen Frankrijk, Spanje en Italië overleeft tot op vandaag de grote zwijgcultuur van terughoudendheid. Seksueel misbruik in de Kerk hoort er, net als incest binnen het gezin, in de beslotenheid van het eigen hart. Die scheidingslijn tussen "spreken is zilver" en "zwijgen is goud" loopt doorheen België: 85 procent van de 475 dossiers bij de commissie-Adriaenssens betreft Vlamingen. De andere 15 procent zijn geen Vlamingen. In Vlaanderen is alvast de muur van de geheimhouding doorbroken. Dat is de kentering die we nu meemaken. Het ontslag van de Brugse bisschop Roger Vangheluwe heeft voor een catharsis gezorgd. De muur van de stilte is definitief geslecht. Dat is het positieve van de bekentenis van Vangheluwe. Dat was niet min. Een bisschop in functie nam na vijfentwintig jaar ontslag. De hele Kerk, het hele land was in shock. De kwetsuren van de slachtoffers werden opengereten, maar dit keer hadden ze een toeverlaat. Er was de commissie-Adriaenssens, die pas was opgericht. Honderden slachtoffers hebben de stap gezet naar de commissie, ook als het misbruik al lang verjaard was. Er was voordien wel de commissie-Halsberghe, maar die had een juridische, haast mathematische manier van werken. Godelieve Halsberghe wou centen voor de slachtoffers en was daarin een pionier, maar de bisschoppen waren er niet klaar voor. Adriaenssens had een narratieve aanpak en dat lag de bisschoppen beter. Bij hem en zijn ploeg konden de slachtoffers hun verhaal doen en werden ze geheeld, en daar was het de meerderheid van de slachtoffers om te doen. Ze wilden geen geld, zij wilden hun wedervaren mogen vertellen en door de Kerk erkend worden als slachtoffer. Dat bleek achteraf ook uit het rapport-Adriaenssens.' Straks zal er ook recht geschieden. Er zal worden onderzocht of er schuldig verzuim was. De uitkomst valt niet te voorspellen. Misschien stapt de rechtbank over de verjaringstermijn en worden kerkverantwoordelijken toch nog gestraft. Het kan ook dat de paus zich boven de kerkelijke wetten plaatst en ook nog een veroordeling uitspreekt. De paus kan dat te allen tijde, want hij staat boven de canonieke wet. Dat was zo met bisschop Van-gheluwe. De feiten waren verjaard, zowel voor het burgerlijk als voor het kerkelijk recht, maar Rome voelde toch de noodzaak aan om straffend op te treden. Het Vaticaan heeft dan ook onlangs aangekondigd dat er nog een straf volgt. Wat die straf zal zijn en wanneer ze wordt uitgesproken, werd niet aangegeven. Zo'n veroordeling van de daders is een van de basisverlangens van de slachtoffers. Maar de slachtoffers willen vooral erkenning. 'Het misbruik is gebeurd in de schoot van de Kerk en ze willen dat de muur van ontkenning die jarenlang rond hun leed werd opgetrokken door de kerkverantwoordelijken, tot op de grond wordt afgebroken. Er was op 30 mei 2011 een hoopvol signaal. De Belgische bisschoppen lieten weten dat ze zich inschrijven in de dynamiek die door de bijzondere parlementaire commissie op gang is gebracht. Zij willen de slachtoffers erkennen, beluisteren, helen en ook financieel tegemoetkomen. Hun vertegenwoordigers zullen samenzitten met experts van de overheid om te komen tot een werkbare methodiek om de gevallen die zich aandienen zo goed mogelijk te beoordelen en aan de slachtoffers zo billijk mogelijk tegemoet te komen. Hoop doet leven. Toch is de grootste crisis in de Kerk daarmee niet afgerond. Het is niet omdat er uiteindelijk in bepaalde gevallen zal betaald worden om in het reine te komen met wat er in het verleden serieus fout is gelopen, dat de problemen in de Kerk zijn opgelost. De Kerk moet nu durven hervormen. Dit kan een "historisch mo-mentum" zijn. De Kerk moet zich bezinnen over haar structuur, waar men zich in Rome al te verkrampt aan vastklampt. Er moet gepraat worden over de verheven positie van de priester, die niet beantwoordt aan het verlangen van de gemeenschap, over de rol van de leken, over de culturele context die de Kerk niet voldoende ernstig neemt, enzovoort. Het is niet de Kerk die de cultuur van het zwijgen heeft doorbroken. Het is de samenleving die geëvolueerd is. De burger is mondig geworden en heeft zich ontvoogd en zet de Kerk onder druk. Voor de Kerk kan hier een kans liggen om terug naar haar essentie te gaan, nederig en authentiek.' Verklaringen Danneels en Luysterman afgelegd op resp. 13 december en 21 december 2010 in de 'Bijzondere Commissie betreffende de behandeling van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie inzonderheid binnen de Kerk'. 'Ik met mijn tachtig jaar heb de tijd gekend dat niemand sprak over seksueel misbruik. De slachtoffers zwegen uit schaamte, uit eigen schuldgevoelens, uit angst voor de dader, voor de ouders, voor de school. Bovendien gaven daders geld en geschenken of dreigden ze de kinderen zelf de schuld toe te schuiven. Spraken ze toch, dan bestond er een reële kans dat men hen niet geloofde. Werden ze geloofd, dan reageerden zij die het te weten kwamen dikwijls op dezelfde wijze wegens dezelfde schaamte. Wat men de goede naam noemde, had de bovenhand'. Arthur Luysterman 'De klerikale opstelling waarbij kerk en priesters algemeen en door iedereen op een voetstuk werden gezet, is helemaal aan het verdwijnen. De Kerk werd in onze samenleving vroeger ervaren als een instituut met veel macht, geld en aanzien. Ze controleerde grote sectoren van het onderwijs, de ziekenzorg en de caritas. De priesters en religieuzen hadden macht en wie macht heeft, kan die vlug misbruiken. Zo konden daders bogen op een statuut van onaanraakbaarheid. Ze konden soms het zwijgen afdwingen. In de huiskring kon het niet dat een misbruikt kind zei dat de dader een priester was. Er was een gewetensdrang bij de ouders om de priester te beschermen, die de normale beschermingsreflex van ouders voor hun kinderen uitschakelde'. Godfried Danneels Een verhaal in (zes)duizend woorden Ik wil dit boek heel concreet eindigen met een getuigenis, die alles wat hiervoor is beschreven perfect illustreert. Het is het verhaal van iemand die van Pontius naar Pilatus is gezonden. De vrouw vertelt hoe ze pas na jaren haar trauma heeft verwerkt en nadien nergens gehoor vond. Soms zegt een verhaal meer dan duizend woorden. Het is 1986, ik ben vijftien en zit in het vierde middelbaar. Mijn godsdienstleraar is mijn idool. Ik droom er al zeer vroeg van om in zijn spoor te treden. Hij is vriend aan huis bij mijn ouders en vraagt me mee op bezinning in de buurt. Mijn vriendin vergezelt me en het bevalt ons. Van dan af tot en met mijn achttiende vraagt hij me geregeld mee naar allerlei retraites en activiteiten van de religieuze sekte 'Het Werk'. De reis gaat steeds verder, naar Wallonië, naar Nederland, naar Duitsland, naar Oostenrijk. Na een tijd reis ik veel met hem alleen en misbruikt hij me geestelijk en lichamelijk. Hij dreigt met de duivel als ik er thuis zou over praten. Ik ben geestelijk zo opgeslorpt door hem dat het heel moeilijk is er onderuit te komen. Het misbruik wordt totaal verdrongen. Jarenlang zwijg ik. Niemand weet het. Ik ben bang om het te vertellen. Eerst studeer ik nog onder zijn invloed godsdienstwetenschappen in Leuven, maar dan breek ik definitief met hem. Ik stort me in mijn studies om te vergeten. Mijn huidige echtgenoot is mijn toeverlaat. Ik slaag en ga les geven in hetzelfde instituut waar ik school heb gelopen. Mijn godsdienstleraar is dan al overgeplaatst naar een stad in de buurt. Ik krijg een prima handgeschreven rapport van de inspecteur van het bisdom Hasselt, maar na een drietal jaar crash ik volledig en moet ik met ziekteverlof. Ik neem medicatie en word verwezen naar een psychiater. Hij stelt angstneurotische klachten vast. In datzelfde jaar, 1996, wordt mijn godsdienstleraar een eerste keer ondervraagd door de gerechtelijke politie van Tongeren over seksuele intimidatie en allerlei andere klachten, onder meer over het ronselen voor de katholieke organisatie 'Het Werk'. Hij ontkent tot driemaal toe dat daar 'seksueel iets is gebeurd' en dient een klacht in tegen de eisers wegens laster en eerroof, wat zonder gevolg blijft. De gerechtelijke politie neemt wel akte van talrijke verklaringen over handtastelijkheden. Ook ik word ondervraagd maar ik zei toen nog dat hij zich niet heeft misdragen. De feiten waren nog verdrongen. De zaken nemen een wending als het misbruik bij mij eindelijk naar boven komt in de therapeutische sessies. Ik schrijf het van me afin associatieve teksten en de psychiater besluit: 'De reconstructie van de seksuele aanrakingen, de verplichte masturbaties en de geforceerde penetraties gebeurt traag-progressief en met hyper-emotieve reacties omdat de patiënte nog steeds met angstgevoelens worstelt ten opzichte van de dader'. Vanaf dan is het mij duidelijk: dit moet ik melden. Ik verwittig het bisdom Hasselt, waarop bisschop Paul Schruers mijn inspecteur godsdienst gelast met een onderzoek. Ik vind dat belangenvermenging omdat die man mij later nog zal moeten beoordelen als ik opnieuw lesgeef, maar ik laat hem betijen. Hij komt op ziekenbezoek en hoort voor het eerst over het misbruik. Voor mij is het dan nog niet allemaal loepzuiver, maar ik doe hem mijn verhaal met horten en stoten. Intussen zijn er op het bisdom ook klachten binnengelopen tegen de godsdienstleraar over vroeger wangedrag, gebundeld door pastoor Rik Devillé. De inspecteur lijkt er werk van te maken en ik heb ik er een goed oog op. Hij zegt me dat hij me niet gelooft voor honderd, maar voor tweehonderd procent. Rond die tijd belt mijn man hem. De inspecteur zegt dat de godsdienstleraar zich heeft teruggetrokken uit het onderwijs. Hij heeft ook toegegeven dat hij mij 'niet onder dwang heeft tussengenomen'. Dat gesprek hebben wij op band staan. Naar mijn aanvoelen is dit het bewijs dat hij een vijftienjarige misschien niet heeft verkracht, maar wel misbruikt, [nvdr: 'Tussengenomen' is in Ilse's woorden seksueel contact hebben. Wellicht bedoelde de priester met zijn woorden 'niet onder dwang' dat zij heeft ingestemd (maar dat wil Ilse niet gezegd hebben - en op vijftien jaar blijft het wellicht misbruik, ook al gebeurt het met instemming.)] Ik denk dat daarmee de kous af is, maar niets is minder waar. In nieuwe gesprekken met de inspecteur ontkent de dader staalhard de feiten. In de lente van 1997 schrijven we een lange brief naar bisschop Schruers en kardinaal Danneels en vragen om een gesprek. De kardinaal antwoordt met een nietszeggende brief dat hij niet bevoegd is en groet ons met gevoelens van hartelijke toewijding in de Heer. Bisschop Paul Schruers is wel bereid tot bij ons te komen als het onderzoek is afgerond. Maar tegen dan zijn de zaken gekeerd. Ik word met de vinger gewezen als zou ik als vijftienjarige het wangedrag van mijn leraar hebben uitgelokt. De bisschop schrijft me zelfs dat hij zich verplicht voelt om het verslag van de psychiater en onze brieven met aanklachten te overhandigen aan de dader. Intussen heeft het gesprek met de bisschop bij ons thuis plaatsgehad. Ook dit gesprek hebben we opgenomen. 'Ik wil niemand de hand boven het hoofd houden', zegt hij, 'ik heb onlangs nog een priester veroordeeld omdat ik in geweten overtuigd was van zijn schuld. Maar hier heb ik geen bewijzen en onder psychiaters is er discussie of seksueel misbruik bij pubers en jongvolwassenen nog kan worden verdrongen en pas na zes jaar bovenkomen! Ik voel me hopeloos. Het is duidelijk dat bisschop Schruers de dader gelooft en mij niet. Ik vertel hem over mijn ziekte, de spierspanningen, de angstaanvallen en het sociaal isolement waarin ik ben terechtgekomen. Ik zeg hem dat ik alles verdrongen heb uit schrik, maar hij zegt na een tijd, met een zeker ongeduld: 'Maar dus, kijk ne keer, ik ben bereid uw psychiater te zien en te horen en je hebt het recht om een burgerlijke rechtszaak in te spannen en dat is ook wat de priester wil, zo ver is het bij hem gekomen! Het hele gesprek lang is er ongeloof. Ook over de brief van priester Devillé. 'Sorry, dat zijn vage beschuldigingen. Daar staat geen naam bij, daar staat niet bij over wie het gaat. Dat kan ik niet onderzoeken. Het is aan hem om mij meer gegevens te bezorgen. Met zo'n algemene brief kan ik niets doen. Ik vind dat mensonwaardig! Dat doet de deur dicht. Het bisdom wil blijkbaar geen andere sporen onderzoeken of gegevens nagaan die door anderen worden aangereikt. Schruers wil zelfs geen contact opnemen met Devillé. Ik moet een andere weg inslaan. Ik treuzel niet. Enkele weken voor het bezoek van de bisschop dien ik klacht in bij de politie, toen nog de rijkswacht, voor misbruik van vertrouwen, aanranding van de eerbaarheid en verkrachting met geweld op verschillende plaatsen en verschillende tijdstippen. Diezelfde zomer krijgt mijn vader een hartaanval en sterft mijn grootmoeder. De dader had altijd gezegd dat het noodlot zou toeslaan als ik klikte, en ik geloof hem zelfs dan nog. Zo diep zit het. Bij de rijkswacht ben ik elf dagen lang ondervraagd. Ik moet alles tot in de details vertellen. Dat is geen sinecure. Ik heb schrik. Mijn ondervragers zijn twee mannen. Een van de twee ken ik. Hij heeft de naam niet gemakkelijk te zijn. De andere is een stevige rijkswachter met een snor. Ik denk: dat komt hier nooit goed, ik ga dat nooit kunnen, dit is onoverkomelijk, maar zij hebben de zaak zeer serieus genomen. Zij hadden ook allebei een cursus slachtofferhulp gevolgd en de eerste dag is er nog speciale bijstand van een assistente van slachtofferhulp van de rijkswacht. Ze pakken het ook heel professioneel aan. Ze houden afstand, maar tegelijk breken ze het ijs, ze praten wat over hun hobby's en geleidelijk gaan ze naar de kern van de zaak. Rik Devillé is er ook bij in het begin. De laatste dag is er plaatsbezoek. Dan zijn we naar plaatsen geweest waar hij zich aan mij heeft vergrepen. Dat was heel zwaar. Ik moet de kamer wijzen en het bed, waar het allemaal is gebeurd. Het is zoveel jaar na datum, maar het is alsof het me opnieuw overkomt. Hem ondervragen ze slechts een dag en enkele uren. De eerste dag om vier uur zegt hij dat hij nog de mis moet doen en ze laten hem gaan. Hij ontkent alles wat ik hem ten laste leg, zoals daders altijd doen. Hij bevestigt enkel dat hij ooit een meisje op haar kot in Leuven heeft gevraagd om hem haar naakt bovenlijf te laten zien. Die vrouw is een van de gevallen die Rik Devillé in zijn brief aankaart, maar die geen klacht indiende omdat haar man een belangrijke functie bekleedt. De rijkswachters leveren zeer goed werk, zoals je van een politiedienst verwacht. Ze checken alle verklaringen, zoeken verbanden, zoeken ook andere slachtoffers. Ze ondervragen mijn artsen en mijn psychiater, die bevestigt dat het seksueel misbruik pas laat naar boven is gekomen en op elke leeftijd jarenlang kan worden verdrongen. Ze zien ook een veertigtal mensen, vooral oud-leerlingen, die zijn meegegaan op retraites met mij en de priester. Sommigen hebben door wat ik heb meegemaakt. Anderen vertellen dat de priester zijn handen niet kon thuishouden op school en voorheen op een vakantiekolonie. De politie gaat ook zijn levenswandel na. Ze pluizen alles uit. Zo gaan ze op zoek naar oude foto's om aan te tonen dat zijn auto op een bepaald tijdstip op een bepaalde plaats stond. Er zijn getuigenissen over een onderzoek van het bisdom tegen hem uit de jaren tachtig, ten tijde van het misbruik met mij. Ik herinner me dat hij toen thuis bij mijn ouders in paniek is aangekomen en ons verboden heeft iets te vertellen ofte zeggen dat we hem kennen. Van alle verklaringen zijn processen-verbaal opgemaakt. Er is een massa bewijsmateriaal tegen hem. Een van de politiemannen zegt me dat mijn verhaal klopt en dat ze klaar zijn om hem aan een uitgebreid verhoor te onderwerpen. Net dan, eind december 1997, worden de twee agenten van het onderzoek gehaald. Ze worden niet op de vingers getikt, er worden hen geen fouten aangewreven, maar ze mogen het onderzoek niet verder zetten. Dat is hen in heel hun carrière nog nooit overkomen. Ik heb er het raden naar welke druk er toen is uitgeoefend, maar het is duidelijk dat er inmenging was, wat nog meer zal opvallen naarmate het onderzoek wordt verder gezet. De twee rijkswachters zijn totaal gedemotiveerd. Een van hen gaat met pensioen. Hij vindt dat zijn carrière gekraakt is. De andere is nog in dienst. Hij is gedegradeerd van de recherche naar de interventie. Wij blijven nadien met elkaar in contact. We vinden elkaar in onze frustraties. Ik vind dat eerst vreemd want we kennen elkaar nauwelijks, maar mijn therapeute legt mij uit dat ook zij zich slachtoffer voelen na wat er gebeurd is. Wij zijn met z'n allen slachtoffer van de manipulatie van het onderzoek, ook al kunnen wij er de vinger niet op leggen. We voelen enkel dat er iets niet klopt. Wellicht heeft de toenmalige procureur van Tongeren een rol gespeeld op de achtergrond. We hebben vaak gehoord dat hij in oerkatholieke kringen verkeert. Begin januari 1998 is alles verhuisd naar het parket van Tongeren. Eerst is het dossier daar zoek. Het zwerft maanden ergens rond. Niemand weet waar het is. Ik bel de onderzoeksrechter en word afgeblaft. Hij verschuilt zich achter het geheim van het onderzoek en zegt dat het allemaal niet de moeite loont omdat de zaak verjaard is. Het dossier komt uiteindelijk toch boven water bij de zedenpolitie in Tongeren. Die rechercheur heeft blijkbaar het dossier van de rijkswachters gelezen en verzekert ons dat de dader binnen de veertien dagen vastzit. Hij had dat wellicht beter niet gedaan want twee weken later wordt ook hij van de zaak gehaald. Ten slotte belandt het dossier bij een inspecteur van de fraudesectie van de gerechtelijke politie. Hij geeft achteraf toe dat hij het dossier van vijf erg dikke mappen niet eens had gelezen toen hij zijn eerste onderzoeksdaden stelde. Bij hem heb ik een zeer slecht gevoel. Hij is een bureaucraat zonder enige inleving, die achter zijn typemachine registreert. Hij zegt ons onmiddellijk dat we onze klacht best niet opentrekken naar het bisdom of de sekte 'Het Werk' omdat het dan onmiddellijk weer zal vastlopen. Toch komt er schot in de zaak. Hij begint met een huiszoeking op last van de onderzoekrechter bij mijn gewezen godsdienstleraar. Hij vindt bij hem thuis en in een kluis op zijn bank honderden audiocassettes, videobanden en pakken briefwisseling, maar ik heb nooit geweten of daar belastend materiaal bij zat. Het parket zou alle cassettes wel hebben beluisterd en bekeken en niets hebben gevonden. Nadien geeft de onderzoeksrechter de opdracht om alle vrouwelijke ex-leerlingen van de priester te ondervragen. Het zijn er meer dan vijftienhonderd. Dat is nooit gezien in België en ik denk nog maar eens dat de dader nu eindelijk zal worden ontmaskerd. Maar opnieuw kraai ik te vroeg victorie, want het onderzoek verloopt te snel en oppervlakkig. Een vijftiental speurders vraagt de opgeroepen meisjes en vrouwen aan de lopende band of zij op een of andere manier seksueel zijn benaderd door hun gewezen godsdienstleraar. Er mag enkel met ja of neen worden geantwoord en meer uitleg hoeft niet. De verhoren zijn kil en afstandelijk en er heerst helemaal geen sfeer die vertrouwen schept. De antwoorden worden in ambtelijke taal verpakt: 'Op uw vraag of ik indertijd door mijn godsdienstleraar benaderd werd op zedelijk of seksueel gebied of op dat vlak bepaalde handelingen diende te stellen ofte ondergaan, moet ik u ontkennend/ bevestigend antwoorden'. Het gaat zo ver over de schreef dat professor Peter Adriaenssens in een krantenartikel zegt dat niemand kan praten in een dergelijke sfeer. Hij vindt dat er meer discretie moet zijn en dat de anonimiteit beter moet worden gewaarborgd als men resultaat wil boeken. Zo'n massale actie schrikt eerder af en maakt dat andere slachtoffers blijven zwijgen. Als slachtoffer krijgen we inzage van het dossier en we lezen dat toch heel wat meisjes de man zeer onaangenaam vinden en dat hij zijn handen niet kan thuishouden. Hij praat graag en veel over seks in de klas en bij het stellen van vragen gaat hij achter de meisjes staan, hangt over hen heen, masseert hun hals, schouders en rug en gaat soms onder de kledij om het bh-bandje van een van hen goed te leggen. Dat gebeurt vooral als hij met hen alleen is, bijvoorbeeld tijdens de mondelinge examens. 'Het was niet zo dat we ons aangerand voelden, maar we hadden toch altijd een onbehaaglijk gevoel', schrijft iemand. Af en toe wordt het ongenoegen gemeld bij de directie. Een enkele keer is er een protestbrief en zelfs een boycot van zijn lessen. Hij is toen van school veranderd. We halen er 128 uit waarin er echt sprake is van ongewenste intimiteiten in de klas, indiscrete opmerkingen in de seksuele sfeer, vulgaire en seksueel getinte moppen. Hij krijgt koosnaampjes als viezerik, slijmbal, geilaard, pedofiel, gluiperd en JefSeks. Verscheidene meisjes herinneren zich dat hij de klas vroeg wat het ergste was: 'verkracht worden door je vader of door een priester'. Hij nodigt sommigen ook uit bij hem thuis of om mee te gaan op retraite of bezinningsdagen. Een godsdienstlerares vertelt dat er sterke geruchten zijn over verscheidene slachtoffers van seksueel misbruik, maar dat ze de feiten niet durven te melden aan het gerecht. Ze maakt melding van de vrouw van een arts. Tot mijn grote consternatie worden uit deze enquête geen besluiten getrokken. De honderden processen-verbaal van de gewezen leerlingen zijn niet relevant. Zelfs de melding dat er misschien nog slachtoffers zijn van misbruik wordt niet verder onderzocht. Ook de directeur van zijn laatste school waar heel wat klachten binnenliepen, wordt niet geïnterpelleerd. Er wordt ook niet nagegaan waarom hij is overgeplaatst van de ene naar de andere school en vroegtijdig met pensioen is gegaan. Uit heel dit grootscheeps onderzoek is niets voortgekomen. Hoe kan dat? Ik heb toen gedacht dat dit een groots opgezet spel was van het parket van Tongeren om het onderzoek definitief te kelderen. We proberen nog om de 128 meisjes, die een steekhoudende verklaring hebben afgelegd, opnieuw op te zoeken. We willen hen een handgeschreven brief vragen om sterker te staan in de rechtbank, maar het is onbegonnen werk. We vrezen het ergste. Voordien is er wel nog een huiszoeking op het bisdom, maar daar wordt niets gevonden, op een paar brieven na die wij hebben geschreven. In een pv besluit de inspecteur daaruit dat het onderzoek van het bisdom destijds niet veel voorstelde of dat de relevante stukken uit het dossier verwijderd zijn. Half 1999 doet de raadkamer eindelijk een uitspraak. De raadkamer is de filter tussen het onderzoek en de rechtbank. Het is die instantie die uiteindelijk beslist of men naar de rechtbank gaat en wie er wordt beschuldigd. Normaal komt verkrachting met geweld van minderjarigen voor het hof van assisen. Maar als de dader verzachtende omstandigheden pleit, zoals de afwezigheid van vroegere veroordelingen, komt de zaak voor de correctionele rechtbank. Daar is de verjaringstermijn slechts vijf jaar. Ik heb mijn klacht ingediend op 31 juli 1997 en de laatste feiten dateren van 10 augustus 1989. Er komt dus geen vordering voor de rechtbank. Ik krijg nog een tweede opdoffer te verwerken. Nog geen uur na het vonnis laat het bisdom Hasselt via het persbureau Belga weten dat mijn gewezen leraar is vrijgesproken. Hij zou buiten vervolging zijn gesteld. De bisschop van Hasselt heeft van de verjaring een vrijspraak gemaakt. Mijn advocaat is in alle staten. Dat heeft hij nog nooit meegemaakt. Hij belt de woordvoerder van de bisschop, maar die doet alsof hij uit de lucht valt. Voor mij is het dan duidelijk. Er is voorkennis op het bisdom en het bisdom en de rechtbank spelen onder een hoedje. Ik ben het kind van de rekening van een machtsspel. Ik ga in beroep in Antwerpen, en onze advocaat probeert de verjaringstermijn op te schuiven op basis van de handtastelijkheden die de 128 ex-studenten hebben aangekaart en die wezen op recidivisme. Ter zitting blijkt echter dat die getuigenissen door het parket van Tongeren niet eens meer zijn opgenomen in het dossier en dat ik er helemaal alleen voor sta. Daags voor kerstdag 1999 wordt de uitspraak van de raadkamer in Tongeren bevestigd. Nooit was een kerstdag zo wrang. Ik vroeg me de hele dag af waarom er meer dan vijftienhonderd meisjes en vrouwen waren ondervraagd als hun getuigenis er toch niet toe deed. Uit frustratie telefoneert mijn man nadien met bisschop Paul Schruers van Hasselt, die mensen in nood had uitgenodigd hem te bellen tijdens de nieuwjaarsnacht. Tijdens het gesprek blijft de wachter die me destijds dagenlang heeft ondervraagd, ons met elkaar in contact. We besluiten samen naar bisschop Hoogmartens te trekken en hem te vragen waarom de ene priester wordt gesanctioneerd en de andere nog altijd vrij rondloopt. Net als bij Danneels vroeger is het weer niet gemakkelijk om een afspraak te krijgen, maar uiteindelijk vindt het gesprek toch plaats op 30 november 2009. We zijn met vier. Wij twee, het nieuwe slachtoffer en de gewezen rijkswachter. Het gesprek is opnieuw erg teleurstellend. De bisschop houdt zich van de domme. Hij draait rond depot en weet niet eens meer dat de vrouw hem het misbruik heeft gemeld tijdens de biecht. Hij herinnert zich ook niet meer dat wij hem anderhalf jaar eerder hebben geschreven naar aanleiding van een bidmarathon van het Vaticaan. Mijn man heeft toen geschreven: 'Bidden zal mijn vrouw niet helpen voor de morele en financiële schade en de pijn die ze heeft geleden. Ze is twee keer slachtoffer! Op het einde van het onderhoud stellen we voor dat hij bij ons thuis onze dossiers komt inkijken en het telefoongesprek beluistert, waaruit blijkt dat de dader het misbruik heeft bekend. Bisschop Hoogmartens gaat daar niet op in maar belooft dat hij juridisch advies zal inwinnen over wat hem te doen staat. 'Misschien is er nog wat te doen op gerechtelijk vlak', zegt hij op een nogal geheimzinnige manier. Een paar maanden later krijg ik een onbehouwen telefoon van een inspecteur van de politie hier. Ik word gesommeerd op het politiekantoor met al mijn dossiers en de telefoontap. Ik stribbel wat tegen omdat ik geen verdere uitleg krijg maar we gaan toch. Daar wordt mijn man geweerd en weiger ik met de inspecteur mee te gaan. Na veel geharrewar en telefoontjes slaat de sfeer plotseling helemaal om en krijgen we koffie en toelichting. De nieuwe procureur zou bisschop Hoogmartens willen duidelijk maken dat er toch feiten zitten in mijn dossier. Het is daarom van het hof van beroep in Antwerpen terug naar hier gestuurd. Wij zijn perplex en vertellen over het laatste gesprek met Hoogmartens en dat hij niet tot bij ons wil komen. 'Die Hoogmartens', zegt de inspecteur, 'ik ben zeker dat er mee te praten valt' en hij neemt de telefoon en belt rechtstreeks met de bisschop. Onze mond valt open van verbazing. Daar zit een politieman voor ons die zomaar belt met de bisschop en nadien ook nog twee keer met mevrouw de procureur. Er wordt niets genoteerd, er is geen proces-verbaal, hij zegt enkel dat de bisschop niet van plan is langs te komen. 'Hooguit een sorry kunnen jullie krijgen, meer niet', besluit de inspecteur. We weten nog altijd niet wat we er moeten van denken. Kort voordien zijn er in de kranten een paar anonieme artikels over mij verschenen. Zijn die de aanleiding tot dit vreemde spektakel? Wendt de bisschop zijn invloed aan? Hoogmartens en de procureur zouden studiegenoten zijn geweest. We zijn toen huiswaarts gegaan met een heel vreemd gevoel. We denken dat we alles hebben meegemaakt en dan komt dit erbij. Nog hallucinanter is wat mijn man nadien meemaakt. Hij gaat eind 2010 luisteren naar een spreekbeurt van aartsbisschop Léonard in het cultureel centrum van Hasselt en treft daar Patrick Hoogmartens. 'En wie bent u?', vraagt hij. Mijn man zegt: 'Mijnheer Hoogmartens, bent u me weer vergeten?' - 'Help mij eens, ik weet het zo niet meer'. Hij noemt de naam van de dader. 'Ah, maar nu zit alles bij het gerecht, nu kan ik niks meer doen', en daar staat hij. Die mensen van de kerk lijden blijkbaar aan selectief geheugenverlies. Naar de commissie-Adriaenssens Toch komt er nog nieuws. Op maandag 21 juni 2010, drie dagen voor de huiszoekingen in Mechelen en Leuven, schrijft Hoogmartens in een aangetekende brief aan Rik Devillé dat mijn dossier weer bij de gerechtelijke politie ligt en ook bij de commissie-Adriaenssens voor seksueel misbruik in pastorale relaties. We hebben dan al een voorbereidend gesprek achter de rug met professor Adriaenssens, net nadat zijn commissie van start is gegaan, nog voor het ontslag van bisschop Vangheluwe. We hebben er een zeer goed gevoel bij. We zijn weer met vier en hij ontvangt ons alleen. In de loop van het gesprek denk ik dat het eindelijk nog allemaal goed zal komen als hij er zich achter zet. Hij heeft blijkbaar mijn kant gekozen want hij stigmatiseert de dader-priester als een 'hardnekkige ontkenner'. Vol goede hoop vul ik op 1 juni 2010 de aangifte in, samen met het andere slachtoffer van mijn gewezen godsdienstleraar dat zich een jaar voordien heeft geout. Dat doen we amper enkele weken voor 'Operatie Kelk' op 24 juni. Ik word uitgenodigd door Karlijn Demasure om voor de commissie te verschijnen, maar onmiddellijk nadien zal ook de dader worden verhoord. Ik schiet in een kramp. Ik begrijp niet waarom ik niet met het andere slachtoffer word ontboden en waarom de dader nog diezelfde dag moet komen. Ik weiger te gaan, er wordt bemiddeld en ook Rik Devillé moeit er zich mee. Het compromis is dat hij pas een uur na mij zal worden ondervraagd. Zeer op mijn ongemak daag ik op en word ik uitgehoord. Ik krijg daar een heel ander gevoel. Er worden wat vragen gesteld en het gesprek is mijns inziens weinig ter zake. Achteraf zegt Peter Adriaenssens dat mijn zaak toch beter ten gronde opnieuw voor de rechtbank komt, omdat er tegenspraak is vermits de dader ontkent en het niet aan hem is om een confrontatie te organiseren. Toch kan de commissie voor mij nog heel wat betekenen, zegt hij. Hij heeft al gebeld met bisschop Hoogmartens en die zou bereid zijn enkele toegevingen te doen. Ik val bijna van mijn stoel. Ik zeg: 'Ben je daar zeker van ? Daar geloof ik nu echt niks van'. 'Ja, ja', zegt hij, 'ik ben er honderd procent zeker van dat ik daar iets kan bereiken! Ik sta voor de zoveelste keer perplex. De houding van Adriaenssens ten opzichte van de bisschop is helemaal gekeerd. De eerwaarde heer zou ineens goodwill tonen na zoveel jaren getalm en getreuzel. Ik vertrek daar met een zeer dubbel gevoel. Ik moet nadenken of ik nog naar de rechtbank wil. Wat zijn de kansen daar? Er is toch een verjaring uitgesproken. Adriaenssens weet dat ook. Waarom wil hij toch nog het gerecht inschakelen? Wat gebeurt er allemaal achter onze rug? Welke zin heeft dit alles? De dader zal blijven ontkennen, ook als het burgerlijk toch niet verjaard zou zijn. Tegelijk vraag ik me af waarom Adriaenssens gekeerd is. Wat is zijn positie? Aan welke kant staat hij? Ik gun hem het voordeel van de twijfel. Dan is er plotseling 'Operatie Kelk', de inval op het aartsbisschoppelijk paleis in Mechelen, maar ook bij de commissie-Adriaenssens in de Justus Lipsiusstraat in Leuven. Ik ben ongerust en mail Adriaenssens om meer uitleg. Hij antwoordt dat mijn dossier al aan het gerecht is overhandigd vooraleer Operatie Kelk in gang is geschoten en dat dit in mijn geval beter is omdat er tegenspraak is. Dat vind ik ongehoord. Ik heb mijn toestemming nooit gegeven. Voor de zoveelste keer wordt er boven mijn hoofd beslist. Ik heb toen nog teruggemaild, maar ik heb nooit een antwoord gekregen, ook niet na herhaald aandringen. De communicatie is verbroken. Ik heb niets meer gehoord of gezien. Wellicht verschuilt hij zich achter het feit dat hij geen dossiers meer heeft. Ik heb nu grote vragen bij de commissie-Adriaenssens. Ik lees deze week dat hij in de parlementaire commissie heeft gezegd dat hij niets heeft kunnen vinden dat op een doofpotoperatie wijst. Hooguit kan je volgens hem spreken van een 'incestueus stilzwijgen', maar wat is in godsnaam het verschil? Waarom zegt hij niet waar het op staat? Dit is de grootste doofpotoperatie ooit. In tegenstelling tot andere misdadigers die wel vervolgd worden, gaan hier honderden en wereldwijd duizenden mensen vrijuit. Dit is de grootste georganiseerde criminele activiteit. We hebben ons nu burgerlijke partij gesteld in het onderzoek over schuldig verzuim van de Brusselse onderzoeksrechter Wim De Troy, dat na Operatie Kelk op gang is gekomen. Dat wil zeggen dat we schadevergoeding vragen voor alle schade die we in de voorbije zeventien jaar hebben geleden. Ik heb mij daarvoor moeten melden bij onderzoeksrechter De Troy zelf. Hij heeft me vriendelijk ontvangen en me klaar en duidelijk uitleg gegeven. Hij is enorm gemotiveerd. Dat is iemand die er echt voor wil gaan. Zo iemand ben ik in al die jaren nooit tegengekomen. Rik Devillé is meegegaan en we zijn daar allebei buiten gekomen met een optimistisch gevoel. Voor het eerst in jaren zie ik het weer zitten. Ik ben daar ook verhoord door Peter De Waele en zijn mensen van de pedofiliecel van de Brusselse gerechtelijke politie. Ze zijn heel professioneel. Zij hebben vooral geluisterd en naar alle mogelijke details gevraagd. Het is de eerste keer dat ik zo grondig ben uitgehoord. Ik heb overal gezeten met mijn dossier, maar hier zit ik goed. Ik hoop dat ze hun werk kunnen afmaken. Ik kijk nu de kat uit de boom en neem meer afstand, nadat ik zo dikwijls heb gedacht om ermee te stoppen. Op bepaalde momenten wou ik er zelfs niets meer mee te maken hebben. De hele geschiedenis heeft mijn leven stukgemaakt. Mijn diploma, waarvoor ik vier jaar heb gestudeerd, ligt in de kluis. Ik wil er ook niets mee doen, want ik wil niet meer werken in een instituut dat zo hypocriet is. Maar tegelijk voel ik me minderwaardig. Iedereen werkt en ik zit hier. Ik ben veertig mijn man is vierenveertig. We hebben geen kinderen. We wonen hier nog boven mijn ouders, ook omdat mijn man jaren avondles heeft gegeven. Ik wou onder hun dak blijven. Ik kan niet alleen zijn. Ik heb nog altijd schrik dat hij terug zou komen. Hij woont te dicht, veel te dicht. Enkel ver van hem ben ik een ander mens. Elk jaar gaan we met vakantie naar Oostenrijk. Alleen daar ben ik weer het spontane meisje van vijftien. Ik zal me pas veilig voelen als hij er niet meer is. Als hij dood is, ga ik kijken, want ik wil zien dat hij me echt niets meer kan doen. Hier rechtover zijn we nu een huisje aan het verbouwen. Het is een bouwval, maar mijn ouders hebben het ons geschonken. Zelf grond kopen en een huis bouwen was uitgesloten. Dat kunnen we niet bolwerken. Ik ben financieel een heel stuk achteruitgegaan. Mijn licentiaatswedde is teruggevallen op de helft. Ik heb nog altijd hoge onkosten voor medicatie en therapie. Ik durf het bedrag niet noemen dat we daaraan al hebben uitgegeven, maar tussendoor hebben we wel wat gespaard voor de inrichting van ons nieuwe huis. Alles is er tot en met beveiligd. De deuren hebben dubbele sloten, de verandaramen vierdubbel gelaagd glas. Het licht floept overal automatisch aan als je binnenkomt. Overal zitten er beveiligingssystemen. Ik wil me veilig voelen. We slapen al jaren met het licht aan en naast ons bed liggen drie zaklampen voor wanneer het zou uitvallen. Wanneer zal die stress ophouden? Ik hoop vurig dat De Troy het schuldig verzuim tot op de bodem mag uitzoeken, maar meer nog verlang ik naar excuses. Wanneer komt Hoogmartens zijn verontschuldigingen aanbieden? Wanneer zal de kerk nederig schuld bekennen? Dat zou me pas helpen. De 'bijzondere commissie betreffende de behandeling van seksueel misbruik en feiten van pedofilie binnen een gezagsrelatie, inzonderheid binnen de Kerk! kortweg de 'bijzondere Kamercommissie seksueel misbruik' heeft zeventig aanbevelingen geformuleerd om misbruik van minderjarigen te voorkomen en beter aan te pakken. Veel van die aanbevelingen zijn al wet. Zo wordt de verjaringstermijn voor feiten van seksueel misbruik opgetrokken van tien naar vijftien jaar. Die termijn begint te lopen vanaf de dag dat een slachtoffer meerderjarig wordt. Vijftien jaar is de termijn die geldt voor de zwaarste vergrijpen als doodslag, moord en verkrachting. Deze termijn kan eenmaal worden verlengd en oplopen tot het dubbele. Concreet betekent dit dat het kan duren tot een slachtoffer achtenveertig jaar is vóór de feiten zijn verjaard. Er is maar één vergrijp waarvoor je in ons land zwaarder kan worden gestraft en dat is volkerenmoord en misdaden tegen de menselijkheid. Die verjaren nooit. Er komt ook een arbitragecommissie, die op een objectieve manier schadevergoedingen zal vastleggen voor slachtoffers van seksueel misbruik. Dat zou gebeuren aan de hand van een 'indicatieve tabel', zoals die nu bestaat voor slachtoffers van verkeersongevallen. De Kerk is altijd bang geweest voor Amerikaanse toestanden, waar schadevergoedingen in de miljoenen lopen, maar is toch bereid schadevergoedingen te betalen. Nederland staat model. Daar hangt de vergoeding af van de ernst van het misbruik en ze kan gaan van vijfduizend euro voor seksueel getinte handelingen of uitlatingen tot honderdduizend euro voor zeer ernstig misbruik met blijvende schade. Voor het geld rekent de Kerk op vrijwillige bijdragen van bisdommen, congregaties en gelovigen. Er wordt ook een 'spreekrecht' ingevoerd voor professionele zorgverstrekkers en priesters, die tot dusver vallen onder het beroepsgeheim. Het is een spreekrecht, geen spreekplicht. Artsen, advocaten, hulpverleners en priesters zijn niet verplicht om misbruik bij het gerecht te melden. Zij kunnen het doen. Maar als zij het niet doen, kunnen zij voortaan wel vervolgd worden voor schuldig verzuim. Het beroepsgeheim mag geen alibi meer zijn om te zwijgen over ontoelaatbare feiten ten aanzien van kinderen of bijzonder kwetsbare personen zoals gehandicapten en bejaarden. Tot slot wordt ook kinderporno strenger aangepakt. Het bezit ervan is al strafbaar, maar ook wie er op het internet naar zoekt en kijkt kan nu worden vervolgd. Net voor het verschijnen van dit boek raakte bekend dat onderzoeksrechter Wim De Troy opstapt. Hij kan zich niet verzoenen met de gedwongen overplaatsing van zijn griffier Peggy Coppens. De Troy en Coppens vormen al vier jaar een onafscheidelijk team. Ze hebben een opperbeste reputatie. Ze werken hard en zijn altijd bereikbaar. Een onderzoeksrechter werkt altijd met wisselende teams van rechercheurs en heeft alleen een griffier als vaste medewerker. Een scheiding doet lijden, maar er is meer aan de hand. Peggy Coppens is de levensgezellin van Bruno Bulthé, de procureur des Konings van Brussel. Hij heeft indertijd de zaak over de aanranding van de eerbaarheid en het misbruik van minderjarigen en ook schuldig verzuim in de kerk aanhangig gemaakt en onderzoeksrechter Wim De Troy gevorderd. Vanaf dan heeft de onderzoeksrechter de leiding van het onderzoek overgenomen, maar de invloed van procureur Bulthé zou via Peggy Coppens hebben doorgewogen bij diverse beslissingen, onder meer bij het drastische besluit om het aartsbisschoppelijk paleis, de privé-woning van kardinaal Danneels, de crypte van de Sint-Rombouts-kathedraal en het Vertrouwenscentrum van Peter Adriaenssens te doorzoeken. Bulthé is zelf een gewezen onderzoeksrechter met faam en was de leermeester van De Troy. Hij zou hem de knepen van het vak geleerd hebben. De Troy zou nog altijd onder zijn invloed staan. Bruno Bulthé is zeker niet de eerste de beste. Hij viel op 29 november 1990 binnen in alle vestigingen van de Beaulieugroep van 'boer' Roger De Clerck, die in amper enkele decennia een industrieel imperium had uitgebouwd, onder meer dankzij een grootschalige belastingfraude van 2 miljard oude Belgische frank. Met zeventien teams van de Brusselse gerechtelijke politie nam Bulthé toen drie ton documenten in beslag die op drie vrachtwagens naar Brussel werden gevoerd. De pers was ook toen aanwezig. De codenaam van de huiszoekingen bij Beaulieu was 'Operatie Vliegend Stopsel'. Operatie Kelk was du déja vu. Er is nog meer. In november 1997 deed Bulthé al eens een huiszoeking in het aartsbisschoppelijk paleis omdat de kerkelijke overheid niet wou meewerken in een onderzoek naar pedofiele handelingen van een onderwijzer in het Onze-Lieve-Vrouw-instituut in Sint-Genesius-Rode, ten zuiden van Brussel. De brieven van de ouders van het slachtoffer aan de kardinaal lagen er in het archief. Achteraf bekeken leek ook deze huiszoeking een repetitie voor het grootse vertoon later. De meester en de leerling hebben ook heel wat gemeen. Het zijn flamboyante no-nonsense magistraten en harde werkers, die een hekel hebben aan collega's die grote sier maken. Allebei hebben ze er ook geen probleem mee om verdachten achter slot te zetten, zelfs al heten ze Jan De Clerck, zoon van boer Roger of Luc Vansteenkiste, baas van schuimrubberfabrikant Recticel en voormalige voorzitter van het Verbond van Belgische Ondernemingen, die De Troy arresteerde wegens voorkennis bij de verkoop van Fortis Bank. Zij hebben ook een indrukwekkend palmares. Hun namen zijn verbonden met enkele van de meest ophefmakende dossiers van het Brusselse gerecht van de voorbije twintig jaar. Bulthé behandelde de dossiers van de Hongaarse dominee Andras Pandy en zijn dochter Agnes, die zes gezinsleden hadden omgebracht. Hij stuurde de voormalige VUB-rector Jean Renneboog naar de gevangenis voor de moord op zijn vrouw. Hij legde ook voormalig minister van Defensie Freddy Vreven het vuur aan de schenen voor gesjoemel bij de aankoop van obussen voor het leger. Hij onderzocht de echtheid van honderden arbeidsvergunningen in de vrouwenhandel. De Troy behandelde de dossiers van mensenhandelaars en drugsdealers. Hij leidde het onderzoek naar de vervuiling van de Zenne. Het was ook De Troy die ervoor zorgde dat de drie moordenaars van het gezin van advocaat De Vleeschauwer uit Wemmei in november 2010 zeer snel achter de tralies zaten. Beide magistraten zijn ook recht voor hun raap. Ze hebben lak aan strikte reglementen. Ik heb Bruno Bulthé als onderzoeksrechter nog weten bellen met collega-journalisten en Wim De Troy liet ooit de directeur van de gevangenis van Sint-Gillis oppakken toen hij zijn wagen niet op de binnenkoer mocht parkeren. Tegenstanders van Operatie Kelk in de hogere magistratuur zouden vinden dat de invloed van procureur Bulthé op het kabinet van onderzoeksrechter De Troy via Peggy Coppens blijft voortduren. Zij zouden de voorzitter van de Brusselse rechtbank van eerste aanleg, Luc Hennart, onder druk hebben gezet om De Troy en Coppens te scheiden. Officieel heet het natuurlijk anders. Het team is uit elkaar gehaald in het belang van de dienst. Het zou een loutere managementsbeslissing zijn. Wat er ook van zij, het ontslag van De Troy is slecht nieuws voor de continuïteit van het onderzoek in Operatie Kelk. Het liep al met horten en stoten. Eerst, in volle vakantieperiode, werden de inbeslagnames van honderden dossiers nietig verklaard en moesten ze worden teruggegeven. Die beslissing werd teruggedraaid op 12 oktober 2010, maar nadien toch weer bevestigd in arresten van 22 december 2010 en van 5 april 2011. Sindsdien is het wachten op een definitieve uitspraak. Al die tijd heeft Wim De Troy zijn onderzoek gewoon voortgezet met het risico dat zijn werk voor niets is. Hij heeft er nu blijkbaar genoeg van. Zijn ontslag heeft niets te maken met de overplaatsing van zijn griffier Peggy Coppens. Het heeft te maken met tegenwerking en boycot en blijkbaar ook met bedreigingen. Het onderzoek zal nu door een collega-onderzoeksrechter worden overgenomen. Op die manier dreigt nu ook het onderzoek naar de doofpotoperatie van seksueel misbruik in de Kerk in de doofpot te geraken. Is recht nog recht? |