Beelden aanklikken voor een vergroting

Français - English - Nederlands

Inhoud

dvd 1 en dvd 2
Linken 'Zolang er scheepsbouwers zingen' op youtube
Afrikaans gezegde
Productie -Zolang er scheepsbouwers zingen
Voorstellingen bij de dvd-release (2010)
Woord van dank
Klakske
Het Calimero complex
De machinekamer
Stultivera navis (Het narrenschip)
De kombuis van de documentairemaker (eten wat de pot schaft!)
Et la nave va
Het lied van de witte handschoen
Het lied van de lege pauzehokjes
Het lied van de hoeden en petten
Het lied van het eindeloze begin
Het lied van de kapotte fietsen
Extra: woord vuist lied
Jan Vromman - Prijzen en buitenlandse vertoningen
Jan Vromman - film, theater, kort verhaal
Pers - Zolang er scheepsbouwers zingen
Hulp en steun
Achterblad

dvd 1 en dvd 2 - Inhoud

Zolang er Scheepsbouwers Zingen. Bij de uitvaart van het laatste schip van de Boelwerf in Temse kwam een einde aan de bouw van zeeschepen in België. De documentaire is de kroniek van een industrie, van begin (houten bootjes) tot einde (gesofistikeerde zeeschepen). De saga is tegelijk een brok sociaal-economische geschiedenis. In de plaats van een onbegrensd geloof in groei komen we tot twijfels.

 
DVD 1                          DVD 2

'Zolang er scheepsbouwers zingen' op youtube:

deel 1 - Champagne!
deel 2 - Roes
deel 3 - Zware kop

Extra - Woord Vuist lied

Eerste deel: Champagne !  1829 – 1969 (DVD 1 - 86’)

1995: bedrijfsbezetting, de doodsklokken luiden op de scheepswerf. Deze met emoties beladen constatering, staat  in contrast met het verhaal van groei en bloei van het bedrijf. De tonnenmaat van de schepen neemt toe. Houten bootjes worden gesofistikeerde gastankers. Het aantal werknemers, werfnummers stijgt. Meer dan 3000 worden het er. Op de scheepswerf groeien de schepen van kiel tot kraaiennest, van kop tot kont. Champagne!

Tweede deel: Roes  1969 – 1986 (DVD 1 - 81’)

Het zijn wonderlijke jaren, een rechtvaardiger wereld zou mogelijk zijn, andere sociale verhoudingen… De klassenbewuste arbeider komt niet alleen tegenover de werkgever voor zijn rechten op, maar ook met de officiële vertegenwoordiging van de vakbonden zijn er spanningen. Strijdsyndicalisme wordt overlegsyndicalisme. Tegelijk komt het bedrijf in moeilijkheden. Roes

Derde deel:  Zware Kop  1986 – 1997 (DVD 2 - 83’)

Bijna failliet, faling, bedrijfsbezetting, tweede faling, tweede bedrijfsbezetting, uitverkoop, de laatste schepen… Bij het relaas van dit stervensproces komen de vragen omtrent ‘arbeid en toekomst’. Uit angst onze materiële welvaart te verliezen, durven we ons de vraag naar zinvolle arbeid niet meer stellen. Zware kop

Extra: Woord Vuist Lied - (DVD 2 - 35')

Drie vertegenwoordigers van de sociale strijd hebben het over wat ‘woord’ en ‘lied’ voor hen     betekende en betekent. Ze geloven dat het, net als vroeger, nog even noodzakelijk is een vuist te maken. De wereld is niet beter of rechtvaardiger geworden. Woord Vuist lied

Zolang de leeuwen hun verteller niet hebben,
zullen de jachtverhalen de roem van de jager bezingen
(Afrikaans gezegde)

Productie - Zolang er scheepsbouwers zingen - Inhoud

Teksten, onderzoek, realisatie: Jan Vromman
Muziek: Bart Picqueur
Commentaarstemmen en spreekkoor: Lucas Van den Eynde, Wim Opbrouck, An Miller, Sus Slaets
Camera: Antoine Marie Meert, Philippe Jadot, Hans Meyer, Jan Vromman
Klank- en muziekopname: Omar Perez, Paul Delvoie, Benoît Bruwier, Studio C
Montage: Hans Meijer
Mixage: Studio 5/5, Jean-Jacques Quintet
Producent: Filip Callewaert
Productie: Het Gematigd Zeeklimaat
Archieven: VRT, privécollecties, de Kleine Televisie, De Barst, Amsab
Coproductie : GSARA
Met de steun van Fonds Film in Vlaanderen

Voorstellingen naar aanleiding van de dvd-release in 2010- Inhoud

27 mei - 20:00: Temse - Vertoning deel 1 - Zaal Roxy (Stationsstraat 29)
28 mei – 20:00: Gent  Film–Plateau (Paddenhoek 3)
29 mei – vanaf 16:00: Antwerpen - Cinema Zuid (Lakenstraat 14) vertoning van de volledige trilogie inleiding door Rudi Laermans
31 mei - 19:00: Brussel - Cinema Rits (Dansaertstraat  70) vertoning deel 2 inleiding door Bart De Wilde, Masereelfonds & Geert Opsomer, Rits

Woorden van dank - Inhoud

Dat deze DVD-editie vandaag bestaat, is mede te danken aan onze drie vakbonden. Basismilitanten vallen, in de documentaire, de vakbondsleiders hard aan, maar gelukkig hebben diezelfde vakbonden nog de reflex deze bladzijden uit de geschiedenis niet te verdonkeremanen, de documentaire is een tijdsbeeld, door het verloop van jaren durven de vakbonden boven de oude spanningen en vetes en zelfbescherming gaan staan. Dat is moedig.

Drie mensen: Tinne Bral, Dominique Willaert en Jef Maes hebben, zolang na het uitkomen van de documentaire (1999, jh), deze DVD gewild en mogelijk gemaakt. Ik wil ze hier in het bijzonde danken. Hun enthousiasme maakte van een oud en wat roestig schip weer een vaartuit met dansende dromen in het kraaiennest.

Deze tekst is mijn commentaar bij de documentaire ‘Zolang er Scheepsbouwers Zingen’.

De documentaire gaat over veel mensen: arbeiders, bediendes, vakbondmilitanten, officiële vakbondsvertegenwoordigers, politiekers, vertegenwoordigers van het patronaat. De documentaire bestrijkt een gemeenschap rond een industrie en dus ook Temse en omgeving. Maar in dat verhaal weerspiegelt zich ons landje en zelfs de weg die de wereld gaat. Het ‘wij’ en ‘ons’ is groots aanwezig. We proberen te begrijpen, vat te krijgen op onze wereld. Het is een puzzel met meer dan duizend stukken, die werkelijkheid van ons. We bezitten schrale duplicaten van enkele stukjes en daarmee vormen we het totale beeld, ons wereldbeeld.

Alles begon met twee schepen in het droogdok. Met het aanschouwen van magazijnen als industriële kathedralen. Er waren machines als reuzen, verdiepingen vol bureaus en bureaulandschappen, kranen, hellende vlakken, er was het enorme droogdok en de overweldigende nabijheid van de Schelde. We bekommeren ons om een huis van Horta, om een oude muziekpartituur en ijveren voor het voortbestaan van een volksgebruik. Maar hoe springen we om met het industrieel en sociaal erfgoed? Onze wereld is met handen en werktuigen gemaakt, is het resultaat van arbeid en precies het verhaal van die arbeid komt nauwelijks aan bod. Evoluties in mentaliteit en techniek zijn intiem met elkaar verbonden.

Boven alle oordeel staat de ‘documentaire/historische’ waarde van ‘Zolang er Scheepsbouwers Zingen’. Het is hoe dan ook een museum vol stemmen en beelden. De documentaire is ‘het’ museum van een industrie.

Luister, de scheepshoorn klinkt diep en lang en hartverscheurend.

Jan Vromman

Klakske - Inhoud

Op een morgen in 1995 hadden ze het op de radio over een bedrijfsbezetting van de Boelwerf in Temse. Ik besloot er naar toe te rijden. Ik wist niet waar Temse lag. Waarschijnlijk was het nieuwsgierigheid, ik wou schepen in een droogdok (daar hadden ze het op de radio over) zien. Schepen, hoog als een flatgebouw, lang als een straat.

De brug over de Schelde, de scheepswerf in de verte (kranen, loodsen), het stadje bij de kade en tenslotte het portierskot. Verder kwam ik niet. Ze lieten mij er niet in. Ik dacht het goed met hen voor te hebben, maar ik kon retour naar Brussel! Het gaat over veiligheid, diefstalpreventie, omgaan met de media… Een bedrijfsbezetting van zo’n omvang is een ingewikkelde zaak, dat begreep ik pas later. Het was de tweede bedrijfsbezetting en ze duurde al zeer lang. Mensen staan op het punt een werk te verliezen waar ze van houden en vooral - en dat is misschien nog ingrijpender - ze gaan elkaar verliezen. Onmiskenbaar ervaar je het: je staat op een berg emoties. Zo rolde ik een saga binnen, de documentaire ‘Zolang er Scheepsbouwers Zingen’ (maart 1999) was het eindresultaat. Meer dan tijd geven aan de tijd kon ik niet doen. Het is moeilijk te vertrouwen op wat niet te controleren is, maar dit is misschien het enige wat we echt kunnen leren.

De bedrijfsbezetters hadden mijn Spaanse baret opgemerkt, daar zijn ze gevoelig voor, voor hoeden en petten. Bij mijn volgend bezoek aan de portiersloge hadden ze het al over mijn ‘klakske’. Ik werd Klakske. Zo herkenden ze mij vanuit de verte op mijn vele zwerftochten over de hectaren grote werf. Ik krabbelde notities neer, maakte foto’s, las naambordjes en affiches. Woorden doken op: buizenleggers, monteerders, argon, platenpark, … Ik sprak iedereen aan. De dirigent van de boelwerfharmonie, de bibliothecaris, de vakbondsafgevaardigden, de man van de veiligheid, de schipper, de man van de pompenkamer, de stellingbouwer, …  Ze werden een gezicht, een stem. Voor hen werd ik die rare snuiter uit Brussel die zich hun verhaal aantrok en een klakske droeg.

Ze trakteerden mij sneller dan ik hen kon trakteren, maar ik was niet een van hen. Ik sprak hun dialect niet. Ik was geen werkmanskind. Iemand die ik toen ontmoette, Jan Cap, was wel een werkmanskind. Zijn vermogen om ingewikkelde zaken eenvoudig en helder te zeggen overweldigde mij. Cap schreef in zijn boek ‘In naam van mijn Klasse’ over het ontstaan en de groei van zijn engagement en bewustwording. Zijn taal is een taal van binnenuit, het kan mijn taal niet zijn. Er is niets beters of slechters aan dat statuut van werkmanskind, maar er is iets slechts aan mensen die met de glimlach en vol attenties hun collega’s kaderleden en superieuren begroeten, terwijl ze de poetsvrouw minachtend en onverschillig behandelen. Een vrouw die in de keuken van een kinderdagverblijf werkte, vertelde mij hoe ze braafjes bijdroeg aan collectes i.v.m. cadeautjes voor de kinderverzorgsters (huwelijk, geboorte, …) maar dat ze zelf nooit in de bloemetjes werd gezet. Twintig jaar trouw gekookt en opgeruimd en geen enkele collecte voor haar… Onrechtvaardigheid kan ondraaglijk zijn in z’n banaliteit.

De tijd van Boelwerf en de grote bedrijven lijkt voorbij. Er kan niet meer over ‘de’ arbeider, ‘de’ patroon of ‘de’ bediende worden gesproken. Het klassenbewustzijn is afgebrokkeld. Enkelen verdienen buiten proportie veel, anderen geloven dat het mogelijk is vooruit te komen, een centje meer te verdienen dan de naaste. Weer anderen liggen wat verslagen in de touwen en ondergaan de arbeid. Voldoende loon voor een schamel bestaan en een mager pensioen. In het grootste deel van de wereld wordt arbeid op een schandalige wijze uitgebuit. Het maakt ons eenzaam in het werk. We werken zo solo mogelijk samen. Vroeger kon een loodgieter niet alleen werken, maar nieuwe technieken laten dat nu wel toe. Dat is goedkoper. Het is de praktijk. We gaan er van uit dat het nu eenmaal zo is en niet anders kan. Mak zijn we en bang en fatalistisch.

Het Calimero complex - Inhoud

Toen Renault in Vilvoorde sloot, was ik bezig met de montage van de documentaire. De dag dat de sluiting op zo’n decadente en wrede wijze werd aangekondigd, reed ik naar Vilvoorde. Wat daar op mij afkwam, valt moeilijk te beschrijven. Verslagenheid, machteloosheid, opgekropte woede. Ik zag mannen wenen, vloeken. Ik bekeek de montagehal, alles leek er nieuw, hoogtechnologisch. Auto’s stonden te glanzen op de band. Ze toonden mij een bord waarop de productiviteit van de arbeiders in Vilvoorde hoog stond in de ranking van Renault-plants. Ik heb even gefilmd, maar toen kon ik niet meer, het was mij teveel. Ik was er niet klaar voor weer in een groot verhaal te duiken. Tegelijk dacht ik: er moeten minder auto’s komen. Auto’s bezetten pleinen, straten; nemen de publieke ruimte in beslag. Altijd maar meer auto’s, altijd maar bredere wegen. Auto’s zijn een aanslag op de kwaliteit van het leven. Hoe minder auto’s er van de band rollen, hoe beter! Weg met Renault, weg met alle autofabrieken. Natuurlijk verwijst de sluiting in Vilvoorde niet naar minder productie, alleen naar: elders en goedkoper. Het is allemaal uiterst verwarrend. Meer verkoop van auto’s is:  werkgelegenheid, massa’s inkomsten voor de overheid, werk voor constructeurs van booreilanden (Boelwerf bouwde het drijvend boorplatform Yatzi!), inkomsten voor garagisten, pomphouders, verzekeraars, opleidingscentra, …  Er hangt zo’n immense economische activiteit samen met auto’s. Er worden oorlogen voor het zwarte goud uitgevochten. Deze wereld kan het niet aan, zo stel ik mij dat voor, dat meer en meer auto’s. We hebben het verzadigingspunt bereikt. Lawaai, stank, onveiligheid, drukte. Hoe opkomen voor ‘minder’ en tegelijk welvaart, werkgelegenheid op peil houden? Hoe betaalt de overheid sociale, educatieve, culturele en verzorgende projecten zonder ‘meer’ en ‘groei’?

Klein voelde en voel ik mij tegenover grote kwesties.

Het wat overmoedig plan het verhaal van een industrie te brengen, van ontstaan tot vergaan, kwam pas toen ik al enige weken naar Temse trok. Het potentieel was overdonderend, het raakte aan macro-economie, evolutie in technische ontwikkeling, geschiedenis van sociale strijd, politiek gemanoeuvreer. Boelwerf was al vaker ‘nieuws’ geweest. Nieuwsberichten brachten het verhaal in losse flodders. Soms was er wel enige duiding maar het bleef actualiteitsgebonden. Daarbij pretenderen nieuwsmensen ‘louter te informeren’ en ‘geen standpunt in te nemen’. Dat dit natuurlijk onmogelijk is, weten ze ook wel. Als een kind aan de voet van een berg stond ik. Dat ik het pad ben gaan bewandelen, met alleen de verwondering als uitrusting, zou de toon voor de vorm zetten: het expliciet verduidelijken van die rol van ‘klein wezen’ tegenover een ‘reusachtige en complexe materie’.

Op de Boelwerf was alles mogelijk, de getuigen liepen er nog rond of woonden in de omgeving. In de grootkeuken werd door de bezetters soep gekookt, de installaties werden onderhouden. In de kelders was het archief van de werf aanwezig en de bibliothecaris toonde mij de prachtige maquettes van schepen. Op de tekentafels lagen de plannen van schepen uitgespreid en het vulpotlood was op het einde van een getrokken lijn blijven liggen. De kamerplanten kregen water.  Zou ik in staat zijn ‘hun’ verhaal te vertellen? Ik wist niets van vakbonden of schepen of staatskredieten af. En die ‘wafelijzerpolitiek’, wat was dat ook al weer? Ik voelde mij zoals Calimero die zegt: “Zij zijn groot en ik is klein en dat is niet eerlijk”.

Waarschijnlijk maakte die sympathie mij soms wat blind of vooringenomen. In een artikel in ‘De Standaard’ stond het als milde kritiek: ‘Door het hele verhaal voel je hoe Vromman opkijkt naar de scheepsbouwers en hun arbeid. Hoe hij ook met het strijdsyndicalisme sympathiseert…’ (Bart Dobbelaere, 12/03/1999). Ik geloof niet dat betrokkenheid het vertellen van een verhaal noodzakelijk saaier maakt.                                  

Het verhaal van de documentaire is dan ook weldadig subjectief. Geëxpliciteerde subjectiviteit is nog altijd verkwikkender dan het voorwenden van iets onmogelijks als ‘objectiviteit’. Ik toon mijn weg van vallen en opstaan, mijn ‘proberen te begrijpen’. Het maken van de documentaire was als het afleggen van een weg, een leerproces; dat geef ik door aan de kijker. Iets kwam in de plaats van de vele twijfels: de bereidwilligheid van velen. Ik wou de muzikanten van de Boelharmonie weer samenbrengen… Wel, daar stonden ze, ze deden hun uniform aan en namen hun instrument op, enkelen hadden het spelen niet eens meer in de vingers. Vertrouwen krijgen en geven, dat is iets als eten en drinken voor een documentairemaker. Betekenissen ontstaan buiten de wil van de documentairemaker om. Beelden zijn sprekender dan te verwachten. De toon waarop iemand spreekt, zegt meer dan de inhoud van zijn woorden. Er was geen weg terug. Die ‘zovelen’ kon ik niet ontgoochelen.

Ik had de ex-patroons van Boelwerf voor de camera. Het was toen ‘hun’ bedrijf niet meer, maar het bleef toch in hoofdzaak ook hun verhaal. Het zijn machtige mensen en ze hebben het druk, maar ze namen tijd voor mij. De vragen die hen in verlegenheid konden brengen, kende ik onvoldoende. Het is niet eens zeker dat ik ze had durven stellen. De ‘boelbazen’ kenden de antwoorden op elke vraag, ik speelde op hun veld. Er werd een kwaliteitsvolle camera gebruikt en de belichting was netjes. Een brandblusapparaat werd uit het beeldkader geschoven. Een plant kreeg een voordeliger plaats in het decor. De bezetters van de Boelwerf had ik met veel minder zorg gefilmd, sneller, spontaner. Binnen de internationale context van het marktgebeuren waren vader en zoon Saverys waarschijnlijk goede ondernemers. Scheepsbouw werd hier ten lande verlieslatend, ze zijn dan maar andere activiteiten gaan ontwikkelen.

Argumenten en tegenargumenten kregen de nodige plaats en ruimte, alle belangengroepen (vakbonden, overheid, …) hadden hun spreektijd. Later, in de montage kon ik de context bepalen en van mijn onwetendheid een kracht maken. Laten we het hier over ‘combinatorische magie’ hebben, montage is niets meer dan dat. Is dit onfair? Demagogisch? Misschien, maar in een wereld waar de machtigen de marionet van de media manipuleren, kon die kleine tegenbeweging zeker geen kwaad. Meer dan een vlieg die even aan de neus van de macht kietelt, kon ik niet zijn. De VRT bezorgde mij de archiefbeelden maar wilde de documentaire niet uitzenden.

De machinekamer - Inhoud

Matrozen zijn klein in de machinekamer van een schip. Weinig mensen doen geweldig grote machines draaien. Wat moet arbeid zijn en worden? Dit is misschien de kwestie die het meest pertinent bovendrijft bij een terugblik op dit documentair avontuur. Hoe kunnen we de arbeidsvoorwaarden verbeteren? De gewezen hoofddélégué van Boelwerf Temse, Jan Cap, zei het eenvoudig: “arbeid moet producten leveren die zinvol zijn voor de gemeenschap, voor de mensen”. Het is alsof we zo’n krachtige en eenvoudige beschouwingen niet meer aandurven. Nog meer zwijgen we over arbeidsvreugde en zingeving. Als arbeid geen sociaal gebeuren mag zijn, dan is er toch iets grondigs fout met onze opvatting over wat arbeid is. Misschien is dit een taboe van deze tijd. Arbeid is vooral nog de status die verbonden is met de hoogte van de verloning. Over nut en zin van onze arbeid nadenken, lijkt wel iets onbetamelijks. Wat verdienen we te verdienen? Hoe kan het realiseren van goede en mooie dingen voor de mensen (kwaliteitsvolle scholen, groene ruimtes, restauratie van oude gebouwen, …) mensen aan het werk zetten, zonder dat loondruk de realisatie van al dat fraais verhindert. Er is geen logica wat betreft verloning van arbeid. Alles is chaos. Hoe kunnen we verloning afstemmen op inzet, creativiteit met daarmee verbonden de kritische reflectie op wat we doen en waarom we het doen? Hoe kunnen we van arbeid weer een sociaal gebeuren maken? Het leek eenvoudig: groei zou zorgen voor werkgelegenheid en middelen voor de overheid en koopkracht voor de werknemers. Maar nu groeien we zo scheef…

Ik herinner mij een man die altijd maar in de straten van het dorp rondlummelde. Een lapzwanser was het, liever lui dan moe. Hij sprak iedereen aan en verscheen in alle cafés en keukens (even voor etenstijd). Hij bestond uit grollen en grappen en informele nieuwsberichtjes en roddels. Zijn waarde is natuurlijk onschatbaar. Het is bindstof in het weefsel van een gemeenschap. Hij heeft recht op de mooiste plaats aan tafel en de beste wijn.

Stultifera Navis (het narrenschip) - Inhoud

In 1494 publiceerde Sebastian Brand ‘Das Narrenschiff’. Het was een lang satirisch en moraliserend gedicht. De schrijver koppelt 110 dwalingen aan evenveel soorten gekken. Enige hoofdstukken zijn verbonden door een schip dat naar Narragonia vaart, het eiland voor de narren. Er wordt verondersteld dat de oorspronkelijke illustraties van Albrecht Dürer zijn. Brand schreef als een conservatief man. De gekken waren degenen die het rechte pad van godsdienst en staat verlieten.

Welk spoor volgen wij? Soms voel ik, net als Sebastian Brand, een drift tot moraliseren. Ik wil aanklagen, veroordelen. Ik zoek ‘de’ vijand: kapitalist, imperialist, grote aandeelhouder, oliebaron… Nestlé en Monsanto en Cargill en InBev en Apple en Google en GM en Shell en…  Alle monopolies en globaliserende economische systemen moeten voor de bijl. In café ‘Lazarus bvba’ verban ik met één gebaar deze economische wanorde naar het narrenschip, in de hoop dat het roemloos vergaat. Maar dan zie ik de grote spiegel aan de muur achter de tapkraan en herken die ’vijand’ in mijzelf. Hij zwaait mij toe, lachend. Hij wil groeien, winnen, de andere voorbijsteken. Hij wil zijn job beschermen, autorijden, het vliegtuig nemen… Enige nederigheid is op zijn plaats.  Ik lig in de stoel van de tandarts met mijn mond open, met vertrouwen in de technologie en de ziekenkas. Vergaat het ons dan zo slecht?

Welkom aan boord. We feesten, maar het doemdenken heerst: het idee van een mogelijk einde. Het einde van de rechtoplopende aap. Vaarwel kameraad Homo Sapiens. Het lijkt menens nu: Migraties, wapenwedloop, nakend olietekort, opwarming van de aarde, voedselproblematiek, overbevolking, verschralen van de biodiversiteit. De burgervader zet overal bankjes neer voor de wandelaars maar het verkeer raast op enige meter voor die bankjes voorbij. Die bankjes staan daar zo tragisch en nauwelijks gebruikt oud te worden. Hoe valt er te genieten in dat lawaai, in die stank? Het roet legt zich op de blaadjes van de plant in de bloembak naast het bankje. Ben ik dan overgevoelig, smaak ik alleen de uitlaatgassen op mijn tong en lippen? Het is een nerveuze gewelddadige samenleving, in mijn buurt meer apotheken dan bakkers. Terroristen schieten op martelaren en omgekeerd. Fotomodellen die er uitzien als koele meren des doods stelen de show. Op dit narrenschip vertoef ik, de gangen lijken een labyrint. Op deck -7 kwam deze documentaire tot stand. In de werkkamer met de montagetafel hield het gestamp van de motoren mij wakker. Soms zette ik een fles met vuurwater aan de lippen.

Zicht vanuit mijn slaapkamer: de nacht door baadt de lege parking van de Aldi in een zee van licht en de grote Aldi ‘A’ is als de ster van Bethlehem. De echte sterren met hun zacht gefonkel zijn niet meer zichtbaar. Mijn oog is geen vrede gegund. Heb ik als burger verweer tegen lichtbezoedeling? Wat is de rol van de kunstenaar? Hij treurt over de dictatuur van de Veluxramen. Hij gelooft niet in de hegemonie van het formaat A4 (was ‘folio’ dan geen mooi formaat?). Hij detecteert het hypocriete in verband met het opfrissen van een rij deftige oude herenhuizen langs een straat waar het verkeer ononderbroken voorbij raast, want wat is leefkwaliteit? De onderleggers in het restaurant zijn bedrukt met reclame en een onrust voor het oog. Radiostemmen roepen, televisiestemmen zwepen op, reclameboodschappen omcirkelen als rovers de informatie op zijn computerscherm. We leven in een dictatuur, de dictatuur van het banale, het alledaagse. Er is een aanslag op het zinnelijke. Het ontwaken van het zintuiglijke is vanzelf antiglobalistisch.

Als een ketel onder te hoge druk, zo ervaar ik de wereld. Waarschijnlijk zijn we stilaan met teveel mensen. In het ruim van ons narrenschip staat een boksring. De loontrekkenden treden aan en leveren hun gevecht. De toeschouwers roepen en eten en zuipen en een mannetje met een te zwaar waterhoofd (soms kantelt het een kant op als een voorwerp dat valt) zit in een hoekje naar zijn vingernagels te staren.

De kombuis van de documentairemaker (eten wat de pot kookt!) - Inhoud

We gaan koken. Op mijn tafel staan de ingrediënten.

(Later verorberen we het wit konijn, met z’n allen, het sudderde twee uur in patersbier)

Ik wou dat de kijker begreep hoe een schip werd gebouwd. Hij moest als het ware het gewicht van de stalen platen ondergaan. Hoe zou hij anders het leven van een scheepsbouwer kunnen aanvoelen? Ik wou dat hij begreep hoe een schip vroeger werd gebouwd en hoe de technieken evolueerden. Al is dat onmogelijk, ik wou de dingen tastbaar maken, de toeschouwer binnenlaten in de realiteit van een industrie. Mijn aandacht ging naar een zorgzaam omspringen met documenten. Er is vertrouwen in het document, door het document zichzelf te laten zijn, ontstaat een verdichting, meerwaarde.

Maar al dat nobel streven zou een kunstenaar onwaardig zijn. Een kunstenaar is niet rationeel, kunst schuurt, is radicaal. De documentairemaker kan maar kunstenaar zijn als hij zich vrij voelt, als hij onverantwoordelijk durft te zijn. Informeren zou niet wezenlijk zijn voor kunst. Een kunstwerk overstijgt de som van de lagen informatie. Kunst is het astraal lichaam van het bestaan. Het gaat om beelden en klanken, zich zo beroepen op woorden (interviews, commentaar, titels), zou zwak zijn. Literaire vormen sluipen in een audiovisuele vorm en dat is dan onzuiver. Kunst moet ‘gehalte’ zijn en nooit een louter draagplank voor ‘inhoud’. Deze documentaire in drie delen draagt een groot gewicht aan inhoud naar de kijker, dat is zo, dat is niet te ontkennen. Daarbij is deze documentaire ‘schuldig’ aan iets veel ergers: er wordt een standpunt ingenomen, er wordt aangeklaagd, in vraag gesteld… En dat, dat leidt tot moraliseren en moraliseren is vandaag uit den boze. Ik poog een schoolmeester, een ideoloog én een journalist te zijn die niet alleen doorgeeft wat hij weet, maar ook wat hij aanvoelt. De bezorgdheid om begrepen te worden, leidt zelfs tot een stevige dosis conventionaliteit. Het weze zo. Leve de schooltelevisie! Maar er is meer aan de hand. Mensen kunnen maar vrij zijn als ze weten. Als ze via informatie en debat stilaan tot inzichten komen. Dan pas wordt democratie mogelijk. De kunstenaar zou de werkelijkheid tonen, maar dit lijkt mij onvoldoende. Het gaat om het tonen van een kritiek op de werkelijkheid. Niet vanuit een ‘neen’ of ‘ja’, maar vanuit een standpunt. Beweren niet te oordelen en geen standpunt in te nemen is liegen. Dat de kijker alleen maar ondergaat en in de greep is van gevoelens kan niet. Een kunstwerk is ook een denkomgeving. Informatie heeft er zijn plaats. Iemand als Bertold Brecht baseerde er zijn oeuvre op.

Er is tijd opgeëist. Een verhaal van een industrie vertellen, een verhaal over zoveel mensen en zo’n lange tijdsspanne vertellen; dat doe je niet in pakweg 45 minuten. Een geraamte volstaat niet, het geraamte moest zijn vlees en bloed krijgen. Wat is dat een droogdok, een staking, wat zijn dat sociale verkiezingen? Het kon niet anders dan een lang verhaal worden, ook al hypothekeert zo’n keuze kansen op distributie .

Het zijn allemaal trucjes van de foor. Soms ligt muziek als een sausje boven de beelden (iets wat ik normaal verfoei). Overvloedig is ook het gebruik van archiefbeelden… In de zak met de ingrediënten tot vertellen werd gretig gegraaid. Er is gekozen voor communicatie (begrijpbaar en boeiend genoeg vertellen) en voor verantwoordelijkheid (met bewustzijn van de waarde van ‘het document’, de juistheid van de feiten).

Er werd gefilmd zonder veel systeem of scenario. Een wildgroei aan stijlen en beeldformaten moest één adem krijgen. De documentaire zou, naar analogie met de Griekse tragedie, uit drie delen worden opgebouwd, drie bedrijven: groei, bloei en verval. Noodlot en tragiek slaan meer en meer toe. Protagonisten en antagonisten, dat heeft een tragedie nodig, hier: de werknemers en basismilitanten tegenover de werkgevers, politiekers en zelfs tegenover de vakbonden. Daarbij werd, om ‘poëtische’ reflecties een plaats te geven, beroep gedaan op een spreekkoor (weer die Griekse tragedie!). Eén van de stemmen moest klinken als een arbeider en niet als een acteur. De maker toont zichzelf en koppelt aan die beelden zijn eigen stem. De stem wordt  dan een ‘inwendige monoloog’. Daarmee zou hij een expliciete vorm geven aan zijn onmacht tegenover de zo grote materie en zou de naïviteit een plaats krijgen en kracht worden. Dan zijn er nog de twee stemmen die commentaar geven: een stem krijgt de meer neutrale teksten, een andere de meer kleurrijke teksten. Het ‘nu’ was toen 1995, het was de bedoeling dit ‘nu’ voortdurend aanwezig te laten zijn, ook al werd het verhaal chronologisch verteld. We bleven altijd (de drie delen lang) bij de bezetters in die maanden voor de sluiting van de scheepswerf. Het was een complexe zaak, dat ‘nu’ en dat ‘historisch overzicht’ voortdurend in elkaar te schuiven, zonder verwarring te scheppen.

Er werd een componist bij betrokken die muziek creëerde die de gewezen boelwerfharmonie, naast stukken uit het oude repertoire, zou brengen. We brachten de mensen van de boelwerfharmonie samen, er werd gerepeteerd en gefilmd.

Een spontaan initiatief werd een grote onderneming. Schrijven, bijfilmen, herschrijven, nog wat bijfilmen, zoeken naar een gepast archieffragment, maanden en maanden monteren.

Frans Buyens, een cineast die ik bewonder omwille van zijn eigenzinnigheid, engagement en verbeelding, is uit Temse afkomstig. Ik had het met hem over het opzet van deze documentaire. Hij vond dat ik het internationaal moest aanpakken. Marseille, werven in Korea, … Ook distributeurs dachten zo, ze suggereerden dat een internationale aanpak de kansen op distributie zou vergroten. Ik bleef in Temse. Het grote zit in het kleine, meer nog het kleine staat voor het grote. Pars pro toto. Wat ik meemaakte was al groot genoeg.

De documentaire ‘Zolang er Scheepsbouwers Zingen’ is zeker een echt document. Of het dan ook, ongewild, een kunstwerk is, dat doet er dan eigenlijk niet toe. Schoonheid is de juiste keuzes maken. Als een personage in een film van P. P. Pasolini in een beerput valt, dan is dat mooi en juist in beeld gebracht; met liefde voor de personages en het verhaal, met generositeit tegenover de gehele mensheid. Ik weet niet of de juiste keuzes altijd werden gemaakt. Maar er zit schoonheid in de documentaire én generositeit, daar ben ik wel zeker van, daar ben ik trots op.

E La Nave Va - Inhoud

Laten we in België ooit maar weer een zeeschip bouwen. Een mooi schip, een groot schip, een rank schip. Een ecologisch schip omdat het weer een stelsel van zeilen gebruikt in combinatie met zonne-energie. Het systeem van masten en ra’s en gaffels en stagen en stengen zal een geheel nieuwe vorm krijgen en veel wordt elektronisch gestuurd. Een revolutionair concept! Maar we zullen trots zijn op ons werk. Misschien komt één van de ontwerpers uit Narragonia. Het boegbeeld is androgyn.

In 1983 maakt Federico Fellini de film ‘ E La Nave Va’ die aangekondigd werd als: ‘de uitvaartreis van een  operazangeres, beroemd om haar goddelijke stem, die haar as uitgestrooid wou zien bij haar geboorteplaats’. In de film bevindt Europa zich aan de vooravond van de eerste wereldoorlog. Op het schip is de fine fleur van de samenleving verzameld en deze machtigen geven zich over aan excentriek en weinig verheven gekonkel. De standentegenstelling: bootarbeiders - luxe passagiers komt prachtig in beeld. Tegelijk worden de passagiers overvallen door de stank van een door verliefdheid ziek geworden neushoorn die in het ruim aanwezig is. Er zijn er die beweren dat het dier verwijst naar de ongesteldheid van Europa op dat ogenblik. Een groep van schipbreukelingen, verstekelingen wordt ontdekt. De reis eindigt met een bomexplosie en kanonvuur. Zoals gewoonlijk krijgen we een portret van de wereld, maar hier met een angstaanjagend einde. Ja, waar vaart ons schip naartoe?

Het lied van de witte handschoenen - Inhoud

Ze voelden het daveren, hoorden het kraken
Het ging door merg en been
Daar liep een schip af, schoof van de helling
Maar buiten de maat klonk niet één

Zie de dirigent staan blinken
Naast een chique pelsen madam
Haar fijne hand in de witte stof
Van de handschoen rond zijn werkershand

Ze voelden het daveren, hoorden het kraken
Het ging door merg en been
Daar liep een schip af, schoof van de helling
Maar buiten de maat klonk niet één

Daar gaat mijn schip, zegt de Boelbaas
Daar gaat mijn schip, denkt de koper, de reder
Maar een werfnummer-trommelaar durft al zeggen:
“Wat daar op het water ligt, is ons werk, ons zweet”

Het lied van de lege pauzehokjes - Inhoud

Ze aten er hun boterhammen op
De pauzehokjes naast het bouwdok voor de schepen
Den Duits, De Rooie, de Vuilen Bock

Het was er niet warm in de winter
Zo zonder façade, zonder deur
Maar samen waren ze, de koffie heet
En babbelen: “Gij kalf, het staat in de gazet”

Ze dronken er hun thermos leeg
Rust, verlost van het gedonder der machines
De Lange Verwaest, den Turk die liever zweeg

Het was er te warm in de zomer
Zo zonder façade, zonder deur
Daar zitten, zomaar zitten
De helm, geel van kleur, op de tafel gezet 

En als dessert, chocola’ met hazelnoten
Soms dachten ze, zonder het te zeggen:
“Goed dat we elkaar nog kunnen kloten”

Het lied van de hoeden en petten - Inhoud

Laat ons deze historie schrijven met hoeden en met petten
Vooreerst veel klakken en één buizenhoed om op het hoofd te zetten
Het kokette hoedje van de meter van de olietanker

Delicaat vervat in haar verzorgd coiffuur
De muts van de trommelaar, de helm van de lasser
De koning die de Zaat bezoekt, een onbevlekte witte helm

Die van de vakbond rood, groen en blauw
met stoere stickers op
Een hoofddeksel is kleur bekennen

Laat ons verhalen van de hoeden en de petten
Ieder draagt met trots zijn schedeltooi
De ene incasseert, de andere dicteert de wetten
 

Het lied van het eindeloos begin - Inhoud

Je steekt gewoon de stekker in
En de molen gaat weer draaien
De slang bijt in zijn staart
En de boer begint het zaaien 

De bedienden draaien rond het kaderlid
De kaderleden rond de directeur
Die knikkend voor de aandeelhouder zit
Die rond de beurspot draait

Zo is voorlopig nog het eindeloos begin
Je steekt gewoon de stekker in

Het lied van de kapotte fietsen - Inhoud

De fietsen waarmee de werfnummers
Over hun werf reden zijn kapot
En niemand weet begot wie hun oud karkas zal kopen

Maar daar kwam dan de snelle fietsenzot
Hij ging met alle bellen lopen



Extra - Woord / Vuist / Lied (DVD 2) - Inhoud

Drie vertegenwoordigers van de sociale strijd hebben het over wat ‘woord’ en ‘lied’ voor hen betekende en betekent. Ze geloven dat het, net als vroeger, nog even noodzakelijk is een vuist te maken. De wereld is niet beter of rechtvaardiger geworden.

De bescheiden documentaire Woord / Vuist / Lied is ook een vervolg op ‘Zolang er Scheepsbouwers Zingen’. We zien er het terrein waar vroeger de werf was. In 2009 is het een woonwijk voor luxe-appartemten en is er een schuchter begin gemaakt van een ambachtelijke zone. Een kunstwerk op een rond punt en straatnamen herinneren aan de scheepsbouwindustrie.

We vinden Jan Cap en José De Staelen terug. Ze gaven met vele anderen vorm aan de sociale strijd op de Boelwerf in Temse. Beide zijn autodidact. Jan Cap leerde op een overtuigende wijze het woord nemen. José De Staelen werd zowat de voorzanger van de sociale strijd. Zingen en spreken gaan van hart naar lippen en zijn verankerd in een leergierigheid en een echt contact met de noden van de werknemers. In deze documentaire spreekt Jan Cap over zijn ervaring. José zingt enige liederen die hij, terugblikkend, zelf schreef. Het is Frans Wuytack die de bouwstenen ‘Woord’, ‘Vuist’, en ‘Lied’ in een breder kader plaatst.

Zonder enige financiële steun kwam deze documentaire tot stand en was een initiatief van Ellen Vermeulen, Jef Maes en Jan Vromman. Victoria Deluxe uit Gent zorgde voor de promotie, verzorgde een DVD-editie en staat in voor de distributie.

Realisatie, productie en ©: Ellen Vermeulen, Jef Maes en Jan Vromman, België, 2009  / Duur: 35’ 40”  / Formaat: 4/3 – PAL
Geluid: Nederlands, geen ondertitels.

Jan Vromman: Prijzen en buitenlandse vertoningen - Inhoud

- Montevideo Film Festival - Uruguay (2000)
- 1ste prijs en prijs van de kritiek
- Houston WorldFest - Texas - USA (2000)
- 3de prijs competitie
- Europees Filmfestival van Brussel (2000)         
-
Ljubliana Filmmuseum - Slovenia (2000)
-
Ekotopfilm  - Bratislava - Slovakije (2000)
-
4th Saoul Labor film Festival - Korea (2000)
- Rastgele int. Film Festival - Foça (2000)
- Int. 1001 Doc. Film Fest. Istambul - Turkije (2003)

Jan Vromman: Film, theater, korte verhalen, lesgever - Inhoud

Film (scenario en realisatie)

- De zege van de slang, fictie, 1985
- AVVI WK, een scenario., documentaire, 1988
- Gent 10 juni 1989., portret dansgroep, corealisatie met Alain Platel, 1989
- Omnium Gallorum fortissime cantant Belgae, documentaire, 1989
- Le petit jeune homme de Binche, documentaire, 1992
- De kunst van het boomhakken, documentaire, 1993
- Tien formules om de. duivel te bezweren, fictie, 1997
- Zolang er scheepsbouwers zingen, documentaire, 1999
- La Esterella immer schijnen., docu, corealisatie met Hans Roels, 2001
- De stoel waarop ik zit., dvd project, 2003
- De stoel links van mij: 12 titels
- De stoel rechts van mij: 43 titels
- De wachtkamer, corealisatie met Luc Gobyn
- I Love You, My World, fictie / documentaire, 2005
- Vrouwelijk Meervoud/ Féminin Pluriel, expo/dvd project, 2006
- Het dagelijks brood: 16 titels
- Ontplooien: 19 titels

Theater (auteur en regie)

- Het verloren hojke, 1988
- Superbarrio, 1992
- De aftelling., 1993
- Saint Jean Baptist de Garagist, 2000
- De Baan naar Rijsel, non-stop show, 2008

Korte verhalen

Voor een kleine prijs is veel te koop en al de rest is gratis, Epo, 2003

Lesgever documentaire aan de hogescholen Rits (Brussel) en KASK (Gent)

Pers - Zolang er scheepsbouwers zingen - Inhoud

De Vlaamse cinema heeft zijn eigen ‘Titanic’. (…) Ergens onderweg formuleert de filmmaker zijn uitdagend credo: ‘de meest revolutionaire vorm van televisie is schooltelevisie’. Uitleggen in plaats van louter amuseren dus. De nachtmerrie van vele hedendaagse beeldenfabrikanten, maar ongetwijfeld de enige manier om, zoals ‘Zolang er scheepsbouwers zingen’, een glimp te tonen van de abstracties die de wereld doen draaien. Herman Asselberghs - De Tijd 25 september 1999

Er zijn in België in het verleden maar twee gelijkwaardige films gemaakt: Joris Ivens met ‘Borinage’ in 1933 en Frans Buyens met ‘Vechten voor onze rechten’ in 1962. (…) Op het eerste gezicht lijkt Vromman te kiezen voor een vrij traditionele aanpak, maar Vromman die voordien vrij experimentele video’s maakte, verweeft ook minder klassieke elementen in zijn film. Bart De Wilde - Samenleving en Politiek - jaargang 6 (1999), nr. 8, p. 47-48

Sublieme documentaire over de scheepsbouw, Jef Maes – Solidair – nr. 16 - 21 april 1999.

Emoties laaien op bij première. De Streekkrant (Waasland) - 18 maart 1999

Het is uitzonderlijk dat een poging wordt ondernomen om het volledige verhaal van een industrie te vertellen. HDL - Het Volk -  6-7 maart 1999

Gezien de overweldigende veelheid en het uiteenlopend karakter (technisch zowel als inhoudelijk) van zijn beeld- en klankmateriaal had Vromman er een zootje van kunnen maken. Het tegendeel is waar. Alle elementen passen perfect in mekaar. De documentaire sleept je voortdurend mee zodat de lange duur ervan je nauwelijks opvalt. Jan-Pieter Everaerts - Film & Telvisie -  nr. 492, mei 1999

Failliet Boelwerf is Grieks drama. Een levend museum maken over de verdwenen Boelwerf; dat was de bedoeling van filmmaker Jan Vromman. Olivier De Lamper - Magazine ’t Stad - 25 september 1999

Zolang er Scheepsbouwer Zingen’ heeft het over macht en onmacht, geldstromen en sociale strijd. Sylvain Luyckx - Het Nieuwsblad - 4 maart 1999

Op televisie moet het altijd maar korter tegenwoordig. Dan doet Jan Vromman precies het tegendeel… (…) ‘Zolang er Scheepsbouwer Zingen’ beschrijft minutieus de geschiedenis van de bazen en de ‘werfnummers’, van de berekening en het gevoel. (…) Omdat het de geschiedenis bundelt van een verdwenen industrie is het nu al van onschatbare waarde. Raf Custers - De Morgen - 15 maart 1999

Eerst champagne, dan de kater. Video-documentaire zingt lof van scheepsbouwers en hun verdwenen arbeid. Bart Dobbelaere - De Standaard - 12 maart 1999

Hulp en steun - Inhoud

Deze dvd-editie kwam tot stand met de hulp en de steun van Tinne Bral, Jef Maes, Dominique Willaert, Filip Callewaert, Christian Thomas, Gorik Lindemans en Hilde Lauwers

Promotie en deel van de kosten i.v.m. digitalisering- Amsab, Instituut voor Sociale Geschiedenis

Promotie, fondsenwerving: Victoria Deluxe

Vormgeving: Geert Verstraete (medewerker Victoriadeluxe)

Vertaling: François Weerts (Français), Walter Provo (English)

Website: Jean Hins (Grab it)

Steun via vooraankoop: de drie vakbonden en hun metaalcentrales: ACLVB, ACV, -ABVV

Distributie & productie DVD: Imagine Film Distribution

Met dank aan: Cinema Zuid Antwerpen, Film-Plateau Gent, Verankerd en Roy Temse en Cinema Rits Brussel voor het ter beschikking stellen van zalen en infrastructuur voor de eerste voorstellingen van de dvd.

www.scheepsbouwerszingen.be

België, mei 2010

Achterblad - Inhoud


Inhoud