Een ander kijk op Stalin
Ludo Martens, EPO, 1994
  
Een andere kijk op Stalin in pdf

  
Mail      Inhoud    Ludo Martens     Home


Een ander kijk op Stalin, Ludo Martens, EPO, 1994,
Oorspronkelijke titel: Un autre regard sur Staline - Inhoud

Omslagontwerp: Art & Partners, Vormgeving: EPO Druk: drukkerij EPO [94/0745], Vertaald uit het Frans door An De Laet, Tineke Jager en Jan Savels © Vertaling uitgeverij EPO vzw, 1994 © Ludo Martens en uitgeverij EPO vzw, 1994, Uitgeverij EPO. ISBN 90 6445 728 X D 1994/2204/21 NUGI 642 en 654, Verspreiding voor Nederland Uitgeverij De Geus

Noot: Langs scan en OCR werd de tekst naar .htm omgezet. Een blz wordt nog toegevoegd en twee voetnoten werden niet teruggevonden. Graag correcties naar info@npdoc.be

Inhoud

Voorwoord
Inleiding. De actualiteit van Stalin
Hoofdstuk 1. De jonge Stalin scherpt zijn wapens
Hoofdstuk 2. De opbouw van het socialisme in één enkel land
Hoofdstuk 3. De socialistische industrialisatie
Hoofdstuk 4. De collectivisatie
   .
Van het herstel van de landbouwproduktie tot de
     sociale confrontatie
   .
De eerste golf van collectivisatie
   .
De organisatorische lijn van de collectivisatie
   .
De politieke oriëntatie van de collectivisatie
   .
De "dekoelakisatie"
   .
"De roes van het succes"
   .
De bloei van de socialistische landbouw
   .
De "genocide" door de collectivisatie
Hoofdstuk 5. De collectivisatie en de "Oekraïense holocaust"
Hoofdstuk 6. De strijd tegen de bureaucratie
Hoofdstuk 7. De Grote Zuivering
   .
Hoe stelde zich het probleem van de klassevijanden?
   . De politieke strijd tegen het opportunisme in de partij
   . De Processen en de strijd tegen het revisionisme en
     de vijandelijke infiltratie
        . Het Proces van het trotskistisch-zinovjevistisch centrum.
         
Het Proces tegen Pjatakov en de trotskisten
        .
Het Proces tegen de sociaal-democratische groep van
          Boecharin
        .
Het Toechatsjevski-proces en de anticommunistische
         
samenzwering in het leger
   .
De zuivering van 1937-1938
   . De rectificatie
   .
De westerse bourgeoisie en de zuiveringen
Hoofdstuk 8. De rol van Trotski aan de vooravond van de Tweede
     Wereldoorlog
Hoofdstuk 9. Stalin en de antifascistische oorlog
    .
Het Sovjet-Duits Pact
    .
Heeft Stalin de antifascistische oorlog slecht voorbereid?
    .
De dag van de Duitse aanval
    .
Stalin tegenover de uitroeiingsoorlog van de nazi's
    .
Stalin, zijn persoonlijkheid, zijn militaire bekwaamheid
Hoofdstuk 10. Van Stalin tot Chroesjtsjov
    . De Verenigde Staten lossen nazi-Duitsland af
    .
Stalin tegen het opportunisme
   
. De staatsgreep van Chroesjtsjov

Noten
Naamregister
Foto's
Achterblad

"Vanaf mijn zeventiende ben ik een overtuigd antistalinist geweest. Het idee van een aanslag tegen Stalin beheerste mijn gedachten en gevoelens. We bestudeerden de 'technische' mogelijkheden van een aanslag. We begonnen aan de praktische voorbereidingen."

"Als ze me in 1939 ter dood veroordeeld hadden, zou dat een juiste beslissing zijn geweest. Ik had het plan opgevat om Stalin te doden en dat was een misdaad, niet? 'I 'oen Stalin nog in leven was zag ik dat anders, maar nu ik deze hele eeuw kan overzien, zeg ik: Stalin is de grootste persoonlijkheid van deze eeuw geweest, het grootste politieke genie. Een wetenschappelijke houding aannemen tegenover iemand staat los van een persoonlijke houding."

Alexander Zinovjev, 1993

"Naar mijn mening zijn er twee 'zwaarden': het ene stelt Lenin voor en het andere Stalin.

Het zwaard dat Stalin voorstelt hebben de Russen vandaag weggesmeten. Gomoelka en sommige Hongaren hebben het opgeraapt om de Sovjetunie te slaan, om dat wat men het stalinisme noemt te bestrijden. De imperialisten gebruiken dit zwaard ook om er mensen mee te doden; Dulles bijvoorbeeld heeft er een moment mee gedreigd. Dit wapen is niet geschonken, het is weggegooid. Wij Chinezen hebben het niet terzijde geschoven.

Werd in zekere zin het zwaard dat Lenin voorstelt ook niet door de sovjetleiders terzijde geschoven? Volgens mij is dat al grotendeels gebeurd.

Is de Oktoberrevolutie nog steeds waardevol? Kan ze nog dienen als voorbeeld voor verschillende landen? Het rapport van Chroesjtsjov zegt dat het mogelijk is aan de macht te komen via de parlementaire weg; dit betekent dat de andere landen het voorbeeld van de Oktoberrevolutie niet hoeven te volgen. Als deze deur eenmaal helemaal openstaat is het leninisme zogoed als verworpen."

Mao Zedong, 15 november 1956

Alexander Zinovjev, Les confessions d'un homme en trop, Uitgeverij Olivier Orban, 1990, blz.104, 120. Interview Humo, 25 februari 1993, blz.48-49.

Mao Zedong, Oeuvres choisies, tome V, Ed. en langues étrangères, Beijing, 1977, blz.369.

Voorwoord - Inhoud

Dat een beroemd sovjetdissident, die in het "herenigde" Duitsland leeft, een man die in zijn jeugd zover ging in zijn antistalinisme dat hij een terroristische aanslag op Stalin voorbereidde, dat een man die boekenlang uitweidde over de verwerpelijkheid van de stalinistische politiek zich op zijn oude dag verplicht voelt Stalin eer te betuigen, stemt tot nadenken.

Veel mensen die zichzelf revolutionair en communist noemen, brengen niet dezelfde moed op. Want moed heb je nodig als je je zwakke stem wil laten horen in de orkaan van antistalinistische propaganda.

Een groot aantal communisten voelt zich ongemakkelijk op dit terrein. Alles wat de ergste vijanden van het communisme 35 jaar lang hebben gepreekt, heeft Chroesjtsjov in 1956 bevestigd. Sindsdien lijkt het alsof de eensgezindheid waarmee Stalin veroordeeld wordt, van de nazi's tot de trotskisten, van de tandem Kissinger-Brzezinski tot het duo Chroesjtsjov-Gorbatsjov, een bewijs van waarheid is. Het historische werk van Stalin en de bolsjewistische partij verdedigen is ondenkbaar geworden, is een gruwel. En deze intimidatie heeft haar uitwerking gehad op vele mensen die zich ondubbelzinnig verzetten tegen de moorddadige anarchie van het wereld-kapitalisme.

De vaststelling van de verwoestende waanzin die zich meester heeft gemaakt van de voormalige Sovjetunie en die resulteert in hongersnood, werkloosheid, misdaad, armoede, corruptie en interetnische oorlogen, heeft er vandaag iemand als Zinovjev toe gebracht de vooroordelen, in hem verankerd sinds zijn jeugd, in vraag te stellen.

Degenen die, waar ook ter wereld, de idealen van het socialisme en van liet communisme willen verdedigen zullen hetzelfde moeten doen. Alle communistische en revolutionaire organisaties in de wereld dienen de standpunten en meningen die ze sinds 1956 over het werk van kameraad Stalin geformuleerd hebben te herzien. De waarheid is dat toen Gorbatsjov, na 35 jaar van heftige aanvallen op het "stalinisme", uiteindelijk komaf maakte met de laatste verwezenlijkingen van Stalin, Lenin "persona non grata" werd in de Sovjetunie. Met de begrafenis van het stalinisme verdween ook het leninisme onder de grond.

De revolutionaire waarheid uit de tijd van" de pioniers van de Sovjetrussische en internationale communistische beweging herontdekken is een collo tieve taak van alle communisten ter wereld. De bijdrage van de marxist-leninisten van de Sovjetunie, de enigen die toegang hebben tot de bronnen en getuigen is hierbij van het grootste belang; ze moeten nu echter werken onder de moeilijkst denkbare omstandigheden.

We publiceren ons onderzoekswerk en onze bedenkingen over dit onderwerp onder de titel Een andere kijk op Stalin. De klasse die er fundamenteel belang bij heeft het uitbuitings- en onderdrukkingssysteem te bewaren dringt ons dagelijks haar visie over Stalin op. Wij willen een andere kijk op Stalin geven, dit historische personage bekijken door de ogen van de tegengestelde klasse, die van de uitgebuitenen en onderdrukten.

Dit boek is geen biografie van Stalin. Het wil de meest voorkomende aanvallen tegen Stalin frontaal aanpakken: het "testament van Lenin", de opgelegde collectivisatie, de verstikkende bureaucratie, de uitroeiing van de oude bolsjewistische garde, de grote zuiveringen, de geforceerde industrialisatie, de geheime verstandhouding tussen Stalin en Hitler, Stalins onkunde in militaire vraagstukken, enz. We hebben ons ingespannen een aantal "grote waarheden" over Stalin te demonteren; "waarheden" die duizenden malen worden samengevat in enkele zinnen in de kranten, in de lessen geschiedenis, in interviews en die, om zo te zeggen, binnengedrongen zijn in het onderbewustzijn.

"Maar hoe kan men een man als Stalin verdedigen?" vroeg een vriend ons verbaasd en enigzins verontwaardigd. Dat doet me denken aan wat een oude communistische arbeider me ooit zei. Hij sprak me over het jaar 1956 toen Chroesjtsjov net zijn geheim rapport had voorgelezen. Dat lokte toen woelige debatten uit in de schoot van de Communistische Partij van België. Tijdens zo'n woordenwisseling had een oude vrouw, een communiste, afkomstig uit een joods-communistische familie — zij had tijdens de oorlog twee kinderen verloren en haar familie was in Polen uitgemoord — uitgeroepen:

"Maar waarom zouden we Stalin niet ondersteunen, hij die het socialisme opbouwde, hij die het fascisme versloeg, hij die al onze hoop en verwachtingen vertegenwoordigde?"

In de ideologische storm die overal ter wereld losbrak bleef deze vrouw, in tegenstelling tot vele anderen, trouw aan de revolutie. Daarom had zij een andere kijk op Stalin. Een nieuwe generatie zal haar kijk delen.

Inleiding - Inhoud

De actualiteit van Stalin

Op 20 augustus 1991 weerklonk de echo van de lachwekkende staatsgreep van Janajev over heel de wereld. Hij vormde het voorspel op de vernietiging van de laatste resten van het communisme in de Sovjetunie. De standbeelden van Lenin werden neergehaald en zijn ideeën verworpen. Deze gebeurtenis was aanleiding tot vele debatten binnen de communistische en revolutionaire beweging.

Sommigen hebben gezegd dat deze vernietiging totaal onverwachts kwam.

In april 1991 hebben we het boek USSR. De fluwelen contrarevolutie gepubliceerd.(1) Dit boek handelt hoofdzakelijk over de politieke en ideologische ontwikkeling van de Sovjetunie en Oost-Europa sinds 1956. Na de professionele staatsgreep van Jeltsin en het onverbloemde herstel van het kapitalisme in Rusland, hoeven we aan dit boek niets te veranderen.

Inderdaad, de laatste verwarde schermutselingen tussen Janajev, Gorbat-sjov en Jeltsin waren slechts stuiptrekkingen, uitingen van besluiten genomen op het 28e congres van juli 1990. "Dit congres", schreven we destijds, "bevestigt duidelijk de breuk met het socialisme en de overgang naar de kapitalistische economie."(2) Een marxistische analyse van de snelle omwentelingen in de USSR concludeerde reeds eind 1989:

"Gorbatsjov is voorstander van een langzaam maar systematisch herstel van het kapitalisme. Met de rug tegen de muur zoekt Gorbatsjov steeds meer politieke en economische steun in de imperialistische wereld. In ruil daarvoor laat hij het Westen toe vrijwel alles te doen wat het wil in de Sovjetunie."(3) Eenjaar later, eind 1990, konden we onze analyse als volgt besluiten:

"Sinds 1985 viel rechts aan, golf na golf, en bij elke nieuwe stap werd Gorbatsjov meer naar rechts meegesleurd. Gesteld voor een verdubbelde agressiviteit van de nationalisten en fascisten, ondersteund door Jeltsin, is het niet onmogelijk dat Gorbatsjov opnieuw verkiest achteruit te krabbelen. Wat waarschijnlijk de verbrokkeling van de CPSU zal veroorzaken evenals die van de Sovjetunie."(4) "De balkanisering van Afrika en de Arabische wereld heeft optimale voorwaarden geschapen voor de imperialistische overheersing. De meest fantasierijke geesten in het Westen gaan in hun dromen al

verder dan het herstel van het kapitalisme in de USSR, ze dromen namelijk al van haar politieke en economische onderwerping."(5)

We komen opzettelijk terug op deze conclusies van 1989 en 1990. Het opblazen van de standbeelden van Lenin ging gepaard met een explosie van propaganda waarbij het falen van het marxisme-leninisme werd uitgeschreeuwd. Het bewijs werd nochtans geleverd dat de marxistische analyse eigenlijk de enige juiste was, de enige die het mogelijk maakte om de sociale krachten te ontdekken die profijt haalden uit de demagogische slogans van "democratie en vrijheid", van "glasnost en perestroika".

In 1956, tijdens de bloedige contrarevolutie in Hongarije, werden de standbeelden van Stalin verwoest; vijfendertigjaar later waren die van Lenin aan de beurt. Het neerhalen van die standbeelden geeft de twee breekpunten met het marxisme aan. In 1956 viel Chroesjtsjov het werk van Stalin aan teneinde de fundamentele lijn van de communistische partij te veranderen. Het groeiende verval van het politieke en economische systeem dat hierop volgde, leidde tot de definitieve breuk met het socialisme. Gorbatsjov zorgde er in 1990 voor dat deze breuk compleet werd.

Natuurlijk onderhouden de media ons elke dag over de definitieve nederlaag van het communisme. Maar wij moeten benadrukken dat, als we spreken over een nederlaag in de Sovjetunie, het wel degelijk gaat over de nederlaag van het revisionisme dat vijfendertig jaar geleden door Chroesjtsjov werd binnengehaald. Dit revisionisme leidde tot de volledige politieke nederlaag, tot de capitulatie voor het imperialisme, tot de economische catastrofe. De huidige uitbarsting van wild kapitalisme en fascisme in de vroegere USSR tonen zeer goed aan waartoe het verwerpen van de revolutionaire principes van het marxisme-leninisme uiteindelijk leidt.

Gedurende vijfendertigjaar hebben de revisionisten gezwoegd om Stalin af te breken. Toen dat gebeurd was, werd Lenin in een handomdraai geliquideerd. Chroesjtsjov heeft zich tegen Stalin gekeerd. Gorbatsjov heeft zijn taak overgenomen door in de loop van zijn vijfjaar glasnost een ware kruistocht tegen het stalinisme te voeren. Is het u niet opgevallen dat het afbreken van de standbeelden van Lenin niet is voorafgegaan door een politieke campagne tegen zijn werk? De campagne tegen Stalin volstond. Eenmaal de politieke ideeën van Stalin aangevallen, beklad en afgebroken, kwam men gewoonweg tot de vaststelling dat het ook gedaan was met de ideeën van Lenin.

Chroesjtsjov is zijn verwoestingen begonnen met de verklaring dat hij de fouten van Stalin bekritiseerde om "het leninisme in zijn oorspronkelijke zuiverheid te herstellen" en het communistisch systeem te verbeteren. Gorbatsjov deed dezelfde demagogische beloften om de linkse krachten te desoriënteren. Vandaag zijn de feiten duidelijk: onder het voorwendsel van "de terugkeer naar Lenin", liet men de tsaar binnen; onder het voorwendsel van "verbetering van het communisme" heeft men het wilde kapitalisme nieuw leven ingeblazen.

De meeste linkse mensen hebben wel een boek gelezen over de activiteiten van de CIA en de westerse geheime diensten. Ze hebben daaruit geleerd dat de politieke en psychologische oorlogsvoering een aparte branche is en uiterst belangrijk voor de moderne, totale oorlog. Laster, indoctrinatie, provocatie, het uitbuiten van meningsverschillen binnen de communistische partijen, het verscherpen van tegenstellingen, het demoniseren van de tegenstander, het begaan van misdrijven die aan de tegenstander toegeschreven worden: dit alles zijn de gewone tactieken van de westerse geheime diensten in de moderne oorlog.

Het "democratische" imperialisme heeft sedert 1945 kolossale middelen ingezet in zijn anticommunistische oorlog, in zijn militaire, clandestiene, politieke en psychologische oorlogen. Als vanzelfsprekend stond de campagne tegen Stalin in het centrum van alle ideologische gevechten tegen het socialisme en het communisme. De officiële woordvoerders van de Amerikaanse oorlogsmachine, Kissinger en Brzezinski, hebben niets dan lof voor de werken van Solzjenitsyn en Conquest, die als bij toeval ook twee favoriete auteurs zijn van de sociaal-democraten, de trotskisten en de anarchisten. Hadden sommige linksen, in plaats van "de waarheid over Stalin te ontdekken" bij deze specialisten van het anticommunisme, niet beter het verband kunnen zien met de psychologische en politieke oorlog onder leiding van de CIA tegen het socialisme?

Het is geen toeval dat men vandaag in bijna alle populaire burgerlijke en kleinburgerlijke publikaties de laster en leugens over Stalin terugvindt die men tijdens de oorlog in de nazistische pers kon lezen. Dit wijst erop dat de klassenstrijd op wereldniveau grimmiger wordt en dat de burgerij al haar krachten mobiliseert om haar "democratie" op alle fronten te verdedigen. Tijdens conferenties over de Stalinperiode hebben we dikwijls een lange antistalinistische tekst voorgelezen. We vroegen dan aan de aanwezigen wat ze erover dachten. Bijna altijd benadrukten ze in hun antwoord dat de tekst toch ook duidelijk het enthousiasme van de jongeren en de armen aantoonde voor het bolsjewisme en voor de technische verwezenlijkingen van de USSR. Alles in aanmerking genomen vonden ze de tekst nogal genuanceerd. Vervolgens vertelden we het publiek dat het een tekst van de nazi's was, gepubliceerd in Signaal nr. 24 van 1943... De antistalinistische campagnes van de westerse "democratieën" in 1989-1991 waren dikwijls meer hatelijk en lasterlijk dan die van de nazi's. In onze tijd zijn de grote communistische verwezenlijkingen van de jaren dertig er niet meer om een tegenwicht te vormen tegen de laster, en er bestaan geen belangrijke politieke krachten meer om de sovjetervaring onder Stalin te verdedigen.

Wanneer de burgerij het definitieve failliet van het communisme aankondigt, gebruikt ze de jammerlijke ondergang van het revisionisme om haar haat jegens de grootse verwezenlijkingen van Lenin en Stalin tot uitdrukking te brengen. En hierbij denkt ze veeleer aan de toekomst dan aan het verleden. De burgerij wil ons doen geloven dat het marxisme-leninisme voorgoed begraven is omdat ze maar al te goed beseft hoe actueel en levenskrachtig de communistische analyse is. De burgerij beschikt over een hele schare kaders die wetenschappelijke prospecties maken van de evolutie van de wereld. Ze weet dat er grote crisissen voor de deur staan, omwentelingen van wereldformaat, allerlei oorlogen. Na het herstel van het kapitalisme in Oost-Europa en in de Sovjetunie zijn alle tegenstellingen binnen het imperialistische systeem over de hele wereld verscherpt. De dreigende werkloosheid, armoede, uitbuiting en oorlog zal alleen door het marxisme-leninisme kunnen opgelost worden. Alleen het marxisme-leninisme kan de werkende massa's in de kapitalistische wereld en de onderdrukte volkeren in de Derde Wereld de wapens voor hun bevrijding aanreiken. Alle ophef over het einde van het communisme dient om de onderdrukte massa's in de hele wereld te ontwapenen in het vooruitzicht van toekomstige, grote oorlogen.

De verdediging van het werk van Stalin - in feite de verdediging van het marxisme-leninisme — is een actuele en dringende taak teneinde het hoofd te bieden aan de realiteit van de klassenstrijd onder de Nieuwe Wereldorde. Het werk van Stalin is zeer actueel zowel in de vroegere socialistische landen, als bij degenen die hun socialistische oriëntatie behielden, zowel in de landen van de Derde Wereld als in Europa.

Stalin staat in het middelpunt van de actualiteit in de vroegere socialistische landen.

Na het herstel van het kapitalisme in de USSR is het werk van Stalin van groot belang om de mechanismen van de klassenstrijd onder het socialisme te begrijpen.

Er bestaat een verband tussen het herstel van het kapitalisme en de felle campagne tegen Stalin die eraan voorafging. De uitbarstingen van haat tegen een man die in 1953 overleed, kunnen op het eerste gezicht vreemd, zo niet onbegrijpelijk lijken. Gedurende de twintig jaar die voorafgingen aan de komst van Gorbatsjov, heeft Brezjnjev gestalte gegeven aan de bureaucratisering, de stagnatie, de corruptie en het militarisme. Maar noch in de Sovjetunie, noch in de "vrije" wereld heeft men die hardnekkige en woedende kritiek tegen Brezjnjev geformuleerd die de kruistocht tegen Stalin kenmerkte. Het is duidelijk dat in de loop van de laatste jaren, zowel in de USSR als in de rest van de wereld, alle fanatieke supporters van het kapitalisme en het imperialisme Stalin als doelwit hebben uitverkoren om de laatste resten van het socialisme in de USSR weg te vegen.

Het rampzalige verraad van Chroesjtsjov heeft de toepasselijkheid aangetoond van de meeste ideeën van Stalin. Stalin zei dat de klassenstrijd voortduurt onder het socialisme, dat de vroegere feodale en burgerlijke krachten de strijd voor het herstel niet hebben gestaakt en dat de opportunisten binnen de partij — de trotskisten, de boecharinisten en de burgerlijke nationalisten — de antisocialistische klassen en lagen helpen zich te hergroeperen. Chroesjtsjov heeft verklaard dat deze stellingen onjuist waren en tot willekeur leidden. Maar in 1991 verrees de imposante figuur van tsaar Bons als een monument dat getuigt van de juistheid van Stalins analyse.

De tegenstanders van de dictatuur van het proletariaat hebben altijd beweerd dat Stalin geen gestalte gaf aan de dictatuur van de arbeiders, maar aan zijn eigen autocratische dictatuur. Het woord "goelag" werd synoniem van "stalinistische dictatuur". Zij die onder Stalin in de goelag zaten, maken nu deel uit van de nieuwe burgerij. Stalin afbreken betekende de socialistische democratie nieuw leven inblazen, zo zei men. Maar toen Stalin moreel begraven werd, is Hitler uit zijn graf herrezen. En in Rusland, in Oekraïne, in Roemenië en in Slowakije rehabiliteert men al de zwarte helden, de Vlassovs, de Bandera's, de Antonescu's, de Tiso's en andere nazicollaborateurs. De val van de Berlijnse muur gaf het sein voor de opkomst van het neo-nazisme in Duitsland. Geconfronteerd met de verspreiding van kapitalisme en fascisme in het Oostblok kan men vandaag beter begrijpen dat Stalin werkelijk de macht van de arbeidersklasse verdedigde.

Stalin staat in het middelpunt van het politieke debat in landen die het socialisme trouw bleven.

De media houden niet op ons eraan te herinneren dat er helaas nog landen van "stalinistische" makelij op de wereldkaart liggen. Fidel Castro houdt stand op zijn eilandje als een stalinistische dinosaurus. Kim II Sung overtreft Stalin op gebied van de persoonlijkheidscultus. De "Chinese beulen" van het Tien-An-Menplein zijn de waardige erfgenamen van Stalin. Enkele Vietnamese dogmatici hangen nog steeds foto's van Ho Chi Minh en Stalin op. Kortom, de vier landen die de socialistische weg blijven volgen, worden uit de "beschaafde" wereld verbannen, in naam van Stalin. Deze onophoudelijke stampei heeft eveneens als bedoeling om "antistali-nistische", d.w.z. burgerlijke en kleinburgerlijke stromingen te doen ontstaan en te versterken in de landen die de socialistische weg blijven volgen.

Het werk van Stalin wint aan belang in de Derde Wereld.

Tegenwoordig worden in de Derde Wereld alle krachten die zich op één of andere manier verzetten tegen de imperialistische barbarij vervolgd en bekampt in naam van de strijd tegen het "stalinisme".

Zo is de Communistische Partij van de Filippijnen volgens de krant Le Monde "bezeten door de stalinistische duivel van de zuiveringen".(6) Volgens een pamflet van de groep Meisone namen de "stalinisten" van het Volksbe-vrijdingsfront van Tigre de macht in Addis Abeba over. Ook in Peru hoort men nog maoïstische-stalinistische geluiden, "dit houterige taalgebruik uit een ander tijdperk", aldus mijnheer Marcel Niedergang in Le Monde. Wij konden zelfs lezen dat de Syrische Baath-partij "een gesloten, bijna stalinistische maatschappij" leidt!7 Middenin de Golfoorlog berichtte een krant dat een Russisch blad een foto van Stalin vergeleek met die van Saddam Hoessein en daaruit meende te kunnen besluiten dat Saddam een onwettige zoon was van de grote Georgiër. En de brute geweldenaars die de brave pater Aristide uit Haïti verjoegen, beweren volmaakt serieus dat hij een "totalitaire dictatuur" had gevestigd!

Het werk van Stalin is zeer actueel voor alle volkeren die de revolutionaire strijd voeren voor hun bevrijding van de barbaarse imperialistische overheersing.

Stalin vertegenwoordigt net als Lenin de standvastigheid in de meest hardnekkige en meedogenloze klassenstrijd. Stalin heeft aangetoond dat in de moeilijkste omstandigheden alleen met een onbuigzame houding tegenover de klassenvijand de fundamentele problemen van de werkende massa's opgelost kunnen worden. Een verzoenende, opportunistische en defaitistische houding leidt onvermijdelijk tot de catastrofe en de bloedige wraak van de reactionaire krachten.

Vandaag de dag bevinden de werkende massa's in de Derde Wereld zich in een uitzonderlijk moeilijke situatie waaruit schijnbaar geen uitweg mogelijk is; een situatie vergelijkbaar met die in de Sovjetunie in 1920-1933. In Mozambique werden de meest reactionaire krachten in de samenleving door de CIA en de Zuidafrikaanse geheime diensten gebruikt om 900.000 mensen te vermoorden en honderdduizenden anderen te verminken. De Hindoe-fundamentalisten, sedert lang beschermd door het Congres en ondersteund door een deel van de Indiase grote burgerij, dompelen India onder in een bloedige terreur. In Colombia veroorzaakt de samenzwering van het leger en de reactionaire politie, de CIA en de drughandelaren talrijke bloedbaden onder de volksmassa's. In Irak waar een misdadige agressie 200.000 doden maakte, blijft het embargo, opgelegd door de grote verdedigers van de mensenrechten, tienduizenden kinderen vermoorden.

In al deze extreme situaties toont het voorbeeld van Stalin hoe men de massa's moet mobiliseren voor een zegevierend gevecht tegen een meedogenloze vijand.

Maar een aantal revolutionaire partijen in de Derde Wereld die het barbaarse imperialisme bekampten, zijn steeds meer afgedwaald naar opportunisme en capitulatie. Dit degeneratieproces werd bijna altijd begeleid door ideologische aanvallen tegen het werk van Stalin. De recente evolutie van het FMNL in El Salvador is hiervan een voorbeeld.

Binnen de Communistische Partij van de Filippijnen heeft zich de voorbije jaren een rechts-opportunistische tendens ontwikkeld die een einde wilde maken aan de volksoorlog en die voorstander was van een proces van "nationale verzoening". Aanhangers van Gorbatsjov verdedigden deze lijn en vielen Stalin aan. Ditzelfde opportunisme uitte zich ook in een "linkse" vorm: sommigen die vlug aan de macht wilden komen, stelden een militaristische lijn en een politiek van opstand in de steden voor. De verantwoordelijken van deze stroming hebben een zuivering georganiseerd in de partij en in de rangen van sympathisanten op Mindanao, om een einde te maken aan politie-infiltraties; ze hebben honderden mensen terechtgesteld zonder de partijregels in acht te nemen. Maar toen het Centraal Comité besloot een ideologische en politieke rectificatiecampagne te voeren, verenigden alle opportunisten zich tegen "de stalinistische zuivering"! José Maria Sison schrijft:

"Degenen die zich het hevigst verzetten tegen de rectificatiebeweging zijn zij die de grootste verantwoordelijkheid dragen voor de militaristische stroming, voor de aanzienlijke vermindering van onze massabasis, voor de heksenjacht met monsterachtige afmetingen en voor het vervallen in gangstermethoden. Ze hielden zich allang bezig met lastercampagnes en intriges. Deze renegaten hebben eigenlijk de geheime agenten en de specialisten van de psychologische oorlogvoering van de VS en het regime van Ramos vervoegd, in een poging de Communistische Partij van de Filippijnen te beletten zich ideologisch, politiek en organisatorisch te versterken."(8)

De krant Democratie Palestine van het Volksbevrijdingsfront van Palestina opende een discussie over Stalin.

"De negatieve aspecten van het Stalin-tijdperk die naar voor worden geschoven zijn: de gedwongen collectivisatie, de onderdrukking van de vrije meningsuiting en de democratie in de partij en de samenleving, het ultra-centralisme in de besluitvorming in de partij, in de sovjetstaat en in de internationale communistische beweging."(9)

Al deze zogenaamde "kritieken" op Stalin zijn niets anders dan een herhaling van de vroegere anticommunistische kritieken van de sociaal-democratie. Wanneer het VBFP deze weg blijft volgen, betekent dit haar einde als revolutionaire organisatie. De ontwikkeling van al hun voorgangers is een afdoend bewijs.

De huidige evolutie van het Sandinistisch Nationaal Bevrijdingsfront is wat dit betreft leerrijk. In zijn interview met Fidel Castro valt Thomas Borge in zeer heftige bewoordingen het "stalinisme" aan: onder deze camouflage heeft zich de omvorming voltrokken van het FSLN in een burgerlijke sociaal-democratische partij.

Het revolutionaire werk van Stalin krijgt een nieuwe betekenis in de situatie die in Europa ontstaan is na het herstel van het kapitalisme in het Oosten. De burgeroorlog in Joegoslavië laat zien naar welke bloedbaden heel het Europees continent opnieuw kan afglijden indien de groeiende rivaliteit tussen de imperialistische mogendheden een nieuwe grote oorlog veroorzaakt. Deze mogelijkheid kan niet meer worden uitgesloten. De huidige wereldkaart toont grote gelijkenissen met de situatie tussen 1900 en 1914, toen de imperialistische mogendheden streden om de economische overheersing van de wereld. Heden ten dage zijn de betrekkingen tussen de zes imperialistische centra, de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Japan, Duitsland, Rusland en Frankrijk, zeer onstabiel geworden. We zijn beland in een periode waarin allianties gevormd en verbroken worden en waarin de gevechten op economisch en commercieel vlak steeds heviger worden. Mogelijk zullen er nieuwe imperialistische blokken gevormd worden, die elkaar ook met wapens gaan bestrijden. Een oorlog tussen de grote imperialistische mogendheden zou van Europa een gigantisch Joegoslavië maken. Met het oog op een dergelijke eventualiteit verdient het werk van Stalin een nieuwe studie.

In alle communistische partijen ter wereld vertoont de ideologische strijd rond de kwestie Stalin talrijke gemeenschappelijke kenmerken.

In alle kapitalistische landen is de economische, politieke en ideologische druk van de burgerij op de communisten uitermate sterk. Deze druk vormt een permanente bron van verval, verraad, van langzaam afglijden naar het andere kamp. Maar elk verraad moet ideologisch gerechtvaardigd worden. Over het algemeen ontdekt een revolutionair die afglijdt naar het opportunisme "de waarheid over het stalinisme". Hij neemt de burgerlijke en anti-communistische versie van de geschiedenis van de revolutionaire beweging onder Stalin zonder meer over. In feite doen de renegaten geen enkele ontdekking, ze kopiëren gewoonweg de burgerij. Waarom hebben zoveel renegaten "de waarheid over Stalin ontdekt", maar waarom heeft niet één van hen "de waarheid over Churchill ontdekt"? Churchill heeft een halve eeuw van misdaden op zijn geweten ten dienste van de Britse Rijk (oorlog in Zuid-Afrika, terreur in India, de interimperialistische Eerste Wereldoorlog gevolgd door de militaire interventie in de jonge sovjetrepubliek, de oorlog tegen Irak, de terreur in Kenia, de ontketening van de Koude Oorlog, de agressie tegen het antifascistische Griekenland, enzovoort). Churchill is zonder twijfel de enige burgerlijke politicus van deze eeuw die Hit-ler heeft geëvenaard.

Elke politieke of geschiedkundige tekst wordt gekenmerkt door het klas-senstandpunt van de auteur. Van 1917 tot 1953 diende het merendeel van de westerse publikaties over de Sovjetunie de strijd van de burgerij en de kleinburgerij tegen het sovjetsocialisme. Geschriften van leden van de communistische partijen en van linkse intellectuelen vormden slechts een zwakke tegenstroom ter verdediging van de waarheid over de sovjetervaring. En vanaf 1953-1956 namen Chroesjtsjov en de Communistische Partij van de Sovjetunie stuk voor stuk heel de burgerlijke geschiedschrijving over de periode Stalin voor hun rekening.

Lenin leidde de Oktoberrevolutie en gaf de grote lijnen aan voor de opbouw van het socialisme, maar het was Stalin die de socialistische opbouw gedurende een periode van 30 jaar heeft gerealiseerd. Heel de haat van de burgerij heeft zich geconcentreerd op de titanenarbeid onder leiding van Stalin. Een communist die geen vastberaden klassenstandpunt inneemt ten overstaan van de tendentieuze, eenzijdige, verminkte of leugenachtige informatie van de burgerij, is onherroepelijk verloren. Voor geen ander onderwerp uit de recente geschiedenis is het voor de burgerij zo belangrijk zijn tegenstanders zwart te maken en te bekladden. Elke communist moet een houding aannemen van systematisch wantrouwen tegenover alle "informatie" die de burgerij (en de aanhangers van Chroesjtsjov) leveren over de periode van Stalin. En hij moet alles in het werk stellen om de zeldzame alternatieve bronnen van informatie, die het revolutionaire werk van Stalin verdedigen, op te sporen.

De opportunisten in de verschillende partijen durven niet rechtstreeks in te gaan tegen het ideologisch offensief tegen Stalin, hoewel het anticommu-nistisch doel ervan duidelijk is. De opportunisten buigen onder de druk, zeggen "ja aan de kritiek op Stalin", maar beweren Stalin "vanuit linkse hoek" te bekritiseren.

Vandaag kunnen we de balans opmaken van zeventig jaar "linkse kritieken" op de revolutionaire ervaring van de bolsjewistische partij onder Stalin. We beschikken over honderden geschriften van sociaal-democraten en trotskisten, van volgelingen van Boecharin en "onafhankelijke" linkse intellectuelen. Hun standpunten werden overgenomen en uitgewerkt door de volgelingen van Chroesjtsjov en Tito. Nu kunnen we het klassekarakter van al deze teksten beter begrijpen. Hebben al deze kritieken geleid tot een meer consequente revolutionaire praktijk dan die van Stalin? Theorieën worden per slot van rekening beoordeeld op de sociale praktijk die eruit voortvloeit. De revolutionaire praktijk van de communistische wereldbeweging onder Stalin heeft de hele wereld veranderd en heeft een nieuwe richting gegeven aan de geschiedenis van de mensheid. Met name in de jaren 1985-1990 hebben we kunnen zien hoe al deze zogenaamde "linkse kritieken" zich als evenzovele beekjes in de grote stroom van het anticom-munisme hebben gestort. Sociaal-democraten, trotskisten, anarchisten, volgelingen van Boecharin en Tito, ecologisten, allen kwamen ze terecht in de beweging voor "vrijheid, democratie en mensenrechten", waarmee wat nog restte van het socialisme in Oost-Europa en de Sovjetunie werd weggespoeld. Al deze "linkse kritieken" op Stalin gingen tot de uiterste consequentie van hun politieke optie en allen droegen ze bij tot het herstel van een wild kapitalisme, tot de instelling van een meedogenloze burgerlijke dictatuur, tot de vernietiging van de sociale, politieke en culturele verworvenheden van de werkende massa's en in veel gevallen tot de opkomst van fascisme en het uitbreken van reactionaire burgeroorlogen.

Onder de communisten die in 1956 weerstand boden aan het revisionisme en Stalin verdedigden, deden de antistalinistische campagnes zich op een specifieke manier voelen. In 1956 had de Chinese Communistische Partij de moed het werk van Stalin te verdedigen. Haar document Nogmaals over de ervaring van de dictatuur van het proletariaat vormde een aanzienlijke steun voor de marxist-leninisten in heel de wereld. Op basis van hun eigen ervaring brachten de Chinese communisten ook kritieken uit op bepaalde aspecten van het werk van Stalin. Dit is heel normaal en noodzakelijk in een discussie onder communisten.

Toch bleek na verloop van tijd dat veel van hun kritieken te algemeen geformuleerd waren. Dit heeft veel communisten negatief beïnvloed omdat ze daardoor geloof gingen hechten aan allerlei opportunistische kritieken.

Zo hebben de Chinese kameraden bijvoorbeeld gezegd dat Stalin soms de twee soorten tegenstellingen niet duidelijk uit elkaar hield, namelijk de tegenstellingen onder het volk, die overwonnen kunnen worden door opvoeding en strijd, en de tegenstellingen tussen het volk en de vijand, waarvoor meer adequate strijdvormen nodig zijn. Uit deze algemene kritiek concludeerden sommigen dat Stalin de tegenstellingen met Boecharin niet goed aanpakte, en ze namen tenslotte de sociaal-democratische lijn van Boecharin over.

De Chinese kameraden hebben ook gezegd dat Stalin zich soms mengde in de zaken van andere partijen en hun onafhankelijkheid negeerde. Uit deze algemene kritiek hebben sommigen de conclusie getrokken dat Stalin er verkeerd aan deed de politiek van Tito te veroordelen en ze eindigden ermee het titisme te aanvaarden als een "specifieke Joegoslavische vorm van het marxisme-leninisme". De recente gebeurtenissen in Joegoslavië leren ons hoe Tito, sinds zijn breuk met de bolsjewistische partij, openlijk een burgerlijk-nationalistische politiek volgde en helemaal afhankelijk werd van de Amerikanen.

De weifelingen en ideologische zwakheden omtrent de kwestie Stalin die we zo pas ter sprake brachten, zijn in bijna alle marxist-leninistische partijen voorgekomen.

We kunnen er een algemene conclusie uit trekken. In onze beoordeling van alle episodes uit de periode 1923-1953 moeten we proberen om de lijn en de politiek, verdedigd door de bolsjewistische partij en Stalin, ten volle te kennen. We mogen geen enkele kritiek op het werk van Stalin onderschrijven zonder eerst de basisgegevens over de besproken kwestie te verifiëren en zonder kennis te nemen van alle versies van de feiten, in het bijzonder die van de bolsjewistische leiding.

Hoofdstuk 1 - De jonge Stalin scherpt zijn wapens - Inhoud

Aan het begin van deze eeuw was het tsaristisch regime het meest achterlijke en onderdrukkende van Europa. De tsaar heerste met een feodaal, middeleeuws en absoluut gezag over een overwegend ongeletterde boerenbevolking. De Russische boeren leefden in achterlijke omstandigheden en in de diepste ellende, in een toestand van chronische hongersnood. Van tijd tot tijd braken er zware hongersnoden en hongeropstanden uit.

Tussen 1800 en 1854 kende het land vijfendertigjaren van schaarste; tussen 1891 en 1910 waren er dertien jaren met een slechte oogst en driejaren van hongersnood. De boer bewerkte kleine lapjes grond die door opeenvolgende herverdelingen vanjaar tot jaar kleiner werden. Dikwijls ging het om smalle stroken, die ver van elkaar verwijderd waren. Een derde van de families had geen ijzeren ploeg, een kwart had paard noch os om de grond te bewerken. Er werd geoogst met een sikkel. In vergelijking met Frankrijk of België leefden de meeste Russische boeren in 1900 als in de veertiende eeuw.(1)

In de loop van de eerste vijfjaar van deze eeuw vonden in het Europese deel van Rusland een paar honderd boerenopstanden plaats. Kastelen en gebouwen werden in brand gestoken, grootgrondbezitters werden vermoord. Dit waren steeds plaatselijke opstanden, die door de politie en het leger meedogenloos werden neergeslagen. Maar in 1902 kwamen in Charkov en Poltava honderdtachtig dorpen in opstand; tachtig feodale domeinen werden aangevallen. In een commentaar op de boerenopstanden van Saratov en Balasjov, schrijft de legercommandant van het district:

"Met een verbazingwekkende gewelddadigheid hebben de boeren alles verbrand en vernield; geen steen bleef overeind. Alles werd geplunderd — het graan, de winkels, het meubilair, de huisraad, het vee, de ijzeren dakplaten — in één woord, alles wat kon worden meegenomen; wat achterbleef viel ten prooi aan de vlammen."(2)

Deze armzalige en lichtgelovige boerenbevolking werd meegesleept in de Eerste Wereldoorlog. De tsaar, door een meerderheid van de boeren als een halfgod aanbeden, wilde nieuwe gebieden veroveren, vooral in de richting van de Middellandse Zee. In Rusland maakte de Eerste Wereldoorlog 2.500.000 doden, voor het grootste deel in het leger ingelijfde boeren. Bovenop de voortdurende ellende kwamen nu de verwoestingen van de oorlog en de ontelbare doden.

Maar in dit feodale Rusland hadden nieuwe produktiekrachten zich ingeplant vanaf het einde van de 19de eeuw: grote ondernemingen, spoorwegen en banken voor het grootste deel toebehorend aan buitenlands kapitaal. Deze meedogenloos uitgebuite en sterk geconcentreerde arbeidersklasse is onder impuls van de bolsjewistische partij de leidende kracht geworden in de strijd tegen de tsaar.

Begin 1917 was de voornaamste eis van alle revolutionaire krachten de stopzetting van de misdadige oorlog. Ten voordele van de boeren introduceerden de bolsjewieken twee eisen: onmiddellijke vrede en landverdeling. Het oude, achterlijke tsarisme, dat volledig ondermijnd was, stortte in februari 1917 abrupt in elkaar en de partijen die een burgerlijk regime voorstonden, namen de macht in handen. Hun leiders hadden bindingen met de Engelse en Franse burgerij, die de anti-Duitse coalitie domineerden.

Zodra de burgerlijke regering geïnstalleerd was, deden vertegenwoordigers van verschillende partijen die zich op het socialisme beriepen, er hun intrede. Op 27 februari 1917 was Kerenski de enige "socialist" onder de elf ministers van het nieuwe regime.(3) Op 29 april stemden de sociaal-revolutionairen, de mensjewieken, de populistische socialisten en de travaillisten voor hun intrede in de regering.(4) Deze vier formaties behoorden in grote lijnen tot de invloedssfeer van de Europese sociaal-democratie. Op 5 mei werd Kerenski minister van Oorlog en van de Marine... In zijn Mémoires vatte hij het programma van al zijn "socialistische" vrienden als volgt samen:

"Geen enkel leger ter wereld kan zich de luxe veroorloven om zich te bezinnen over het doel van de strijd. Wij moesten de simpele waarheid zeggen: 'Het is noodzakelijk u op te offeren voor het heil van het vaderland'."(5) En inderdaad, de "socialisten" hebben de boeren en de arbeiders opnieuw naar het slagveld gezonden om zich op te offeren voor het kapitaal. Weer werden honderdduizenden mensen neergemaaid.

In deze context hebben de bolsjewieken gevolg gegeven aan de diepe verzuchtingen van de arbeiders- en boerenmassa's en zij hebben de opstand van 25 oktober georganiseerd onder het motto: "de grond aan de boeren", "vrede nu" en "de nationalisatie van de banken en de grote bedrijven". De grote Oktoberrevolutie, de eerste socialistische revolutie, was succesvol.

De activiteiten van Stalin tussen 1900 en 1917

Tegen deze historische achtergrond willen we kort enkele episodes uit het leven van de jonge Stalin tussen 1900 en 1917 schetsen. Het zal ons toelaten beter de rol te begrijpen die hij later speelde.

We noteren enkele gegevens over het leven van Stalin uit het boek Stalin, Man ofHistory van Ian Grey, voor zover ons bekend de beste biografie van de hand van een niet-communist.(6)

Jozef Vissarionovitsj Dzhugashvili werd geboren op 21 december 1879 in Gori, Georgië. Zijn vader, Vissarion, was schoenmaker en kwam uit een familie van boeren-lijfeigenen. Zijn moeder, Ekaterina Georgievna Geladze, was eveneens dochter van lijfeigenen. De ouders van Stalin waren arm en analfabeet. Stalin was een van de zeldzame bolsjewistische leiders van gewone komaf. Heel zijn leven heeft hij zich ingespannen om op een voor het volk begrijpelijke manier te spreken en te schrijven.

Jozef Dzhugashvili zat vijfjaar op de lagere school in Gori; daar viel hij op door zijn intelligentie en zijn uitzonderlijk geheugen. Bij zijn vertrek in 1894 werd hij als "beste leerling" aanbevolen voor het seminarie van Tiflis, het belangrijkste instituut voor hogere studies in Georgië... en tegelijk het centrum van de oppositie tegen de tsaar. In 1893 had Ketschoveli er een staking geleid en waren er 87 studenten weggestuurd.(7)

Stalin was 15 en volgde het tweede jaar seminarie wanneer hij in contact kwam met clandestiene marxistische kringen. Hij bezocht regelmatig de boekhandel van een zekere Sjelidze, waar jonge radicalen progressieve boeken kwamen lezen. In 1897 schreef de hulptoezichter een nota omdat hij Dzhugashvili betrapte bij het lezen van L'évolution littéraire des nations (De literaire evolutie der naties) van Letourneau, dit nadat hij hem al had betrapt met Les travailleurs de la nier (De werkers van de zee) en vervolgens met Quatre-vingt-treize (Drieënnegentig) van Victor Hugo. In totaal werd de jongen 13 maal betrapt met verboden boeken.(8)

In 1897 was Dzhugashvili achttien en werd geïntroduceerd in de eerste socialistische organisatie van Georgië, geleid door Zjordania, Tsjkeidze en Tseretelli, later bekende mensjewieken. Het jaar daarop leidde Stalin een studiekring voor arbeiders. Op dat moment las hij de werken van Ple-chanov en de eerste geschriften van Lenin.

In 1899 werd hij uit het seminarie gezet. Zo begon zijn carrière als beroepsrevolutionair.(9)

In zijn jeugd viel Stalin op door zijn grote intelligentie en zijn opmerkelijk geheugen; op eigen krachten had hij al lezend een brede politieke kennis verworven.

Om zijn werk te bekladden beroepen bijna alle bourgeois-schrijvers zich op de hansworsterij van Trotski:

"De politieke inzichten van Stalin zijn uiterst beperkt. Zijn theoretisch niveau is zeer primitief. De geest van deze empirische stijfkop mist alle scheppende verbeeldingskracht."(10)

Op 1 mei 1900 nam Stalin het woord op een illegale bijeenkomst van 500 arbeiders in de bergen rond Tiflis. Met de foto's van Marx en Engels op de achtergrond, luisterden ze naar de uiteenzettingen in het Georgisch, het Russisch en het Armeens. In de loop van de volgende drie maanden braken er stakingen uit in de fabrieken en bij de spoorwegen in Tiflis; Stalin was een van de belangrijkste organisatoren. Begin 1901 verspreidde hij het eerste nummer van het clandestiene dagblad Iskra, door Lenin in Leipzig uitgegeven.

Op 1 mei 1901 organiseerden tweeduizend arbeiders voor de eerste keer een openlijke betoging in Tiflis; de politie kwam gewelddadig tussen. Lenin schreef in de Iskra dat deze gebeurtenis van "historisch belang voor geheel de Kaukasus" was.(11) Datzelfde jaar leidden Stalin, Ketschoveli en Krassin de radicale vleugel van de sociaal-democratie in Georgië. Ze schaften zich een drukpers aan, herdrukten de Iskra en publiceerden het eerste clandestiene Georgische blad Brdzola (De strijd). In het eerste nummer verdedigden ze de supranationale eenheid van de partij en vielen ze de "gematigden" — aanhangers van een onafhankelijke Georgische partij, verbonden met de Russische partij — aan.(12)

In november 1901 werd Stalin gekozen in het eerste Comité van de Russische Sociaal-democratische Arbeiderspartij en naar Batum gestuurd, een stad waar de helft van de bevolking Turks was. In februari 1902 had hij al elf clandestiene kringen opgericht in de belangrijkste bedrijven van de stad. Op 27 februari namen zesduizend arbeiders van de petroleumrafEnaderij deel aan een optocht in de stad. Het leger opende het vuur en doodde 15 betogers. Er werden vijfhonderd aanhoudingen verricht.(13)

Een maand later werd Stalin zelf gearresteerd, opgesloten tot april 1903 en vervolgens veroordeeld tot drie jaar Siberië. Hij ontsnapte en keerde in februari 1904 naar Tiflis terug.(14)

Tijdens zijn verblijf in Siberië schreef Stalin naar een vriend in Leipzig om kopies te vragen van de Brief aan een kameraad over onze organisatorische taken en om zijn steun aan de stellingen van Lenin te betuigen. Van bij het congres van augustus 1903 was de sociaal-democratische partij verdeeld in bolsjewieken en mensjewieken, en de Georgische afgevaardigden schaarden zich achter deze laatsten. Stalin, die Wat te doen? gelezen had, steunde ten volle de bolsjewieken.

"Het was een beslissing die getuigde van overtuiging en moed. Lenin en de bolsjewieken genoten weinig steun in de Transkaukasus", schrijft Ian Grey.(15)

In 1905 publiceerde Zjordania, de leider van de Georgische mensjewieken, een kritiek op de bolsjewistische stellingen die door Stalin verdedigd werden, wat de belangrijke plaats onderstreept die deze laatste toen innam in de revolutionaire Georgische beweging. Datzelfde jaar verdedigde Stalin, tegen de mensjewieken, in De gewapende opstand en onze tactiek de noodzaak van de gewapende strijd om het tsarisme omver te werpen.(16)

Stalin was 26 toen hij Lenin voor 't eerst ontmoette in Finland. Dat gebeurde in december 1905, ter gelegenheid van de bolsjewistische Conferentie.(17)

Tussen 1905 en 1908 was de Kaukasus het toneel van een intense revolutionaire activiteit: gedurende deze periode telde de politie 1.150 "terreurdaden". Stalin speelde daarin een grote rol. In 1907-1908 leidde Stalin samen met Ordjonikidze en Vorosjilov, de secretaris van het petroleumsyndi-caat, een legale strijd met grote impact onder de 50.000 petroleumarbeiders van Bakoe. Zij dwongen het recht af arbeidersafgevaardigden te kiezen, die discussieerden over een collectieve overeenkomst inzake lonen en arbeidsomstandigheden. Lenin verwelkomde deze strijdbeweging, die uitbrak op een moment dat de meeste revolutionaire cellen in Rusland iedere activiteit gestaakt hadden.(18)

In maart 1908 werd Stalin een tweede maal gearresteerd en veroordeeld tot twee jaar ballingschap. Maar in juni 1909 ontsnapte hij en keerde hij terug naar Bakoe, waar de partij in crisis was, en het blad opgehouden had te verschijnen.

Drie weken na zijn terugkeer bracht Stalin de publikatie weer op gang en bekritiseerde in een artikel "de bladen gepubliceerd in het buitenland, die verwijderd zijn van de Russische realiteit en die het werk van de partij niet kunnen eenmaken". Stalin verdedigde het behoud van de clandestiene partij, vroeg de vorming van een coördinatiecomité in Rusland en de publikatie van een nationaal dagblad om de partijgeest te verduidelijken, aan te moedigen en te herstellen. Hij voelde aan dat er een nieuwe opgang van de arbeiderspartij zou komen en herhaalde begin 1910 zijn voorstellen.(19)

Maar in maart 1910, in volle voorbereiding van een algemene staking in de petroleumindustrie, werd hij een derde maal gearresteerd, weggestuurd naar Siberië en vervolgens voor vijfjaar verbannen. In februari 1912 ontsnapte hij opnieuw richting Bakoe.(20)

Stalin vernam dat de bolsjewieken op de Conferentie van Praag hun eigen onafhankelijke partij gesticht hadden en dat een Russisch Bureau werd opgericht waarvan hij deel uitmaakte. Op 22 april 1912 publiceerde Stalin in Sint-Petersburg de eerste editie van de bolsjewistische krant Pravda.

Dezelfde dag werd hij voor de vierde maal opgepakt, samen met de redactie-secretaris Molotov. Zij werden aangegeven door Malinovski, een agent en provocateur, gekozen in het Centraal Comité! Sjernomazov, die Molotov als secretaris verving, was eveneens een agent van de politie... Voor drie jaar verbannen naar Siberië kon Stalin opnieuw ontkomen en nam de leiding over de Pravda weer op.

Stalin was overtuigd van de noodzaak te breken met de mensjewieken, maar toch verschilde hij van mening met Lenin over de te volgen tactiek. Volgens hem moest men de lijn van de bolsjewieken verdedigen zonder de mensjewieken frontaal aan te vallen vermits de arbeiders opteerden voor de eenheid. Onder zijn leiding bereikte de Pravda snel de recordoplage van 80.000 exemplaren.(21)

Einde 1912 riep Lenin Stalin en andere verantwoordelijken naar Warschau om zijn visie over de onmiddellijke breuk met de mensjewieken door te drukken; daarop stuurde hij Stalin naar Wenen om er het werk Het marxisme en het nationale vraagstuk te schrijven. Stalin viel er de theorie van de "culturele-nationale autonomie" in de schoot van de partij aan, die hij aankloeg als de weg van het separatisme en de onderwerping van het socialisme aan het nationalisme. Hij verdedigde de eenheid van de verschillende nationaliteiten in de schoot van één gecentraliseerde partij.

Terug in Sint-Petersburg liet Malinovski hem een vijfde maal arresteren. Hij werd gedeporteerd naar de minst toegankelijke streek van Siberië waar hij vijfjaar zou blijven.(22)

Slechts na de revolutie van februari 1917 kon Stalin terugkeren naar Sint-Petersburg waar hij verkozen werd in het presidium van het Russische Bureau en waar hij opnieuw de leiding over de Pravda opnam. In april 1917, op de partijconferentie, bezette hij de derde plaats in stemmenaantal voor het Centraal Comité. In de maand juli, toen de voorlopige regering de Pravda opdoekte en verschillende bolsjewistische leiders gearresteerd werden, moest Lenin zich verstoppen in Finland. Stalin nam de leiding van de partij over. In augustus bracht hij verslag uit op het Vide Congres, in naam van het Centraal Comité; de politieke lijn werd goedgekeurd met unanimiteit van 267 afgevaardigden min vier onthoudingen. Stalin verklaarde:

"Men kan de mogelijkheid niet uitsluiten dat Rusland het land zal zijn dat de weg toont naar het socialisme. We moeten de oude idee dat alleen Europa ons de weg kan tonen over boord gooien."(23)

Op het ogenblik van de opstand van 25 oktober maakte Stalin deel uit van het Revolutionair Militair Centrum dat bestond uit vijf leden van het Centraal Comité. Kamenev en Zinovjev hadden zich publiek uitgesproken tegen de overname van de macht door de bolsjewistische partij; Rykov, Nogin, Lunasjarski en Miljoetin ondersteunden hen. Maar het was Stalin die Lenins voorstel om Kamenev en Zinovjev uit de partij te sluiten, deed verwerpen. Na de revolutie waren het dezelfde "rechtse bolsjewieken" die een coalitie-regering eisten met de mensjewieken en de sociaal-revolutionairen. Omdat ze opnieuw met uitsluiting bedreigd waren, onderwierpen ze zich.(24)

Stalin werd de eerste Volkscommissaris van Nationaliteitenzaken. Hij begreep snel dat de internationale bourgeoisie steun verleende aan de lokale bourgeoisie van de nationale minderheden en hij schreef:

"Het recht op zelfbeschikking is het recht, niet van de bourgeoisie maar van de werkende massa's van een gegeven natie. Het principe van het zelfbeschikkingsrecht moet gebruikt worden als een strijdmiddel voor het socialisme; het moet ondergeschikt zijn aan de principes van het socialisme."(25) Samenvattend kunnen we besluiten dat Stalin tussen 1901 en 1917 —vanaf het ontstaan van de bolsjewistische partij tot de overwinning van de Ok-toberrevolutie — een consequente voorstander was van de door Lenin uitgewerkte lijn. Stalin had Lenin gevolgd vanaf het begin, toen deze laatste slechts een beperkt aantal partizanen onder de socialistische intellectuelen telde. In tegenstelling tot de meeste andere bolsjewistische leiders stond Stalin voortdurend in contact met de Russische realiteit en met de militanten in het binnenland. Hij had met deze militanten gewerkt in openlijke strijd-bewegingen en in de clandestiniteit, in de gevangenissen en in Siberië. Stalin was deskundig op vele terreinen: hij had de gewapende strijd in de Kau-kasus geleid evenals clandestiene en syndicale strijdbewegingen; hij had zowel clandestiene als legale kranten uitgegeven, hij had het legale en parlementaire werk geleid en hij kende de nationale minderheden even goed als het Russische volk. Geen enkele andere bolsjewistische leider kon zich beroepen op zo'n constante en gevarieerde activiteit.

Trotski heeft zich uitgesloofd in het systematisch bekladden van het revolutionaire verleden van Stalin en bijna alle bourgeois-auteurs hebben zijn lasterpraatjes overgenomen. Trotski verklaarde:

"Stalin is de meest eminente middelmatigheid van onze partij."(26) Trotski is een oplichter als hij over "onze partij" spreekt: hij heeft nooit tot die bolsjewistische partij behoord die Lenin, Zinovjev, Stalin, Sverdlov en anderen opbouwden tussen 1903 en 1917. Trotski trad toe tot de partij in juli 1917. Hij schreef ook:

"Lenin vertrouwde de lopende zaken toe aan Stalin, Zinovjev of Kamenev. Ik deugde niet als pakjesdrager. Lenin had in de praktijk behoefte aan volgzame helpers; die rol lag me niet."(27)

Dit zegt werkelijk niets over Stalin, maar des te meer over Trotski. Hij verwijt Lenin zijn eigen aristocratische en bonapartistische opvatting over de partij: een chef omringd met volgzame helpers die de lopende zaken mogen beredderen!

De "socialisten" en de revolutie

De revolutie vond plaats op 25 oktober 1917. Maar reeds de dag daarop lieten de "socialisten" de sovjet van boerenvertegenwoordigers een motie stemmen die de eerste oproep zou zijn voor contrarevolutie.

"Kameraden boeren, alle vrijheden die verworven werden door het bloed van uw zonen, worden momenteel ernstig bedreigd. Ons leger, dat het vaderland en de revolutie verdedigt tegen het buitenland, werd een nieuwe, zware slag toegebracht. (De bolsjewieken) verdelen de krachten van de arbeiders. De slag die het leger werd toegebracht is de eerste en de ergste van de misdaden die door de bolsjewistische partij werden gepleegd. Bovendien heeft deze partij de burgeroorlog ontketend en heeft ze zich met geweld meester gemaakt van de macht. (De bolsjewieken) zullen geen vrede brengen, maar slavernij."(28)

Zo spraken de "socialisten" zich, daags na de Oktoberrevolutie, uit voor de voortzetting van de imperialistische oorlog en beschuldigden ze de bolsjewieken al van het ontketenen van de burgeroorlog en van het veroorzaken van geweld en slavernij!

Onmiddellijk zochten de krachten van de burgerij, de voormalige tsaristische krachten, alle reactionaire krachten, naar wegen om zich te hergroeperen en zich opnieuw te organiseren, achter de socialistische "avant-garde"... Vanaf 1918 vonden er antibolsjewistische opstanden plaats. Begin 1918 vormde Plechanov, een eminent leider van de mensjewistische partij, samen met de sociaal-revolutionairen en de sociaal-populisten, alsmede de Kadet-tenpartij van de burgerij, de "Unie voor de heropstanding van Rusland".

"Zij waren van mening", schrijft Kerenski, "dat er een nationale regering gevormd moest worden, gebaseerd op de meest brede democratische principes, en dat het nodig was opnieuw een front te vormen tegen Duitsland, in samenwerking met de westerse bondgenoten van Rusland."(29)

Op 20 juni 1918 verscheen Kerenski in naam van deze Unie in Londen om te onderhandelen met de geallieerden. Tegen eerste minister Lloyd George verklaarde hij:

"Het doel van de regering in opbouw is de oorlog aan de zijde van de geallieerden voort te zetten, Rusland te bevrijden van de tirannie van het bolsjewisme en de democratie te herstellen."

Zo gebruikt de Russische oorlogszuchtige bourgeoisie het woord "democratie" al meer dan zeventig jaar geleden om haar barbaarse overheersing te camoufleren.

In naam van de Unie vroeg Kerenski een "interventie" van de geallieerden in Rusland. Kort daarna werd er een Bestuursraad geïnstalleerd in Siberië, bestaande uit de sociaal-revolutionairen, de sociaal-populisten, de burgerlijke Kadettenpartij en de tsaristische generaals Alexejev en Boldyrev. De Engelse en Franse regeringen wilden eerst de Bestuursraad als wettelijke regering erkennen, maar later besloten ze de kaart te trekken van de tsaristische generaal Koltsjak.(30)

Op die manier verenigden zich de krachten die de tsaristische reactie en de burgerij met de wapens zouden verdedigen: de tsaristische troepen en alle partijen van de burgerij — van kadetten tot socialisten — in alliantie met de buitenlandse interventielegers.

In 1918 woedde de burgeroorlog overal. Zelfs in Petrograd en Moskou was de veiligheid van personen en van bezittingen niet meer gewaarborgd.

De Engelse vloot, gesteund door de andere imperialistische landen, organiseerde een blokkade die de aanvoer van voedsel, kleding en geneesmiddelen belette. De Engelse, Franse, Japanse, Italiaanse en Amerikaanse legers ont-scheepten in het noorden te Moermansk en Archangelsk, in het Verre Oosten te Vladivostok en in het zuiden te Batoem en Odessa. Zij steunden de tsaristische troepen van Denikin, Koltsjak, Joedenitsj en Wrangel die over het hele grondgebied opereerden. Troepen gevormd door voormalige Tsjechoslowaakse gevangenen controleerden het grootste deel van Siberië. De Duitse en Poolse legers verwoestten het westelijk deel van Rusland en bezetten Oekraïne.(31)

Van 1918 tot 1921 kostte deze burgeroorlog tussen de 8 en de 9 miljoen mensen het leven, in hoofdzaak slachtoffers van de hongersnood. De dood van deze negen miljoen mensen was in hoofdzaak het gevolg van de buitenlandse interventies (van de Engelsen, Fransen, Tsjechoslowaken, Japanners, Polen, enz.) en door de blokkade die georganiseerd was door de westerse legers. Maar rechts klasseert deze doden op een perfide manier in de rubriek "slachtoffers van het bolsjewisme"!

Het is haast een wonder dat de bolsjewistische partij — die in 1917 slechts 33.000 leden telde — erin geslaagd is de volksmassa's te mobiliseren op zo'n grote schaal dat zij de kracht konden opbrengen om de veel sterkere burgerij gesteund door de tsaristen en de "socialisten" en versterkt door de buitenlandse interventielegers, te verslaan. Zonder een algemene mobilisatie van de boeren- en arbeidersmassa's en zonder hun taaiheid en onstuitbare vrijheidswil, hadden de bolsjewieken nooit de eindoverwinning kunnen behalen.

Vanaf het begin van de burgeroorlog hekelden de mensjewieken de "bolsjewistische dictatuur", hun "regime van willekeur en terreur" en de "nieuwe aristocratie". En dat in 1918, wanneer er nog geen sprake is van het "stalinisme"! "De dictatuur van een nieuwe aristocratie": in deze termen viel de sociaal-democratie vanaf de eerste dag het socialistisch regime aan dat Lenin zojuist had geïnstalleerd.

Plechanov ontwikkelde de theoretische basis van deze beschuldigingen door te verklaren dat de bolsjewieken "objectief gezien, een reactionaire politiek" hadden ontworpen, in tegenspraak met de gang van de geschiedenis, een reactionaire utopie die het socialisme wilde vestigen in een land dat hiervoor niet rijp was. Plechanov sprak over "traditioneel boerenanarchis-me". Maar toen de buitenlandse interventie zich ontwikkelde, was Plechanov een van de zeldzame mensjewistische leiders om zich ertegen te verzetten.(32)

De aansluiting van de socialistische leiders bij de bourgeoisie was gebaseerd op twee argumenten. Ten eerste was het volgens hen onmogelijk om het socialisme "op te leggen" in een achterlijk land. En ten tweede zouden de bolsjewieken de tirannie en de dictatuur invoeren en een nieuwe aristocratie vormen boven de massa's door het socialisme "met geweld" op te leggen.

Het is de moeite waard om even stil te staan bij deze eerste "analyses" die door de sociaal-democratische contrarevolutionairen gemaakt werden, terwijl ze met de wapens in de hand het socialisme bestreden. Deze lasterlijke aanvallen tegen het leninisme zullen later nog wat worden aangedikt in de strijd tegen het "stalinisme".

Stalin tijdens de burgeroorlog

We willen kort ingaan op de rol die Stalin speelde tijdens de burgeroorlog.

Een groot aantal publikaties van de bourgeoisie plaatsen Trotski, de "oprichter en organisator van het Rode Leger", op gelijke voet met Lenin: samen zouden ze de militaire overwinning van de bolsjewieken bewerkstelligd hebben. De inbreng van Stalin in de strijd tegen de witte legers wordt meestal verwaarloosd. Nochtans heeft Stalin in de jaren 1918-1920 persoonlijk de militaire strijd op verschillende beslissende fronten geleid. Op militair vlak was de inbreng van Zinovjev, Kamenev of Boecharin zero.

In november 1917 richtte het Centraal Comité een beperkt comité voor dringende zaken op, bestaande uit Lenin, Stalin, Sverdlov en Trotski. Pestovski, de helper van Stalin, schrijft over die periode:

"Lenin riep Stalin ontelbare malen bij zich in de loop van de dag. Stalin bracht het grootste deel van de dag bij Lenin door."(33)

Tijdens de vredesonderhandelingen met Duitsland in december 1917 drongen Lenin en Stalin erop aan de vernederende voorwaarden van de Duitsers te aanvaarden om kost wat kost de sovjetmacht te redden. Zij oordeelden dat het Russische leger hoe dan ook niet in staat was om verder oorlog te voeren. Boecharin en Trotski zegden dat men de Duitse voorwaarden moest weigeren en de "revolutionaire oorlog" uitroepen. Maar Lenin trapte niet in deze val. De bourgeoisie predikte immers het ultra-na-tionalisme om de bolsjewistische macht te breken. Tijdens de onderhandelingen met de Duitsers verklaarde Trotski:

"Wij trekken ons uit de oorlog terug, maar wij weigeren het vredesverdrag te tekenen..."

Stalin beweerde dat er in Duitsland geen tekens van een naderende revolutie waren en dat het spectaculaire gebaar van Trotski politiek niet verantwoord was. De Duitsers hernamen inderdaad hun offensief en de bolsjewieken werden later verplicht om nog slechtere vredesvoorwaarden te aanvaarden. Deze kwestie was haast catastrofaal voor de partij.(34)

In januari 1918 vormde de tsaristische generaal Alexejev een vrijwilligersleger in de Oekraïne en in de Don-streek. In februari bezette het Duitse leger de Oekraïne om "haar onafhankelijkheid te garanderen". In mei 1918 bezetten 30.000 Tsjechische soldaten een groot deel van Siberië. Onder impuls van Winston Churchill begonnen Engeland, Frankrijk, de Verenigde Staten, Italië en Japan gedurende de zomer een militaire interventie tegen de bolsjewieken.

Vanaf maart 1918 was Trotski volkscommissaris voor Defensie. Het was zijn taak een nieuw leger van arbeiders en boeren op te richten, omkaderd door 40.000 officieren uit het oude tsaristische leger.(35)

In juni 1918 werd Noord-Kaukasus, de enige belangrijke graanstreek in handen van de bolsjewieken, bedreigd door het leger van Krasnov. Stalin werd naar Tsaritsin, het toekomstige Stalingrad, gestuurd om de graanleve-ringen te verzekeren. Hij trof er een totale chaos aan.

"Ikzelf zal zonder formaliteiten de verantwoordelijke legercommandanten en commissarissen verjagen", schreef hij aan Lenin. Terzelfder tijd eiste hij het militaire gezag over de streek op.

Op 19 juli werd Stalin benoemd tot president van de Militaire Raad van het zuidelijk front. Later kreeg Stalin onenigheid met de vroegere tsaristische artüleriegeneraal Sytin, door Trotski tot commandant van het zuidelijke front benoemd, én met de commandant-chef van het leger, de vroegere tsaristische kolonel Vatsetis. Maar Tsaritsin werd met succes verdedigd.(36) Lenin beschouwde de maatregelen door Stalin in Tsaritsin genomen als voorbeeldig.(37)

In oktober 1918 werd Stalin benoemd in de Militaire Raad van de Oekraïne. Deze moest het door de Duitsers aan de macht gebrachte regime van Sporopadski omverwerpen.

In december werd de situatie in de Oeral almaar slechter. De reactionaire troepen van Koltsjak rukten steeds verder op. Stalin werd gevolmachtigd om een einde te maken aan de catastrofale toestand en om het Derde Leger te zuiveren van onbekwame commissarissen. Tijdens zijn onderzoek ter plaatse kritiseerde Stalin de politiek van Trotski en Vatsetis. Op het VIHste Congres in maart 1919 werd Trotski bekritiseerd door verschillende afgevaardigden omwille van zijn "dictatoriale houding", zijn "verering van de militaire specialisten", en zijn "stortvloed van verwarde telegrammen".(38)

In mei 1919 werd Stalin opnieuw met volmachten naar Petrograd gestuurd om er de verdediging tegen het leger van Joedenitsj te organiseren. Op 4 juni zond Stalin een telegram naar Lenin waarin hij, op basis van in beslag genomen documenten, stelde dat verschillende hoge officieren van het Rode Leger in het geheim voor de witte legers werkten.(39)

Op het oostelijk front brak er een heftig conflict uit tussen zijn commandant S. Kamenev en de commandant-chef Vatsetis. Het Centraal Comité ondersteunde tenslotte de eerste. Daarop gaf Trotski zijn ontslag, dat geweigerd werd. Vatsetis werd voor ondervraging gearresteerd.(40)

In augustus 1919 won het witte leger van Denikin terrein op de Don, in de Oekraïne en in Zuid-Rusland, terwijl het steeds verder oprukte richting Moskou. Van oktober 1919 tot maart 1920 leidde Stalin het zuidelijk front en versloeg Denikin.(41)

In mei 1920 werd Stalin naar het zuid-westelijk front gestuurd, waar de Poolse legers de stad Lvov in de Oekraïne naderden en de troepen van Wrangel de Krim bedreigden. De Polen hadden een groot deel van de Oekraïne bezet, Kiev inbegrepen. Op het westelijke front ging Toechatsjevski in de tegenaanval; hij sloeg de aanvallers terug en achtervolgde hen tot in de omgeving van Warschau. Lenin hoopte de oorlog tegen het reactionaire Polen te winnen en er werd een voorlopige Poolse sovjetregering gevormd. Stalin waarschuwde voor deze operatie:

"De klassenconflicten hebben nog niet de kracht bereikt die nodig is om het gevoel van de Poolse nationale eenheid te breken."(42)

De slecht gecoördineerde troepen van Toechatsjevski werden door een Poolse tegenaanval op hun onbeschermde zijde op de vlucht gedreven. Op hetzelfde moment moest Stalin het merendeel van zijn krachten concentreren tegen Wrangel die de gebieden ten noorden van de zee van Azov had bezet en die de verbinding met de anticommunisten van de Don probeerde te leggen.(43) De witte legers van Wrangel werden geliquideerd vóór het einde van 1920.(44)

In november 1919 ontvingen Stalin en Trotski de Orde van de Rode Vlag voor hun militaire heldendaden, een nieuwe onderscheiding. Lenin en het Centraal Comité achtten de verdiensten van Stalin in het leiden van de gewapende strijd op de moeilijkste plaatsen even hoog als die van Trotski die het Rode Leger centraal georganiseerd en geleid had. Maar om zijn eigen grootheid beter te laten uitkomen schrijft Trotski:

"Gedurende de gehele periode van de burgeroorlog bleef Stalin een derde-rangsfiguur. "(45)

McNeal die dikwijls vooringenomen was tegen Stalin, schrijft in dit verband:

"Stalin was naar voor getreden als een opvallende politieke en militaire chef wiens bijdrage aan de rode overwinning zeker niet moest onderdoen voor die van Trotski. Stalin was minder betrokken bij de algemene organisatie van het Rode Leger dan zijn rivaal, maar hij was belangrijker geweest als bevelhebber op de meest cruciale fronten. Als zijn reputatie voor die van Trotski onderdeed, dan was dat niet omdat deze laatste objectief verdienstelijker was maar omdat Stalin zichzelf niet bewierookte."(46)

In december 1919 stelde Trotski "de militarisering van de economie" voor; hij wilde de methoden die hij gebruikt had om het leger te leiden, toepassen op de mobilisatie van de arbeiders. Zo werden de spoorwegarbeiders met militaire discipline gemobiliseerd. Een golf van protesten trok door de syndicale beweging. Lenin verklaarde dat Trotski fouten had gemaakt die de dictatuur van het proletariaat zélf in gevaar brachten; met zijn bureaucratische pesterijen ten opzichte van de syndicaten riskeerde hij de partij af te snijden van de werkende massa's.(47)

Trotski's extreme individualisme, zijn onverholen afkeer voor alle bolsjewistische kaders, zijn autoritaire stijl van leiding geven en zijn voorliefde voor de militaire discipline benauwden vele partijkaders. Ze vreesden dat Trotski een soort van Napoleon Bonaparte zou worden, een staatsgreep zou plegen en een autoritair en contrarevolutionair regime zou opzetten.

Het "testament" van Lenin

Trotski kende in 1919, tijdens de burgeroorlog, een korte periode van glorie, maar Stalin was in 1921-1923 ontegensprekelijk de tweede autoriteit in de partij, na Lenin.

Sedert het VlIIste Congres in 1919 was Stalin lid van het politiek bureau, naast Lenin, Kamenev, Trotski en Krestinski. Deze samenstelling bleef ongewijzigd tot in 1921. Stalin was eveneens lid van het organisatiebureau, samengesteld uit vijf leden van het Centraal Comité.(48) Toen Preobrazjenski op het Xlde Congres in 1922 opmerkte dat Stalin het Commissariaat van de Nationaliteiten leidde alsook de Arbeiders- en Boereninspectie (belast met de controle over het gehele staatsapparaat), antwoordde Lenin:

"Wij hebben een man nodig die elke vertegenwoordiger van de nationaliteiten kan te woord staan. Dat kan alleen Stalin. Hetzelfde geldt voor de Arbeiders- en Boereninspectie. Het is een gigantisch werk. Het is noodzakelijk dat er een man met autoriteit aan het hoofd staat, anders zullen wij vastrijden."(49)

Op voorstel van Lenin werd Stalin op 23 april 1922 ook benoemd tot secretaris-generaal van het secretariaat.(50)

Stalin was toen de enige die tegelijkertijd lid was van het Centraal Comité, van het politiek bureau, van het organisatie-bureau én van het secretariaat van de bolsjewistische partij.

Lenin kreeg een eerste aanval van verlamming in mei 1922. Op 16 december 1922 had hij een nieuwe, zware aanval. De dokters wisten dat hij niet meer zou herstellen.

Op 24 december deelden de dokters Stalin, Kamenev en Boecharin, de vertegenwoordigers van het politiek bureau, mee dat iedere politieke controverse een fatale aanval kon uitlokken. Zij beslisten dat Lenin "het recht had iedere dag gedurende vijf a tien minuten te dicteren. Hij mocht geen politieke bezoekers ontvangen. Zijn vrienden en zijn naaste omgeving mochten hem niet informeren over de politieke gang van zaken".(51)

Het politiek bureau belastte Stalin met het contact met Lenin en de dokters. Dat was een moeilijke taak omdat Lenin zich verschrikkelijk gefrustreerd voelde door zijn verlamming en zijn vervreemding van het politieke leven. Zijn irritatie keerde zich noodzakelijkerwijs tegen zijn contactpersoon. Ian Grey schrijft:

"Het dagboek dat de secretarissen van Lenin hebben bijgehouden van 21 november 1922 tot 6 maart 1923 bevat dag na dag het gedetailleerde verslag van zijn werk, zijn bezoeken, zijn gezondheid, en na 13 december bevat het zelfs zijn kleinste activiteiten. Lenin moest met zijn verlamde rechterarm en -been in bed blijven, waardoor hij afgesneden was van de regeringszaken en op doktersbevel in feite van de buitenwereld. Maar Lenin bleef vechten voor de dossiers die hij wilde inkijken. Hij steunde daarbij op zijn vrouw, Kroepskaja, op zijn zuster, Maria Ilyisjna en drie of vier secretaressen."(52)

Lenin, gewend alle essentiële aspecten van het leven van de partij en de staat te leiden, probeerde wanhopig tussen te komen in de debatten waarvan hij niet alle elementen kon beheersen tengevolge van zijn fysische toestand. De dokters verboden hem alle politiek werk, hetgeen hem verschrikkelijk opwond. Toen hij zijn einde voelde naderen, probeerde hij vraagstukken te regelen die hij als essentieel beoordeelde, maar die hij niet meer beheerste. Het politiek bureau verbood hem alle stresserend politiek werk, maar zijn vrouw deed alles om hem toch de documenten te bezorgen die hij vroeg. Pijnlijke psychologische en persoonlijke conflicten waren in dergelijke situaties onvermijdelijk.

Eind december 1922 schreef Kroepskaja een door Lenin gedicteerde brief. Stalin berispte haar. Zij bekloeg zich bij Lenin en Kamenev: "Ik weet beter dan de dokters wat ik Ilyich mag zeggen, omdat ik weet wat hem kwaad doet en wat niet; in alle geval weet ik dat beter dan Stalin."(53)

Over deze periode schrijft Trotski:

"Midden december 1922 ging de gezondheid van Lenin opnieuw achteruit. Stalin ageerde onmiddellijk, teneinde profijt te halen uit de situatie en hij hield een groot deel van de gecentraliseerde informatie van het partijsecretariaat voor Lenin verborgen. Hij deed alles om hem te isoleren. Kroepskaja deed wat ze kon om de zieke te beschermen tegen deze vijandige maneuvers."(54)

Dit zijn woorden van een intrigant! De dokters verboden dat Lenin nog rapporten ontving. Maar Trotski beschuldigde Stalin van "vijandelijke maneuvers" en "achterhouden van informatie"!

Het is in die omstandigheden dat Lenin van 23 tot 25 december 1922 een aantal paragrafen dicteerde, die door de vijanden van het communisme het "testament van Lenin" worden noemen. Een postscriptum volgde op 5 januari 1923.

Bourgeois-auteurs maken veel tumult over dit vermeende "testament" waarmee Lenin zogezegd Stalin wilde elimineren ten voordele van Trotski. Henri Bernard, professor emeritus van de Koninklijke Militaire School, schrijft:

"Trotski moest Lenin normaal gezien opvolgen. Lenin dacht aan hem als opvolger. Hij vond Stalin te brutaal."(55)

De Amerikaanse trotskist Max Eastman publiceerde in 1925 het "testament" samen met loftuitingen aan het adres van Trotski. In die tijd zag Trotski zich verplicht een rechtzetting te publiceren in het blad Bokhevik:

"Eastman beweert dat het Centraal Comité het vermeende 'testament' verborgen heeft gehouden voor de partij; dit is laster tegen het Centraal Comité van onze partij. (...) Vladimir Ilyitch heeft geen enkel 'testament' nagelaten; de aard zelf van zijn banden met de partij, alsook de aard van de partij zelf, sluit elk idee van een 'testament' uit. De emigranten-pers en de buitenlandse mensjewistische en burgerlijke pers beschouwen een brief van Vladimir Ilyitch met raadgevingen van organisatorische aard ten onrechte als testament. Het VlIIste Congres van de partij heeft deze brief zeer aandachtig behandeld. Alle roddels over een verborgen of verworpen 'testament' zijn kwaadwillige uitvindsels."(56)

Enkele jaren later zal dezelfde Trotski in zijn autobiografie kreten van verontwaardiging slaken over het "testament van Lenin dat men voor de partij verborgen houdt"!(57)

Laat ons deze beruchte nota's, door Lenin gedicteerd tussen 23 december 1922 en 5 januari 1923, nader bekijken. Lenin stelde voor het Centraal Comité uit te breiden "met een honderdtal leden":

"Noodzakelijk om de autoriteit van het Centraal Comité te verstevigen en om ons apparaat diepgaand te verbeteren, alsook om te verhinderen dat de conflicten tussen bepaalde groepjes in het Centraal Comité teveel aan belang winnen. Onze partij kan best 50 a 100 mensen uit de arbeidersklasse in het Centraal Comité benoemen."

Lenin heeft het over "maatregelen te nemen tegen scheurmakerij":

"De kern van het probleem van de samenhang zit bij leden van het Centraal Comité, met name Stalin en Trotski. Hun onderlinge conflicten vormen naar mijn mening het belangrijkste gevaar voor scheuring." Tot hier het "theoretische" gedeelte.

Deze tekst getuigt van een gebrek aan samenhang, klaarblijkelijk gedicteerd door een ziek man. Hoe kunnen 50 of 100 arbeiders, toegevoegd aan het Centraal Comité, "diens autoriteit vergroten" of het gevaar voor scheuring verminderen? Door met geen woord te reppen over de politieke en de partij-opvattingen van Stalin en Trotski laat Lenin verstaan dat de persoonlijke verhoudingen tussen deze twee leiders de eenheid bedreigen.

Vervolgens geeft Lenin zijn "beoordelingen" over de vijf belangrijkste leiders van de partij. Wij citeren ze bijna volledig.

"Als secretaris-generaal heeft Stalin teveel macht in handen. Ik ben er niet zeker van dat hij er zich altijd met de nodige omzichtigheid zal van bedienen.

Kameraad Trotski laat zich niet alleen opmerken door uitstekende kwaliteiten zoals de strijd tegen het Centraal Comité over de kwestie van het Volkscommissariaat van Communicatie bewezen heeft. Hij is momenteel misschien de meest bekwame man van het Centraal Comité, maar hij is te zelfverzekerd en hij is te administratief ingesteld.

Deze twee kwaliteiten van de twee eminente leiders van het actuele Centraal Comité zouden een scheuring kunnen veroorzaken. (...)

Ik herinner hier slechts aan het feit dat de oktober-episode van Zinovjev en Kamenev ongetwijfeld geen toevalligheid was, maar dat men hen deze misdaad niet ten persoonlijke titel moet aanwrijven; dit geldt evenzeer voor het a-bolsjewisme van Trotski.

Boecharin is niet alleen een van de meest waardevolle theoretici van de partij; hij geniet ook terecht de sympathie van de gehele partij. Toch kunnen zijn theoretische inzichten slechts met de grootste reserve als echt marxistisch beschouwd worden, gezien hun scholastisch karakter (hij heeft de dialectiek nooit gestudeerd en hij heeft die, naar ik vermoed, nooit volledig begrepen)."

Het is opvallend dat Lenin eerst en vooral Stalin vernoemt, "die kwakzalver, gedoemd om een tweede- of derderangsrol te spelen" zoals Trotski het uitdrukte.(58) Trotski zei ook nog:

"Het Testament wilde de voorwaarden scheppen die mij de mogelijkheid zouden geven de plaatsvervanger van Lenin te worden, zijn opvolger te zijn."(59)

Een dergelijke intentie is zeker niet terug te vinden in die kladnota's van Lenin. Grey zegt met recht:

"Stalin komt er het beste uit. Hij heeft niets gedaan dat zijn politiek bilan zou bezoedelen. Vraag is alleen of hij er in zal slagen de in zijn handen geconcentreerde macht oordeelkundig uit te oefenen?"(60)

Aangaande Trotski noteerde Lenin vier gewichtige fouten: hij heeft zeer slechte kanten zoals hij heeft laten zien in zijn strijd tegen het Centraal Comité in de kwestie van de "militarisering van de syndicaten"; hij is pretentieus; hij behandelt de problemen op een bureaucratische manier en zijn a-bolsjewisme is geen toeval.

Over Zinovjev en Kamenev weerhield Lenin alleen dat hun verraad ten tijde van de opstand geen toeval was.

Boecharin is een groot theoreticus... van wie de ideeën niet volledig marxistisch zijn, maar eerder scholastisch en niet dialectisch!

Lenin dicteerde deze nota's met de bedoeling een scheuring in de leiding te vermijden. Maar de besluiten die hij formuleert over de vijf belangrijkste leiders lijken wel gemaakt om hun prestige te ondermijnen en ruzie te stoken.

Toen Lenin deze lijnen dicteerde "voelde hij zich slecht", schrijft zijn secretaresse Fotieva, en "de dokters waren ertegen dat Lenin zich onderhield met zijn secretaresse en zijn stenografe".(61)

Vervolgens schreef Lenin, tien dagen later, een "bijvoegsel" dat blijkbaar verwijst naar de berisping van Stalin aan het adres van Kroepskaja, twaalf dagen eerder.

"Stalin is te brutaal en deze afwijking, volledig duldbaar in ons milieu en in de verhoudingen tussen ons, communisten, is dat niet meer in de functie van secretaris-generaal. Ik stel dus aan de kameraden voor een middel te bedenken om Stalin te ontlasten en om in zijn plaats een andere persoon aan te stellen, die toleranter, loyaler, beleefder, aandachtiger tegenover de kameraden is en een minder grillig humeur heeft dan kameraad Stalin. Deze trekken kunnen een uiterst klein detail lijken. Maar, om scheuring te voorkomen en rekening houdend met hetgeen ik eerder geschreven heb over de verhoudingen tussen Stalin en Trotski, is dit naar mijn mening geen detail, ofwel is het er een dat van beslissend belang kan worden."

Zwaar ziek en voor de helft verlamd werd Lenin meer en meer afhankelijk van zijn vrouw. Enkele ruwe woorden van Stalin brachten Kroepskaja ertoe zijn ontslag te vragen. Om hem te vervangen door wie? Door een man die alle kwaliteiten van Stalin had en bovendien toleranter, beleefder en aandachtiger was! Uit de tekst komt duidelijk naar voren dat Lenin zeker niet aan Trotski dacht. Aan wie dan? Aan niemand, want zo'n uitzonderlijk iemand was er gewoon niet!

De "brutaliteit" van Stalin was "volledig duldbaar onder communisten"... maar zij was dat niet "in zijn functie van secretaris-generaal". Nochtans hield de secretaris-generaal zich destijds vooral bezig met de interne organisatievraagstukken van de partij! Je kan moeilijk de onsamenhangende opmerkingen van Lenin als een weloverwogen bilan beschouwen.

In februari 1923 "was de toestand van Lenin verslechterd; hij leed aan hevige hoofdpijn. De dokter had hem categoriek de lectuur van kranten, bezoek en politieke informatie verboden. Vladimir Ilyitch vroeg het verslag van het Xde Congres van de sovjets. Hij kreeg het niet en dat stemde hem zeer droevig".(62) Blijkbaar probeerde Kroepskaja die documenten toch te bemachtigen. Dimitrievski rapporteerde een nieuw incident tussen haar en Stalin:

"Toen Kroepskaja hem nog eens telefoneerde om informatie, gaf Stalin haar een beledigend antwoord. Kroepskaja barstte in tranen los en ging onmiddellijk haar beklag doen bij Lenin. Diens zenuwen waren al tot het uiterste gespannen en hij kon zich niet langer beheersen."(63)

Op 5 maart dicteerde Lenin een nieuwe nota:

"Waarde kameraad Stalin. U bent onbeschoft opgetreden tegen mijn vrouw. Ik heb niet de bedoeling snel te vergeten wat mij is aangedaan, en het is nutteloos te onderlijnen dat datgene wat mijn vrouw is aangedaan, ook mij is aangedaan. Daarom vraag ik dat u serieus zou overwegen terug te trekken wat u gezegd hebt en uw excuses aan te bieden of, als u dat verkiest, onze relaties te verbreken. Lenin."(64)

Deze persoonlijke brief van een man die fysisch ten einde is, is pijnlijke lectuur. Kroepskaja zelf vroeg de secretaresse deze nota niet door te geven aan Stalin.(65) Het zijn trouwens de laatste lijnen die Lenin heeft kunnen dicteren; 's anderendaags kreeg hij een zware aanval en werd hij volledig werkonbekwaam.(66)

Dat Trotski deze woorden van een zieke en volledig verlamde man aanhaalde is karakteristiek. Inderdaad, als een echte vervalser voerde Trotski deze tekst op als het ultieme bewijs dat Lenin hem had gekozen als opvolger! Hij schrijft:

"Deze nota, de laatste tekst van Lenin, is terzelfder tijd zijn definitieve conclusie over Stalin."(67)

Jaren later, in 1927, probeerde de verenigde oppositie van Trotski, Zi-novjev en Kamenev het "Testament" opnieuw te gebruiken tegen de partijleiding. In een publieke verklaring zei Stalin hierop het volgende:

"De opposanten hebben hier een grote bek opgezet en zij hebben beweerd dat het Centraal Comité van de partij het 'Testament' van Lenin heeft 'achtergehouden'. Deze kwestie is verschillende malen behandeld geweest tijdens de plenaire zittingen van het Centraal Comité en van de Centrale Controlecommissie. (Een stem: 'Duizenden malen!') Er werd bewezen en opnieuw bewezen dat niemand wat ook verbergt, dat dit 'testament' van Lenin voorgesteld werd aan het VIHste Congres, dat dit 'testament' voorgelezen werd tijdens dat Congres (Een stem: 'Absoluut.') en dat de partij unaniem beslist heeft het niet te publiceren, o.a. omdat Lenin zelf het niet gewild of gewenst heeft. (...) Men zegt dat Lenin in dat 'testament' een discussie voorstelde over de vraag of men Stalin als secretaris-generaal niet kon vervangen door een andere kameraad, gezien zijn onbeschoftheid. Dat is zeker juist. Ja, kameraden, ik ben onbeschoft tegen hen die de partij op een gemene en valse manier willen breken en verdelen. Reeds tijdens de eerste sessie van het plenum van het Centraal Comité na het VIHste Congres heb ik het plenum gevraagd me te ontlasten van mijn functie als secretaris-generaal. Het Congres zelf behandelde deze kwestie. Iedere delegatie heeft deze kwestie besproken en alle delegaties, ook Trotski, Zinoyjev en Kamenev, verplichtten Stalin op post te blijven. Een jaar later heb ik de vraag me te ontlasten van mijn functie opnieuw voorgelegd aan het plenum, maar men heeft dit opnieuw geweigerd."(68)

Alsof al deze intriges rond het "testament" nog niet volstonden, heeft Trotski op het einde van zijn leven Stalin zelfs beschuldigd van moord op Lenin! Om deze ongelooflijke onthulling kracht bij te zetten schuift hij als enig argument "zijn vaste overtuiging" naar voren! In zijn boek Stalin schrijft Trotski:

"Welke was de echte rol van Stalin tijdens de ziekte van Lenin? Heeft de 'leerling' niets gedaan om de dood van zijn 'meester' te bespoedigen? (...) Alleen de dood van Lenin kon Stalin vrij spel geven. (...) Ik ben er heilig van overtuigd dat Stalin niet passief afwachtte toen zijn lot op het spel stond."(69)

Natuurlijk levert Trotski ons geen enkel bewijs om deze beschuldiging te staven, maar hij vertelt wel hoe hij op dit idee is gekomen...

"Einde februari 1923 informeerde Stalin ons tijdens een vergadering van het politiek bureau dat Lenin hem om vergif had gevraagd. Hij vond zijn toestand hopeloos, voorzag een nieuwe aanval en had geen vertrouwen in zijn dokters. Zijn pijn was onverdraaglijk."

Toen Trotski deze mededeling van Stalin hoorde, heeft hij ter plekke bijna de toekomstige moordenaar van Lenin ontmaskerd! Hij schrijft:

"De uitdrukking op Stalins gezicht leek me buitengewoon raadselachtig. Er kwam een gevaarlijke glimlach op zijn gezicht, zoals op een masker."

We volgen inspecteur Clouseau-Trotski in zijn onderzoek:

"Waarom richtte Lenin, die op dat ogenblik een extreem misprijzen had voor Stalin, zich tot hem met een dergelijk verzoek? Lenin zag Stalin als de enige man die hem het vergif kon brengen omdat hij er rechtstreeks belang bij had. Hij kende de echte gevoelens van Stalin ten opzichte van hem."(70)

Probeer met dit soort argumenten maar eens te verdedigen dat prins Al-bert koning Boudewijn zou vergiftigd hebben. Je belandt in de gevangenis! Maar Trotski kon zich dergelijke ongelooflijke laagheden veroorloven om de belangrijkste communistische leider te belasteren, en geheel de bourgeoisie feliciteerde hem met "zijn onophoudelijke strijd tegen Stalin"!(71)

Hier komt nu het orgelpunt van het criminele onderzoek van de scherpzinnige detective Trotski:

"Ik kan me voorstellen dat de dingen zich ongeveer als volgt afspeelden. Lenin vroeg vergif einde februari 1923. Naar de winter toe was de toestand van Lenin langzaam verbeterd. Hij kon opnieuw wat spreken. Stalin wilde de macht. Het doel was dichtbij, maar het gevaar met name Lenin was nog dichterbij. Stalin besloot zonder dralen op te treden. Ik weet niet of Stalin het vergif naar Lenin bracht nadat de dokters hadden laten verstaan dat er geen hoop meer was, dan wel of hij zijn toevlucht zocht tot meer directe middelen."(72)

Zelfs Trotski's leugens zijn slecht bedacht: als er geen hoop meer was, waarom moest Lenin dan worden "vermoord"?

Van 6 maart 1923 tot aan zijn dood was Lenin bijna zonder onderbreking verlamd en kon hij niet spreken. Zijn vrouw, zijn zuster en zijn secretaresses waren bij hem. Lenin kon geen vergif nemen zonder hun medeweten. De medische rapporten uit die periode leggen goed uit dat de dood van Lenin onvermijdelijk was.

De manier waarop Trotski zijn beschuldigingen tegen "Stalin, de moordenaar" fabriceerde, evenals de wijze waarop hij het zogezegde "testament" gebruikte, brengen hem volledig in diskrediet.

Hoofdstuk 2 - De opbouw van het socialisme in één enkel land - Inhoud

In de overgangsperiode na Lenins dood stond de opbouw van het socialisme in de USSR ter discussie.

Na de nederlaag van de buitenlandse interventietroepen en de reactionaire legers kreeg de macht van de werkende klasse, gesteund op de arme en middelgrote boeren, een stevige basis. De dictatuur van het proletariaat had zijn tegenstanders politiek en militair overwonnen. Maar zou zij in staat zijn om het socialisme op te bouwen? Was het land "rijp" voor het socialisme? Was het socialisme mogelijk in een dergelijk achterlijk en verwoest land? Lenin vatte zijn antwoord op deze vraag samen in een sindsdien beroemde uitspraak:

"Het communisme, dat is de macht van de Sovjets, samen met de elektrificatie van heel het land."(1)

De sovjets staan voor de macht van de arbeidersklasse, verbonden met de belangrijkste massa's van de boeren. De elektrificatie staat voor het vervaardigen van moderne produktiemiddelen. Met deze twee elementen kon het socialisme worden opgebouwd. Zo drukte Lenin zijn vertrouwen uit in de opbouw van het socialisme in de Sovjetunie:

"Zonder elektrificatie is het onmogelijk om de industrie te ontwikkelen. Dit is een werk van lange adem, dat tenminste tien jaar zal duren. (...) Het economisch succes kan alleen gewaarborgd worden op het moment dat de Russische proletarische staat daadwerkelijk het hele raderwerk in handen heeft van een groot industrieel apparaat, opgebouwd op basis van de moderne techniek. (...) Dit is een enorme opdracht, waarvan de voltooiing veel meer tijd zal vergen dan de tijd die we nodig hadden om ons bestaan te verdedigen tegen de indringer. Maar deze lange tijd boezemt ons geen angst in."(2)

Volgens Lenin moesten, in een eerste fase, de boeren als individuele producenten werken; de staat zou ze helpen om coöperaties te vormen. Door de boeren te reorganiseren zou men ze kunnen integreren in de socialistische economie.

Lenin verwierp het argument van de mensjewieken als zou de boerenbevolking te barbaars zijn en op cultureel gebied te onderontwikkeld om het

socialisme te begrijpen. Met de macht van de dictatuur van het proletariaat in handen, zo meende Lenin, moest het toch mogelijk zijn om onder dit "barbaarse" volk een echte culturele revolutie te realiseren?(3)

Zo formuleerde Lenin de drie essentiële voorwaarden om in de Sovjetunie de socialistische maatschappij te vestigen: het ontwikkelen van de moderne industrie in handen van de socialistische staat, het organiseren van boerencoöperaties en het ontwikkelen van een culturele revolutie om de boerenmassa's te alfabetiseren en het technisch en wetenschappelijk niveau van de bevolking verhogen.

In een van zijn laatste teksten, Over de coöperatie, werkte Lenin deze ideeën verder uit:

"Het gezag van de staat over alle belangrijke produktiemiddelen, de macht van de staat in handen van de arbeidersklasse, het verbond van het proletariaat met de miljoenen en miljoenen kleine en zeer kleine boeren, de leiding over de boeren verzekerd door de arbeidersklasse, is dat niet alles wat we nodig hebben om, op basis van coöperaties, een integrale socialistische maatschappij op te bouwen?"(4)

Met deze vooruitzichten konden Lenin en de bolsjewistische partij de massa's, in het bijzonder de massa's van de arbeidersklasse, bezielen. Zij brachten de arbeiders opofferingsgezindheid bij in het socialistisch werk en gaven hun vertrouwen in de toekomst van het socialisme. De Nieuwe Economische Politiek was in de ogen van Lenin een stap achterwaarts die later zou toelaten er drie vooruit te zetten. Lenin deed deze toegevingen aan de kleinburgerij met het perspectief van het socialisme voor ogen. In november 1922 hield hij een redevoering over de NEP voor de sovjet van Moskou:

"Nieuwe Economische Politiek! Vreemde benaming. Deze politiek werd nieuw genoemd omdat hij stappen achterwaarts zet. Op dit ogenblik trekken wij terug, tenminste ogenschijnlijk, maar wij trekken eerst terug om vervolgens een veel krachtiger sprong vooruit te maken."(5) Hij besloot zijn redevoering met:

"Uit het Rusland van de Nieuwe Economische Politiek zal het socialistische Rusland voortkomen."(6)

Toch lokte de vraag of het mogelijk was om het socialisme in de Sovjetunie op te bouwen vanaf 1922 een groot ideologisch en politiek debat uit dat voortduurde tot in 1926-1927. Trotski stond in de eerste rijen om de gedachten van Lenin te bestrijden.

In 1919 achtte Trotski het opportuun om Bilan et perspectives (Bilan en perspectieven), een van zijn belangrijke teksten die hij in 1906 gepubliceerd had, opnieuw uit te geven. In het voorwoord van 1919 merkte hij op:

"De ideeën die hierin ontwikkeld werden, zijn in hoofdzaak een zeer nauwkeurige inschatting van het huidige tijdperk."(7)

Wat zijn nu de briljante "gedachten" uit zijn werk van 1906, die Trotski wil zien triomferen binnen de bolsjewistische partij? Trotski schrijft dat de boerenklasse gekenmerkt was door "politieke barbaarsheid, een gebrek aan sociale rijpheid en karakter, en achterlijkheid. Ze hebben niets waarop men een samenhangend en actief proletarisch beleid zou kunnen voeren". Na de machtsovername "zal het proletariaat verplicht zijn om de klassenstrijd naar het platteland te brengen. (...) De verschillende sociale klassen binnen de boerenstand hebben zich onvoldoende afgetekend en dat bemoeilijkt de ontwikkeling van de klassenstrijd waarop het stedelijk proletariaat zou kunnen steunen. De onverschilligheid van de boeren, hun politieke passiviteit, en meer nog, de actieve oppositie van de toplagen binnen de boerenbevolking, kunnen niet anders dan een invloed hebben op een deel van de intellectuelen en de kleinburgerij in de steden. Aldus zal, naarmate de politiek van de arbeidersklasse duidelijker en doelgerichter wordt, haar werkterrein kleiner en gevaarlijker worden".(8)

De door Trotski opgesomde problemen voor de opbouw van het socialisme zijn reëel. Zij vormen een verklaring voor de bitterheid van de klassenstrijd op het platteland, toen de partij in 1929 de collectivisatie op gang bracht. De onverzettelijke vastberadenheid en het organisatietalent van Stalin zouden noodzakelijk zijn om deze zware beproeving te doorstaan. Bij Trotski vormden deze problemen het begin van een politiek van capitulatie en defaitisme, gekruid met "super-revolutionaire" oproepen voor een vlucht voorwaarts.

Keren we terug naar de politieke strategie die Trotski ontwikkelde in 1906 en die hij bevestigde in 1919.

"Hoe kan de socialistische politiek van de arbeidersklasse worden toegepast in de Russische economische omstandigheden? Eén ding is zeker: vóór deze politiek botst op de technische achterstand van het land, zal ze al politieke obstakels tegenkomen. Zonder de directe staatssteun van het Europese proletariaat kan de Russische arbeidersklasse niet aan de macht blijven en haar tijdelijke gezag omzetten in een duurzame socialistische dictatuur. Over dit punt is er geen enkele twijfel mogelijk."(9)

"Wanneer ze op eigen krachten moet steunen, zal de Russische arbeidersklasse onvermijdelijk verpletterd worden door de contrarevolutie, zodra de boeren zich van haar zullen afkeren. Ze zal geen andere mogelijkheid hebben dan het lot van haar politieke macht, en bijgevolg van de hele Russische revolutie, te verbinden met de socialistische revolutie in Europa. De arbeidersklasse zal het enorme politieke en staatkundige gewicht dat ze door een tijdelijke samenloop van omstandigheden binnen de Russische burgerlijke revolutie gekregen heeft, in de schaal werpen van de klassenstrijd die zich afspeelt binnen de gehele kapitalistische wereld."(10)

Het herhalen van deze woorden in 1919 komt neer op defaitisme: er bestaat "geen enkele twijfel over" dat de arbeidersklasse "haar macht niet zal kunnen behouden", het staat vast dat "zij onvermijdelijk verpletterd zal worden" als de socialistische revolutie niet in heel Europa overwint. Deze defaitistische stelling wordt begeleid door een avonturistische oproep om "de revolutie te exporteren".

"Het Russische proletariaat (moet), op eigen initiatief, de revolutie naar het Europese grondgebied overbrengen. (...) De Russische revolutie zal stormlopen tegen het oude kapitalistische Europa."(11)

Om te tonen hoezeer hij vasthoudt aan zijn oude antileninistische opvattingen, publiceerde Trotski in 1922 een nieuwe uitgave van zijn boek uit 1906, verrijkt met een inleiding waarin hij opnieuw de juistheid van zijn politieke vooruitzichten bevestigde. Na vijfjaar socialistisch bewind stelde hij het volgende:

"In de periode tussen 9 januari en de oktoberstaking van 1905 vormde de auteur zijn opvattingen over het karakter van de revolutionaire ontwikkeling van Rusland, omschreven als de theorie van de 'permanente revolutie'. (...) Om zich van de overwinning te verzekeren zou de proletarische voorhoede, onmiddellijk na de machtsovername heftige aanvallen moeten uitvoeren niet alleen op de feodale bezittingen, maar ook op de bezittingen van de bourgeoisie. Door dit te doen zal ze op vijandige wijze in botsing komen niet alleen met alle groepen van de burgerij, door wie ze gesteund was in het begin van haar revolutionaire strijd, maar ook met de grote massa's van de boerenbevolking die haar aan de macht hebben geholpen. De tegenstellingen in de situatie van een arbeidersregering in een achterlijk land, waar de overweldigende meerderheid van de bevolking bestaat uit boeren, kunnen alleen op internationaal vlak worden opgelost, in de arena van de wereldrevolutie van het proletariaat."(12)

Aan degenen die vragen of dit alles niet in tegenspraak is met het feit dat de dictatuur van het proletariaat al vijfjaar standhoudt, antwoordt Trotski in een inleiding van 1922 op zijn tekst Le Programme de Paix (Het Programma van de Vrede):

"Het feit dat de Arbeidersstaat in één enkel land, een achterlijk land bovendien, stand heeft kunnen houden tegen de hele wereld, toont de kolossale macht aan van het proletariaat dat, in de andere, meer ontwikkelde en beschaafde landen, in staat zal zijn om echte wonderen tot stand te brengen. Maar hoewel wij onze staat politiek en militair overeind hebben gehouden, zijn wij er nog niet toe gekomen om een socialistische samenleving op te bouwen, wij zijn zelfs nog niet nader gekomen bij het socialisme. (...) De werkelijke ontplooiing van de socialistische economie in Rusland zal slechts mogelijk zijn na de overwinning van het proletariaat in de belangrijkste landen van Europa."(13)

In klare taal betekent dit dat de sovjetarbeiders niet in staat zijn om wonderen te verrichten voor de opbouw van het socialisme; maar de dag dat de Belgen, de Nederlanders, de Luxemburgers en de Duitsers in opstand zullen komen, zullen er in de wereld echte wonderen te zien zijn. Trotski richtte al zijn hoop op het proletariaat van de "meer ontwikkelde en beschaafde" landen. Maar hij hechtte geen enkel belang aan het feit dat in 1922 alléén het Russische proletariaat bewezen had door en door revolutionair te zijn, terwijl de revolutionaire golf die in 1918 West-Europa beroerde, al grotendeels tot het verleden behoorde.

Sedert 1902 bevocht Trotski onafgebroken de perspectieven die Lenin aangaf voor de democratische en voor de socialistische revolutie in Rusland. Door nogmaals, juist voor de dood van Lenin, naar voor te brengen dat de dictatuur van het proletariaat in botsing moest komen met de massa van de boeren en dat er bijgevolg geen redding was voor het socialisme in de Sovjetunie buiten de overwinning van de revolutie in de "meer beschaafde" landen, trachtte Trotski het programma van Lenin te vervangen door zijn eigen programma.

Gecamoufleerd met een linkse woordenvloed over de "wereldrevolutie" hernam Trotski in feite de fundamentele idee van de mensjewieken over de onmogelijkheid van de opbouw van het socialisme in de Sovjetunie. De mensjewieken zegden openlijk dat noch de massa's, noch de objectieve omstandigheden rijp waren voor het socialisme. Trotski van zijn kant zei dat het proletariaat, als aparte klasse, en de massa van individuele boeren onvermijdelijk met elkaar in botsing zouden komen. Zonder de buitenlandse steun van een zegevierende Europese revolutie zou de arbeidersklasse in de Sovjetunie het socialisme niet kunnen opbouwen. Met deze conclusie vervoegde Trotski zijn jeugdvrienden, de mensjewieken.

In 1923 lanceerde Trotski, in zijn strijd om de macht in de bolsjewistische partij, een tweede offensief. Hij probeerde de oude partijkaders uit te schakelen en te vervangen door jongeren, die hij hoopte te kunnen manipuleren. Om de machtsgreep voor te bereiden, keerde Trotski bijna woordelijk terug naar zijn antileninistische partij opvattingen die hij in 1904 ontwikkelde.

Vanaf zijn boek Nos taches politiques (Onze politieke taken), gepubliceerd in 1904, tot zijn brochure Cours nouveau (Nieuwe koers), in 1923 geschreven, vinden we dezelfde vijandschap tegenover de principes die Lenin gedefinieerd heeft voor de opbouw van de partij. Een aanwijzing voor de hardnekkigheid van zijn kleinburgerlijke opvattingen.

In 1904 had Trotski de leninistische opvattingen over de ontwikkeling van de bolsjewistische partij, ontwikkeld door Lenin, met de grootste heftigheid aangevallen. Hij had Lenin uitgemaakt voor "fanatieke scheur-

maker", voor "burgerlijk-democratisch revolutionair", voor "geobsedeerd door de organisatie", voor aanhanger van het "kazerne-regime" en van de "organisatorische bekrompenheid", voor "dictator die zich in de plaats wilde stellen van het Centraal Comité", voor "dictator die de dictatuur over het proletariaat wilde instellen", voor wie "elke inmenging van andersdenkenden een pathologisch verschijnsel was".(14) Al deze hatelijke woorden waren niet aan het adres van de schandelijke Stahn gericht, maar aan dat van de bewonderde en geliefde meester, Lenin... Dit boek, dat Trotski publiceerde in 1904, is cruciaal voor het begrip van zijn ideologie. Hij laat zich kennen als een verstokte burgerlijke individualist. Alle laster en beledigingen die hij gedurende meer dan vijfentwintig jaar over Stahn zal uitstorten, heeft hij in dit werk uitgespuwd over Lenin.

Trotski heeft onophoudelijk Stalin afgeschilderd als een dictator over de partij. Maar toen Lenin de bolsjewistische partij oprichtte, heeft Trotski hem ervan beschuldigd een "orthodoxe theocratie" en "autocratisch-aziatisch centralisme" te vestigen.(15)

Trotski bleef steeds maar beweren dat Stalin een cynische, pragmatische houding aannam tegenover het marxisme, dat hij herleidde tot pasklare formules. Maar in 1904, in een kritiek op Lenins werk Unpas en avant... (Eén stap voorwaarts...), schrijft Trotski:

"Men kan niet méér cynisme aan de dag leggen ten opzichte van het beste ideologische erfdeel van het proletariaat dan kameraad Lenin doet! Voor hem deugt het marxisme niet als methode van wetenschappelijke analyse."(16)

In dit boek vond Trotski de term "substitutionisme" uit, om de leninistische partij aan te vallen.

"De groep van 'beroepsrevolutionairen' handelt in de plaats van het proletariaat. (...) De organisatie 'stelt zich in de plaats' van de partij, het Centraal Comité stelt zich in de plaats van de organisatie en uiteindelijk stelt de dictator zich in de plaats van het Centraal Comité."(17) Deze laster tegen de leninistische partij-opvatting zal later door alle burgerlijke ideologen worden overgenomen.

In 1923 viel Trotski, dikwijls in dezelfde bewoordingen die hij eerder tegen Lenin had gebruikt, de leiding van Stalin aan.

"De oude generatie heeft zich eraan gewend en went eraan om te denken en te beslissen voor de partij." Trotski zag "een tendens van het apparaat om te denken en te beslissen voor de hele organisatie".(18)

In 1904 viel Trotski de leninistische opvatting van de partij aan door te stellen dat zij "het denken scheidt van het handelen". (Er is) "het Centrum, en daaronder zijn er slechts gedisciplineerde uitvoerders voor het technische werk". In zijn kleinburgerlijke opvatting verwierp Trotski de hiërarchie en de verschillende niveaus van verantwoordelijkheid, evenals de discipline.

Zijn ideaal was "de alzijdige politieke persoonlijkheid, die ten overstaan van alle 'machtscentra' zijn wil laat gelden, met alle mogelijke middelen, zonodig door middel van een boycot"!(19) Dit is het credo van een individualist, van een anarchist.

Trotski richtte deze kritiek in 1923 opnieuw tegen de partijleiding.

"Het apparaat vertoont een neiging om enkele duizenden kameraden, de leidende kaders, te stellen tegenover de rest van de massa, die voor hen slechts een actiemiddel zijn."(20)

In 1904 beschuldigde Trotski Lenin ervan een bureaucraat te zijn die de partij deed ontaarden in een revolutionair-burgerlijke organisatie. Lenin was verblind door "de bureaucratische logica van een of ander organisatorisch 'plan'", maar "het fiasco van het blind vereren van de organisatie" stond vast, aldus Trotski. "De leider van de reactionaire vleugel van onze partij, kameraad Lenin, geeft een definitie van de sociaal-democratie die een theoretische aanval is op het klassekarakter van onze partij." Lenin "heeft een tendens geformuleerd die zich binnen de partij aftekende als de revolutionair-burgerlijke tendens."(21)

In 1923 zei Trotski hetzelfde tegen Stalin, maar op een meer gematigde toon...

"De bureaucratisering dreigt een min of meer opportunistische ontaarding teweeg te brengen van de oude garde."(22)

In 1904 werd de bureaucraat Lenin ervan beschuldigd de partij te "terroriseren".

"De taak van de Iskra (de krant van Lenin) bestond erin de intelligentsia op theoretisch vlak te terroriseren. Voor de sociaal-democraten van deze school is orthodoxie iets dat zeer dicht bij die absolute 'Waarheid' ligt, die de jakobijnen (burgerlijke revolutionairen) inspireerde. De orthodoxe Waarheid voorziet alles. Degene die tegenspreekt moet worden uitgesloten; degene die twijfelt, staat op het punt uitgesloten te worden."(23)

In 1923, in zijn strijd tegen Stalin, lanceerde Trotski een oproep om "de gemummificeerde bureaucraten te vervangen" zodat "niemand de partij nog zal durven te terroriseren".(24)

Ter afsluiting voegen we hier nog aan toe dat de brochure Cours nouveau (Nieuwe koers) Trotski ook laat zien als een arrivist zonder principes of scrupules. Om in 1923 in de bolsjewistische partij aan de macht te kunnen komen, wilde Trotski de oude bolsjewistische garde, die zijn fanatieke strijd tegen de ideeën van Lenin maar al te goed kende, "liquideren". Geen enkele oude bol-sjewiek was bereid om het leninisme te ruilen voor het trotskisme. Vandaar de tactiek van Trotski: hij veroordeelde de oude bolsjewieken als "ontaarden" en hij dong naar de gunst van de jeugd, die zijn antileninistisch verleden niet kende. Onder het motto "democratisering" van de partij, wilde Trotski jongeren die hem steunden aan de leiding plaatsen.

Tien jaar later, wanneer personen als Zinovjev en Kamenev hun opportunistische aard volledig onthulden, verklaarde Trotski dat zij de door Stalin vervolgde "oude bolsjewistische garde" vertegenwoordigden en verbond hij zich, verwijzend naar het glorierijke verleden van de "oude garde", met deze opportunisten!

Trotski's positie bleef verzwakken in de loop van de jaren 1924-1925 en hij viel met groeiende woede de partijleiding aan.

Vertrekkend van het idee dat het onmogelijk was om het socialisme in één enkel land op te bouwen, besloot Trotski dat de politiek die in 1925-1926 werd voorgestaan door Boecharin, zijn zwarte schaap in die tijd, de belangen vertegenwoordigde van de koelakken en van de nieuwe burgerij, NEP-mannen genoemd. De macht dreigde een koelakkenmacht te worden. En zo werd de discussie over de "ontaarding" van de bolsjewistische partij opnieuw gestart. Aangezien er een tendens was naar ontaarding en naar machtsuitoefening door de koelakken, kende Trotski zichzelf het recht toe om fracties op te richten en om binnen de partij clandestien werk te verrichten!

Het debat werd gedurende vijfjaar openlijk en vrij gevoerd. Toen de discussie in 1927 werd afgesloten met stemmingen binnen de partij, behaalden degenen die zegden dat het onmogelijk was om het socialisme in de Sovjetunie op te bouwen en die het recht op fractionistische activiteiten verdedigden, 1 a 1,5%. Trotski werd uit de partij gezet, daarna naar Siberië gestuurd en tenslotte uit de Sovjetunie verbannen.

Hoofdstuk 3 - De socialistische industrialisatie - Inhoud

Aan het einde van de burgeroorlog erfden de bolsjewieken een volledig geruïneerd land met een industrie die, na acht jaar militaire operaties, in puin lag. De banken en de grote ondernemingen werden genationaliseerd en het industriële apparaat werd met inzet van alle krachten weer op gang gebracht. In 1928 bereikte of overschreed de produktie van staal, steenkool, cement, weefgetouwen en gereedschapsmachines het vooroorlogse niveau. Toen stelde de Sovjetunie zich een haast onmogelijke opgave. Een nationaai vijfjarenplan zou de basis leggen van een moderne industrie, waarbij in hoofdzaak op eigen krachten zou worden gesteund. De bevolking werd gemobiliseerd voor deze geforceerde mars naar de industrialisatie.

De socialistische industrialisatie is het kernstuk van de socialistische opbouw in de Sovjetunie. Alles hangt af van haar welslagen.

De industrialisatie moet de materiële basis leggen van het socialisme.

Zij zal het mogelijk maken de landbouw radicaal te moderniseren en te mechaniseren.

De industrialisatie zal een toekomst van materieel en cultureel welzijn brengen voor de werkers.

Ze zal de middelen verschaffen voor een echte culturele revolutie.

Ze zal de infrastructuur van een moderne en doeltreffende staat scheppen.

En zij alleen zal aan de werkers de moderne wapens leveren om hun onafhankelijkheid te verdedigen tegen de meest ontwikkelde imperialistische mogendheden.

Op 4 februari 1931 legde Stalin uit waarom het land in een hoog tempo moest industrialiseren:

"Wilt u dat ons socialistische vaderland verslagen wordt en zijn onafhankelijkheid verliest? Wij lopen vijftig tot honderd jaar achter op de ontwikkelde landen. Wij moeten deze afstand in tien jaar tijd overbruggen. Zoniet worden wij vermorzeld."(1)

Tijdens de jaren dertig schilderden de Duitse fascisten, net zoals de Franse en Engelse imperialisten, de "terreur" waarmee de "gedwongen industrialisatie" gepaard ging, in de felste kleuren af. Allen zonnen zij op wraak voor de militaire nederlaag van 1918-1921. Allen wilden zij een Sovjetunie die gemakkelijk te verpletteren was.

Wanneer Stalin de werkers om buitengewone inspanningen vroeg, had hij voortdurend de angstaanjagende dreiging van oorlog en imperialistische agressie voor ogen die het eerste socialistische land boven het hoofd hing...

De reusachtige krachtsinspanning om het land in de loop van de jaren 1928-1932 te industrialiseren wordt "de industriële revolutie van Stalin" genoemd. Dit is de titel van een boek van Hiroaki Kuromiya, gewijd aan deze periode.(2) Ook wordt wel gesproken over "de tweede revolutie" of "de revolutie van boven af". Aan het hoofd van de staat stonden inderdaad de meest bewuste en energieke revolutionairen, die vanuit deze positie tientallen miljoenen arbeiders en boeren, die tot dan toe in de duisternis van het analfabetisme en het religieuze obscurantisme leefden, mobiliseerden en disciplineerden. Het hoofdthema van het boek van Kuromiya kan als volgt worden samengevat. Stalin slaagde erin de arbeiders en de werkers voor de versnelde industrialisatie te mobiliseren, door deze voor te stellen als een klassenoorlog van de onderdrukten tegen de vroegere klassen van uitbuiters en tegen de saboteurs uit eigen rangen.

Om de gigantische prestatie van de industrialisatie te kunnen sturen, moest de partij haar rangen uitbreiden. Het aantal leden steeg van 1.300.000 in 1928 naar 1.670.000 in 1930. In dezelfde periode nam het percentage aangesloten arbeiders toe van 57% naar 65%. Tachtig procent van de nieuwe leden waren modelarbeiders: over het algemeen tamelijk jonge arbeiders met een technische opleiding, actief in de Komsomol, die de produktie hielpen rationaliseren en een hoge produktiviteit bereikten.(3) Dit feit logenstraft de fabel van de "bureaucratisering" van de stalinistische partij: de partij versterkte haar arbeiderskarakter en haar vermogen om te strijden.

De industrialisatie ging gepaard met buitengewone en ingrijpende veranderingen. Miljoenen ongeletterde boeren werden uit de middeleeuwen weggerukt en in de wereld van de moderne machine overgeplant.

"Aan het einde van 1932 waren er 6 miljoen industriële arbeidskrachten, een verdubbeling ten opzichte van 1928."(4)

Voor alle sectoren samen hadden tijdens dezelfde 'periode 12,5 miljoen personen een nieuwe arbeidsplaats gevonden in de stad; 8,5 miljoen waren vroeger boer.(5)

Heroïsme en enthousiasme

De burgerij, die het socialisme verafschuwt, benadrukt graag het "gedwongen" karakter van deze industrialisatie. Zij die de socialistische industrialisatie meemaakten of zonder vooringenomenheid observeerden, benadrukten de heldhaftige inzet op de werkplaatsen, het enthousiasme en de strijdlust van de werkende massa's.

Tijdens het Eerste Vijfjarenplan doorkruiste Anna Louise Strong, een jonge Amerikaanse journaliste die werkte voor de sovjetkrant Les Nouvelles de Moscou, alle uithoeken van het land. Toen Chroesjtsjov in 1956 zijn verraderlijke aanval op Stalin lanceerde, stond zij erop om bepaalde essentiële feiten in herinnering te brengen. Over het Eerste Vijfjarenplan luidde haar oordeel:

"Nooit eerder in de geschiedenis werd op zo'n korte tijd een dergelijke vooruitgang gerealiseerd."

In 1929, het jaar dat het plan werd gelanceerd, was het enthousiasme van de werkende bevolking zo groot dat zelfs een oude Rusland-deskundige, die in 1918 nog zijn gal spuwde over de bolsjewieken, moest erkennen dat het land onherkenbaar veranderd was. Dr. Emile Joseph Dillon woonde in Rusland van 1877 tot 1914 en doceerde aan verschillende Russische universiteiten. Bij zijn vertrek in 1918 schrijft hij:

"In de bolsjewistische beweging is er geen spoor van een opbouwend of sociaal grondbeeld te vinden. Het bolsjewisme is het tsarisme in omgekeerde zin. Het legt de kapitalisten een even slechte behandeling op als de tsaren hun lijfeigenen."(6)

Maar toen Dillon tien jaar later naar Rusland terugkeerde, geloofde hij zijn ogen niet:

"Het volk denkt, werkt, organiseert zich, doet wetenschappelijke en industriële ontdekkingen, in heel het land. Nooit zijn we getuigen geweest van zoiets, geen enkele ervaring benadert de variëteit, de intensiteit, de koppigheid waarmee het sovjetvolk zijn idealen nastreeft. Het revolutionaire vuur doet de kolossale obstakels wegsmelten en smeedt heterogene elementen samen tot één groot volk. We zien hier geen natie in de zin van de oude wereld, maar een sterk volk, verbonden door een bijna religieus enthousiasme. De bolsjewieken hebben veel gerealiseerd van wat zij hebben verkondigd en meer dan wat haalbaar leek voor welke organisatie dan ook die onder dergelijke moeilijke omstandigheden moest werken. Zij hebben meer dan 150.000.000 apathische, bijna levenloze mensen gemobiliseerd en hun nieuwe geestdrift ingeblazen."(7)

Anna Louise Strong herinnert zich hoe de wonderen van de industrialisatie werden verwezenlijkt.

"De tractorenfabriek van Charkov had een probleem. Zij werd 'buiten het Plan' gebouwd. (In 1929) sloten de boeren zich sneller dan verwacht aan bij de collectieve boerderijen. Aan de vraag naar tractoren kon niet worden voldaan. Charkov, een fiere stad in Oekraïne, bouwde haar eigen fabriek buiten het Plan. Al het staal, de bakstenen, het cement en de arbeidskrachten waren al voor vijfjaar toegewezen. Charkov kon zijn staal slechts krijgen door bepaalde ijzer- en staalfabrieken ertoe aan te zetten 'meer dan het Plan' te produceren. Om tegemoet te komen aan het tekort aan arbeidskrachten kwamen tienduizenden mensen, ambtenaren, studenten, leraren, vrijwillig op vrije dagen werken. 'Elke morgen om halfzeven', zei Raskin, de Amerikaanse ingenieur die Charkov leidde, 'komt de speciale trein aan met vlaggen en fanfares, elke dag een andere groep, maar de stemming is altijd goed.' De helft van de ongeschoolde arbeid werd door vrijwilligers verricht."(8)

In 1929, toen de collectivisatie een onvoorziene omvang had aangenomen, was de tractorenfabriek van Charkov niet de enige "correctie" op het plan. De Poetilov-fabriek in Leningrad produceerde 1.115 tractoren in 1927 en 3.050 in 1928. Na verhitte discussies in de fabriek werd een plan goedgekeurd om 10.000 tractoren te produceren in 1930! Er werden er zowaar 8.935 geleverd.

Dit industrieel wonder werd beïnvloed door de omwentelingen die zich voordeden op het achtergebleven platteland, maar ook door de toegenomen oorlogsdreiging.

De staalindustrie van Magnitogorsk was ontworpen voor een produktie van 656.000 ton. In 1930 werd een plan opgesteld om 2.500.000 ton te produceren.(9) Maar al gauw werden de produktieplannen voor het staal opnieuw bijgesteld: in 1931 bezette het Japanse leger Mantsjoerije en bedreigde het de Siberische grenzen! Twee jaar daarop maakten de nazi's, die aan de macht waren in Berlijn, aanspraak op Oekraïne. De Amerikaan John Scott werkte als ingenieur in Magnitogorsk. Hij sprak over de heldhaftige prestaties van de werkers die een beslissend belang hadden voor de verdediging van de Sovjetunie.

"In 1942 werd de industriële Oeral het hart van het sovjetverzet. De mijnen, fabrieken, opslagplaatsen, velden en wouden leverden het Rode Leger enorme hoeveelheden militair materieel en alle produkten die nodig waren voor het in stand houden van de gemotoriseerde divisies van Stalin. In het centrum van het onmetelijke Rusland bevatte dit gebied — een vierkant van 800 kilometer — enorme rijkdommen aan ijzer, steenkool, koper, aluminium, lood, asbest, mangaan, potassium, goud, zilver, platina, zink en petroleum. Vóór 1930 waren deze rijkdommen nauwelijks ontgonnen. In de tien daaropvolgende jaren bouwde men fabrieken. Deze werden vrijwel onmiddellijk in bedrijf gesteld. Dit alles was te danken aan het politieke inzicht van Jozef Stalin, aan zijn volharding en onverzettelijkheid. Om dit programma te verwezenlijken had hij alle tegenstand en alle onverwachte moeilijkheden overwonnen. Voor alles wilde hij de zware industrie van de grond krijgen. Deze werd gebouwd in de Oeral en in Siberië, op duizenden kilometers afstand van de dichtstbijzijnde grens, buiten het bereik van welke vijand dan ook. Anderzijds mocht Rusland niet langer afhankelijk zijn van het buitenland voor vrijwel zijn gehele behoefte aan rubber, chemische produkten, werktuigen, tractoren, enz. Het land moest de produktie hiervan in eigen handen nemen om technisch en militair onafhankelijk te zijn.

Boecharin en verscheidene andere oude bolsjewieken deelden die mening niet. Vooraleer zich in een industrialisatieprograrnma te storten dat het uiterste van het land zou vergen, wilden zij de voedselvoorziening van de bevolking veilig stellen. Deze dissidenten moesten echter de een na de andere zwijgen en de zienswijze van Stalin kreeg de overhand. In 1932 werd 56% van het Russische nationaal inkomen gereserveerd voor deze grote inspanning. Dit was buitengewoon. De Verenigde Staten hadden zeventig jaar voordien slechts 12% van het nationaal inkomen geïnvesteerd in de zware industrie. Voor het overige had Europa het grootste gedeelte van het kapitaal verschaft, terwijl China, Ierland, Polen, enz. de arbeidskrachten hadden geleverd. De Sovjetrussische industrie kwam vrijwel zonder buitenlandse hulp tot stand."(10)

Het harde leven en de opofferingen die de industrialisatie met zich meebrachten, werden door een meerderheid van de werkers met overtuiging en in volle bewustzijn aanvaard. Zij zwoegden en ploeterden, maar deden dat voor hun eigen zaak, voor een waardige en vrije toekomst voor alle werkers. Hiroaki Kuromiya geeft het volgende commentaar:

"Hoe paradoxaal het ook lijkt, de gedwongen accumulatie was niet alleen een bron van ontberingen en problemen, maar ook van Sovjetrussische heldhaftigheid. In de jaren dertig getuigde de sovjetjeugd werkelijk van heldhaftigheid in het werk, op de bouwterreinen en in de fabrieken, zoals in Magnitogorsk en Koetsnetsk."(11)

"De snelle industrialisatie van het Eerste Vijfjarenplan symboliseerde het grootse en dramatische doel van de opbouw van een nieuwe maatschappij. Tegen de achtergrond van depressie en massale werkloosheid in het Westen, getuigde de mars naar industrialisatie van de Sovjetunie van heldhaftige, romantische, enthousiaste en 'bovenmenselijke' inspanningen. 'Het woord enthousiasme is, zoals zoveel andere, door inflatie gedevalueerd', schreef Ilja Ehrenburg, 'en toch bestaat er geen ander woord om de periode van het Eerste Vijfjarenplan te beschrijven; het was enkel en alleen enthousiasme dat de jongeren inspireerde tot dagelijkse en niet spectaculaire bravoure.' Volgens een andere tijdgenoot vormden die dagen 'echt een romantische en opwindende tijd. (...) De mensen verwezenlijkten met hun eigen handen dat wat hen vroeger een droom had geschenen en zij waren ervan overtuigd dat deze droomplannen absoluut uitvoerbaar waren'."(12)

Een klassenoorlog

Kuromiya betoogt dat Stalin de industrialisatie voorstelde als een klassen-oorlog van de onderdrukten tegen de oude klassen van uitbuiters.

Dat is juist. Nochtans wil men ons, door middel van tal van literaire en historische werken, ertoe aanzetten ons te identificeren met degenen die onderdrukt werden tijdens de klassenoorlogen die industrialisatie en collectivisatie heetten. Men leert ons dat repressie "altijd onmenselijk" is en dat het niet betaamd dat een beschaafde natie kwaad doet aan een sociale groep, zelfs als het gaat om uitbuiters.

Wat kunnen we inbrengen tegen dit zogenaamde "humanitaire" argument? Hoe verliep de industrialisatie in de "geciviliseerde wereld"? Hoe hebben onze bankiers en fabrieksbazen in Londen en Parijs hun industriële basis geschapen? Zou deze industrialisatie mogelijk zijn geweest zonder de plundering van het goud en zilver van de Indiaanse koningen? Een plundering die gepaard ging met de uitroeiing van zestig miljoen Indianen in Noord- en Zuid-Amerika? Zou zij mogelijk zijn geweest zonder de slavenhandel, die monsterlijke aderlating van Afrika? Unesco-deskundigen schatten de Afrikaanse verhezen op 210 miljoen personen, vermoord tijdens de razzia's, onderweg gestorven of als slaaf verkocht. Zou onze industrialisatie mogelijk zijn geweest zonder de kolonisatie, die hele volkeren tot gevangenen maakte op hun eigen geboortegrond?

Precies degenen, die dat kleine hoekje van de wereld, Europa genaamd, industrialiseerden ten koste van tientallen miljoenen doden onder de "inboorlingen", komen ons vertellen dat de bolsjewistische repressie tegen de bezittende klassen een gruweldaad was. Degenen die hun land industrialiseerden door de boeren met geweervuur van hun grond te verjagen, die vrouwen en kinderen vermoordden door werkdagen van 14 uur, die de arbeiders dwangarbeid oplegden door middel van werkloosheid en hongersnood, hebben het lef boeken lang tekeer te gaan tegen de "gedwongen" industrialisatie in de Sovjetunie.

Als de Sovjetrussische industrialisatie al werd gerealiseerd door repressie tegen de vijf procent rijken en reactionairen, dan is de kapitalistische industrialisatie geboren uit de terreur, die werd uitgeoefend door vijf procent rijken tegen het geheel van de werkende massa's in eigen land en in de gekoloniseerde landen. De industrialisatie was een klassenoorlog tegen de vroegere klassen van uitbuiters, die met alle middelen probeerden te verhinderen dat het socialistische experiment zou slagen. Dit experiment kwam tot stand door soms harde strijd binnen de arbeidersklasse zelf: de ongeletterde boeren werden uit hun traditionele wereld gerukt en met al hun vooroordelen en ouderwetse opvattingen in de moderniteit geworpen. Koelakken lieten zich aanwerven op de werkplaatsen om zich toe te leggen op sabotage. De oude reflexen van de arbeidersklasse zelf die eraan gewend was om uitgebuit te worden door een baas en zich tegen hem te verzetten, moesten plaats maken voor een nieuwe werkhouding, nu de werkers aan het hoofd stonden van de maatschappij.

In dit verband beschikken wij over een zeer levendige getuigenis over de klassenstrijd in de Sovjetrussische fabrieken van de hand van John Scott, die gedurende vele jaren in Magnitogorsk werkzaam was.

Scott was geen communist en leverde vaak kritiek op het bolsjewistische systeem. Maar vertellend over zijn ervaringen in deze strategisch erg belangrijke onderneming van Magnitogorsk, onthult hij een aantal essentiële problemen, waarmee Stalin geconfronteerd werd.

Scott beschrijft hoe gemakkelijk een contrarevolutionair, die in de Witte Legers had gediend, maar blijk gaf van bezieling en intelligentie, zich kon laten doorgaan voor een proletariër en de ladder van de partijhiërarchie kon beklimmen. Zijn verhaal bewijst ook dat de meeste actieve contrarevolutionairen potentiële spionnen waren van de imperialistische mogendheden. Het was zeker niet gemakkelijk om de bewuste contrarevolutionairen te onderscheiden van de corrupte bureaucraten en de "meelopers", die enkel een lui leventje wilden.

Scott laat ons ook inzien dat de zuivering van 1937-1938 geenszins enkel "negatief' was, zoals in het Westen beweerd wordt: zij betekende vooral een grote politieke mobilisatie van de massa's, zij versterkte het antifascistische bewustzijn van de arbeiders, zij zette de bureaucraten ertoe aan hun werk te verbeteren en maakte een aanzienlijke ontwikkeling van de industriële produktie mogelijk. De zuivering bereidde de volksmassa's voor op het verzet tegen de komende imperialistische interventies. De feiten weerleggen de beweringen van Chroesjtsjov, die zei dat Stalin het land niet voldoende had voorbereid op de oorlog.

Hier volgt de getuigenis van John Scott over Magnitogorsk.

"Sjevsjenko leidde in 1936 de gasfabrieken waarin toen tweeduizend arbeiders werkten. Het was een norse man, uiterst energiek en trots, vaak ruw en vulgair. Nochtans was Sjevsjenko geen slechte directeur. De arbeiders hadden respect voor hem en beijverden zich om zijn bevelen op te volgen. Sjevsjenko kwam uit een klein Oekraïens dorpje. In 1920, toen het Witte Leger van Denikin het land bezette, werd de jonge Sjevsjenko, die toen negentien was, gerecruteerd als gendarme. Later werd Denikin teruggeslagen en nam het Rode Leger het land weer in handen. Zelfbehoud bracht Sjevsjenko ertoe zijn verleden te verloochenen en naar een ander deel van het land te verhuizen, waar hij in een fabriek ging werken. Dankzij zijn energie en zijn activiteiten veranderde de vroegere gendarme, die nog tot pogroms had aangezet, bijzonder snel in een vakbondsfunctionaris met een veelbelovende toekomst. Hij gaf blijk van een groot proletarisch enthousiasme, werkte goed en liet geen enkel middel onbenut om op te klimmen, zonodig ten koste van zijn kameraden. Later werd hij lid van de partij, liep school op het Instituut van Rode Directeuren en kreeg verschillende belangrijke posten in de vakbondsleiding. In 1931 werd hij naar Magnitogorsk gestuurd als assistent van de directeur van de constructieafdeling.

In 1935 arriveerde een arbeider uit de Oekraïne die verhalen rondstrooi-de over de activiteiten van Sjevsjenko in 1920. Sjevsjenko kocht hem om en bezorgde hem een goede baan. Maar de geruchtenmachine begon te draaien.

Op een avond organiseerde Sjevsjenko een fantastisch feestmaal. De heer des huizes en zijn metgezellen deden zich de hele nacht en een groot deel van de nacht daarna tegoed aan eten en drank.

Op zekere dag werd Sjevsjenko uit zijn functie ontheven, samen met zes van zijn directe ondergeschikten. Vijftien maanden later werd hij berecht en veroordeeld tot tien jaar dwangarbeid.

Sjevsjenko was een halve bandiet, een oneerlijke opportunist zonder scrupules. Zijn idealen leken in geen enkel opzicht op die van de stichters van het socialisme. Toch was hij zeker geen spion in dienst van Japan, zoals zijn rechters beweerden; hij beraamde geen terroristische aanslagen tegen de regering en de partijleiders; tenslotte had hij de ontploffing (in 1935, waarbij vier arbeiders omkwamen) niet opzettelijk veroorzaakt.

Een twintigtal personen vormde de bende van Sjevsjenko. Zij kregen allen zware straffen. Een aantal onder hen waren eveneens opportunisten en oplichters. Anderen waren in werkelijkheid contrarevolutionairen die vastberaden al het mogelijke deden om de macht van de Sovjets te breken. Weer anderen hadden gewoon de pech dat zij onder het bevel van een chef werkten die zich de woede van de NKVD op het lijf had gehaald. Nicolas Michaelovitsj Oedkin, een van de collega's van Sjevsjenko, was de oudste van een Oekraïense familie. Hij vond dat Oekraïne bezet was, dat de nieuwe heersers het land naar de ondergang leidden. Hij verkoos het kapitalistische systeem boven het socialisme. Het was een man die misschien in 1941 de Duitsers zou hebben geholpen om 'Oekraïne te bevrijden'. Ook hij kreeg tien jaar dwangarbeid."(13)

"Talrijk waren de bureaucraten die, in de periode van de zuivering, sidderden van angst. Ambtenaren en directeuren, die vroeger nooit voor tien uur 's morgens naar het werk kwamen, verschenen nu plots om half vijf. Vroeger lieten zij zich weinig gelegen liggen aan fouten, klachten of moeilijkheden; nu waren zij van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat op hun post. Met oprechte toewijding spanden zij zich in voor de realisatie van het plan, de bezuinigingen, het welzijn van hun arbeiders en kantoorpersoneel."(14)

"Over 't algemeen steeg de produktie van 1938 tot 1941. Aan het einde van 1938 waren de directe, schadelijke effecten van de zuivering vrijwel verdwenen. De industrie van Magnitogorsk haalde een topproduktie. In alle fabrieken was elke werker zich bewust van de spanning die, sedert Mün-chen, in heel de USSR heerste. 'De kapitalistische aanval tegen de Sovjet-unie, die gedurende jaren is voorbereid, kan van het ene op het andere moment losbarsten', werd overal op de radio, door de pers, door leraren, sprekers, de partij en de vakbonden herhaald. Elk jaar werd het budget voor de nationale defensie verdubbeld. Er werden enorme reserves aan wapenuitrusting, machines, brandstof en voedingsmiddelen aangelegd. Het aantal manschappen van het Rode Leger steeg van twee miljoen in 1938 tot zes a zeven miljoen in de lente van 1941. In de fabrieken van treinstellen en in de constructiewerkplaatsen van de Oeral, Centraal-Azië en Siberië werd harder gewerkt. En zo verdween het kleine produktie-overschot, waarvan de arbeiders van 1935 tot 1938 eindelijk waren begonnen te profiteren in de vorm van fietsen, horloges, radio's, goede vleeswaren of andere voedingsmiddelen."(15)

Het economische mirakel

Tijdens de industrialisatie verrichtten de Sovjetrussische arbeiders economische mirakels die nog steeds bewondering afdwingen.

Kuromiya, docent aan de Universiteit van Indiana, besluit zijn studie over de industrialisatie onder Stalin als volgt:

"De spectaculaire ontwikkeling, gerealiseerd door de revolutie van 1928-1931, heeft de basis gelegd voor de opmerkelijke industriële expansie van de jaren dertig, die het land tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft gered. Op het einde van 1932 was het Bruto Industrieel Produkt meer dan twee keer zo hoog als in 1928. Naarmate de projecten van het Eerste Vijfjarenplan in het midden van de jaren dertig één voor één operationeel werden, kende de industriële produktie een buitengewone groei. In de loop van de jaren 1934-1936 vertoonde de officiële index een stijging van 88% voor de bruto industriële produktie. In de periode van 1927-1928 tot 1937 steeg de bruto industriële produktie van 18.300 miljoen roebel naar 95.500 miljoen; de staalproduktie steeg van 3,3 miljoen ton tot 14,5 miljoen; steenkool van 35,4 miljoen kubieke meter tot 128 miljoen; het elektrische vermogen van 5,1 miljard kilowattuur tot 36,2 miljard; de gereedschapsmachines van 2.098 eenheden tot 36.120. Zelfs als we rekening houden met overdrijvingen, kan met zekerheid worden gezegd dat de prestaties duizelingwekkend zijn."(16)

Lenin had zijn vertrouwen in het vermogen van het Sovjetvolk om het socialisme op te bouwen, als volgt verwoord:

"Het communisme, dat is de sovjetmacht plus de elektrificatie van heel het land."(17)

Vanuit dat perspectief had Lenin in 1920 voorgesteld om 30 elektrische centrales te bouwen, met een vermogen van 1,75 miljoen kW. Dankzij de wil en de volharding van Stalin en van de bolsjewistische leiding, beschikte

de Sovjetunie in 1935 over een vermogen van 4,07 miljoen kW. De gewaagde ideeën van Lenin werden door Stalin voor 233% gerealiseerd!(18)

Dit is een striemend antwoord aan al die knappe koppen die in wetenschappelijke werken gelezen hadden dat de socialistische opbouw in één land, een boerenland bovendien, een onmogelijke zaak was. De theorie van de "onmogelijkheid van het socialisme in de USSR", verspreid door men-sjewieken en trotskisten, vertolkte slechts het pessimisme en de neiging tot capitulatie van een bepaalde kleinburgerij. Naarmate de socialistische zaak vooruitging, bleek hun haat tegen het werkelijke socialisme, tegen dat wat niet had mogen zijn, enkel te groeien.

De toename van het vaste kapitaal biedt een vrij nauwkeurig beeld van de ongelooflijke inspanningen die het Sovjetrussische volk leverde. Uitgaande van de index 100 voor het jaar dat aan de Eerste Wereldoorlog voorafging, bereikte het vaste kapitaal in de industrie het cijfer 136 in 1928 op het ogenblik dat het vijfjarenplan werd geïntroduceerd. Aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog, twaalf jaar later, in 1940, bedroeg de index 1.085 punten, een vermenigvuldiging met acht in twaalf jaar tijd. Het vaste kapitaal van de landbouw was van 100 naar 141 gestegen, juist vóór de collectivisatie in 1928, en bereikte 333 punten in 1940.(19)

Tussen 1930 en 1940 kende de Sovjetunie een gemiddelde jaarlijkse groei van de industriële produktie van 16,5%.(20)

Gedurende de industrialisatie werden de grootste inspanningen gewijd aan het scheppen van de voorwaarden voor de vrijheid en de onafhankelijkheid van het socialistische vaderland. Terzelfder tijd heeft het socialistische regime de basis gelegd van het welzijn en de welvaart die later zouden komen. Het grootste gedeelte van de groei van het nationaal inkomen was bestemd voor de accumulatie. Men kon nauwelijks denken aan een verbetering van het materiële welzijn in de onmiddellijke toekomst. Het leven van de arbeiders en de boeren bleef hard.

Het fonds voor kapitaalaccumulatie steeg van 3,6 miljard roebel in 1928 — dit is 14,3% van het nationaal inkomen — naar 17,7 miljard, of 44,2% van het nationaal inkomen, in 1932! Het fonds voor consumptie daarentegen, daalde licht — van 23,1 miljard roebel in 1930 naar 22,3 miljard twee jaar later. Volgens Kuromiya bedroegen de reële lonen van de arbeiders in Moskou in 1932 niet meer dan 53% van het niveau in 1928.(21) Terwijl het vaste kapitaal in de industrie in verhouding tot de vooroorlogse periode met tien werd vermenigvuldigd, bereikte de index van de woningbouw slechts 225 punten in 1940. De woonomstandigheden waren er nauwelijks op vooruitgegaan.(22)

Maar de bewering van Boecharin dat de industrialisatie leidde tot "een militair-feodale uitbuiting van de boeren", is onjuist. De socialistische industrialisatie, die natuurlijk niet kon steunen op de uitbuiting van koloniën, werd verwezenlijkt dankzij de opofferingen van alle werkers, arbeiders zowel als boeren en intellectuelen.

Bleef Stalin "ongevoelig voor de vreselijke moeilijkheden van het arbeidersleven", zoals de anticommunisten "met een menselijk gezicht" beweren? Stalin begreep perfect dat hij er in de eerste plaats voor moest zorgen dat het socialistische vaderland overleefde, vooraleer er sprake kon zijn van een substantiële en duurzame verbetering van de levensstandaard. Woningen bouwen? De nazi-agressors hebben 1.710 steden en meer dan 70.000 dorpen en gehuchten vernield en platgebrand, waardoor 25 miljoen mensen dakloos werden...(23)

In 1921 was de Sovjetunie een geruïneerd land, dat in zijn onafhankelijkheid werd bedreigd door alle imperialistische mogendheden. Na twintig jaar gigantische inspanningen hadden de werkers een land opgebouwd dat het hoofd kon bieden aan de meest ontwikkelde kapitalistische mogendheid van Europa, Hitler-Duitsland. Dat de oude en toekomstige nazi's uitvaren tegen de "gedwongen" industrialisatie en de "verschrikkelijke lijdensweg, opgelegd aan de bevolking", is begrijpelijk. Maar welk nadenkend mens uit India, Nigeria of Egypte begint hierbij niet te dromen? Hoe zwaar heeft de bevolking, de negentig procent werkers, het in deze landen sinds de onafhankelijkheid, laat ons zeggen sinds 1960, te verduren gehad? Wie heeft er profijt gehad van de opofferingen? Hebben de werkers uit deze landen misschien bij hun volle bewustzijn dit harde zwoegen aanvaard, zoals dat het geval was in de Sovjetunie? En hebben de opofferingen van de Indiase, de Nigeriaanse of de Egyptische arbeider het mogelijk gemaakt dat er een onafhankelijk economisch systeem werd gevestigd dat in staat is om weerstand te bieden aan het meest meedogenloze imperialisme, zoals de Sovjetrussische arbeiders dat realiseerden in de jaren twintig en dertig?

Hoofdstuk 4 - De collectivisatie - Inhoud

De collectivisatie begon in 1929. Het was een buitengewone periode van complexe en bikkelharde klassenstrijd. Zij hakte de knoop door in het vraagstuk wie de leidende kracht op het platteland zou zijn: de landelijke bourgeoisie of het proletariaat. De collectivisatie heeft de economische basis van de laatste burgerlijke klasse in de Sovjetunie vernietigd; we bedoelen die klasse die voortdurend oprijst uit de kleine warenproduktie en de vrije markt op het platteland. De collectivisatie realiseerde een buitengewone politieke, economische en culturele omwenteling en zij zette de boeren-massa's op het socialistische spoor.

Van het herstel van de landbouwproduktie tot de sociale confrontatie

Om de collectivisatie te begrijpen moet men de toestand op het Russische platteland in de jaren twintig kennen.

Vanaf 1921 hadden de bolsjewieken hun krachten in de eerste plaats gericht op het weer op gang trekken van de industrie.

Terzelfder tijd probeerden ze de produktiekrachten op het platteland te herstellen door de ontwikkeling toe te laten van de individuele produktie en het kleine kapitalisme. Die werden echter zo goed en zo kwaad als het ging, geleid naar allerlei vormen van coöperatie.

Deze doelstellingen werden omstreeks 1927-1928 bereikt. R.W. Davies, professor aan de universiteit van Birmingham, schrijft:

"Tussen 1922 en 1926 was de Nieuwe Economische Politiek over het geheel genomen een daverend succes. De produktie van de boeren evenaarde in 1926 de opbrengst van de gehele landbouw vóór de revolutie, met inbegrip van de produktie van de grootgrondbezitters. De graanpro-duktie bereikte bijna het peil van voor de oorlog en de produktie van aardappelen overschreed dit peil met 45 procent. Verhoudingsgewijs was de bruto graanproduktie per bezaaid oppervlak in 1928 hoger dan in 1913, hetgeen een goed beeld geeft van de algemene vooruitgang op landbouwgebied. (...) In 1928 overschreed het aantal dieren het niveau van 1914 met 7 à 10 procent voor wat betreft koeien en varkens."(1)

De socialistische revolutie betekende een grote vooruitgang voor de boe-renmassa's. De landlozen kregen een stuk grond. Te grote gezinnen kregen de mogelijkheid zich op te splitsen. In 1927 waren er 24 tot 25 miljoen boe-rengezinnen. In 1917 waren er dat 19,5 miljoen. Het aantal gezinsleden was gedaald van 6,1 tot 5,3. De directe belastingen en de huren waren onmiskenbaar lager dan vroeger. De boeren hielden en consumeerden een veel groter deel van hun opbrengst.

"In 1927, en bij een minstens even grote oogst ging maar 10 miljoen ton graan naar de steden, het leger, de industrie en de uitvoer, terwijl in de periode 1909 tot 1913 die hoeveelheid gemiddeld 18,8 miljoen ton had bedragen."(2)

Terzelfder tijd moedigden de bolsjewieken de boeren aan tot het vormen van allerlei soorten coöperaties en zij vormden bij wijze van proefde eerste kolchozen — collectieve landbouwbedrijven. De bedoeling was om te zien hoe men in de toekomst de boeren op de weg van het socialisme kon leiden, zonder daartoe reeds een termijn te bepalen. Maar over het geheel genomen kwamen er in 1927 zeer weinig elementen van socialisme voor op het platteland. De meeste boeren bleven elk afzonderlijk hun lapje grond bewerken. In 1927 was men er in geslaagd 38% van de boeren in verbruikerscoöperaties te verenigen, maar de rijke boeren bleven er een hoofdrol spelen. Deze coöperaties ontvingen 50% van het landbouwkrediet, de rest werd geïnvesteerd in privé-ondernemingen, over het algemeen van het koelak-type.(3)

De zwakheid van de partij op het platteland

In het begin van de jaren twintig beschikte de bolsjewistische partij over weinig krachten op het platteland.

In 1917 waren er in de hele Sovjetunie 16.700 bolsjewistische boeren. Gedurende de vier volgende jaren van burgeroorlog werden veel jonge boeren tot de partij toegelaten. In 1921 waren er 185.300 leden. Dit waren voor het grootste deel boerenzonen uit het Rode Leger. Toen er opnieuw vrede heerste, was het nodig de politieke opvattingen van al deze jonge militanten na te gaan. Lenin heeft de eerste verificatie, de eerste zuivering georganiseerd als noodzakelijk verlengstuk van de eerste campagne van massale recrutering. Er moest bepaald worden wie er aan de minimale normen voor een communist voldeed. Van de 200.000 boeren werd 44,7% uit de partij gezet.(4)

Op 1 oktober 1928 waren er 198.000 boeren en landarbeiders lid of kandi-daat-lid van de partij op een totaal van 1.360.000, d.w.z. 14,5%.(5) Op het platteland was er 1 partijlid op 420 inwoners. Er waren 20.700 partijcellen: 1 cel voor 4 dorpen. Deze verhouding wint nog meer aan betekenis wanneer men ze vergelijkt met het aantal "vrijgestelden" van de tsaristische reactie, de orthodoxe popen en andere full-time religieuzen: die waren met 60.000!(6)

De grootste recruteringsreserve was de plattelandsjeugd. In 1928 waren reeds 1 miljoen boerenjongeren lid van de Komsomol.(7) De soldaten die gediend hadden in het Rode Leger gedurende de burgeroorlog en de 180.000 boerenzonen die ieder jaar dienst namen in het leger, waar ze een communistische opvoeding kregen, sympathiseerden in het algemeen met het regime.(8)

Hoe was de Russische boer?

Met deze vraag snijden we een belangrijk probleem voor de bolsjewistische partij aan.

Het platteland was nog steeds voor een groot deel in de greep van de vroegere bevoorrechte klassen en van de oude orthodoxe en tsaristische ideologie. Het grootste deel van de plattelandsbevolking had nog altijd een achterlijke levenswijze en bleef werken met merendeels houten werktuigen. Dikwijls maakten de koelakken zich meester van de macht in de coöperaties, de kredietgenootschappen en zelfs in de sovjets op het platteland. Onder Stolypin hadden veel burgerlijke landbouwdeskundigen zich op het platteland gevestigd teneinde de landbouwhervorming te stimuleren. Zij bleven een grote invloed uitoefenen als bevorderaars van een moderne landbouwexploitatie door particulieren. Tachtig procent van de grond werd beheerd volgens het traditionele systeem van de dorpsgemeenschap, waarin de rijke boeren domineerden.(9)

De uitzonderlijke armoede en de buitengewone onwetendheid van de boerenmassa behoorden tot de ergste "vijanden" van de bolsjewieken. Het was bij wijze van spreken gemakkelijker geweest de tsaar en de grootgrondbezitters te overwinnen, dan de barbaarsheid, de afstomping en het bijgeloof van de boeren. De burgeroorlog had het platteland ingrijpend veranderd. Na tien jaar socialistisch bewind waren op het platteland de eerste elementen van een moderne massacultuur en een minimale communistische organisatie aanwezig. Maar de traditionele achterstand van de boeren bleef nog steeds zeer zwaar wegen.

Dr. Emile Joseph Dillon leefde in Rusland van 1877 tot 1914. Hij was professor aan verschillende Russische universiteiten en tevens hoofdredacteur van een Russisch tijdschrift. Hij reisde alle delen van het rijk af. Hij kende de ministers, de adel, de bureaucraten en de elkaar opvolgende generaties van revolutionairen. Zijn getuigenis over de Russische boerenstand verdient aandacht. Eerst beschrijft hij de materiële armoede waarin het merendeel van de plattelandsbevolking leefde.

"In de winter gaat de Russische boer om zes of zelfs om vijf uur slapen omdat hij geen petroleum kan kopen om licht te maken. Hij heeft geen vlees,

eieren, boter en melk. Vaak heeft hij geen kool te eten en leeft hij vooral van zwart brood en aardappelen. Leeft? Hij sterft langzaam aan ondervoeding."(10)

Verder spreekt Dillon over de culturele en politieke achterlijkheid van de boeren.

"De boerenbevolking kende middeleeuwse instellingen, haar aspiraties waren Aziatisch en haar levensopvattingen prehistorisch. De boeren dachten dat de Japanners de oorlog van Mantsjoerije (1905) gewonnen hadden door zich om te vormen in microben, die in de laarzen van de Russische soldaten kropen, hen in de benen beten en zo hun dood veroorzaakten. Wanneer er ergens een epidemie uitbrak gebeurde het dat de dokters gedood werden omdat ze 'de bronnen vergiftigd en de ziekte verspreid hadden.' Heksen werden nog altijd met veel enthousiasme op de brandstapel gezet. Ze groeven een dode weer op om een geest tot rust te brengen. Overspelige vrouwen werden volledig naakt achter een kar vastgebonden en zo door het dorp rondgereden. Wanneer de dwangmiddelen die de orde verzekeren onder een dergelijke massa plotseling worden opgeheven, zijn de gevolgen voor de maatschappij catastrofaal. Tussen het volk en de anarchie stond generaties lang een dun scherm van primitieve opvattingen over God en de tsaar; sinds de veldtocht van Mantsjoerije begon dit scherm snel scheuren te vertonen."(11)

Nieuwe opsplitsing in klassen

Ten gevolge van de spontane evolutie van de vrije-marktmechanismen waren in 1927 7% van de boeren, d.w.z. 2.700.000 mensen, opnieuw landloos. In 1929 was dit aantal opgelopen tot 3.200.000. Elk jaar verloren dus een kwart miljoen arme boeren hun grond. Daarbij komt dat de landlozen niet meer geaccepteerd werden in de traditionele dorpsgemeenschap. Nog steeds in 1927 waren er 7 miljoen arme boeren die niet over een paard of ploeg beschikten. In Oekraïne bezaten 2,1 van de 5,3 miljoen gezinnen noch een paard, noch een os. Deze arme boeren vertegenwoordigden 35% van de boerenbevolking. Deze cijfers komen uit het rapport van Molotov aan het XVde Congres.

De overgrote meerderheid bestond uit boeren met een middelgroot bedrijf: 51 tot 53%. Maar ook zij werkten nog altijd met primitieve werktuigen. In 1929 bezat 60% van de families in Oekraïne géén machines; in de Noord-Kaukasus was dit percentage 71%, in het gewest van de Beneden-Wolga 87,5% en in de Centrale Regio van de Zwarte Aarde 92,5%. Dit zijn de graangebieden.

In heel de Sovjetunie slaagde 5 tot 7% van de boeren erin zich te verrijken: dit waren de koelakken.(12) Volgens de volkstelling van 1927 beschikte 3,2% van de gezinnen over gemiddeld 2,3 trekdieren en 2,5 varkens, tegenover een gemiddelde op het platteland van respectievelijk 1 en 1,1. Er waren in totaal 950.000 gezinnen (3,8%) die landarbeiders in dienst namen of produktiemiddelen huurden.(13)

Wie controleert de graanhandel?

Om in staat te zijn de sterk groeiende steden te voeden en tevens de industrialisatie van het land te bevorderen, moest men ervoor zorgen dat er genoeg graan ter beschikking was. Aangezien de boeren niet meer uitgebuit werden door de landeigenaars, consumeerden ze zelf een groter deel van het graan. De verkoop op de markten buiten het platteland bedroeg maar 73,2% van de verkoop in 1913.(14)

Maar de oorsprong van deze gecommercialiseerde granen had grote veranderingen ondergaan. Vóór de revolutie kwam 72% van dit graan hoofdzakelijk van de grote landbouwbedrijven (grootgrondbezitters en koelakken). In 1926 daarentegen leverden de arme en middelgrote boeren 74% van het graan voor de handel. In feite verbruikten zij 89% van hun produk-tie en brachten slechts 11% op de markt. De grote socialistische landbouwbedrijven, de kolchozen en de sovchozen, waren slechts goed voor 1,7% van de totale graanproduktie en 6% van de graanhandel. Maar ze brachten 47,2% op de markt, bijna de helft van hun oogst.

In 1926 beheersten de steeds machtiger wordende koelakken 20% van de graanmarkt.(15)

Volgens een andere statistiek namen in het Europese deel van de USSR de koelakken en de hoogste laag van de middenboeren, d.w.z. 10 tot 11% van de gezinnen, 56% van de graanverkoop in de periode 1927-1928 voor hun rekening.(16)

In 1927 was de krachtsverhouding tussen de socialistische en de kapitalistische economie als volgt: de gecollectiviseerde landbouw leverde 0,57 miljoen ton graan aan de markt, de koelakken 2,13 miljoen ton.(17)

De sociale kracht die de graanmarkt beheerste, zou beslissen over de voedselvoorziening van de arbeiders en stedelingen, en dus over het lot van de industrialisatie. De strijd zou hard zijn.

Naar de confrontatie

Om het nodige kapitaal te vergaren voor de industrialisatie betaalde de staat vanaf het begin van de jaren twintig een relatief lage graanprijs.

In de herfst van 1924, na een tamelijk magere oogst, slaagde de staat er niet in het graan tegen de vastgestelde prijs te kopen. De koelakken en de privé-handelaren kochten op de vrije markt het graan op en speculeerden op de stijging van de prijs in de lente en de zomer.

In mei 1925 was de staat verplicht de aankoopprijs te verdubbelen ten opzichte van december 1924. In dat jaar was er een goede oogst in de Sovjetunie. De ontwikkeling van de industrie in de steden deed de vraag naar graan stijgen. De aankoopprijs van de staat bleef hoog van oktober tot december 1925. Maar door de schaarste aan produkten van de lichte industrie weigerden de beter gestelde boeren hun granen te verkopen. De staat zag zich verplicht te capituleren en af te zien van zijn plannen om graan te exporteren. De invoer van materieel voor de industrie moest daardoor beperkt worden. Ook worden de kredieten aan de industrie verlaagd.(18) Dit waren de eerste tekenen van een ernstige crisis en een confrontatie tussen de sociale klassen.

In 1926 bedroeg de graanoogst 76,8 miljoen ton tegen 73,5 miljoen ton het jaar voordien. De staat kon tegen lagere prijzen aankopen.(19)

In 1927 daalde de graanoogst tot het niveau van 1925. In de steden was de toestand verre van rooskleurig. De werkloosheid bleef groot en steeg nog door de aankomst van geruïneerde boeren. De loonverschillen tussen ongeschoolde en geschoolde arbeiders werden groter. De privé-handelaren, die nog altijd de helft van de vleesverkoop in de stad in handen hadden, verrijkten zich aanzienlijk. Er dreigde een nieuwe oorlog wanneer Londen besloot de diplomatieke betrekkingen met Moskou te verbreken.

Het standpunt van Boecharin

De komende sociale strijd werd weerspiegeld binnen de partij. Boecharin, op dat ogenblik de voornaamste medestander van Stalin in de leiding, onderstreepte het belang om het socialisme verder te ontwikkelen door middel van de marktverhoudingen. In 1925 riep hij de boeren op zich te verrijken en hij voegde hier aan toe:

"Wij zullen vooruitgaan met een slakkegangetje."

In een brief van 2 juni 1925 schrijft Stalin hem:

"De slogan Verrijk je is niet de onze... Ons ordewoord is de socialistische accumulatie."(20)

De meest invloedrijke deskundige in de Commissariaten van Landbouw en van Financiën was toen de burgerlijke econoom Kondratjev. Hij was voorstander van een grotere differentiatie op het platteland. Hij was ervoor de rijke boeren minder zwaar te belasten, het "ondraaglijke tempo van de industriële ontwikkeling" te verlagen en het grondstoffengebruik te verleggen van de zware naar de lichte industrie.(21) Sjajanov, een burgerlijk econoom die tot een andere school behoorde, prees de ontwikkeling van "verticale coöperaties" aan, eerst voor de verkoop en vervolgens voor de industriële verwerking van landbouwprodukten, in plaats van zich te richten op produktie-coöperaties, d.w.z. de kolchozen. Door een dergelijke politiek zou de economische basis van het socialisme ondergraven worden en zouden zich nieuwe vormen van kapitalistische structuren op het land en in de lichte industrie ontwikkelen. Inderdaad: door het kapitalisme op het niveau van de produktie te beschermen, zou de burgerij op het platteland ook de verkoopcoöperaties domineren.

Boecharin was rechtstreeks beïnvloed door deze twee deskundigen, met name toen hij in februari 1925 verklaarde:

"De collectieve boerderijen zijn niet de hoofdlijn, de snelweg, de belangrijkste weg waarlangs de boeren tot het socialisme zullen komen."(22)

In 1927 kende het land een middelmatige oogst. De hoeveelheid graan die aan de steden verkocht werd, nam op dramatische wijze af. De koelakken, die hun positie versterkt hadden, hielden graan achter om te kunnen speculeren op de schaarste en om een nog hogere prijs te bedingen. Boecharin was van oordeel dat men de officiële aankoopprijs moest verhogen en de industrialisatie vertragen.

"Bijna alle economen die geen lid waren van de partij ondersteunden deze conclusies", aldus Davies.(23)

Bouwen op de kolchoz...

Stalin zag in dat het socialisme van drie kanten bedreigd werd. Er was de dreiging van hongeroproer in de steden, de versterking van de positie van de koelakken die de socialistische industrialisatie vrijwel onmogelijk kon maken en de vrees voor buitenlandse militaire interventies.

Volgens Kalinin, de president van de Sovjetunie, had een commissie van het politiek bureau voor de ontwikkeling van de kolchozen, onder leiding van Molotov, "een mentale revolutie" teweeggebracht.(24) Ten gevolge van het werk van deze commissie werd op het XVde congres van de partij in december 1927 een resolutie aangenomen, waarin onder andere het volgende stond: "De kleine en versnipperde boerenbedrijven moeten omgevormd worden tot uitgestrekte en geïntegreerde boerderijen op basis van gemeenschappelijke arbeid op het land; de boeren moeten overgaan tot collectieve arbeid op basis van een meer ontwikkelde, nieuwe techniek. De oplossing is de onbeduidende en kleinschalige boerenbedrijven langzaam maar zeker bijeen te voegen, zonder dwang, maar door voorbeelden te stellen en overtuigingswerk te doen. Ze moeten omgevormd worden tot grote bedrijven op basis van gemeenschappelijke en broederlijke arbeid. Ze moeten voorzien worden van landbouwmachines en tractoren en er moeten wetenschappelijke methodes voor intensivering van de landbouw worden toegepast."(25)

Eveneens in 1927 werd besloten de nadruk te leggen op "het beteugelen van de uitbuiterstendensen van de burgerij op het platteland." De regering

verhoogde de belastingen op het totaal van de inkomsten van de koelakken. Deze laatsten moesten ook hogere quota graan leveren aan de staat. De dorpssovjet kon overtollige grond van de koelakken afnemen. Het aantal arbeiders dat zij in dienst konden nemen, werd beperkt.(26)

... of bouwen op de individuele boer?

In 1928 werd de graanoogst, net als in 1927, door zeer slechte weersomstandigheden getroffen en bedroeg ongeveer 3,5 tot 4,5 miljoen ton minder dan in 1926. Om hongersnood in de steden te voorkomen nam het politbureau in januari 1928 unaniem het besluit over te gaan tot uitzonderingsmaatregelen. Het graan werd gevorderd van koelakken en welgestelde boeren.

"Het ongenoegen onder de arbeiders groeide. Op het platteland werden spanningen merkbaar. De toestand werd als uitzichtloos gezien. Er moest hoe dan ook brood komen om de steden te voeden", schreven twee aanhangers van Boecharin in 1988.(27)

De partijleiding rond Stalin zag maar één uitweg: zo snel mogelijk de kolchozen op gang brengen.

Boecharin verzette zich hiertegen. Op 1 juni 1928 stuurde hij Stalin een brief. De kolchozen konden de oplossing niet zijn, omdat er meerdere jaren nodig zouden zijn om ze op te zetten, temeer daar men niet in staat was onmiddellijk landbouwmachines te leveren.

"We moeten de particuliere landbouwbedrijven bevorderen en de betrekkingen met de boerenstand normaliseren."(28)

De ontwikkeling van de particuliere bedrijven werd zo het hoofddoel van de politiek van Boecharin. Hij aanvaardde het feit dat de staat zich een deel van de produkten van de privé-ondernemingen toeëigende, teneinde de industrie te kunnen ontwikkelen. Maar deze "overheveling" moest tot stand komen door middel van het marktmechanisme. In oktober van dat jaar zei Stalin over Boecharin:

"In de rangen van onze partij zijn er mensen die, misschien zonder er zich rekenschap van te geven, proberen het werk van onze socialistische opbouw aan te passen aan de smaak en de behoeften van de 'soyjet'-burgerij"(29)

In de steden verslechterde de toestand meer en meer. In de loop van 1928 en 1929 moest men overgaan tot rantsoenering, eerst van brood, daarna van suiker, thee en vlees. Tussen 1 oktober 1927 en 1 oktober 1929 steeg de prijs van landbouwprodukten met 25,9%; op de vrije markt ging de prijs van graan zelfs met 289% omhoog.(30)

Begin 1929 sprak Boecharin over "schakels in een unieke ketting van de socialistische economie" en hij preciseerde:

"De familiegebonden coöperaties van de koelakken zullen zich op dezelfde wijze, door tussenkomst van de banken, enz., in hetzelfde systeem integreren. (...) Op het platteland barst hier en daar de klassenstrijd weer in zijn oude vorm uit. Deze verslechtering van de toestand wordt meestal veroorzaakt door de koelakken. (...) Dit soort gevallen doet zich echter gewoonlijk voor daar waar het plaatselijke sovjetapparaat nog zwak is. Naarmate dit apparaat verbetert, naarmate de lokale organisaties van de partij en de communistische jongeren op het platteland verbeteren en sterker worden, zullen dit soort verschijnselen zich minder en minder voordoen en zullen zij ten slotte verdwijnen zonder sporen na te laten."(31)

Boecharin volgde een sociaal-democratische politiek van "klasse-vrede" en was blind voor de rabiate beslistheid van de koelakken om zich met alle middelen te verzetten tegen de collectivisatie. Hij zocht de oorzaak van de klassenstrijd in de "zwakte" van het regeringsapparaat en van de partij en begreep niet dat op het platteland de regerings- en partijstructuren op grote schaal geïnfiltreerd en beïnvloed waren door de koelakken. De zuivering van deze structuren zou dus een klassenstrijd op zichzelf zijn, verbonden met een offensief tegen de koelakken.

Op het plenum van het Centraal Comité van april 1929 stelde Boecharin voor graan in te voeren, een einde te maken aan de uitzonderingsmaatregelen tegen "de boeren", de prijzen van landbouwprodukten te verhogen, de "revolutionaire wettelijkheid" te bevestigen, het tempo van de industrialisatie te vertragen en de produktie van kapitaalgoederen voor de landbouw te verhogen. Kaganovitsj antwoordde hem:

"Je hebt geen nieuwe voorstellen naar voren gebracht en je bent er niet toe in staat omdat ze niet bestaan, omdat we te doen hebben met een klassevijand, die een offensief tegen ons lanceert, die weigert zijn graanoverschotten te geven voor de socialistische industrialisatie en die beweert tractoren en stemrecht te willen ruilen voor graan."(32)

De eerste golf van collectivisatie

Stalin besloot de uitdaging te aanvaarden: de socialistische revolutie naar het platteland te brengen en de eindstrijd met de laatste kapitalistische klasse in de Sovjetunie, namelijk de koelakken, de plattelandsburgerij, aan te gaan.

De koelak

De burgerij heeft steeds beweerd dat de collectivisatie in de USSR de "dynamische krachten op het platteland heeft vernietigd" en een blijvende stagnatie van de landbouw heeft veroorzaakt. Ze beschrijft de koelakken als "dynamische en ondernemende" individuele boeren. Dit is enkel een ideologische fabel, bedoeld om het socialisme zwart te maken en de uitbuiting te verheerlijken. Om de klassenstrijd die zich in de USSR afspeelde te begrijpen, moet men zich een realistisch beeld vormen van de Russische koelak.

Aan het einde van de negentiende eeuw schreef een van de grootste Russische deskundigen op het gebied van het boerenleven het volgende:

"Elke dorpsgemeenschap heeft altijd drie of vier koelakken en ook een stuk of vijf kleinere uitzuigers van hetzelfde allooi. Ze behoeven geen kwalificaties, noch harde arbeid, enkel een snelle reactie om de noden, de zorgen, de armoede en het ongeluk van anderen voor hun eigen belang te benutten. (...) Het overheersende kenmerk van deze klasse is de harde en onverzettelijke wreedheid van een mens die, zonder enige scholing, de weg van de armoede naar de rijkdom heeft afgelegd en die is gaan geloven dat geld verdienen, door welk middel dan ook, het enige doel is voor een rationeel mens."(33)

En de Amerikaan E.J. Dillon, die goed bekend was met het oude Rusland, schrijft:

"Van alle menselijke monsters die ik ooit ontmoet heb tijdens mijn reizen, kan ik me er geen enkel herinneren dat zo slecht en verfoeilijk is als de Russische koelak."(34)

De kolchozen overtreffen de koelakken

Indien de koelakken, die iets meer dan 5% van de boeren vertegenwoordigden, hun economische basis konden uitbreiden en zich definitief als dominerende groep op het platteland konden vestigen, dan zou de socialistische macht in de steden geen standhouden tegen deze omsingeling van burgerlijke krachten. De USSR was voor 82% een landbouwland. Indien de bolsjewistische partij niet meer in staat was de voedselvoorziening van de arbeiders tegen relatief lage prijzen te garanderen, dan zou de macht van de arbeidersklasse tot in zijn fundamenten bedreigd worden.

Vandaar de noodzaak de collectivisatie van bepaalde sectoren op het platteland te versnellen zodat, op een socialistische basis, de produktie van graan voor de handel steeg. Voor het welslagen van de versnelde industrialisatie was het noodzakelijk de prijs van het gecommercialiseerde graan relatief laag te houden. Een opkomende burgerij op het platteland zou een dergelijke politiek nooit aanvaarden. Alleen de arme en middelgrote boeren, verenigd in coöperatieven, konden deze politiek ondersteunen. En alleen de industrialisatie kon de verdediging van het eerste socialistisch land waarborgen. De industrialisatie zou terzelfder tijd het platteland moderniseren, de produktiviteit verhogen en het cultureel niveau verbeteren. Er moesten tractoren, vrachtwagens en maaimachines geproduceerd worden om het socialisme op het platteland stevig te funderen. Om dit te bereiken moest het tempo van de industrialisatie stijgen.

Op 1 oktober 1927 waren er 286.000 boerengezinnen in de kolchozen; op 1 juni 1929 1.008.000.(35) Tijdens de vier maanden tussen juni en oktober steeg het percentage boeren in de kolchozen van 4% naar 7,5%.(36)

In de loop van het jaar 1929 produceerde de gecollectiviseerde landbouw 2,20 miljoen ton graan voor de handel, evenveel als de koelakken twee jaar eerder. Stalin hoopte dat de sovchozen en kolchozen tijdens het volgende jaar 6,60 miljoen ton aan de steden zouden leveren.

"Op dit ogenblik", zei Stalin op 27 december 1929, "is onze materiële basis toereikend om de koelakken te treffen, hun weerstand te breken, ze als klasse te vernietigen en hun produktie te vervangen door die van de kolchozen en sovchozen."(37)

Een onstuimige massabeweging

Het Centraal Comité van de bolsjewistische partij had pas het idee van een versnelde collectivisatie gelanceerd of een spontane beweging barstte los; in de regio's werd ze gedragen door activisten, jongeren, ex-soldaten van het Rode Leger en door het plaatselijk partijapparaat.

Begin oktober waren al 7,5% van de boeren in de kolchozen opgenomen. De partij, die de algemene koers naar de collectivisatie had aangegeven, nam akte van de massabeweging, zijzelfwas er niet de motor van.

"Het belangrijkste feit van ons sociaal en economisch leven op dit ogenblik is de enorme groei van de landbouwcollectivisatie", zei Stalin op 27 december. "Nu geschiedt de onteigening van de koelak door de massa's van arme en middelgrote boeren zelf, die de integrale collectivisatie verwezenlijken."(38)

Bij de goedkeuring van het eerste Vijfjarenplan in april, hoopte de partij op een collectivisatiegraad van 10% in 1932-1933; de kolchozen en sovchozen zouden dan 15,5% van het graan produceren... Dit zou voldoende zijn om de koelakken uit te schakelen.(39) Maar in juni zegde de partijsecretaris van de Noord-Kaukasus, Andrejev, dat reeds 11,8% van de gezinnen tot de kolchozen waren toegetreden en dat men eind 1929 de 22% hoopte te bereiken.(40)

Op 1 januari 1930 was 18,1% van alle boerengezinnen lid van een kolchoz. Een maand later was 31,7% lid.(41) Lynne Viola noteerde:

"De collectivisatie kende zeer spoedig een eigen dynamiek, die hoofdzakelijk gerealiseerd werd door de kaders op het platteland. Het centrum liep het risico de controle over de beweging te verliezen."(42)

De doelstellingen door het Centraal Comité vastgesteld in haar resolutie van 5 januari 1930, werden sterk "verbeterd" door de regionale comités.

Vervolgens voegden de districtcomités er nog doelstellingen aan toe en bepaalden een duizelingwekkend tempo. In januari 1930 noteerden de gewesten van de Oeral, de Beneden-Wolga en de Midden-Wolga al collectivisatiecijfers tussen 39 en de 56%. Meerdere gewesten keurden een plan goed voor de volledige collectivisatie in één jaar, en zelfs in enkele maanden.(43) Een Sovjetrussische commentator uit die tijd schrijft:

"Als het centrum spreekt over 15% gezinnen die bij de kolchozen moeten aansluiten, verhoogt het gewest dit cijfer tot 25%, de okroeg'*' tot 40% en het district tot 60%. "(44)

De oorlog tegen de koelak

Deze ongecontroleerde koers richting collectivisatie ging gepaard met een "dekoelakisatie"-beweging: de koelakken werden onteigend en soms verbannen. In feite was dit een nieuwe fase in de eeuwenoude en bittere strijd tussen de arme en de rijke boeren. Al eeuwen werden de armen systematisch vertrapt en hun opstanden verpletterd. Maar deze keer hadden ze, voor het eerst, de wettelijke macht aan hun kant. Een student die in een kolchoz werkte, zei in 1930 tegen de Amerikaan Hindus:

"Het was en het is nog steeds een oorlog. De koelak moet net zo volledig uit de weg worden geruimd als een vijand aan het front. Hij is de vijand aan het front. Hij is de vijand van de kolchoz."(45)

Preobrazjenski, die Trotski volledig had gesteund, stond nu enthousiast achter de strijd voor de collectivisatie.

"De werkende massa's op het platteland zijn gedurende eeuwen uitgebuit. Nu, na een lange reeks van bloedige nederlagen die begonnen met opstanden in de Middeleeuwen, heeft hun machtige beweging voor de eerste maal in de geschiedenis van de mensheid een kans om te overwinnen."(46)

Er dient vermeld te worden dat het radicalisme op het platteland ook gestimuleerd werd door de mobilisatie en het algemene enthousiasme voor de industrialisatie in de hele Sovjetunie.

De essentiële rol van de meest onderdrukte massa's

Ontelbare anticommunistische boeken leren ons dat de collectivisatie werd "opgelegd" door de partijleiding en Stalin en dat zij door terreur verwezenlijkt werd. Dit is onwaar. De belangrijkste aanzet voor de gewelddadige episodes van de collectivisatie kwam van de meest onderdrukte boerenmassa's. Een boer uit de streek van de Zwarte Aarde verklaarde:

(*) De okroeg was een administratieve eenheid die in 1930 verdween. In het begin van dat jaar waren er 13 regio's, verdeeld in 207 okroegs, nogmaals onderverdeeld in 2.811 districten en 71.780 dorpssoyjets.

"Ik heb heel mijn leven onder de landarbeiders geleefd. De Oktoberre-volutie heeft me grond gegeven, elk jaar kreeg ik opnieuw kredieten, ik heb een slecht paard gekocht, ik kan de grond niet bewerken, mijn kinderen lijden armoe en hebben honger, ik slaag er gewoon niet in mijn boerderij te verbeteren, ondanks de hulp van de sovjetautoriteiten. Ik denk dat er maar één uitweg is: me aansluiten bij een tractorencolonne en ervoor zorgen dat de zaken vooruitgaan."(47) Lynne Viola schrijft:

"Alhoewel de collectivisatie op gang werd gebracht en gesteund door het centrum, kreeg ze pas concreet vorm in een reeks politieke ad hoc maatregelen, in antwoord op de ongebreidelde initiatieven van de partijen regeringsorganen op regionaal en districtsniveau. De collectivisatie en de collectieve landbouw werden niet zozeer door Stalin en de centrale autoriteiten gemodelleerd, maar door de ongedisciplineerde en onverantwoordelijke activiteit van ambtenaren op het platteland, door experimenten van bestuurders van collectieve landerijen die aan zichzelf waren overgelaten en door de realiteit van een achterlijk platteland."(48)

Lynne Viola legt terecht het accent op de eigen dynamiek van de basis. Maar haar interpretatie van de feiten is eenzijdig. Ze begrijpt de massalijn niet die op een consequente manier door Stalin en de bolsjewistische partij werd toegepast. De partij werkte de algemene oriëntatie uit en liet dan de basis en de middenkaders experimenteren; het materiaal van de basis kon dan dienen om nieuwe richtlijnen, correcties en rectificaties uit te werken. Lynne Viola vervolgt:

"De staat gaf leiding via circulaires en decreten. Maar de staat had noch de organisatorische infrastructuur, noch het personeel om zijn koers op te leggen of om ervoor te zorgen dat zijn politiek correct werd toegepast bij het bestuur van het platteland. De wortels van het systeem van Stalin op het platteland bevinden zich niet in de uitbreiding van de controle door de staat, maar juist in de afwezigheid van deze controle en van een geordend administratief systeem. Dit had als resultaat dat de repressie het belangrijkste instrument van machtsuitoefening werd op het platteland."(49)

Over deze conclusie, getrokken na een aandachtige waarneming van het werkelijk verloop van de collectivisatie, kunnen twee opmerkingen gemaakt worden.

De stellingvan het "communistische totalitarisme", uitgeoefend door een "alomtegenwoordige partijbureaucratie", heeft geen enkel verband met de wijze waarop de sovjetmacht onder Stalin in werkelijkheid werd uitgeoefend. Het is een formule waarmee de burgerij eenvoudigweg uiting geeft aan haar blinde haat tegen het echte socialisme. In 1929-1933 had de sovjetstaat noch de technische middelen, noch het benodigde gekwalificeerde personeel, noch voldoende communistische kaders om de collectivisatie op een geplande en geordende manier te leiden; de toenmalige staat beschrijven als almachtig en totalitair is absurd.

Op het platteland kwam de belangrijkste impuls voor de collectivisatie van de meest onderdrukte boeren. De partij bereidde de collectivisatie voor, communisten uit de steden omkaderden haar, maar de gigantische omwenteling in de gewoontes van de boeren kon slechts slagen als de meest onderdrukte boeren overtuigd waren van de noodzaak ervan. De beoordeling van Lynne Viola dat "de repressie het belangrijkste machtsinstrument werd" stemt niet overeen met de realiteit. Het belangrijkste instrument was de mobilisatie, de bewustmaking, de vorming, de organisatie van de basis van de boerenmassa's. Maar om dit constructieve werk uit te voeren was de repressie inderdaad noodzakelijk, dit wil zeggen dat het werk gerealiseerd werd en enkel kon gerealiseerd worden door een harde klassenstrijd tegen de mensen en gewoontes van het vroegere regime.

Alle anticommunisten, van fascisten tot trotskisten, beweren dat Stalin de vertegenwoordiger was van de almachtige bureaucratie die de basis verstikte. Dit is volledig tegengesteld aan de waarheid. Om haar revolutionaire lijn toe te passen, moest de bolsjewistische leiding dikwijls een beroep doen op de revolutionaire krachten aan de basis om bepaalde fracties van het bureaucratisch apparaat uit te schakelen.

"De revolutie werd niet gerealiseerd via regelmatige administratieve kanalen; integendeel, de staat riep rechtstreeks de hulp in van de basis van de partij en de sleutelsectoren van de arbeidersklasse orn de ambtenaren op het platteland te omzeilen. De massale recrutering van arbeiders en kaders uit de steden en het omzeilen van de bureaucratie moest een politieke doorbraak forceren om de fundamenten te leggen van een nieuw systeem."(50)

De organisatorische lijn van de collectivisatie

Hoe reageerden Stalin en de leiding van de bolsjewistische partij op de spontane, gewelddadige golf van collectivisatie en "dekoelakisatie"?

Ze trachtten de reeds op gang zijnde beweging politiek en praktisch te sturen, te disciplineren en te rectificeren.

De partijleiding deed alles wat in haar macht lag om de grote revolutie van de collectivisatie in optimale omstandigheden te laten verlopen tegen een zo laag mogelijke prijs. Maar ze kon niet verhinderen dat de diepe tegenstellingen tot uitbarsting kwamen, noch kon ze de achterlijke toestand van het platteland in één klap veranderen.

Het partijapparaat op het platteland

Om het beleid van de bolsjewistische partij tijdens de collectivisatie te begrijpen, is het uitermate belangrijk te weten dat het partij- en regeringsapparaat In het begin van 1930 zeer zwak was - precies het tegendeel van de "verschrikkelijke totalitaire staatsmachine" waarover de anticommunisten fabule-ren. Precies door de zwakheid van het communistische apparaat konden de koelakken zich met vereende krachten weren tegen de nieuwe maatschappij.

Op 1 januari 1930 telde men 339.000 communisten op een plattelandsbevolking van circa 120 miljoen! Achtentwintig communisten voor een gebied van 10.000 inwoners.(51) Er waren maar 23.458 partijcellen op de 70.849 dorpssovjets en, volgens de secretaris van het gewest van de Centrale Wolga, Chatajevitsj, waren sommige dorpssovjets "directe agentschappen van de koelakken".(52) De vroegere koelakken en gewezen ambtenaren van de tsaar, die de handel en wandel van het openbare leven kenden, infiltreerden op grote schaal de partij. De kern van de partij bestond uit jonge boeren die in het Rode Leger hadden gevochten tijdens de burgeroorlog. Deze politieke ervaring drukte een stempel op hun zienswijze en op hun manier van doen. Ze waren gewend om bevelen uit te delen en wisten nauwelijks wat politieke opvoeding en mobilisatie betekenden.

"De structuur van de administratie op het platteland was zwaar, de hiërarchie warrig, de verantwoordelijkheden en functies vaag omschreven en slecht afgebakend. Bij het uitvoeren van het beleid voor het platteland verviel men dan ook vaak ofwel tot extreme inertie, ofwel tot de stijl van mobilisatie die in de burgeroorlog gebruikelijk was."(53) Maar met dat apparaat, dat vaak de instructies van het Centraal Comité dwarsboomde of verminkte, moest het gevecht tegen de koelakken en tegen de oude maatschappij geleverd worden.

"Voor het essentiële", zei Kaganovitsj op 20 januari 1930, "moeten we nog een partijorganisatie op het platteland tot stand brengen die in staat is de grote beweging voor de collectivisatie te leiden."(54)

Buitengewone organisatorische maatregelen

De partijleiding, geconfronteerd met het radicalisme van de basis, met een gewelddadige golf van anarchistisch collectiviseren, poogde eerst en vooral daadwerkelijk greep op de gebeurtenissen te krijgen.

Gezien de zwakte en het weinig betrouwbare partijapparaat op het platteland, nam het Centraal Comité in november 1929 - op het moment dat de collectivisatie werd ingeluid - diverse buitengewone organisatorische maatregelen.

Allereerst op centraal niveau.

Vanaf half februari 1930 werden een aantal leden van het Centraal Comité, waaronder Ordjonikidze, Kaganovitsj en Jakovlev naar het platteland gestuurd met onderzoeksopdrachten. Vervolgens werden drie belangrijke nationale vergaderingen bijeengeroepen, onder de leiding van het Centraal Comité, om de opgedane ervaring te bundelen. Die van 11 februari was gewijd aan de problemen met de collectivisatie in de gebieden van de nationale minderheden; die van 21 februari behandelde de gebieden met graantekorten en die van 24 februari had tot doel de fouten en de excessen die tijdens de collectivisatie begaan werden, te onderzoeken.

Ten tweede op het niveau van de basis, van het platteland.

In de steden werden 250.000 communisten gemobiliseerd om naar het platteland te trekken en daar mee te werken aan de collectivisatie.

Deze militanten werkten onder leiding van een "hoofdkwartier" van de collectivisatie, dat speciaal was opgericht op het niveau van de okroeg en van het district; de "hoofdkwartieren" werden op hun beurt bijgestaan door verantwoordelijken van het regionaal comité of het Centraal Comité.(55) Zo namen de afgevaardigden in de okroeg van Tambov deel aan conferenties en korte cursussen op het niveau van de okroeg en later van het district, vooraleer ze zich op het veld begaven. Volgens hun richtlijnen moesten ze "de methodes van het werk onder de massa's volgen": eerst de plaatselijke activisten overtuigen, de dorpssovjet en de vergaderingen van arme boeren, dan kleine gemengde groepen van arme en middelgrote boeren. Ten slotte moesten ze een algemene dorpsvergadering organiseren, met uitsluiting van de koelakken. In de richtlijnen stond ook dat "geen administratieve dwang mag gebruikt worden om de middelgrote boeren ertoe aan te zetten zich bij de kolchoz aan te sluiten."(56)

In dezelfde okroeg van Tambov werden tijdens de winter van '29-'3O conferenties georganiseerd en cursussen van 2 tot 10 dagen voor 10.000 boeren, vrouwen uit de kolchozen, arme boeren, voorzitters van sovjets. Gedurende de eerste weken van 1930 werden er in Oekraïne 3.977 cursussen van korte duur georganiseerd voor 275.000 boeren. In de herfst van 1929 werden dertigduizend activisten op de zondagen, in hun vrije tijd, geschoold door het Rode Leger, dat in de eerste maanden van 1930 nog een contingent van 100.000 personen voor zijn rekening nam. Het Rode Leger droeg bovendien zorg voor de opleiding van een groot aantal tractorbestuurders, landbouwdeskundigen, film- en radiotechnici.(57)

De meeste mensen die uit de stad kwamen, werkten gedurende een paar maanden op het platteland. Zo bijvoorbeeld werd in februari 1930 de mobilisatie van 7.200 leden van de stedelijke Sovjets uitgevaardigd om gedurende ten minste een jaar op het platteland te werken. Een aantal soldaten van het Rode Leger en industriearbeiders werden echter ook permanent naar de kolchozen overgeplaatst.

In november 1929 werd het besluit genomen voor de beroemdste campagne, de campagne van de "25.000".

De 25.000

Het Centraal Comité riep 25.000 ervaren arbeiders uit de grote fabrieken op zich naar het platteland te begeven en de collectivisatie te ondersteunen. Deze oproep werd door meer dan 70.000 arbeiders beantwoord. Er werden er 28.000 uitgekozen: politieke militanten jongeren die in de burgeroorlog gevochten hadden, partij- en Komsomolleden.

Deze arbeiders waren zich bewust van de leidende rol van de arbeidersklasse in de socialistische hervormingen op het platteland. Lynne Viola schrijft:

"Ze zagen de revolutie van Stalin als een middel om de eindoverwinning van het socialisme te behalen najaren van oorlog, lijden en ontbering. Ze zagen de revolutie als een oplossing voor de problemen van achterstand, ogenschijnlijk chronische voedseltekorten en de kapitalistische omsingeling."(58)

Voor ze vertrokken, legde men hen uit dat zij de ogen en oren van het Centraal Comité waren: dankzij hun aanwezigheid in de eerste linies, hoopte de leiding een materialistische kennis te verwerven van de omwentelingen op het platteland en van de problemen van de collectivisatie. Men drong er ook op aan dat ze de boeren hun organisatorische ervaring als industriearbeider zouden doorgeven, want de eeuwenlange traditie van individuele arbeid vormde een ernstige handicap voor de collectieve bewerking van de grond. Ten slotte werd hen gevraagd de communistische kwaliteit van de partijfunctionarissen te beoordelen om zonodig de partij te zuiveren van vreemde en ongewenste elementen.

In de loop van de maand januari 1930 kwamen de 25.000 op het front van de collectivisatie aan. Een zorgvuldige studie van hun activiteiten en van de rol die ze speelden, geeft ons een realistisch beeld van de grote revolutionaire klassenstrijd die de collectivisatie was. Deze arbeiders correspondeerden met hun fabriek en hun vakbond en deze brieven geven nauwkeurig weer wat zich in de dorpen afspeelde.

De 25.000 tegen de bureaucratie

Vanaf het moment van aankomst moesten de 25.000 zich bezighouden met de ondankbare strijd tegen de bureaucratie van het plaatselijke apparaat en tegen excessen die begaan werden tijdens de collectivisatie. Lynne Viola schrijft:

"Wat hun positie ook was, de 25.000 waren unaniem in hun kritiek op de houding van de districtsorganen tijdens de collectivisatie. Ze beweerden dat deze organen verantwoordelijk waren voor de race voor de hoogste percentages collectivisatie."(59)

Zacharov, een van de 25.000, schreef dat er geen enkel voorbereidend werk gedaan -werd onder de boeren, die dan ook helemaal niet klaar waren voor de collectivisatie.(60) Velen klaagden over onwettige handelingen en over de onbeschoftheid van de kaders op het platteland. Makovskaja weet het aan "de bureaucratische houding van de kaders ten aanzien van de boeren" en zei dat de ambtenaren over collectivisatie spraken met "een revolver in de hand".(61) Baryshev verklaarde dat een groot aantal middelgrote boeren "gedekoelakiseerd" werden. Naumov koos partij voor de boeren die strijd voerden tegen de partijkaders die "zich de bij de koelakken geconfisqueerde goederen toeëigenden". Lynne Viola besluit:

"De 25.000 zagen de ambtenaren op het platteland als ruwe, ongedisciplineerde, vaak corrupte lui en, in vrij veel gevallen, als vertegenwoordigers van de vijandelijke klassen."(62)

Door de bureaucraten en hun excessen te bestrijden, slaagden ze erin het vertrouwen van de boerenmassa's te winnen.(63)

Het loont de moeite om dit alles te benadrukken, aangezien deze arbeiders als het ware gezanten van Stalin waren. Juist deze 'stalinisten' bestreden op consequente wijze de bureaucratie en de excessen en verdedigden een correcte weg naar de collectivisatie.

De 25.000 tegen de koelakken

Vervolgens speelden de 25.000 een zeer belangrijke rol in de strijd tegen de koelakken.

Ze stonden tegenover het verschrikkelijke wapen van de geruchten en verdachtmakingen, de zogenaamde "agitprop van de koelakken". De grote meerderheid van de boeren, analfabeet, in barbaarse omstandigheden levend en beïnvloed door de popen, kon makkelijk gemanipuleerd worden. De pope verkondigde dat het rijk van de antichrist was aangebroken. De koelak voegde er aan toe dat degene die zich bij de kolchoz aansloot een pact met de antichrist sloot.(64)

Velen onder de 25.000 werden aangevallen en geslagen. Tientallen onder hen werden vermoord, doodgeschoten of afgemaakt door koelakken.

De 25.000 en de organisatie van de landbouwproduktie

Maar de voornaamste bijdrage van de 25.000 op het platteland was de invoering van een volledig nieuw systeem van produktiebeheer, de invoering van een nieuwe manier van leven en werken.

De arme boeren, die zich in de voorste linie bevonden van de strijd voor de collectivisatie, hadden geen benul van de organisatie van de collectieve produktie. Ze waren doordrongen van haat voor de uitbuiters en daarom waren ze betrouwbare bondgenoten voor de arbeidersklasse. Maar als individuele producenten konden ze geen nieuwe produktiewijze creëren: dat is ook een van de redenen waarom de dictatuur van het proletariaat nodig is. De dictatuur van het proletariaat kwam met name tot uitdrukking in de ideologische en organisatorische leiding van de arbeidersklasse en van de communistische partij over de arme en de middelgrote boeren.

De arbeiders stelden werkdagen met vaste uren in, met ochtendappel. Ze ontwierpen betaalsystemen "per stuk" en loonschalen. Overal ontbrak het aan orde en discipline. Vaak kende een kolchoz niet eens zijn eigen grenzen. Er was geen inventaris van de machines, het gereedschap, of de reserveonderdelen. De machines werden niet onderhouden, er waren geen stallen noch voorraden veevoer. De arbeiders organiseerden conferenties over de produktie waar de kolchozwerkers praktische ervaringen uitwisselden; ze voerden de socialistische wedijver tussen verschillende brigades in en installeerden arbeidsrechtbanken waar inbreuken op de reglementen en fouten door onzorgvuldigheid werden berecht.

De 25.000 arbeiders waren ook de belichaming van de steun van het proletariaat aan de kolchozboeren. Op verzoek van "hun" arbeider stuurden grote fabrieken landbouwmaterieel, reserveonderdelen, generatoren, boeken, kranten en andere zaken die op het platteland niet te vinden waren. Werkbrigades kwamen uit de stad om bepaalde technische werkzaamheden of reparaties uit te voeren, en om te helpen bij de oogst.

Maar de arbeiders werden ook schoolmeesters. Ze onderwezen technische kennis. Vaak moesten ze de boekhouding doen, terwijl ze tegelijk jonge mensen het vak leerden. Ze gaven elementaire politieke en agrarische vorming. Soms hielden ze zich bezig met alfabetisering.

De bijdrage van de 25.000 aan de collectivisatie was enorm. In de jaren twintig "bepalen armoede, analfabetisme en de chronische dreiging van terugkerende hongersnoden in grote lijnen het beeld op het platteland".(65) De 25.000 droegen bij tot het opzetten van de basisstructuren voor de organisatie van de socialistische landbouw in de komende 25 jaar. Viola schrijft:

"Een nieuw systeem van landbouwproduktie werd opgezet, en al leverde dat ook problemen op, het maakte een eind aan de periodieke crises die de marktverhoudingen tussen het platteland en de steden tot dan toe kenmerkten."(66)

De politieke oriëntatie van de collectivisatie

Tegelijk met al deze organisatorische schikkingen, werkte het Centraal Comité maatregelen en politieke richtlijnen uit om de collectivisatie in goede banen te leiden.

Men moet daarbij voor ogen houden dat er binnen de partij levendige en langdurige discussies plaatsvonden over de snelheid en de omvang van de collectivisatie.

In de okroeg Choper, die 2,2% gecollectiviseerde gezinnen telde in juni, waren er in oktober 1929 reeds 55% gecollectiviseerd. Een commissie van de Kolchoztsentr (de Unie van Kolchozen), die de snelheid en de omvang van deze collectivisatie niet vertrouwde, werd op onderzoek uitgezonden. Vice-voorzitter Baranov verklaarde:

"De plaatselijke autoriteiten gaan te werk volgens de 'shock-methode' en benaderen de zaak als een 'campagne' onder het motto: hoe meer, hoe beter. Soms worden de richtlijnen vervormd tot de slogan: degenen die niet bij de kolchoz komen, zijn vijanden van de sovjetmacht. Er is geen uitgebreid politiek werk onder de massa's geweest. In bepaalde gevallen werden duizelingwekkende beloften gedaan over tractoren en kredieten, als de mensen bij de kolchoz aansloten."(67)

Sjeboldajev, partijsecretaris van de Beneden-Wolga, ondersteunde in de Pravda de snelle uitbreiding van de collectivisatie in Choper. Hij begroette "het geweldige enthousiasme van de collectieve landarbeid die de boeren begeestert". Slechts 5 a 10% van de dorpelingen verzette zich tegen de collectivisatie. Deze vormde "een grote massabeweging die het kader van ons denken over het collectivisatieproces ruimschoots overschrijdt".(68)

In alle eenheden kwamen tegenstrijdige meningen voor, ook in deze avant-garde eenheid van Choper. Op 2 november 1929 bracht de krant Krasnji Choper enthousiast verslag uit over het collectieve ploegen en de vorming van nieuwe kolchozen. Maar in hetzelfde nummer werd opgeroepen om niet overhaast te werk te gaan bij de collectivisatie en bekritiseerde men het gebruik van dreigementen om arme boeren ertoe aan te zetten zich bij de kolchozen aan te sluiten. Een ander artikel beweerde dat op sommige plaatsen de koelakken in allerijl het hele dorp de kolchoz hadden ingeduwd om de collectivisatie in diskrediet te brengen.(69)

Op het plenum van het Centraal Comité in november 1929 verdedigde Sjeboldajev het experiment van Choper met zijn "colonnes paarden". Als er geen tractoren waren "kan men door eenvoudigweg boerderijen samen te trekken de produktiviteit verhogen". Hij verklaarde dat de collectivisatie in Choper "een spontane massabeweging is van de arme en middelgrote boeren" en dat slechts 10 a 12% tegenstemden. "De partij moet deze beweging niet 'afremmen'. Het zou uit politiek en economisch oogpunt verkeerd zijn. De partij moet alles in het werk stellen om zich aan het hoofd van de beweging te plaatsen en deze in georganiseerde banen te leiden. Op dit ogenblik heeft deze massabeweging ontegenzeggelijk de plaatselijke autoriteiten voorbijgestreefd, en juist daarin schuilt het gevaar dat de beweging in diskrediet gebracht wordt." Sjeboldajev verklaarde dat in zijn gebied 25% van de gezinnen gecollectiviseerd waren en dat tegen het eind van 1930, halverwege 1931, de collectivisatie grotendeels voltooid zou zijn.(70)

Kossior, die op het plenum over de situatie in Oekraïne sprak, rapporteerde dat in tientallen dorpen de collectivisatie "opgeblazen en kunstmatig geschapen is": de bevolking nam er niet aan deel en was niet op de hoogte. Maar "de talrijke schaduwplekken moeten ons niet beletten het globale beeld van de collectivisatie te zien".(71)

Het is dus duidelijk dat veel tegenstrijdige meningen in de partij leefden toen de beweging voor de collectivisatie op gang kwam. De revolutionairen hadden tot taak de wil van de meest onderdrukte massa's om zich te ontdoen van hun eeuwenoude politieke, culturele en technologische achterstand, tot uiting te laten komen en te beschermen. Men moest de massa's aanmoedigen om vooruit te gaan in de strijd, de enige methode om diep verankerde economische en sociale relaties aan het wankelen te brengen en te vernietigen. Het rechts opportunisme poogde dit moeizame bewustwordingsproces zoveel mogelijk af te remmen. Anderen dreven het tempo van de collectivisatie op buitensporige wijze op door in de praktijk de meeste partijprincipes naast zich neer te leggen. Deze tendens was verwant met de linkse methoden uit de burgeroorlog — toen men gewend was de revolutie te "commanderen". Sommige bureaucraten wilden ook op een goed blaadje staan bij de leiding door "grote verwezenlijkingen". Maar de excessen konden even goed het werk zijn van de contra-revolutie die de collectivisatie trachtte te compromitteren door ze tot in het absurde door te drijven.

De resolutie van november 1929

De resolutie van het Centraal Comité van 17 november 1929 maakte de balans op van alle discussies binnen de partij.

Eerst werd vastgesteld dat het aantal boerengezinnen in de kolchozen van 445.000 in 1927-1928 gestegen was naar 1.040.000 eenjaar later. Het aandeel van de kolchozen in de commerciële graanproduktie was van 4,5% gestegen naar 12,9% in dezelfde periode.

"Deze weergaloze ontwikkeling van de collectivisatie, die de meest optimistische verwachtingen overtreft, getuigt van het feit dat de echte massa's van middelgrote boeren, die in de praktijk overtuigd zijn geraakt van de voordelen van collectieve landbouw, zich bij de beweging hebben aangesloten. (...) Deze beslissende doorbraak in de houding van de arme en middelgrote boeren ten aanzien van de kolchozen (...) is een nieuwe historische etappe in de opbouw van het socialisme in ons land."(72) Deze vooruitgang van de collectivisatie werd mogelijk door het in praktijk brengen van de partijlijn betreffende de socialistische opbouw op de verschillende fronten.

"De belangrijke successen van de kolchozbeweging zijn het onmiddellijke resultaat van de consequente toepassing van de algemene partijlijn, die heeft gezorgd voor een zeer sterke industriële groei, een versterking van de eenheid tussen de arbeidersklasse en de fundamentele massa's van boeren, de vorming van een coöperatieve gemeenschap, een versterking van het politiek activisme van de massa's en de groei van de materiële en culturele rijkdom van de proletarische staat."(73)

Het opportunisme van Boecharin verwerpen

Het Centraal Comité onderstreepte dat deze formidabele vooruitgang niet "in alle rust" verliep, maar zich in een zeer grimmige klassenstrijd voltrok.

"In ons door de kapitalisten omsingelde land versterken het oplaaien van de klassenstrijd en het verbeten verzet van de kapitalistische elementen tegen de vooruitgang van het socialisme, de druk van kleinburgerlijke elementen op het minst stabiele deel van onze partij; ze lanceren een ideologie om te capituleren voor problemen; ze veroorzaken desertie en pogingen om tot een akkoord te komen met de koelakken en de kapitalisten op het platteland en in de steden. (...) Dat is de basis voor het totale onbegrip bij de groep van Boecharin voor de recente intensivering van de klassenstrijd; dat is de oorzaak van zijn onderschatting van het vermogen tot weerstand van de koelakken en van de NEP-mannen, van zijn antileninistische theorie dat de koelak zich wel zal 'integreren' in het socialisme en van zijn verzet tegen het beleid om de kapitalisten op het platteland aan te vallen."(74) "De rechtsen beoordeelden de geplande uitbreiding van de collectivisatie en van de bouw van sovchozen als onrealistisch; ze verkondigden dat de materiële en technische voorwaarden ontbraken en dat de arme en middelgrote boeren niet wilden overgaan naar de collectieve landbouw. In feite zijn we getuige van een dermate sterke groei van de collectivisatie en van een dermate roekeloze wedren naar socialistische vormen van landbouw door de arme en middelgrote boeren dat de kolchozbeweging reeds het punt heeft bereikt van de overgang naar integrale collectivisatie van gehele districten. (...) De rechtse opportunisten zijn, objectief gezien, woordvoerders van de economische en politieke belangen van de kleinburgerlijke elementen en groepen kapitalistische koelakken."(75)

Het Centraal Comité gaf aan dat men aandacht moest hebben voor de veranderende vormen van de klassenstrijd: de koelakken die vroeger alles op alles zetten om het op gang komen van de kolchozbeweging te beletten, probeerden nu de beweging van binnenuit te vernietigen.

"De brede ontwikkeling van de kolchozbeweging heeft zich voltrokken in een situatie van intense klassenstrijd op het platteland, die overigens van vorm en werkwijze verandert. De koelakken intensiveren hun directe openlijke strijd tegen de collectivisatie, tot aan ware terreur toe (moord, brandstichting en vernietiging); maar tegelijk nemen ze meer en meer hun toevlucht tot gecamoufleerde en clandestiene strijd- en uitbuitingsvormen, ze dringen door tot in de kolchozen en zelfs tot in de leidende organen met het doel deze te corrumperen en van binnenuit te doen ontploffen." Dat is de reden waarom men diepgaand politiek werk moet doen om een betrouwbare kern te vormen die de kolchoz op de weg van het socialisme kan leiden.

"Door volgehouden, regelmatig werk moet de partij ervoor zorgen dat er een kern van landarbeiders en arme boeren in de kolchozen tot stand komt."(76)

Nieuwe moeilijkheden, nieuwe taken

De behaalde successen mochten de partij niet naar het hoofd stijgen, er waren immers "nieuwe moeilijkheden en tekortkomingen" te overwinnen. Het plenum somde ze op:

"Het lage technische niveau waarop de kolchoz steunt; het ontoereikende organisatieniveau en de lage produktiviteit in de kolchozen; het zware tekort aan kaders in de kolchozen en de bijna volledige afwezigheid van de nodige deskundigen; de zeer slechte sociale samenstelling in een gedeelte van de kolchozen; de onaangepastheid van het beheer aan de omvang van de kolchozbeweging; het onvermogen van de leiding om het tempo en de uitbreiding van de beweging bij te houden; het slecht functioneren van de bureaus die de kolchozbeweging leiden."(77)

Het Centraal Comité nam het besluit om onmiddellijk te starten met de bouw van twee nieuwe tractorenfabrieken — elk met een produktiecapaci-teit van 50.000 eenheden — en van twee nieuwe fabrieken voor combines, om de fabrieken van complexe landbouwmachines en van scheikundige stoffen uit te breiden en om de Stations voor Machines en Tractoren verder te ontwikkelen.(78)

"De opbouw van kolchozen is ondenkbaar zonder een consequente verbetering van het culturele niveau van de kolchozbevolking." Alfabetiseringscampagnes dienden gelanceerd, bibliotheken opgericht, vormingscycli en schriftelijke cursussen georganiseerd. De jongeren moesten naar school en landbouwkundige kennis moest op grote schaal worden verspreid. Er moest meer cultureel en politiek werk worden verricht onder de vrouwen en hun leven moest worden vergemakkelijkt door crèches en publieke restaurants op te zetten. Wegen en culturele centra moesten worden gebouwd, radio en film geïntroduceerd, post en telefoon op het platteland gebracht, een algemene pers en een gespecialiseerde pers voor de boeren diende te verschijnen, enzovoort.(79)

Ten slotte sprak het Centraal Comité over het gevaar van linkse afwijkingen. Het radicalisme van de arme boeren kon leiden tot het onderschatten van het bondgenootschap met de middelgrote boeren.(80)

"Het plenum van het Centraal Comité waarschuwt voor het gevaar dat men de moeilijkheden bij de opbouw van de kolchozen zou onderschatten en waarschuwt in het bijzonder voor een formele, bureaucratische houding in deze campagne en bij de evaluatie van de resultaten ervan."(81)

De resolutie van 5 januari 1930

Zes weken later vergaderde het Centraal Comité opnieuw om de onstuimige ontwikkeling van de kolchozbeweging te evalueren. Op 5 januari 1930 werd een hoogst belangrijke resolutie aangenomen: Over de graad van collectivisatie en de hulp van de staat bij de opbouw van kolchozen.

Er staat in vermeld dat in de lente van 1930 meer dan 30 miljoen hectaren op collectieve basis ingezaaid zijn, waardoor men al voorbij de 24 miljoen is die men hoopte te bereiken aan het eind van het vijfjarenplan.

"Zo beschikken we over de materiële basis om de grootschalige produktie van de koelakken te vervangen door de grootschalige produktie van de kolchozen. (...) We kunnen de taak om de overweldigende meerderheid van de boerderijen te collectiviseren, volbrengen" tegen het eind van het eerste plan. De collectivisatie van de belangrijkste graanproducerende gebieden zal tussen de herfst van 1930 en de lente van 1932 voltooid zijn.

De partij moet de spontane beweging van de basis ondersteunen en actief ingrijpen om deze te sturen en te leiden.

"De kolchozbeweging ontwikkelt zich op spontane wijze vanuit de basis; de partij organisaties moeten de beweging leiden en vorm geven, teneinde een authentieke collectieve organisatie van de produktie in de kolchozen zeker te stellen."

De resolutie waarschuwde voor linkse fouten. Men moet de "rol van het paard (niet) onderschatten" en de paarden wegdoen in de hoop dat men binnenkort tractoren zal krijgen... Men moet niet "alles collectiviseren".

"De meest verspreide vorm van collectivisatie is de artel, waarin de voornaamste produktiemiddelen (de trekdieren, de machines en het landbouw-materiaal, de gebouwen, de dieren voor commerciële produktie) gecollectiviseerd worden." En vooral:

"Het Centraal Comité waarschuwt de partijorganisaties zeer ernstig voor een leiding van de kolchozbeweging 'bij decreet', van bovenaf: dit zou kunnen leiden tot de gevaarlijke situatie waarbij de authentieke socialistische wedijver bij het organiseren van kolchozen zou vervangen worden door een soort 'spelen' van collectivisatie."(82)

De "dekoelakisatie"

Om de collectivisatie te doen slagen moesten de arme en middelarme boeren overtuigd worden van de superioriteit van het collectief bewerken van de grond, waardoor het gebruik van machines op grote schaal mogelijk werd. Bovendien moest de socialistische industrie in staat zijn de tractoren en machines te produceren die de materiële onderbouw vormen van de collectivisatie. Ten slotte moest er een juiste houding bepaald worden tegenover de koelakken, de onverzettelijke tegenstanders van het socialisme op het platteland. Dit laatste probleem gaf aanleiding tot grote discussies in de partij.

Ziehier hoe het vraagstuk zich stelde voor de ommekeer naar de kolchozen. We laten Mikoyan aan het woord op 1 maart 1929.

"Ondanks de politieke invloed van de partij op het platteland, heeft de koelak op economisch vlak meer gezag: zijn boerderij is beter, zijn paard is beter, zijn machines zijn beter en men luistert naar hem voor de economische kwesties. De middelarme boer is aangetrokken door het economische gezag van de koelak. En zijn gezag zal sterk zijn zolang wij geen kolchozen hebben."(83)

Koelakken-geruchten en intoxicaties

Het prestige van de koelak steunde grotendeels op de culturele achterlijkheid, het analfabetisme, het bijgeloof, de middeleeuwse religieuze overtuigingen van de grote massa van de boeren. Het sterkste en moeilijkst te bestrijden wapen van de koelak was de roddel, de intoxicatie.

In 1928-1929 deden over heel het immense sovjetgebied identieke geruchten de ronde. In de kolchozen zijn de vrouwen en kinderen gecollectiviseerd. In de kolchoz moet iedereen onder een groot gemeenschappelijk deken slapen. De bolsjewistische regering verplicht de vrouwen hun haar te snijden voor de uitvoer. De bolsjewieken merken de vrouwen op het voor-

hoofd om ze te identificeren. Ze russifiëren de plaatselijke bevolking.(84) En nog meer "angstaanjagende" berichten deden de ronde. In de kolchozen verbrandt men de ouderlingen in een speciale machine opdat ze geen graan meer zouden eten. De kinderen worden bij de ouders weggenomen om ze in crèches te stoppen. Vierduizend jonge vrouwen worden naar China gestuurd om de Chinese oosterse spoorweg te betalen. De leden van kolchozen worden als eersten naar de oorlog gestuurd. Dan wordt er beweerd dat de Witte Legers weldra terugkomen. De gelovigen krijgen te horen dat de antichrist weldra komt en dat het einde van de wereld voor binnen twee jaar is.(85)

In de okroeg van Tambov waren de koelakken zeer bedreven in het mengen van geruchten met politieke propaganda. Ze zegden dat "het vormen van kolchozen gelijk stond met de invoering van een soort van lijfeigenschap waarbij de boer opnieuw met de zweep zal moeten werken; de sovjetmacht zou de boer eerst moeten verrijken en pas daarna aanzetten tot het vormen van kolchozen, en niet zoals nu pogen een welvarend boerenbedrijf te maken op basis van geruïneerde boerderijen".(86)

We zien hier hoe de alliantie tussen de koelakken en de boecharinisten vorm krijgt: de koelakken verzetten zich niet openlijk tegen de sovjetmacht en bovendien ook niet tegen de kolchozen. Maar eerst moet men toelaten dat de boeren zich verrijken, en dan kan men nog altijd zien hoe het met de collectivisatie zit. Net als Boecharin die het heeft over "de feodale uitbuiting van de boeren", klagen de koelakken over "het lijfeigenschap"...

Wat te doen met de koelakken?

Hoe moest men de koelak aanpakken? In juni 1929 schreef Karpinski, een hoog partijverantwoordelijke, dat eenmaal als de collectivisatie de meeste families zou groeperen, men de koelakken de kans moest geven de kolchoz te vervoegen op voorwaarde dat ze hun produktiemiddelen overdroegen aan het ondeelbaar fonds. Hij kreeg de steun van Kaminski, de voorzitter van de Unie der Kolchozen. Op 4 juli 1929 ging er een conferentie door van de Landelijke afdeling van het Centraal Comité. De leiding ontwikkelde er dezelfde stelling. Maar een meerderheid van de afgevaardigden, plaatselijke partijverantwoordelijken, waren "categoriek tegen" de opname van koelakken in kolchozen. Een afgevaardigde verklaarde:

"Eenmaal toegetreden tot een kolchoz zal de koelak op een of andere manier de vereniging voor het gemeenschappelijk bewerken van de grond omvormen in een vereniging die tot doel heeft de sovjetmacht omver te werpen."(87)

In juli 1929 stelde Chatajevitsj, secretaris van de Streek van de Midden-Volga, dat de koelakken die hun produktiemiddelen aan de kolchozen zouden

afstaan, moesten toegelaten worden op voorwaarde dat de kolchoz op een correcte manier opgebouwd was rond arme en middelarme boeren en dat er een goede leiding was.(88)

Nochtans waren er al andere ervaringen. In augustus 1928 waren in Kazak-stan 700 semi-feodale families verbannen. Elke familie bezat minstens honderd beesten. Die werden verdeeld aan de reeds bestaande kolchozen en aan de individuele boeren, die men daarbij aanspoorde om kolchozen te vormen. In februari 1929 besliste een regionale vergadering in Siberië geen koelakken toe te laten. In juni had de Noord-Kaukasus dezelfde beslissing genomen.(89)

De Pravda van 17 september bracht een explosieve reportage over de kolchoz De rode landarbeider uit de Beneden-Volga. Opgericht in 1924, had deze modelkolchoz 300.000 roebel aan staatskredieten gekregen. Maar in 1929 was het gesocialiseerd bezit maar 1.800 roebel waard... De kredieten waren verduisterd of voor persoonlijke doeleinden gebruikt. De privé-bedrijven van de rijke boeren waren met dat fonds gespijsd. De voorzitter van de kolchoz was een voormalig sociaal-revolutionair; in de leiding zaten vroegere handelaars, de zoon van een pope en nog vier oud sociaal-revolutionairen.(90) Molotov concludeerde:

"Koelakken en sociaal-revolutionairen zullen zich nog dikwijls verbergen achter het rookgordijn van de kolchoz." Er moet dus een "strijd zonder genade" gevoerd worden tegen de koelakken. De organisatie van de arme boeren en hun alliantie met de middel boeren moet verbeterd worden.(91)

In november 1929 analyseerde Azizjan, een journalist gespecialiseerd in landbouw, de motieven van de koelakken om toe te treden tot kolchozen: ze wilden op de eerste plaats de belastingdruk en de verplichte graanleveringen vermijden, hun machines en gronden behouden en de opvoeding van hun kinderen verzekeren.(92) Terzelfder tijd meldde een ander journalist dat "de zwakke helft van het mensdom" sympathiseerde met de koelakken, maar dat de collectieve boeren zeer kordaat waren en stelden dat men "de koelakken van de dorpen naar de steppe moest sturen en ze daar voor vijftig jaar in quarantaine moest houden".(93)

De resolutie van het Centraal Comité van 5 januari 1930 trok besluiten uit al deze debatten en stelde dat "men in het praktische werk van de partij, moet overgaan van een politiek van inperking van de uitbuitingstendensen van de koelakken naar een politiek van uitschakeling van de koelakken als klasse. (...) Het is onaanvaardbaar de koelakken de mogelijkheid te geven toe te treden tot kolchozen".(94)

Strijd tot ter dood

Na deze resolutie, die het einde aankondigde van de kapitalistische verhoudingen op het platteland, startten de koelakken een strijd op leven en dood.

Om de collectivisatie te saboteren staken ze de oogsten in brand, maar ook schuren, huizen en gebouwen en zij vermoordden bolsjewistische militanten.

Maar het voornaamste was dat de koelakken de start van collectieve boerderijen onmogelijk wilden maken door de paarden en de ossen, essentiële produktiekrachten op het platteland, te vernietigen. Het werk op het land gebeurde nog met trekdieren. De koelakken hebben ze voor de helft uitgeroeid. Om hun vee niet te moeten afstaan aan het collectief, slachtten ze het. Ze spoorden de middenboeren aan hetzelfde te doen.

Van de vierendertig miljoen paarden die het land telde in 1928 waren er nog slechts vijftien miljoen in leven in 1932. Een laconiek bolsjewiek had het over de uitroeiing van de paarden als klasse. Van de 70,5 miljoen runderen bleven er 40,7 miljoen over in 1932; van de 31 miljoen koeien, 18 miljoen. 11,6 miljoen varkens van de 26 miljoen overleefden de beproeving van de collectivisatie.(95)

Deze vernietiging van produktiekrachten was natuurlijk rampzalig. In 1932 werd de grote hongersnood op het platteland voor een deel veroorzaakt door de sabotage en de vernielingen van de koelakken. Maar de anti-communisten schrijven de doden, veroorzaakt door de criminele acties van de koelakken, toe aan Stalin en de "gedwongen collectivisaties"...

De resolutie over de dekoelakisatie

In januari 1930 ontstond er een spontane beweging voor de onteigening van de koelakken. Op 28 januari 1930 verwelkomde Kossior die als een "brede massabeweging van de arme boeren, de middenboeren en de landarbeiders". Hij riep de partijorganisaties op de beweging niet in te dijken maar ze te organiseren om zo "een echt verpletterende slag toe te brengen aan de politieke invloed en vooral aan de economische toekomst van de koelak-kenlaag in de dorpen".(96) Iets daarvoor had Odintsjev, vice-voorzitter van de Unie der Kolchozen van de Republiek Rusland gezegd:

"We moeten met de koelakken doen wat we met de burgerij van 1918 gedaan hebben."(97) Een maand later gaf Krilenko toe:

"Lokaal zijn er spontane bewegingen voor dekoelakisatie ontstaan, en slechts op enkele plaatsen waren die goed georganiseerd."(98)

Op 30 januari 1930 nam het Centraal Comité beslissingen om de spontane dekoelakisatie te leiden. Het ging om de resolutie Over de maatregelen voor de uitschakeling van de koelakkenboerderijen in districten met voortgeschreden collectivisatie. Volgens de resolutie bedroeg het aantal koelakkenfamilies, van alle categorieën samen, niet meer dan 3 tot 5% in de graanstreken, en 2 tot 3% in de streken zonder graanteelten.

Categorie 1 omvatte de actieve contra-revolutionairen. De OGPU (politieke pohtie) moest uitmaken of een koelak tot die categorie behoorde. De resolutie legde een limiet vast van 63.000 families voor heel de USSR. Hun produktiemiddelen en persoonlijke bezittingen moesten in beslag genomen worden. De familiehoofden zouden veroordeeld worden tot de gevangenis of opgesloten worden in een kamp. De "organisatoren van terroristische acties, van contra-revolutionaire betogingen en van opstandige bewegingen" konden ter dood veroordeeld worden. Hun familieleden moesten verbannen worden, net als de personen van categorie 2.

Categorie 2 omvatte de andere politiek actieve koelakken, vooral de rijkste koelakken en de vroegere grootgrondbezitters. Die categorie "voerde een minder actief verzet tegen de Sovjetstaat, maar was samengesteld uit verstokte uitbuiters die natuurlijk de contra-revolutie steunden". De lijsten van de mensen behorende tot die categorie moesten door de sovjet van het district voorbereid worden. Ze moesten goedgekeurd worden door de o-kroeg op basis van de beslissingen genomen door de vergaderingen van de collectieve boeren of door groepen arme boeren en landarbeiders. Het totaal aantal voor de USSR was vastgelegd op 150.000 families. Het grootste deel van hun produktiemiddelen en een deel van hun privé-bezittingen moesten in beslag genomen worden. Ze behielden ook een hoeveelheid voedsel en een zekere som geld, maximum 500 roebel. Ze moesten naar Siberië, Kazakstan of de Oeral verbannen worden.

In categorie 3 bevond zich de grote meerderheid van de koelakken die gewonnen konden worden voor de sovjetmacht. Deze categorie omvatte tussen de 396.000 en 852.000 families. Van hun produktiemiddelen werd slechts een deel in beslag genomen. Ze werden verplaatst en gevestigd op de braakliggende gronden van het eigen district.(99)

's Anderendaags, op 31 januari, legde een editoriaal van Bolsjewiek uit dat de uitschakeling van de koelakken als klasse "het laatste gevecht is met het interne kapitalisme en het moet tot het einde worden gevoerd. Niets mag ons daarvan afhouden. De koelakken als klasse zullen de geschiedenis niet vaarwel zeggen zonder eerst de grootst mogelijke weerstand te bieden".(100)

Het koelakken-offensief verdubbelt in kracht

Gedurende de eerste zes maanden van 1930 noteerde men in Siberië duizend terroristische acties van koelakken. Tussen 1 februari en 10 maart werden negentien "opstandige contra-revolutionaire organisaties" en 465 "antisovjetverenigingen van koelakken" met samen meer dan 4.000 leden ontmaskerd. Sovjethistorici schreven in 1975 dat "de koelakken in de periode van januari tot 15 maart 1930 in heel het land (Oekraïne uitgezonderd) 1.678 gewapende acties organiseerden, waarbij partijleden en kolchoz-activisten vermoord werden en kolchoz-eigendommen vernietigd". In de okroeg Salsk in de Noord-Kaukasus was er in februari 1930 geduren-

de meer dan een week oproer. Er werden gebouwen van de sovjets en van de partij alsook winkels vernietigd. Koelakken die wachtten op hun verbanning lanceerden volgende slogans:

"Voor de sovjetmacht zonder communisten en zonder kolchozen", "Ontbinding van de partijcellen en de kolchozen" en "Invrijheidstelling van de aangehouden koelakken en teruggave van hun in beslag genomen bezittingen". Elders riep men: "Leve Lenin en de macht der sovjets, weg met de kolchozen."(101)

Eind 1930 waren er, in de drie categorieën samen, 330.000 koelakken-families onteigend; voor de meesten onder hen was dat tussen februari en april gebeurd. Het aantal koelakken van de eerste categorie die verbannen werden is niet bekend, maar het is waarschijnlijk dat die 63.000 families de eersten waren die getroffen werden. Het aantal terechtstellingen in die categorie is ook niet gekend. Het aantal verbannen families van de tweede categorie zou 77.975 bedragen eind 1930.(102) De overgrote meerderheid van de onteigenden behoorden tot de derde categorie; sommigen werden opnieuw in hun dorp zelf gevestigd, anderen elders in het district.

Kautski en de "koelakken-revolutie"

In hun laatste gevecht tegen het socialisme kregen de koelakken onverwachts hulp op internationaal niveau. In 1930 mobiliseerden de Belgische, Franse en Duitse sociaal-democraten tegen het bolsjewisme... op hetzelfde ogenblik dat een verschrikkelijke crisis alle imperialistische landen trof. In 1930 schreef Kautski een boek Het bolsjewisme in het slop.(103) Kautski stelde dat er in de Sovjetunie een democratische revolutie nodig was tegen de "sovjetaristocratie".(104) Hij hoopte dat er spoedig "een zegevierende boerenopstand tegen het bolsjewistische regime" zou losbarsten in de USSR.(105) Hij sprak over "de fascistische degeneratie van het bolsjewisme" dat "al sinds ongeveer tien jaar een feit is"!(106)

Zo zien we dat de sociaaldemocratie al vanaf 1930 het liedje van "communisme = fascisme" zong. Die sociaaldemocratie die het kolonialisme steunde, die zich inspande om het kapitalisme uit de crisis van 1929 te redden, die de anti-arbeidersrepressie organiseerde of ondersteunde en waarvan een deel zich opmaakte om met de nazi's te collaboreren! Kautski besloot:

"Onze belangrijkste eis, dat is democratie voor allen." Hij verdedigde een breed eenheidsfront met de Russische rechterzijde, voor een "democratische parlementaire republiek", en stelde dat "de burgerlijke democratie minder geïnteresseerd is in het kapitalisme in Rusland dan in West-Europa".(107)

Kautski vatte de sociaaldemocratische politiek ten opzichte van de USSR in 1930 perfect samen: een "democratische revolutie" tegen de "sovjetaristocratie" en tegen de "fascistische ontaarding van het bolsjewisme" teneinde de "democratie voor allen" te verwezenlijken en een "democratische parlementaire republiek" in te stellen. Ditzelfde programma werd in 1989 aangenomen door de herstellers van het kapitalisme in Oost-Europa en de USSR.

"De roes van het succes"

Op 1 maart 1930 waren 57,2% van alle gezinnen toegetreden tot kolchozen. In de centrale streek van de Zwarte Aarde bereikte men een cijfer van 83,3%, in de Noord-Kaukasus 79,4% en in de Oeral 75,6%. De streek van Moskou telde 74,2% gecollectiviseerde gezinnen; de partijsecretaris, Bauman, had tegen 10 maart een volledige collectivisatie geëist.(108) De Beneden-Wolga telde 70,1% gecollectiviseerde gezinnen, de Midden-Wolga 60,3% en de Oekraïne 60,8%.(109)

Die voortvarende ontwikkeling van de kolchozenbeweging en het felle verzet van de koelakken, die een deel van andere boeren meekregen, veroorzaakten opnieuw heftige discussies en tegenstellingen binnen de partij.

Reeds op 31 januari stuurden Stalin en Molotov een telegram naar het partijbureau voor Centraal-Azië. Daarin stelden ze dat "men de collectivisatie moet vooruitbrengen in de mate dat de massa's er werkelijk bij betrokken zijn".(110)

Op 4 februari stuurde het Comité van de Midden-Wolga, in opdracht van het Centraal Comité, een richtlijn naar de plaatselijke besturen waarin stond dat "de collectivisatie verwezenlijkt moet worden op basis van de ontwikkeling van een intens massawerk onder de arme en middenboeren, en door kordaat strijd te voeren tegen alle pogingen om arme en midden-boeren met administratieve maatregelen in kolchozen te dwingen".(111)

Op 11 februari, tijdens de Conferentie van de gebieden van nationale minderheden, Centraal-Azië en de Transkaukasus, waarschuwde Molotov reeds voor de "papieren kolchozen". Als gevolg van die conferentie werden de in Oezbekistan en in de streek van Tsjetsjens toegepaste methodes bekritiseerd alsook het gebrek aan voorbereidend werk onder de massa's.(112)

Op 13 februari zette het partijcomité van de Noord-Kaukasus een aantal districtverantwoordelijken en leiders van dorpssovjets af. Ze werden beschuldigd van het volgende: "het gebruik van misdadige administratieve methodes, vervorming van de klasselijn waarbij de richtlijnen van de hogere organen volledig werden genegeerd, onaanvaardbare zwakheid in het werk van de sovjets en totale afwezigheid van massawerk, een onbeschofte en brutale houding tegen de bevolking". Op 18 februari kritiseerde het comité de volledige en verplichte socialisering van de koeien, kippen, tuintjes,

crèches en het niet opvolgen van de richdijnen over de dekoelakisatie. Deze kritieken droegen de goedkeuring weg van Stalin.(113)

Stalin rectificeert

Op 2 maart 1930 publiceerde Stalin een ophefmakend artikel onder de titel De roes van het succes.

Stalin stelde dat men in sommige gevallen "het leninistische principe van de vrije toetreding tot de kolchozen heeft geschonden". De boeren moesten uit eigen ervaring overtuigd worden van "de kracht en het belang van de nieuwe collectieve techniek, de nieuwe collectieve organisatie". In Turkmenistan werd zelfs gedreigd met de tussenkomst van het leger als de boeren niet toetraden tot de kolchozen. Daarenboven moest men rekening houden met de verschillende omstandigheden in de verschillende streken. "Al te dikwijls tracht men het voorbereidend werk voor de organisatie van kolchozen te vervangen door de proclamatie van de kolchozenbeweging via bureaucratische decreten, door papieren resoluties over de groei van de kolchozen, enzovoort."(114)

Verder willen sommigen "alles collectiviseren" en zij storten zich "in groteske pogingen om zichzelf te overtreffen". Deze "absurde en schadelijke overhaasting" kon alleen maar "kolen op het vuur zijn van onze klassevijanden". De overheersende vorm van de kolchozenbeweging moest die van de landbouwartel zijn. "In de artel zijn de belangrijkste produktiemiddelen ge-collectiviseerd, met name: het werk, het vruchtgebruik van de gronden, de machines en het ander materieel, het melkvee, de stallen. De gronden die aan de boerderijen grenzen (tuintjes en groentetuinen), de woningen, een deel van het melkvee, het kleinvee, het pluimvee enz. worden niet gecollectiviseerd. De artel is de centrale schakel van de kolchozenbeweging, de meest rationele organisatie om het graanprobleem op te lossen."(115)

In een resolutie van het Centraal Comité van 10 maart werden deze punten opnieuw aangehaald; er werd vermeld dat "in sommige districten het aantal 'gedekoelakiseerden' opgelopen was tot 15%".(116) Een commissie van het Centraal Comité onderzocht de gevallen van de naar Siberië gezonden "gedekoelakiseerden". Op 46.261 onderzochte gevallen waren er 6% onterecht verbannen. In drie maanden tijd werden 70.000 families gerehabiliteerd in de vijfstreken waarover gegevens beschikbaar zijn.(117) Herinneren we eraan dat in 1930 in het totaal 300.000 families werden onteigend.

Rectificeren en consolideren

Hindus, een Amerikaan van Russische origine, verbleef in zijn geboortedorp toen het artikel van Stalin bekend werd. Hier volgt zijn getuigenis.

"De boeren kwamen samen op de markt. Ze lazen het artikel luidop en discussieerden lang en fel. Sommigen waren zo blij dat ze alle vodka kochten die ze konden betalen om zich te bezatten."(118)

"Gedurende een zekere tijd werd Stalin door de publikatie van zijn Roes van het succes een volksheld", aldus Lynne Viola.(119)

Op het ogenblik dat Stalin zijn artikel schreef waren 59% van de boeren toegetreden tot kolchozen. Hij hoopte dat de meerderheid er zou blijven. "Het is de taak van de partij de bereikte successen te consolideren en ze stelselmatig te gebruiken om de vooruitgang verder te zetten."(120)

Een decreet van 3 april bevatte verschillende speciale maatregelen om de bestaande kolchozen te consolideren. De collectieve boeren mochten een aantal dieren bezitten en een stukje grond bewerken voor eigen rekening. Voor het lopende jaar werd een krediet van 500 miljoen roebel vrijgemaakt ten voordele van de kolchozen. Sommige schulden en afbetalingen van kolchozen en hun leden werden kwijtgescholden. Voor de volgende twee jaren werden belastingsverminderingen aangekondigd.(121) Eind maart waarschuwde Molotov voor een ontbinding in paniek en hij drong erop aan een zo hoog mogelijke graad van collectivisatie te behouden terwijl men de fouten rectificeerde:

"Onze benadering... is er een van te maneuvreren en, door een zeker niveau van organisatie te garanderen, zelfs als dat niet volledig vrijwillig was, de kolchozen te consolideren." Molotov legde er de nadruk op dat "het bolsjewistisch vrijwilligheidsprincipe" verschilde van "het vrijwilligheids-principe van de sociaal-democraten en koelakken" dat gelijkheid wil in voorwaarden voor de kolchozen en de individuele boeren.(122)

Maar de krachtdadige rechtzetting van de gauchistische en bureaucratische fouten was nodig. Op 4 april werd Bauman, secretaris van het Comité van Moskou, een van de bastions van het "gauchisme", ontslagen door het Politiek Bureau. Zijn opvolger, Kaganovitsj, ontsloeg 153 district- en okroegverantwoordelijken.(123)

Het rechts-opportunisme steekt opnieuw de kop op

In een door kleinburgerlijke elementen overheerst landbouwgebied was Stalins ophefmakende kritiek niet zonder risico. Het enthousiasme kon snel omslaan in neerslachtigheid, en het altijd aanwezige rechts-opportunisme kreeg nieuwe kansen met de veroordeling van gauchistische fouten. Heel wat plaatselijke verantwoordelijken waren in paniek; hun moreel en vertrouwen kregen een flinke deuk. Sommigen stelden dat het artikel van Stalin heel wat leefbare kolchozen vernietigde, dat hij teveel toegevingen deed aan de koelakken en dat hij een stap terug zette naar het kapitalisme.(124)

In heel de partij waren de rechts-opportunistische stromingen, bekritiseerd in 1928-1929, nog steeds aanwezig. Sommigen schrokken van de hardnekkige en felle klassenstrijd op het platteland en misbruikten de kritiek van Stalin om het concept van de collectivisatie zelf in twijfel te trekken. Syrtsov had deel uitgemaakt van de rechts-opportunistische groep van Boe-charin in 1927-1928. Maar in juli 1930 was hij bevorderd tot plaatsvervangend lid van het Politiek Bureau. Op 20 februari 1930 sprak hij van "de apathie en het nihilisme in de produktie bij een belangrijk deel van de boeren die toegetreden zijn tot kolchozen"; hij viel de "centralisatie en het bureaucratisme" aan dat in de kolchozen heerste en stelde dat men "het initiatiefvan de boeren op nieuwe grondslagen moest ontwikkelen".(125) Het was een houding van capitulatie en een ondersteuning van de stellingen van de koelakken. In augustus 1930 waarschuwde Syrtsov tegen een heropleving van de collectivisaties en stelde hij dat de kolchozen niet veel waard waren als ze niet over een stevige technische basis beschikken. Terzelfder tijd liet hij zich sceptisch uit over de mogelijkheden van de tractorenfabriek in Sta-lingrad. In december 1930 werd hij uit het Centraal Comité gestoten.(126)

De anticommunisten komen in actie

Alle antipartij elementen en contrarevolutionairen probeerden de kritiek op de buitensporigheden te richten tegen de leiding van de partij en tegen Stalin. Door nu eens met rechtse argumenten, en dan weer met "linkse" slogans de leninistische leiding aan te vallen, wilden ze de deuren openzetten voor de anticommunistische stellingen. Tijdens een meeting op de Timiry-azev Landbouwacademie in Moskou riep een man uit de zaal: "Waar was het Centraal Comité tijdens die buitensporigheden?" Een editoriaal van de Pravda van 27 mei klaagde met recht de demagogen aan die de situatie wilden misbruiken om "de leninistische partijleiding in diskrediet te brengen".(127) Een zekere Mamajev schrijft in een vrije tribune:

"Hoe men het ook draait of keert, de vraag dringt zich op: bij wie is de roes van het succes naar het hoofd gestegen? Men zou over de eigen ziekte moeten praten in plaats van de les te lezen aan de massa's van de partij." Mamajev klaagde "het massale gebruik van repressieve middelen tegen de arme en middenboeren" aan. Het platteland is niet rijp voor de collectivisatie zolang het niet gemechaniseerd kan worden. Daarop kritiseerde hij de "vergevorderde bureaucratisering" van de partij en veroordeelde hij "het kunstmatig aanwakkeren van de klassenstrijd".(128) Mamajev werd er terecht van beschuldigd een "agent van de koelakken binnen de partij" te zijn.

Verbannen uit de Sovjetunie, nam Trotski voor de rest van zijn leven bijna systematisch het tegenovergestelde standpunt in van iedere partijstelling. In februari 1930 reeds klaagde hij de overhaaste collectivisatie en de dekoelakisatie aan als een "bureaucratisch avontuur". De poging om het socialisme in een enkel land te vestigen, op basis van de uitrusting van achterlijke boeren, was gedoemd te mislukken, zei hij. In maart had Trotski het over "het utopisch en reactionair karakter van een collectivisatie aan 100%". "De gedwongen organisatie tot grote collectieve boerderijen zonder de technische basis die onontbeerlijk is om haar superioriteit tegenover de kleinere boerderijen te verwezenlijken" was een reactionaire utopie. "De kolchozen, zo voorspelde hij, zullen ineenstorten terwijl ze op de technische basis wachten."(129) Deze kritieken van Trotski, die zich voor een man van "links" liet doorgaan, zijn dezelfde als die van de rechts-opportunisten.

Rakovski, de belangrijkste trotskist die in de Sovjetunie bleef in binnenlandse ballingschap, riep op voor de omverwerping van de "centristische leiding, aangevoerd door Stalin". De kolchozen zouden volgens hem ontploffen en op het platteland zou er een front tegen de Socialistische Staat ontstaan. Men mocht de produktie van de koelak niet te fel ontmoedigen door zijn middelen te beperken. Men moest industriële produkten invoeren die voor de landbouwers bestemd waren en de groei van de sovjetindustrie afzwakken. Rakovski gaf toe dat zijn voorstellen op die van rechts leken "maar", zo zei hij, "wij zijn een leger dat zich ordelijk terug plooit, zij zijn deserteurs die het slagveld ontvluchten"...(130)

Terugval en verworvenheden

Uiteindelijk zakte de collectivisatiegraad van 57,2% op 1 maart 1930 tot 21,9% op 1 augustus om dan opnieuw tot 25,9% te stijgen in januari 1931.

In de centrale gebieden van de Zwarte Aarde viel dat cijfer terug van 83,3% op 1 maart tot 15,4% op 1 juli. In de streek van Moskou noteerde men een terugval van 74,6% naar 7,5% op 1 mei. De kwaliteit van het politiek en ideologisch werk werd duidelijk weerspiegeld in het aantal boeren dat zich uit de kolchozen terugtrok. De Beneden-Wolga, op 1 maart gestart met 70,1% behield een graad van 35,4% op 1 augustus en steeg naar 57,5% op 1 januari 1931. De Noord-Kaukasus behaalde het beste resultaat: 79,4% op 1 maart, 50,2% op 1 juli en 60% op 1 januari 1993.(131)

Nochtans blijven over het geheel genomen de verworvenheden van deze eerste grote collectivisatiegolf opmerkelijk.

De graad van collectivisatie oversteeg in ruime mate het cijfer dat vooropgesteld was voor 1933, einde van het eerste vijfjarenplan. In mei 1930, na de massale uittocht, waren nog steeds 6 miljoen families in de kolchozen tegen 1 miljoen in juni 1929. De gemiddelde kolchoz telde nu 70 families in plaats van 18 in juni 1929. Het niveau van collectivisatie was hoger, de kolchozen waren op de eerste plaats artels in plaats van Verenigingen voor het Collectief Bewerken van de Grond. Het aantal stuks melkvee bedroeg 2,11

miljoen in januari 1930 en 4,77 miljoen in mei 1930. Op 1 juni 1929 zaten er 81.957 partijleden in de kolchozen; in mei 1930 waren er dat 313.220. Voor de grote collectivisatiegolf bestonden de kolchozen vooral uit boeren zonder grond en arme boeren. Nu waren heel wat middenboeren lid. In mei waren 32,7% van de leden van de leiding vroegere middenboeren.(132) In mei 1930 bedroeg het gemeenschappelijk bezit van de kolchozen 510 miljoen roebel waarvan 175 miljoen afkomstig waren van de onteigening van koelakken.(133)

Opmerkelijke resultaten

Ondanks de enorme omwenteling die de collectivisatie meebracht, was de oogst van 1930 uitstekend. Goede weersomstandigheden hadden een handje geholpen, wat ertoe leidde dat de partij de moeilijkheden die haar nog te wachten stonden ietwat onderschatte.

De graanproduktie bereikte al naar gelang de berekening tussen de 77,2 en de 83,5 miljoen ton, tegenover 71,7 in 1929.(134) Dank zij de nationale planning was de oogst van industriële gewassen, vooral die van katoen en bieten, met 20% gestegen. De vleesproduktie daarentegen was, vanwege het groot aantal geslachte dieren, gedaald van 5,68 miljard roebel naar 4,40 miljard - een daling met 22%.

In 1930 was het geheel van de collectieve sector (kolchozen, sovchozen en individuele perceeltjes van de kolchozenbewoners) goed voor 28,4% van de landbouwproduktie, tegen 7,6% het jaar voordien.(135)

De graanleveringen aan de steden stegen van 7,47 miljoen ton in 1929-1930 tot 9,09 miljoen in 1930-1931, een stijging van 21,7%. Maar gezien de bliksemsnelle ontwikkeling van de industrie steeg het aantal mensen dat recht had op een broodrantsoen van 26 naar 33 miljoen, een aangroei van 27%.(136)

Op het platteland daalde het verbruik van voedingsmiddelen lichtjes. Het evolueerde van 60,55 roebel per persoon in 1928 naar 61,95 in 1929 en 58,52 in 1930. Maar het verbruik van industriële produkten steeg van 28,29 roebel in 1928 naar 32,20 het jaar daarop en 32,33 in 1930. De globale consumptie van de plattelandsbevolking evolueerde van index 100 in 1928 naar 105,4 in 1929 en 102,4 in 1930. Het levenspeü op het platteland was dus zeer licht gestegen terwijl het in de steden ongeveer evenveel gedaald was. De totale consumptie per persoon in de stad daalde van index 100 in 1928 tot 97,6 in 1929 en 97,5 in 1930.(137)

Dit weerlegt de beschuldigingen van Boecharin en andere rechtsen die stelden dat Stalin de "feodale bureaucratische uitbuiting" van de boeren organiseerde: de hele werkende bevolking bracht enorme offers voor de socialistische opbouw en de offers die aan de arbeiders gevraagd werden, waren dikwijls het grootst.

Om de steden van voedsel te voorzien en de industrialisatie te laten lukken volgde de Sovjetstaat een politiek van uiterst lage graanprijzen. Maar in 1930 stelde men een aanzienlijke stijging van het inkomen bij de boeren vast door de verkopen op de vrije markten en uit seizoenarbeid. Professor Davies zegde het als volgt:

"De staat zorgde voor de bevoorrading met landbouwprodukten aan prijzen die ver beneden de marktprijs lagen. Maar als je de inzamelingen (door de staat) en de verkopen op de markten samenvoegt, dan steeg het inkomen van de landbouwproducent veel sneller dan de prijzen van de industriële produkten. De ruiltermen waren dus gewijzigd in het voordeel van de landbouw."(138) "De centrale controle van de landbouwproduktie blijkt een zeker succes te hebben gehad voor wat haar eerste doelstelling betreft, de voedselbevoorrading van de stedelijke bevolking en de bevoorrading van de industrie met agrarische grondstoffen."(139)

De bloei van de socialistische landbouw

In oktober 1930 waren 78% van de boerengezinnen nog altijd individuele producenten die produceerden voor de markt. Op 21 oktober schreef de Pravda:

"In de huidige omstandigheden van de herfst 1930, met enerzijds een goede oogst en anderzijds zeer hoge speculatieve marktprijzen voor graan, vlees en groenten, ontwikkelen bepaalde gezinnen van middenboeren zich snel tot middelrijke boerengezinnen en tot koelakken."(140)

De tweede collectivisatiegolf

Tussen september en december 1930 werd een propagandacampagne georganiseerd voor de kolchozen. De leidingen van de kolchozen verspreidden onder de individuele boeren in de omgeving rapporten over hun activiteiten. Men hield speciale vergaderingen voor de boeren die na maart de kolchozen hadden verlaten. In september werden 5.625 "recruteringscommissies", samengesteld uit kolchozleden, uitgestuurd naar districten met een lage collectivisatiegraad, om de boeren te overtuigen. In de centrale regio van de Zwarte Aarde werden 3,5 miljoen individuele boeren uitgenodigd op de algemene vergaderingen van de kolchozen waar het jaarverslag werd bediscussieerd.

De verbanning van de koelakken die de collectivisatie saboteerden, ging voort, vooral in Oekraïne, waar begin 1931 het totale aantal bannelingen van de drie categorieën opliep tot 75.000.(141)

Maar de herfstcampagne voor collectivisatie van 1930 werd behoedzaam gevoerd, van de onverbiddelijkheid en de doortastendheid die de eerste golf kenmerkte, was er geen sprake en er was geen centrale campagne om de koelakken te verbannen.(142)

Van 1 september tot 31 december 1930 traden 1.120.000 gezinnen toe tot de kolchozen. Van alle boerengezinnen hadden nu 25,9% gekozen voor de collectieve landbouw.(143)

Door de beste gronden en andere voordelen aan de kolchozleden toe te kennen, werd de economische druk op de individuele boeren groter in de loop van 1931. Tussen juni 1930 en juni 1931 had de tweede grote golf van collectivisatie plaats; het aantal gezinnen dat collectief ging werken, steeg van 23,6% naar 57,1%. Gedurende de volgende driejaar was er een kleine vooruitgang van gemiddeld 4,6% zodat 71,4% bereikt werd in juni 1934. Van juni 1935 tot juni 1936 steeg het percentage van 83,2% naar 90,3%, waarmee de collectivisatie van de landbouw een feit was.(144)

Economische en sociale creativiteit

De collectivisatie van 1930 wordt dikwijls beschreven als een dwangopera-tie. Wij willen integendeel de nadruk leggen op de buitengewone sociale en economische creativiteit van deze periode, een revolutionaire creativiteit waarvan de boerenbevolking, de intellectuele kaders en de partijleiding blijk gaven. De meeste essentiële kenmerken van het socialistische land-bouwsysteem werden "uitgevonden" gedurende de hevige strijd in de jaren 1929-1931. Davies moet toegeven:

"Het was een leerproces op grote schaal, waarbij in een uiterst korte tijd zowel partijleiders en hun adviseurs, als plaatselijke partijverantwoordelijken, boeren en economische instellingen, bijdroegen tot het uiteindelijke resultaat... De basiskenmerken van het systeem, vastgelegd in 1929-1930, bleven van kracht tot aan de dood van Stalin en zelfs nog een tijd daarna."(145)

Allereerst was de kolchoz een organisatievorm die het mogelijk maakte de gemechaniseerde produktie op grote schaal te introduceren in een achterlijk landbouwland. De kolchozen produceerden vooral graan en industriële gewassen, in hoofdzaak katoen en suikerbiet. De produktie van de kolchozen werd tegen zeer lage prijzen aan de staat geleverd, waardoor de socialistische industrialisatie werd gestimuleerd: de bedragen die de staat moest spenderen om de steden en de industrie te bevoorraden, werden zeer laag gehouden. De kolchozleden werden gecompenseerd door aanzienlijke inkomsten uit de verkoop op de vrije markt en uit bijkomende bezigheden.

Het systeem van de Stations voor Machines en Tractoren bleek het belangrijkste middel om het platteland te mechaniseren. Bettelheim schrijft:

"Door de collectivisatie ontstond er een juridisch kader waarbinnen de landbouw kon profiteren van massale investeringen, die de technische voorwaarden van het landbouwbedrijf volledig hebben getransformeerd.

(...) Deze totale omwenteling in de landbouwtechniek was slechts mogelijk doordat de grote onderneming in de plaats kwam van de kleine en middelgrote bedrijven."(146)

Maar hoe slaagde men erin om deze moderne technieken in de kolchozen in te voeren? Dat was niet gemakkelijk.

Gedurende de zomer van 1927 bedacht Markevitsj in Sjevsjenko een origineel systeem: de Stations voor Machines en Tractoren (SMT), die een centrale controle uitoefenden over de machines die ter beschikking werden gesteld van de kolchozen.

In het begin van 1929 bestonden er twee SMT's die staatseigendom waren met 100 tractoren. Er waren eveneens 50 "tractor-colonnes", eigendom van de graancoöperaties, met elk 20 tractoren. Achthonderd tractoren waren eigendom van 147 grote kolchozen en de meerderheid van de 20.000 tractoren was verspreid over de kleinere kolchozen.(147)

In juli 1929 was het merendeel van de tractoren eigendom van de landbouwcoöperaties en de kolchozen. Gedurende een bijeenkomst werd het voorstel gedaan de tractoren en machines te verkopen aan de kolchozen: als de boeren de machines niet in eigendom kregen, zouden ze zich niet mobiliseren om de financiering rond te krijgen. Maar de Arbeiders- en Boeren-inspectie bekritiseerde deze voorstellen in augustus 1929. Dit systeem zou een serieuze planning onmogelijk maken; de bevolking was niet voldoende voorbereid en er was een tekort aan reparatiewerkplaatsen. Door het gebrek aan onderhoud stonden de tractoren vaak in panne.(148)

In februari 1930 verwierp de partij het experiment met de superkolcho-zen, tot dan toe zeer populair bij de activisten, en werd de dorpskolchoz naar voren geschoven als basis van de collectivisatie. In september 1930 besloot de partij alle tractoren die gebruikt werden door de kolchozen centraal te stallen in de SMT's.(149) Markevitsj stelde voor 200 tractoren bijeen te brengen om 40 a 50.000 hectare grond te bewerken. Bij een SMT zou een reparatiewerkplaats horen. Hij onderstreepte dat een "gecentraliseerde organisatie" het beheer op zich moest nemen van de landbouwtechnologie voor heel de USSR. Men moest districten selecteren die voorrang zouden krijgen, de technologie van andere landen bestuderen om zo de beste machines te vinden en het aanbod van machines standaardiseren en centraliseren. De SMT's moesten eigendom zijn van deze centrale organisatie.(150)

Reeds in de lente van 1930 bewees dit systeem zijn efficiëntie. De SMT's bedienden slechts 8% van de kolchozen, maar 62% van de boeren bleven in de kolchoz op het ogenblik van de "terugtocht". De centrale inzameling van de oogst werd door dit systeem vergemakkelijkt, aangezien de kolchozen een kwart van hun opbrengst aan de SMT's gaven als betaling.(151) De arbeiders van de SMT's hadden het statuut van industrieel arbeider. Als vertegenwoordigers van de arbeidersklasse op het platteland oefenden zij een beslissende invloed uit op de kolchozleden op politiek, technisch en organisatorisch vlak. In 1930 werden 25.000 tractorbestuurders opgeleid. In de lente van 1931 werden cursussen gegeven aan 200.000 jonge boeren en boerinnen die in de SMT's zouden gaan werken, waarvan 150.000 als tractorbestuurder.(152)

Ten derde werd er een ingenieus systeem opgezet om de kolchozleden te betalen in zogenaamde "arbeidsdagen".

De belangrijkste landbouwtaken werden bij decreet van 28 februari 1933 in zeven tariefeenheden geclassificeerd, waarvan de waarde, uitgedrukt in "arbeidsdagen", varieerde van 0,5 tot 1,5. Dat wil zeggen dat de zwaarste of moeilijkste landarbeid driemaal meer werd betaald dan licht en gemakkelijk werk. De beschikbare opbrengst van de kolchoz werd aan het eind van het jaar verdeeld onder de leden, volgens het aantal gepresteerde arbeidsdagen. In de graanstreken bestond het gemiddelde gezinsinkomen in 1932 uit 600,2 kilo graan en 108 roebel. In 1937 was dat 1.741,7 kilo graan en 376 roebel.(153)

Uiteindelijk vond men een evenwicht tussen de collectieve arbeid en de individuele activiteit van de kolchozboeren. Het modelstatuut van de kolchoz, op 7 februari 1935 aangenomen, bepaalde de hoofdprincipes op basis van vijfjaren strijd en ervaring.(154) In 1937 vertegenwoordigden de individuele lapjes grond van de kolchozleden 3,9% van de landbouwgrond, maar ze brachten 20% van de inkomens op. Ieder gezin mocht beschikken over drie stuks rundvee, waaronder een koe, en verder een zeug met biggen, tien schapen en ooien en een onbeperkte hoeveelheid pluimvee en konijnen.(155)

De investeringen op het platteland

Aan het eind van 1930 beheerden de SMT's 31.114 tractoren. Volgens het plan moesten ze er in 1931 al 60.000 hebben. Dit doel werd niet bereikt. In 1932 bezaten de SMT's 82.700 tractoren. De rest van de 148.500 eenheden bevond zich in de sovchozen.

Het totaal aantal tractoren groeide gestaag gedurende de jaren '30: van 210.900 in 1933 tot 276.400 in 1934, in 1935 een sprong naar 360.300 en in 1936 422.700. In 1940 waren er 522.000 tractoren in de USSR.(156)

Een andere statistiek geeft het aantal tractoren in eenheden van 15 pk aan; ze bevestigt de buitengewone prestatie die in de loop van de jaren 1930-1932 geleverd werd.

Begin 1929 telde men op het platteland in de Sovjetunie 18.000 tractoren in eenheden van 15 pk, 700 vrachtwagens en 2 (twee!) maaimachines. Begin 1933 waren er reeds 148.000 tractoren, 14.000 vrachtwagens en evenveel maaimachines. Aan het begin van de oorlog, in 1941, gebruikten de kolchozen en de sovchozen 684.000 tractoren (nog altijd in eenheden van 15 pk), 228.000 vrachtwagens en 182.000 maaimachines.(157)

De burgerij mag haar gal spuwen tegen de repressie die de rijke boeren hebben ondergaan tijdens de collectivisatie. Dit kan niets afdoen aan de historische omwenteling waarbij de Russische boer op tien jaar tijd de sprong maakte van de middeleeuwen naar de twintigste eeuw. De culturele en technische ontwikkeling van de boeren was fenomenaal.

Deze vooruitgang wordt weerspiegeld door de voortdurende groei van de landbouwinvesteringen. Van 379 miljoen roebel in 1928 stegen de investeringen tot 2.590 miljoen in 1930 en tot 3.645 miljoen in 1931. Gedurende de volgende twee jaar werd dit niveau behouden en in 1934 werd een hoogtepunt bereikt van 4.661 miljoen en in 1935 van 4.983 miljoen roebel.(158)

Deze cijfers weerleggen de theorie dat de landbouw in de Sovjetunie "uitgebuit" werd door de steden: nooit zou een kapitalistische economie zo consequent investeren in het achterlijke platteland. Het aandeel van de landbouw in de totaliteit van de investeringen steeg van 6,5% in 1923-1924 naar 25%, en 20% gedurende de cruciale jaren 1931 en 1932; in 1935 bedroegen de landbouwinvesteringen 18% van het totaal.(159)

De doorbraak van de socialistische landbouw

Vanaf 1933 kende de landbouwproduktie een algemene opbloei. Het jaar vóór de collectivisatie bereikte men een opbrengst van 71,7 miljoen ton graan. In 1930 had men een buitengewone oogst van 83,5 miljoen ton. In 1931 en 1932 kende de Sovjetunie zeer grote moeilijkheden door de sociaal-economische omwentelingen, door het hardnekkig verzet van de koelakken, door de weinige voordelen die men de boeren kon verlenen in die beslissende jaren van investeringen in de industrie, door de trage in gebruikname van landbouwmachines en door de droogte. De graanproduktie viel naar 69,5 en 69,9 miljoen ton. De jaren 1933-1935 kenden goede oogsten van respectievelijk 89,8 miljoen, 89,4 miljoen en 90,1 miljoen ton. Door buitengewoon slechte weersomstandigheden was er een slechte oogst in 1936 van slechts 69,3 miljoen ton, maar de gevolgen van deze misoogst werden opgevangen dankzij reserves en een goede planning bij de verdeling. Het jaar daarop kende men een recordoogst van 120,9 miljoen ton. Daarna bleef men hoge opbrengsten noteren van 94,99 miljoen, 105 miljoen en 118,8 miljoen ton tussen 1938 en 1940.

De socialistische landbouw kwam goed op gang van zodra het effect van de aanzienlijke investeringen zich liet voelen. De waarde van de totale landbouwproduktie stagneerde tussen 1928 en 1934 en schommelde tussen een maximum van 14,7 miljard roebel en een minimum van 13,1 miljard roebel. Vervolgens steeg deze waarde van 16,2 miljard in 1935 tot 20,1 miljard in 1937 en 23,2 miljard roebel in 1940.(160) De boerenbevolking die van 120 naar 132 miljoen personen toenam tussen 1926 en 1940, kon een stedelijke bevolking voeden die in dezelfde periode aangroeide van 26,3 tot 61 miljoen.(161)

De consumptie van de kolchozleden in 1938, vergeleken met het verbruik van de boeren onder het oude regime, kan men procentueel als volgt weergeven: brood en meel 125; aardappelen 180; groenten en fruit 147; melk en zuivelprodukten 148; en ten slotte vlees en vleeswaren 179.(162)

"Een reusachtige ondersteuning"

De collectivisatie van het platteland voorkwam de spontane tendens van de kleine warenproduktie om de maatschappij te polariseren in arm en rijk, uitbuiter en uitgebuitene. De koelakken, de plattelandsburgerij, werden bekampt en geëlimineerd als sociale klasse. De ontwikkeling van deze groep in een land waar 80% van de bevolking nog altijd op het platteland leefde zou het soyjetsocialisme verstikt en gedood hebben. De collectivisatie belette dit.

Dankzij de collectivisatie en de planeconomie kon de Sovjetunie weerstand bieden aan de fascistische agressie en de totale oorlog van Duitse nazi's overleven. Gedurende de eerste oorlogsjaren moest men de consumptie van graan halveren, maar de beschikbare hoeveelheden werden rechtvaardig verdeeld. De door de nazi's bezette en vernietigde gebieden vertegenwoordigden 47% van de landbouwgronden. De fascisten vernietigden 98.000 collectieve ondernemingen. Maar tussen 1942 en 1944 werden 12 miljoen hectaren nieuwe gronden gecultiveerd in het oosten van het land.(163)

Dankzij de superioriteit van het socialistisch systeem stond de landbouw-produktie in het algemeen in 1948 weer op het peil van 1940.(164)

In enkele jaren tijd werden de boeren gewonnen voor een totaal nieuw arbeidssysteem, voor een totale omwenteling in de techniek en een diepgaande culturele revolutie. Bettelheim schrijft:

"De overweldigende meerderheid van de boeren waren gewonnen voor de nieuwe landbouwmethoden. Het bewijs hiervan werd geleverd tijdens de oorlog: de kolchozen werden in stand gehouden in de door de Duitsers bezette gebieden tegen de druk van de nazi-autoriteiten in."(165)

Deze mening van een communistische sympathisant vullen we aan met de getuigenis van Alexander Zinoyjev, een tegenstander van Stalin. Als kind was Zinoyjev getuige geweest van de collectivisatie. Hij schrijft:

"Gedurende verschillende bezoeken aan mijn dorp, en ook nog veel later, vroeg ik dikwijls aan mijn moeder en aan andere kolchozleden of zij opnieuw als individuele boeren zouden willen werken. Het antwoord luidde categorisch 'neen'. (...) De school in dit grote dorp had maar zeven klassen, maar zij was een springplank naar de regionale technische scholen die veeartsen, landbouwdeskundigen, monteurs, tractorbestuurders en boekhouders opleidden. In Tsjoechloma was er een middelbare school. Al deze instellingen en beroepen waren elementen van een culturele revolutie zonder weerga. De collectivisatie had op directe wijze bijgedragen aan deze omwenteling. Buiten de relatief geschoolde plaatselijke deskundigen kregen de dorpen inderdaad ook een toevloed van technici uit de steden met een middelbare of zelfs hogere opleiding. De samenstelling van de bevolking op het platteland benaderde die van de stedelijke maatschappij. Vanaf mijn kinderjaren was ik getuige van deze evolutie. Deze zeer snelle transformatie van de bevolking op het platteland verschafte het nieuwe systeem een kolossale steun. En dat ondanks alle verschrikkingen van de collectivisatie en de industrialisatie."(166)

In werkelijkheid hebben de buitengewone verwezenlij kingen van het sovjetregime verschillende reacties opgeroepen bij verschillende klassen: er was "kolossale steun" onder de werkers en "afkeer voor de verschrikkingen" bij de uitbuitende klasse. Zinoyjev balanceert voortdurend tussen deze twee opvattingen. Na de oorlog had Zinoyjev als student een discussie met een andere student, ook een tegenstander van het communisme. Hij geeft die als volgt weer:

" - Hadden we zonder de collectivisatie en de industrialisatie de oorlog tegen de Duitsers kunnen winnen?
- Neen.
- Had men een relatieve orde kunnen handhaven in het land zonder de stalinistische strengheid?
- Neen.
- Als we de industrie en de bewapening niet hadden ontwikkeld, zouden we er dan in geslaagd zijn de integriteit en de onafhankelijkheid van onze staat te behouden?
- Neen.
- Welnu, wat stel je dan voor?
- Nou, niets!"(167)

De "genocide" door de collectivisatie

Gedurende de jaren tachtig hernam rechts talrijke thema's, door de nazi's ontwikkeld in de loop van hun psychologische oorlog tegen de USSR. Vanaf 1945 begonnen de pogingen om het nazisme in het algemeen te rehabiliteren met beweringen dat "het stalinisme minstens even beestachtig was als het nazisme". Ernst Nolte, daarin zelfs gevolgd door een Jürgen Habermas, verklaarde in 1986 dat de uitroeiing van de koelakken door Stalin kon vergeleken worden met de uitroeiing van de joden door Hitler!

"Aanvankelijk was Auschwitz niet het resultaat van het traditionele antisemitisme. In essentie was het geen 'volkerenmoord', maar voor alles een reactie, geboren uit angst voor de uitroeiingspolitiek van de Russische revolutie. De kopie was veel irrationeler dan het origineel."(168)

Zo zouden de nazi's dus gekweld zijn geweest door de "angst" voor de stalinistische misdaden; de uitroeiing van de joden was een "reactie" op deze "angst". Deze fabel toont aan op welke manier de oude en de nieuwe nazi's psychologische oorlog voeren. Hitler heeft in zijn tijd ongeveer hetzelfde verteld: de agressie-oorlog tegen de Sovjetunie was een soort "zelfverdediging" tegen de joods-bolchevistische dreiging. En sommigen verwonderen er zich over dat het fascisme in Duitsland herrijst!

De sovjetterminologie, "de liquidatie van de koelakken als klasse", geeft onmiskenbaar aan dat het hier ging om het opheffen van de kapitalistische uitbuiting door de koelakken, en helemaal niet om de fysieke liquidatie van de koelakken als persoon. Maar door te speculeren op het woord "liquidatie" beweren individuen zonder scrupules als Nolte en Conquest, dat al de verbannen koelakken "uitgeroeid" werden!

Stefan Merl, een Duits onderzoeker, beschrijft de hachelijke omstandigheden waarin de eerste koelakken onteigend en op transport gezet werden naar Siberië, gedurende de grote collectivisatiegolf van januari-maart 1930.

"Bij het begin van de lente verslechterde de toestand in de opvangkam-pen. Epidemieën verspreiden zich en maakten veel slachtoffers, vooral onder de kinderen. Daarom werden alle kinderen in april 1930 teruggestuurd naar hun dorp. Op dat moment had men reeds om en bij de 400.000 personen naar het noorden gedeporteerd; tot de zomer van 1930 zijn waarschijnlijk tussen de 20.000 en 40.000 personen overleden."(169)

Terloops leert Merl ons hier dat een groot deel van de "slachtoffers van de terreur" omgekomen zijn tengevolge van epidemieën en dat de partij onmiddellijk reageerde om de kinderen te beschermen. Merl bevestigde dat de transporten in de herfst van 1930 "in minder barbaarse omstandigheden plaatsvonden". Daarbij kwamen dus ongetwijfeld minder mensen om. Het merendeel van de bannelingen werd naar Siberië en Kazachstan gestuurd, "streken waar een groot gebrek aan arbeidskrachten was". Vervolgens had de Sovjetunie in de jaren 1930-1935 een tekort aan arbeidskrachten, zeker in de streken die voor het eerst bebouwd werden. Het regime probeerde alle beschikbare krachten te gebruiken. Er is geen reden waarom het regime mensen zou hebben "gedood" die al gedurende een of twee jaar op het land werkten in Siberië en in Kazachstan. Nochtans is Merl van mening dat de 100.000 koelakken-gezinshoofden van de eerste categorie die naar de goelags gezonden werden, allen gestorven zijn. Toch had de partij maar 63.000 koelakken ondergebracht in de eerste categorie en alleen degenen die zich schuldig hadden gemaakt aan terroristische en contrarevolutionaire daden konden worden geëxecuteerd. Merl weer aan het woord:

"Honderdduizend andere personen verloren begin 1930 waarschijnlijk het leven door uitzetting uit hun woning, door deportatie naar het noorden en door executies." Zopas had Merl het nog over "20 tot 40 duizend personen" overleden tijdens het transport. En daarbij waren allicht veel koelakken van de eerste categorie. Tenslotte voegt hij er nog eens 100.000 personen aan toe, "gestorven in de verbanningsoorden tot aan het eind van de jaren '30". Zonder nadere verklaring of aanwijzing.(170)

Het cijfer van 300.000 doden is dus gebaseerd op zeer ruwe schattingen en de overlijdens in de verbanningsoorden zijn dikwijls toe te schrijven aan natuurlijke oorzaken, aan ouderdom, ziekten of de algemene malaise.

Nochtans zag Merl zich verplicht zijn "te zwakke" schattingen te verdedigen tegenover een cryptofascist als Conquest. Deze laatste "berekende" dat 6.500.000 koelakken "afgeslacht" werden gedurende de collectivisatie, waarvan 3.500.000 in de kampen in Siberië.(171) Het "gezag" van Conquest wordt door de hele rechtervleugel niet betwist. Maar Merl kwam tot het besluit dat Conquest blijk gaf van een "schrikbarend gebrek aan bronnen-kritiek". Conquest "gebruikt duistere geschriften van emigranten die hun informatie uit de tweede of derde hand hebben. (...) Dikwijls presenteerde hij 'feiten' die alleen gesteund worden door één enkele verdachte bron".(172) "Het aantal slachtoffers is volgens Conquest meer dan twee keer zo groot als het aantal gedeporteerden."(173)

Sinds vele jaren kunnen dus de geschriften van auteurs die absoluut geen communist zijn, zoals Merl, gebruikt worden om de lompe lasterpraat van Conquest te weerleggen.

Onlangs, in 1990, publiceerden twee sovjethistorici, Zemskov en Doegin, de gedetailleerde statistieken van de goelag. Zo zijn de exacte cijfers nu beschikbaar en deze weerleggen op een verpletterende manier de vervalsingen van Conquest.

Tijdens de meest gewelddadige periode van de collectivisatie, in 1930-1931, onteigenden de boeren 381.026 koelakken en ze stuurden hun families naar brakke gronden in het oosten. Het betrof 1.803.392 personen. Op 1 januari 1932 telde men er 1.317.022 in de nederzettingen. Het verschil bedraagt 486.000. Omwille van de desorganisatie konden een groot deel van de gedeporteerden ontsnappen tijdens de reis die dikwijls drie maanden of langer duurde. (Ter vergelijking: van de 1.317.022 gedeporteerden in de kampen konden er 207.010 ontsnappen tijdens het jaar 1932.)(174)

Anderen, van wie de situatie werd herzien, konden naar huis terugkeren. Een onbepaald aantal, geschat op 100.000, zijn onderweg gestorven, vooral door epidemieën. Het aanzienlijke aantal overlijdens tijdens de verplaatsingen moet in de context van de tijd gezien worden. Er waren de zeer zwakke administratie, de precaire levensomstandigheden voor de gehele bevolking en de chaotische, dikwijls gauchistische klassenstrijd in het boerenmi-lieu. Natuurlijk beweert rechts dat de partij en Stalin verantwoordelijk zijn voor elke dode tijdens de deportaties. Dat kan makkelijk worden weerlegd. De aanpak van de partij blijkt duidelijk uit een van de vele rapporten over dit probleem, geschreven door de verantwoordelijke van een werkkamp in Novosibirsk op 20 december 1931.

"Het hoge aantal sterfgevallen vastgesteld in de convooien n° 18 tot 23, afkomstig van Noord-Kaukasus — 2.421 personen op 10.086 bij het vertrek — kan verklaard worden door volgende oorzaken:

1. een slordige en criminele aanpak in de selectie van de contingenten van de gedeporteerden, waaronder een groot aantal kinderen, 65-plussers en zieken;
2. het niet respecteren van de richtlijnen inzake het recht van de gedeporteerden om proviand voor twee maanden mee te nemen;
3. de afwezigheid van gekookt water, waardoor de gedeporteerden verplicht waren vervuild water te drinken. Velen stierven door dysenterie en andere epidemieën."(175)

Al deze doden worden in de rubriek "stalinistische misdaden" gerangschikt. Maar dit rapport toont dat twee oorzaken van de sterfgevallen verbonden zijn met het verwaarlozen van de partijrichtlijnen en dat de derde oorzaak in verband staat met de erbarmelijke sanitaire voorwaarden en gewoonten in heel het land.

Conquest "berekende" dat 3.500.000 koelakken "uitgeroeid" werden in de werkkampen.176 Maar het totale aantal gedekoelakiseerden aldaar heeft nooit meer dan 1.317.022 bedragen! En tussen 1932 en 1935 heeft het aantal vertrekkenden dat van de nieuw aangekomenen met 299.889 overschreden. Van 1932 tot einde 1940 was het exacte aantal overüjdens, grotendeels te wijten aan natuurlijke oorzaken, 389.521. En dit cijfer betreft niet alleen de gedekoelakiseerden, vermits andere categorieën vanaf 1935 de werkkampen bevolkten.

Wat te zeggen over de bewering van Conquest dat 6.500.000 koelakken "vermoord" werden in de verschillende fasen van de collectivisatie? Slechts een deel van de 63.000 contrarevolutionairen van de eerste categorie konden worden geëxecuteerd. Het aantal doden tijdens de deportaties, grotendeels te wijten aan de honger en aan epidemieën, was ongeveer 100.000. Men schat dat 200.000 koelakken tussen 1932 en 1940 gestorven zijn in de werkkampen tengevolge van natuurlijke oorzaken. De executies en deze sterfgevallen zijn gebeurd tijdens de meest diepgaande klassenstrijd die het Russische platteland ooit gekend heeft; een strijd die een historische omwenteling teweegbracht op het achterlijke en primitieve platteland. Gedurende deze gigantische strijd zijn 120 miljoen boeren uit het analfabetisme en het obscurantisme opgestaan. Het zijn de reactionaire krachten, zij die belang hadden bij het behoud van de uitbuiting en van de vernederende en onmenselijke levens- en werkomstandigheden, die de klappen kregen. De onderdrukking van de bourgeoisie en van de reactionairen was absoluut noodzakelijk om de collectivisatie te realiseren: alleen de collectieve arbeid maakte de socialistische mechanisatie mogelijk, waardoor de boerenmassa's een vrij, waardig en beschaafd bestaan konden krijgen. In hun haat tegen het socialisme hebben westerse intellectuelen de absurde lasterpraat van Conquest over de 6.500.000 "vermoorde" koelakken gepropageerd. Zo hebben ze de verdediging van de burgerlijke, de imperialistische democratie op zich genomen. Sedert 1980 heeft de Renamo, door de CIA en de Zuid-afrikaanse geheime diensten opgericht, in Mozambique 900.000 dorpelingen gedood om te verhinderen dat het land de socialistische weg zou opgaan. In Mozambique moeten de westerse intellectuelen geen lijken uitvinden; daar volstaat het de barbaarsheid van het imperialisme eenvoudig vast te stellen. Maar deze 900.000 doden zijn van geen tel want de westerse des-informatie-machine stelt hen niet in het licht.

UNITA, eveneens openlijk gesteund en omkaderd door de CIA en Zuid-Afrika, heeft meer dan 1 miljoen Angolezen vermoord tijdens de burgeroorlog tegen de nationalistische regering van het MPLA. Savimbi, de man van de CIA, verloor de verkiezingen van 1992, maar heeft het zich toch kunnen veroorloven zijn vernietigende oorlog te herbeginnen — met de geheime steun van de VS die de begrippen "democratie" en "vrije verkiezingen" alleen hanteren om hun controle en overheersing te legitimeren.

"De Angolese tragedie bedreigt het leven van 3 miljoen mensen... Savimbi heeft geweigerd de verkiezingsoverwinning van de regering met 129 zetels tegen 91 te aanvaarden en hij heeft Angola opnieuw in een wreedaardig conflict gestort, dat tot nu toe aan meer dan 100.000 mensen het leven heeft gekost (sedert 12 maanden)."(177)

Zeker, honderdduizend dode Afrikanen, dat is niets. Hoeveel westerse intellectuelen die vandaag nog te keer gaan tegen de collectivisatie, hebben eenvoudigweg geen nota genomen van de twee miljoen Mozambiquaanse en Angolese boeren, door het Westen vermoord om te verhinderen dat hun landen echt onafhankelijk zouden worden en aan de controle van het internationale kapitaal zouden ontsnappen?

Hoofdstuk 5 - De collectivisatie en de "Oekraïense holocaust' - Inhoud

De leugens over de collectivisatie zijn voor de bourgeoisie altijd erg geapprecieerde wapens geweest in de psychologische oorlog tegen de Sovjetunie. Wij analyseren hier het mechanisme van een van de "populairste" leugens, namelijk de holocaust van Stalin tegen het Oekraïense volk. Deze briljant uitgewerkte laster zijn we verschuldigd aan het genie van Hitler. In Mein Katnpf, in 1926 geschreven, stipte hij reeds aan dat de Oekraïne tot het Duitse "lebensraum" behoorde. De campagne rond het thema van de bolsjewistische "genocide" in Oekraïne, opgezet door de nazi's in 1934-1935, moest de geesten klaarmaken voor de komende "bevrijding" van de Oekraïne. Wij zullen zien waarom deze leugen zijn fascistische ontwerpers heeft overleefd, om vervolgens een Amerikaans wapen te worden. Uit wat volgt zal blijken hoe de fabels over de "miljoenen slachtoffers van het stalinisme" geboren worden.

Op 18 februari 1935 begon de Hearst-pers — Hearst was een Amerikaanse persmagnaat en sympathisant van de nazi's — met de publikatie van een serie artikelen door Thomas Walker, een journalist die veel reisde, onder andere in de Sovjetunie. Bovenaan de voorpagina van de Chicago American stond op 25 februari een immense kop: "Zes miljoen doden door hongersnood in Sovjetunie. Oogst van de boeren in beslag genomen, mensen en dieren komen om." In het midden van de pagina een andere kop: "Journalist waagt leven om foto's van slachting te bemachtigen." Onderaan de pagina: "Hongersnood — misdaad tegen de mensheid."(1)

In die tijd werkte Louis Fischer in Moskou voor de krant The Nation. De primeur van zijn collega, een illustere onbekende, intrigeerde hem in hoge mate. Hij deed wat nasporingen, waarvan hij de lezers van zijn krant op de hoogte bracht. "Meneer Walker, zo meldt men ons, arriveerde vorige lente in Rusland, de lente van 1934 dus. Hij heeft de hongersnood gezien. Hij heeft de slachtoffers ervan gefotografeerd. Hij beschikt over getuigenissen uit eerste hand van de hartverscheurende verwoestingen, aangericht door de honger. Vandaag de dag is de hongersnood in Rusland een heet hangijzer. Waarom heeft mijnheer Hearst deze sensationele artikelen tien maanden lang achtergehouden, alvorens ze te publiceren? Volgens de door mij geraadpleegde sovjetautoriteiten is Thomas Walker slechts één keer in de Sovjetunie geweest. Hij ontving een doorreisvisum van het sovjetconsulaat in Londen op 29 september 1934. Hij kwam de USSR binnen per trein vanuit Polen in Negoreloje op 12 oktober 1934 en dus niet in de lente. De 13de was hij in Moskou. Hij bleef daar van zaterdag 13 tot donderdag 18 oktober en nam vervolgens de Trans-Siberiëspoorlijn die hem op 25 oktober 1934 naar de grens tussen de Sovjetunie en Mantsjoerije bracht... Het zou voor meneer Walker onmogelijk geweest zijn om in de vijf dagen tussen 13 en 18 oktober ook maar een derde van de plaatsen die hij beschrijft uit eigen ervaring, aan te doen. Mijn hypothese is dat hij lang genoeg ter plekke was om bij verbitterde buitenlanders de Oekraïense 'couleur locale' op te doen, nodig om zijn artikelen een schijn van waarheidsgetrouwheid te geven."

Fischers vriend, de Amerikaan Lindsay Parrot, verbleef begin 1934 in Oekraïne. Hij heeft er geen van de pijnlijke gevolgen van de hongersnood, waarover de kranten van Hearst spraken, opgemerkt. Integendeel, in 1933 was er een goede oogst. Fischer kwam tot de slotsom:

"De organisatie van Hearst en de nazi's gaan steeds nauwer samenwerken. De kranten van Hearst hebben de verhalen van Parrott over een welvarende Sovjet-Oekraïne niet gepubliceerd. Parrott is nochtans de correspondent van Hearst te Moskou..."(2)

Onder de foto van een meisje en een uitgemergeld kind schrijft Walker: "Verschrikkelijk! Boven: Charkov, een zeer mager meisje en haar twee en een halfjaar oude broertje. Dit kind bewoog zich over de grond als een pad en zijn arm lijfje was zo misvormd door voedselgebrek dat het niets menselijks meer had."

Douglas Tottle, een Canadese vakbondsman en journalist, maakte een opmerkelijk goed gedocumenteerd boek over de "Oekraïense holocaust" en vond deze foto van het pad-kind, gedateerd lente 1934... terug in een publikatie uit 1922 over de hongersnood in Rusland!

Een andere foto van Walker werd geïdentificeerd als die van een soldaat van de Oostenrijkse cavalerie, naast een dood paard; deze foto werd genomen tijdens de Eerste Wereldoorlog.(3)

Arme Walker! Zijn reportage was bedrog, zijn foto's waren bedrog en hijzelf was een bedrieger. In werkelijkheid heette hij Robert Green. Hij was gevlucht uit de staatsgevangenis van Colorado, nadat hij er twee jaar van een achtjarige straf had uitgezeten. Daarna maakte hij zijn leugenachtige reportage over de Sovjetunie. Bij zijn terugkeer in de Verenigde Staten werd hij gearresteerd en voor de rechtbank erkende hij nooit een voet in Oekraïne gezet te hebben.

De multimiljonair William Randolph Hearst ontmoette Hitler aan het eind van de zomer van 1934 en kwam met hem overeen dat Duitsland voortaan het internationale nieuws zou kopen bij Intertiution ..., eigendom van Hearst. Op dat moment was de nationaal-socialistische pers reeds begonnen met een campagne over "de hongersnood in Oekraïne". Hearst nam deze campagne al gauw over, mede dankzij zijn grote ontdekkingsreiziger Walker.(4)

Andere getuigenissen van dezelfde aard over de hongersnood volgden in de kranten van Hearst. Zo nam een zekere Fred Beal de pen ter hand. Hij was een Amerikaanse arbeider, die na een veroordeling tot 20 jaar naar de Sovjetunie was gevlucht in de loop van 1930. Hier werkte hij twee jaar in de tractorenfabriek van Charkov. In 1933 publiceerde hij een boekje, getiteld Foreign Workers in a Soviet Tractor Plant, waarin hij met sympathie over de inspanningen van het Sovjetrussische volk vertelde. Eind 1933 keerde hij terug naar de Verenigde Staten, waar hem werkloosheid, maar ook de gevangenis wachtte. In 1934 begon hij te schrijven over de hongersnood in de Oekraïne, waarop de autoriteiten zijn gevangenisstraf fors verminderden. Na de publikatie van Beals "verklaring" door Hearst in juni 1935, repliceerde J. Wolynec, een andere Amerikaanse arbeider, die vijfjaar in dezelfde fabriek in Charkov werkte. Wolynec toonde aan dat de tekst van Beal vol leugens stond. Betreffende de veelvuldige gesprekken, die Beal voorgaf te hebben gevoerd, merkte Wolynec op dat Beal Russisch noch Oekraïens sprak. In 1948 bood Beal nogmaals zijn diensten aan bij extreem-rechts als getuige a charge tegen de communisten, voor de Commissie McCarthy.(5)

Een boek uit de kringen rond Hitler

In 1935 publiceerde Dr. Ewald Ammende een boek in het Duits Muss Russland hungern? Zijn bronnen waren de Duitse nationaal-socialistische pers, de Italiaanse fascistische kranten, de pers van de Oekraïense emigranten en verder "reizigers" en "deskundigen" die zonder verdere precisering worden geciteerd. Hij publiceerde foto's waarvan hij beweerde dat ze "als de belangrijkste bronnen gelden inzake de huidige gebeurtenissen in Rusland". "De meeste zijn genomen door een Oostenrijkse deskundige", zo zei Ammende kort en bondig. Vervolgens zijn er foto's van Dr. Ditloff, die tot augustus 1933 directeur van de Landbouwconcessie van de Duitse regering in de Noord-Kaukasus was. DidofF beweerde dat hij de foto's in de zomer van 1933 maakte "in de landbouwstreken van het hongersnood-gebied". Maar hoe zou Ditloff zich als ambtenaar van de nationaal-socialistische regering hebben kunnen verplaatsen van de Kaukasus naar Oekraïne om er op plaatjes te jagen? Tussen de foto's van Ditloff waren er zeven vervalsingen, waaronder die van het "pad-kind", reeds gepubliceerd door... Walker. Een andere foto toont twee uitgemergelde jongens, symbolen voor de Oekraïense hongersnood van 1933. Wij zagen dezelfde foto in de televisieserie Rusland van Peter Ustinov: hij kwam uit een documentaire over de hongersnood in Rusland in 1922! Een andere foto van Ammende werd eerst gepubliceerd door het nazi-blad de Volkischer Beobachter van 18 augustus 1933. Ook deze foto kon men thuisbrengen in boeken uit 1922.

Ammende werkte in het district van de Wolga in 1913. Tijdens de burgeroorlog van 1917-1918 had hij posten bekleed in de pro-Duitse contrarevolutionaire regering van Estland en Letland. Vervolgens werkte hij voor de regering-Skoropadski, die in maart 1918 door het Duitse leger in Oekraïne was geïnstalleerd. Hij beweerde te hebben geholpen aan humanitaire hulpcampagnes tijdens de hongersnood in Rusland in 1921-1922... Vandaar zijn bekendheid met het fotografisch materiaal uit die tijd. Ammende was jarenlang secretaris-generaal van het zogeheten "Europees Congres der Nationaliteiten", dat emigranten uit de Sovjetunie organiseerde en nauw verbonden was met de nationaal-socialistische partij. Eind 1933 werd Ammende ere-secretaris van het Comité voor Hulp aan Hon-gersnoodgebieden in Rusland, geleid door een aanhanger van het fascisme, kardinaal Innitzer in Wenen. Ammende was dus nauw betrokken bij de hele antisovjetcampagne van de nazi's.

Toen Reagan, aan het begin van de jaren tachtig, zijn anticommunistische kruistocht begon, achtte professor James E. Mace van de Harvard Universiteit het opportuun om het boek van Ammende opnieuw uit te geven en te introduceren onder de titel Human life in Russia. Dit gebeurde in 1984. En zo kregen alle nazistische falsificaties, de vervalste fotografische bewijsstukken, waaronder de pseudo-reportage van Walker in Oekraïne, de academische respectabiliteit van Harvard.

Het jaar ervoor publiceerden extreem-rechtse Oekraïense emigranten in de Verenigde Staten 77*e Great Famine in Ukraine: The Unknown Holocaust. Douglas Tottle stelde vast dat alle foto's in dit boek dateren uit de jaren 1921-1922: de foto op de omslag komt van het Internationale Comité voor Hulp aan Rusland van dr. F. Nansen, gepubliceerd in Information, nr. 22, Genève, 30 april 1922.(6)

De neo-nazi's over de hele wereld "reviseren" de geschiedenis om de barbaarse misdaden van het fascisme tegen het communisme en tegen de Sovjetunie te rechtvaardigen. Verder ontkennen de revisionisten ook de misdaden die tegenover de joden werden gepleegd. De neo-nazi's ontkennen het bestaan van de vernietigingskampen, waar miljoenen joden omkwamen. Door deze eerste leugen ontkennen ze de misdaden tegen de joden. De neo-nazi's verzinnen "genocides" aangericht door de communisten en door kameraad Stalin. Door deze leugen rechtvaardigen ze hun misdaden tegen het Sovjetrussische volk en tegen de communisten. Voor ditrevisionisme ten dienste van de anticommunistische strijd genieten de neo-nazi's de volledige steun van Reagan, Bush, Thatcher en compagnie.

Een boek uit de kringen rond McCarthy

Duizenden Oekraïense nazi's slaagden er na de Tweede Wereldoorlog in de Verenigde Staten binnen te komen. Tijdens de periode-McCarthy getuigden ze in hun hoedanigheid van "slachtoffers van de communistische wreedheden". Ze kwamen weer aandragen met de fabel van de volkerenmoord door hongersnood in het boek Black deeds of the Kremlin (De misdaden van het Kremlin), gepubliceerd in 1953 en 1955, uitgegeven door de "Oekraïense Vereniging van Slachtoffers van de Russisch-Communistische Terreur" en door de "Democratische Organisatie van Oekraïeners vervolgd onder het sovjetregime". In dit boek, de bron bij uitstek van Robert Con-quest, vindt men een verheerlijking van Petljoera, die verantwoordelijk was voor de slachting van tienduizenden joden in 1918-1920, en een eerbetoon aan Sjoechevitsj, de nazicommandant van het Nachtegaalbataljon en van het Oekraïense Opstandelingenleger.

Black deeds of the Kremlin bevat ook een reeks foto's over de hongersnood-genocide van 1932-1933. Allemaal vervalsingen. Opzettelijke vervalsingen. Een afbeelding kreeg het onderschrift: "Kleine kannibaal". Deze foto is afkomstig uit Information nr. 22 van het Internationale Comité voor Hulp aan Rusland, gepubliceerd in 1922, waar de foto als bijschrift heeft: "Kannibaal van Zaporozje: hij heeft zijn zuster opgegeten." Op blz. 155 toont Black Deeds een foto van vier soldaten en een officier die zojuist mensen terecht-stelden. Bijschrift: "Terechtstelling van de koelakken." Detail: de soldaten dragen het tsaristische uniform. Zo toont men tsaristische terechtstellingen als bewijs voor de "misdaden van Stalin".(7)

Een van de auteurs van deel I van Black Deeds of the Kremlin, Alexander Hay-Holowko, was minister van Propaganda in het bestuur van de Organisatie van Oekraïense Nationalisten, geleid door Bandera. Tijdens zijn korte bestaan was dit bestuur verantwoordelijk voor de dood van vele duizenden joden, Polen en bolsjewieken in Lvov.

Onder de "sponsors" van dit boek bevindt zich Annatole Bilotserkiwski, alias Anton Sjpak, een voormalig officier van de nationaal-socialistische politie te Bila Tserkva, waar hij volgens de getuigenis van de schrijver Skrybn-jak de uitroeiing van tweeduizend burgers dirigeerde.(8)

Tussen 1 en 15 miljoen doden

In januari 1964 publiceerde Dana Dalrymple een artikel in Soviet Studies, "De hongersnood van 1932-1934 in de Sovjetunie". Hij beweerde dat er 5.500.000 doden zijn geweest, het gemiddelde van 20 schattingen door verschillende auteurs. Vraag is uit welke bronnen de "schattingen" van de professor gehaald werden.

De eerste bron is Thomas Walker, de man van de voorgewende reis in Oekraïne, over wie Dalrymple beweert dat "hij waarschijnlijk Russisch sprak"!

De tweede bron, Nicolas Prydsjodko, een extreem-rechtse emigrant, was tijdens de nazibezetting minister van Cultuur en Onderwijs in Oekraïne! Hij noemde het getal van 7.000.000 doden.

Vervolgens komt Otto Schiller, ambtenaar van de nazi's en destijds belast met de reorganisatie van de landbouw in de door Hitler bezette Oekraïne. Zijn tekst, die in 1943 in Berlijn gepubliceerd werd en waarin hij gewag maakt van 7.500.000 doden, werd geciteerd door Dalrymple.

De vierde bron is Ewald Ammende, de nazi die sinds 1922 niet meer in Rusland was geweest. In twee brieven, die in juli en augustus 1934 gepubliceerd werden in The New York Times, spreekt Ammende over 7.500.000 doden en hij beweert dat in juli mensen stierven in de straten van Kiev. Enige dagen later weerlegde de correspondent van de New Yorkse krant, Ha-rold Denny, de beweringen van Ammende:

"Uw correspondent was afgelopen juli in Kiev gedurende verscheidene dagen, op het moment waarop er mensen verondersteld werden te sterven; noch in de stad, noch op het omliggende platteland was er hongersnood." Enkele weken later kwam Harold Denny op de zaak terug:

"Nergens was er honger. Nergens was er angst voor honger. Er was voedsel, onder meer brood, verkrijgbaar op de lokale markten. De boeren zagen er vrolijk uit en ze waren vrijgevig met hun eten."(9)

Vervolgens spreekt Frederick Birchall in een artikel uit 1933 over meer dan 4.000.000 doden. Hij was op dat moment een van de eerste Amerikaanse journalisten te Berlijn die zijn sympathie betuigde voor het regime van Hitler.

De bronnen nummer zes tot acht zijn William H. Chamberlain, tweemaal, en Eugene Lyons, eenmaal. Chamberlain noemde eerst het getal van 4.000.000 en in een tweede artikel spreekt hij van 7.500.000 doden. Cijfers gebaseerd op "schattingen van buitenlanders in Oekraïne" — Dalrymple geeft geen nadere bijzonderheden. De vijf miljoen van Lyons zijn ook het produkt van roddels en geruchten, van "schattingen van buitenlanders en Russen te Moskou"! Chamberlain en Lyons waren twee professionele anti-communisten. Ze werden beiden lid van het bestuur van het "Amerikaanse Comité voor de Bevrijding van het Bolsjewisme", waarvan 90% van de inkomsten uit CIA-fondsen kwamen. Dit comité stond aan het hoofd van Radio Liberty.

Het hoogste cijfer, 10.000.000, wordt zonder enige vorm van uitleg verschaft door Richard Sallet in de pro-nazikranten van Hearst. In 1932 telde Oekraïne 25 miljoen inwoners...(10)

Van de twintig bronnen van het "academische" werk van Dalrymple kwamen er drie uit anti-sovjetartikelen van de pro-nazikranten van Hearst en vijf uit rechtse publikaties uit de tijd van McCarthy (1949-1953). Dalrymple putte uit geschriften van twee Duitse fascistische auteurs, een voormalig Oekraens collaborateur, een Russische emigrant uit het rechtse kamp, twee ClA-medewerkers en een journalist die sympathiseerde met Hitler. Een groot aantal cijfers kwamen van vage, niet geïdentificeerde "buitenlanders in de Sovjetunie".

De twee laagste schattingen, daterend uit 1933, kwamen van Amerikaanse journalisten in Moskou, bekend om hun grote beroepsbekwaamheid: Ralph Barnes van The New York Herald Tribune en Walter Duranty van The New York Times. De eerste sprak van één miljoen, de tweede van twee miljoen slachtoffers van de hongersnood.

Twee professoren schieten de Oekraïense nazi's te hulp

Om zijn nieuwe kruistocht tegen het communisme kracht bij te zetten en zijn waanzinnige bewapeningswedloop te rechtvaardigen, steunde Reagan in 1983 een grote campagne voor de herdenking van de "vijftigste verjaardag van de hongersnood-genocide in Oekraïne". Om de afschrikwekkende bedreiging die over het Westen hing, duidelijk te maken, moesten er bewijzen komen dat communisme gelijk stond met volkerenmoord. Nazi's en collaborateurs leverden de bewijzen. Twee Amerikaanse professoren verleenden ze een wetenschappelijke status: James E. Mace van Harvard, co-auteur van Famine in the Soviet Ukraine en Walter Dushnyck, auteur van Vijftig jaar geleden: de holocaust door hongersnood in Oekraïne. Terreur en ellende, als instrument van het Sovjetrussische imperialisme, met een voorwoord van Dana Dalrymple. Het werk van Mace bevat 44 foto's van "de hongersnood-genocide van 1932-1933". Veertien werden er gehaald uit twee nazistische werken, geschreven door Laubenheimer. Deze laatste schrijft het merendeel van zijn foto's toe aan Ditloff en begon zijn hoofdstuk met een citaat uit Mein Kampf.

"Als de jood dankzij zijn marxistische geloof erin slaagt de andere volkeren van deze wereld te verslaan, zal zijn lauwerkrans de rouwkrans zijn van de mensheid en de planeet zal ronddraaien in het universum, zoals ze dat miljoenen jaren geleden deed, zonder menselijke wezens." Alle foto's van Laubenheimer-Ditloff zijn vervalsingen, afkomstig uit de Eerste Wereldoorlog en de hongersnood van 1921-1922!(11)

De tweede professor, Dushnyck, werd geïdentificeerd als een van de leiders van de Nationalistische Oekraïense Organisatie, fascistisch geïnspireerd en actief vanaf het eind van de jaren dertig.

Wetenschappelijke berekening...

Dushnyck bedacht een "wetenschappelijke" methode om de doden van de "hongersnood-genocide" te berekenen en Mace volgde hem hierin.

"Als we de gegevens van de volkstelling van 1926 nemen... en die van de volkstelling van 17 januari 1939... en de gemiddelde groei vóór de collectivisatie (2,36% per jaar), kunnen we berekenen dat Oekraïne... 7.500.000 personen verloor tussen de twee volkstellingen."(12)

Deze berekening is absurd.

De wereldoorlog, de burgeroorlogen en de grote hongersnood van 1920-1922 hadden dalende geboortecijfers tot gevolg; deze nieuwe generatie bereikte de vruchtbare leeftijd, 16 jaar, vanaf 1930. Dit leidde dus noodzakelijkerwijs tot een daling van het aantal geboorten in de loop van de jaren dertig. Daarenboven veroorzaakte vrije abortus een belangrijke daling van het geboortencijfer in de loop van de jaren dertig, in dusdanige mate dat de regering in 1936 abortus verbood om de groei van de bevolking te stimuleren.

De jaren 1929-1933 werden gekenmerkt door grote en bittere strijdbe-wegingen op het platteland, die soms gepaard gingen met hongersnood. Deze economische en sociale omstandigheden leidden eveneens tot een daling van het geboortencijfer.

Het aantal inwoners, ingeschreven als Oekraïeners, veranderde door interetnische huwelijken, door verandering van opgegeven nationaliteit en door migraties.

De grenzen van Oekraïne in 1939 waren niet dezelfde als die in 1926. De 2 a 3 miljoen kozakken van Koeban werden meegeteld als Oekraïeners in 1926, maar ze werden aan het eind van de jaren twintig onder Rusland ondergebracht. Dit laatste gegeven alleen al verklaart 25 tot 40% van de "slachtoffers van de hongersnood-genocide", berekend door Dushnyck-Mace.(13)

We voegen hieraan toe dat volgens de officiële cijfers de bevolking van Oekraïne steeg met 3.339.000 personen tussen 1926 en 1939. Dit kan men vergelijken met de groei van de joodse bevolking onder de omstandigheden van een echte volkerenmoord onder de nazi's...(14)

Om de waarde van de "methode Dushnyck" te testen, maakte Douglas Tottle een studie van de provincie Saskatchewan in Canada, waar in de loop van de jaren dertig grote boerenbewegingen plaatsvonden. De onderdrukking was vaak bloedig. Tottle heeft de slachtoffers van de "onderdrukking-genocide", veroorzaakt door het Canadese bourgeoisie-leger in de provincie Saskatchewan, als volgt "berekend":

Bevolking in 1931: 921.785
groei in'21-'31: 22%
verwachte bevolking in 1941: 1.124.578
reële bevolking in 1941: 895.992
slachtoffers van de onderdrukking-genocide: 228.586
slachtoffers in percentage van 1931: 25%

Deze "wetenschappelijke methode" die, zoals dit Canadees voorbeeld aantoont, te kwalificeren is als een kwalijke grap, wordt in rechtse publikaties massaal gebruikt als "bewijs" van de "terreur van Stalin".

Over het misbruik van film

De campagne van de "hongersnood-genocide", door de nazi's in 1933 gelanceerd, bereikte in 1983 zijn hoogtepunt met de film Harvest of Despair voor het grote publiek en in 1986 met het boek Harvest ofSorrow van Ro-bert Conquest voor de intelligentsia.

De films Harvest of Despair over de Oekraïense volkerenmoord samen met The Killing Fields over de volkerenmoord in Cambodja werden gemaakt door personen uit de omgeving van Reagan om het publiek ervan te overtuigen dat communisme synoniem is met volkerenmoord.

Harvest of Despair kreeg de gouden medaille op het 28ste Internationale Festival van de Film en de TV van New York in 1985.

De belangrijkste getuigenissen over de "volkerenmoord" in deze film zijn afkomstig van de Duitse nazi's en hun vroegere collaborateurs.

We krijgen een lang interview te zien met de othodoxe bisschop Mstys-lav. Het gaat om Stepan Skrypnyk, die tijdens de Duitse bezetting hoofdredacteur was van de nationaal-socialistische krant Volyn. De man werd in drie weken, met de zegen van de Duitse autoriteiten, gepromoveerd van leek tot bisschop van de Orthodoxe Kerk van Oekraïne. In naam van de christelijke moraal maakte hij luidruchtig propaganda voor de Nieuwe Orde. Op het einde van de oorlog nam hij de wijk naar de Verenigde Staten.

De Duitser Hans von Herwarth, een andere getuige, werkte in de Sovjetunie bij een dienst die onder Sovjetrussische gevangenen huurlingen ronselde voor het Russische nazileger van generaal Vlassov. Von Herwarth, kapitein in het nazileger, was één van de grote specialisten van de psychologische oorlogsvoering. Zijn landgenoot Andor Henke, ook getuige in deze film, was een diplomaat van de nazi's.

Om de hongersnood-genocide van 1932-1933 te illustreren, gebruikten de auteurs scènes uit het nieuws van vóór 1917, fragmenten uit de films De Hongersnood-tsaar uit 1921-1922 en Arsenal uit 1929 en scènes uit de Belegering van Leningrad, gefilmd tijdens de Tweede Wereldoorlog.

In 1986 werd Marco Carynnik de grondlegger van deze film en verantwoordelijk voor de research, publiekelijk aangevallen voor deze vervalsingen. Hij verklaarde:

"Geen enkel fragment van de archiefbeelden stamt uit de tijd van de Oekraïense hongersnood en van zeer weinig verschenen foto's uit de jaren 1932-1933 kan de authenticiteit bewezen worden. Een dramatische scène aan het eind van de film van een uitgeteerd meisje, ook gebruikt als promotiemateriaal voor de film, is niet afkomstig van de hongersnood van 1932-1933." "Ik heb erop gewezen, dat dit soort onzorgvuldigheden onaanvaardbaar waren", zei hij tijdens een interview, "maar men wilde niet naar me luisteren."(15)

Harvest of Sorrow:

Conquest en de omscholing van de Oekraïense nazi's

In januari 1978 publiceerde David Leigh een artikel in de Londense Guardian waarin hij onthulde dat Robert Conquest heeft gewerkt voor de dienst desinformatie, officieel het Information Research Department (IRD), van de Engelse geheime dienst. In de Engelse ambassades heeft de ambtenaar van de IRD de taak om "getruqueerd" materiaal ter beschikking te stellen van journalisten en prominenten. De twee belangrijkste doelwitten waren de Derde Wereld en de Sovjetunie. Leigh verklaart:

"Robert Conquest stond in dienst van het Information Research Department. Hij heeft tot 1956 voor het ministerie van Buitenlandse Zaken gewerkt."(16)

Op voorstel van de IRD schreef Conquest een boek over de Sovjetunie; een derde van de uitgave werd gekocht door Praeger, die vaak boeken publiceert op verzoek van de CIA.

In 1986 leverde Conquest een belangrijke bijdrage aan de campagne van Reagan om het Amerikaanse volk te mobiliseren tegen de nakende bezetting van de Verenigde Staten door het Rode Leger! Het boek van Conquest is getiteld Wat te doen als de Russen komen: een handleiding tot overleven.

In zijn boek De grote terreur, gepubliceerd in 1973, schatte Conquest het aantal doden tijdens de collectivisatie van 1932-1933 op vijf a zes miljoen, waarvan de helft in Oekraïne. Tijdens het Reagantijdperk had men in het kader van de anticommunistische hysterie cijfers nodig, die de zes miljoen joden, uitgeroeid door de nazi's, overtroffen. In 1983 achtte Conquest het opportuun om de situatie van hongersnood te verlengen tot 1937 en zijn "schattingen" te verhogen tot 14 miljoen doden.

Zijn boek Harvest of Sorrow uit 1986 is een pseudo-academische versie van de geschiedenis zoals die sedert de jaren dertig verteld wordt door extreem-rechtse Oekraïeners.

Conquest beweerde dat extreem-rechts in Oekraïne strijd had geleverd "tegen Duitsland en tegen de Sovjetunie", waarmee hij de leugens herhaalde die de nazimisdadigers verzonnen na hun nederlaag, toen ze naar de Verenigde Staten probeerden te emigreren.

In de Oekraïense geschiedenis van Conquest wordt de nazi-bezetting in één zin vermeld, als een periode tussen twee golven van rode terreur!(17) De beestachtige terreur, die de Oekraïense fascisten bedreven tijdens de Duitse bezetting, werd totaal uitgewist omdat zij de beste informanten over de "hongersnood-genocide" zijn geweest.

Roman Sjoechevytsj leidde het Nachtegaalbataljon, bestaande uit Oekraïense nationalisten die het Duitse uniform droegen. Zijn bataljon bezette Lvov op 30 juni 1941 en bracht er in drie dagen 7.000 joden om. Sjoechevytsj werd in 1943 benoemd tot commandant van het Oekraïense Opstandelingenleger van Stepan Bandera, waarvan de manschappen na de oorlog beweerden tegen de Duitsers èn tegen de Roden te hebben gevochten.(18)

Al hun "verhalen" over de strijd die ze tegen de Duitsers hadden geleverd, bleken verzonnen. Ze zouden de stafchef van de SA, Victor Lutze, hebben terechtgesteld, terwijl deze bij een auto-ongeluk in de buurt van Berlijn was omgekomen. Ze zouden strijd hebben geleverd tegen 10.000 Duitse soldaten bij Volnia in de zomer van 1943. De historicus Reuben Ainsztein toonde aan dat in deze strijd 5.000 Oekraïense nationalisten zij aan zij met 10.000 Duitse soldaten deelnamen aan een grote omsingelings-en vernietigingscampagne tegen het partizanenleger, dat geleid werd door de beroemde bolsjewiek Alexei Fedorov!(19)

Ainsztein schrijft:

"De bendes van het Oekraïens Opstandelingenleger, bekend onder de naam Banderisten, waren de meest gevaarlijke en wrede vijanden van de overlevende joden, boeren, Poolse kolonisten en van alle anti-Duitse partizanen."(20)

De 14de Divisie van de Waffen-SS Galicië, de Halysjyna-divisie, werd in mei 1943 opgericht. In zijn oproep aan de Oekraïeners om er dienst in te nemen, verklaarde Kubijovitsj, leider van de Organisatie van Oekraïense Nationalisten, strekking Melnyk:

"Het lang verwachte moment is gekomen, nu het Oekraïense volk opnieuw de kans krijgt de wapens ter hand te nemen om zijn meest verschrikkelijke vijand, het joods-Moskovitische bolsjewisme te bestrijden. De Füh-rer van het Groot-Duitse Rijk heeft het tot stand komen van een afzonderlijke eenheid van Oekraïense vrijwilligers goedgekeurd."(21)

Voordien hadden de nazi's hun gezag in Oekraïne rechtstreeks uitgeoefend en geen enkele vorm van zelfbeschikking toegestaan aan hun Oekraïense bondgenoten. Op deze rivaliteit tussen Duitse en Oekraïense fascisten zouden de Oekraïense nationalisten later de mythe van hun "verzet tegen de Duitsers" bouwen.

Toen de nazi's door het Rode Leger teruggedrongen werden, veranderden de Duitse bezetters in 1943 van tactiek, met het toekennen van een

grotere rol aan de Oekraïense moordenaars. De oprichting van een "Oekraïense" divisie van de Waffen-SS werd beschouwd als een overwinning van het "Oekraïens nationalisme"!

Op 16 mei 1944 feliciteerde Himmler, chef van de SS, de divisie Galicië omdat ze Oekraïne had gezuiverd van alle joden.

Wasyl Veryha, een veteraan uit de 14de Divisie van de Waffen-SS, schreef in 1968:

"Het personeel dat getraind is in de divisie, is de ruggegraat van het Oekraïens Opstandelingenleger geworden. (...) De commandant van dit leger zond zijn mannen naar die divisie om er een gedegen training te ontvangen. Dit versterkte het Opstandelingenleger, dat op vaderlandse bodem was achtergelaten (na de terugtrekking van de Duitsers), vooral wat betreft de commandanten en de instructeurs."(22)

Alhoewel de strekking Melnyk en de strekking Bandera van de Organisatie van Oekraïense Nationalisten elkaar hardnekkig en soms gewapenderhand beconcurreerden, zien we hier hoe ze, onder leiding van de Duitse nazi's, samenwerkten tegen de communisten.

De nazi-officier Schtolze onthulde voor het Neurenberger tribunaal, dat Kanaris, chef van de Duitse spionage, "instructies gaf om clandestiene netwerken op te richten om de strijd tegen de sovjetmacht in Oekraïne voort te zetten. (...) Bekwame agenten werden achtergelaten om de nationalistische beweging te leiden".(23) Noteren we dat de trotskistische groep van Mandel nog steeds de gewapende "antistalinistische" strijd van de nazi-benden van de Organisatie van Oekraïense Nationalisten tussen 1944 en 1952 ondersteunt.

Tijdens de oorlog stond John Loftus op het ministerie van Justitie aan het hoofd van de Dienst voor Speciaal Onderzoek, belast met het opsporen van nazi's die in de Verenigde Staten wilden infiltreren. In zijn boek The Belarus Secret verklaarde hij dat zijn dienst tegen het toelaten van Oekraïense nazi's gekant was. Maar Frank Wisner die de Dienst voor Politieke Coördinatie, een andere inlichtingendienst, leidde, liet systematisch Oekraïense, Kroatische en Hongaarse oud-nazi's binnen. Wisner, die later een belangrijke rol in de CIA zou spelen, verklaarde:

"De Organisatie van de Oekraïense Nationalisten en het partizanenleger dat door hen in 1942 (sic) werd opgericht, het Oekraïens Opstandelingenleger, vochten zowel tegen de Duitsers als tegen de Sovjetrussen." Hier zien we hoe de Amerikaanse inlichtingendiensten, direct na de oorlog, de versie van de geschiedenis zoals de Oekraïense nazi's die gaven, overnamen om deze anticommunisten in de geheime strijd tegen de Sovjetunie te gebruiken. Loftus antwoordde aan Wisner:

"Dit is volledig onjuist. De contra-spionagedienst van de VS had een agent die elf boekdelen vol geheime archiefkaarten voor intern gebruik van de Organisatie van Oekraïense Nationalisten, strekking Bandera, heeft gefotografeerd. Dit archief toont duidelijk aan dat het merendeel van zijn leden voor de Gestapo of de SS werkten als politieagenten, beulen, jagers op partizanen en als gemeentelijke ambtenaren."(24)

In de Verenigde Staten richtten Oekraïense oud-nazi's "onderzoeksinstituten" op van waaruit ze hun revisie van de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog verspreidden. Loftus merkte op:

"De financiering van deze 'onderzoeksinstituten', die nauwelijks meer waren dan dekmantels voor voormalige inlichtingsofficieren van de nazi's, kwam uit de hoek van het American Committee for the Liberation from Bolchevism."(25)

"Tegen Hitler en tegen Stalin" was het belangrijkste motto op basis waarvan de voormalige aanhangers van Hider en de CIA hun krachten bundelden. Voor slecht geïnformeerde mensen kan de formulering "tegen het fascisme en tegen het communisme" een derde weg lijken, maar niets is minder waar. Het is de formulering die, na de nederlaag van de nazi's, de ontredderde aanhangers van het verslagen Groot-Duitsland verbond met de Verenigde Staten, die de rol overnamen van Duitsland als dominerende wereldmacht. Nu Hitler verleden tijd was, voegden extreem-rechtsen uit Duitsland, Oekraïne en Kroatië zich bij de Amerikaanse extreem-rechtsen. Zij verenigden hun krachten tegen het socialisme, tegen de Sovjetunie, die het grootste aandeel had geleverd in de antifascistische oorlog. Om alle burgerlijke krachten te verenigen, overspoelden ze het socialisme met een stortvloed van leugens en verklaarden ze dat het socialisme erger was dan het nazisme. De slogan "tegen Hitler en tegen Stalin" diende om lasterlijke verhalen op te dissen over de "misdaden" en "genocides" van Stalin en om de monsterachtige misdaden en genocides van Hider te camoufleren en te ontkennen. In 1986 publiceerden de Veteranen van het Oekraïense Opstandelingenleger, dezelfden die beweerden gestreden te hebben "tegen Hitler en tegen Stalin", een boek getiteld Waarom weegt de ene holocaust zwaarder dan de andere?. Het is geschreven door een voormalig lid van het Opstandelingenleger, Joeri Sjoematski. Hij betreurt dat er "revisionistische historici worden vervolgd omdat ze het bestaan van de gaskamers ontkennen en beweren dat er minder dan een miljoen joden gedood of vervolgd werden". Sjoematski gaat verder:

"Volgens de verklaringen van de zionisten heeft Hitler zes miljoen joden gedood, maar Stalin, gesteund door het apparaat van de joodse staat, is erin geslaagd tien keer zoveel christenen te doden."(26)

De fascistische bronnen van Conquest

Als Conquest in Harvest of Sorrow de historische interpretatie van de Oekraïense nazi's en van de Amerikaanse inlichtingendiensten overneemt, is

dat omdat de oudgedienden van de Waffen-SS Divisie Galicië en van het Oekraïens Opstandelingenleger zijn voornaamste "bronnen" waren over de "hongersnood-genocide" van 1932-1933! Hier volgen de bewijzen.

Het cruciale gedeelte van Harvest ofSorrow, het twaalfde hoofdstuk, heeft als titel: "Overal hongersnood". Het bevat een indrukwekkende lijst met 237 referenties.

Maar als we die lijst wat aandachtiger bekijken merken we dat meer dan de helft van de referenties naar Oekraïense emigranten verwijst. Het werk van de Oekraïense fascisten, Black deeds of the Kremlin, wordt maar liefst 55 keer aangehaald!

In hetzelfde hoofdstuk citeert Conquest 18 keer uit het boek The Ninth Circle van Olexa Woropaj, in 1953 uitgegeven door de jongerenbeweging van de fascistische organisatie van Stepan Bandera. De auteur geeft zijn gedetailleerde biografie voor de jaren '30, maar zegt niets over wat hij tijdens de bezetting deed. Een nauwelijks verhulde bekentenis van zijn naziverleden. Hij neemt zijn biografie weer op in 1948, in München, het toevluchtsoord van vele Oekraïense fascisten. Daar interviewde Woropaj Oekraïe-ners... over de hongersnood-genocide van 1932-1933. Geen van de getuigen wordt bij naam genoemd, waardoor het werk verstoken blijft van enig wetenschappelijk karakter. Geen enkele getuige vertelt over wat hij in de oorlog gedaan heeft, waardoor de hypothese aannemelijk wordt dat dit gevluchte Oekraïense nazi's zijn die "de waarheid over Stalin onthullen".(27)

Beal, die samenwerkte met de Amerikaanse politie en in de pro-nazistische pers van Hearst schreef, wordt vijfmaal geciteerd. Kravtsjenko, de an-ticommunistische emigrant, staat tienmaal als bron vermeld. Lev Kopelev, nog een Russische emigrant, vijf keer.

Bij al deze wetenschappelijke referenties is een mooie plaats weggelegd voor... een roman van Grossman, waar Conquest vijftien maal naar verwijst!

Vervolgens citeert hij de interviews van het Vluchtelingenproject van Harvard, dat gefinancierd werd door de CIA. Hij citeert het "Comité van het Congres over de Communistische Agressie" uit de tijd van McCarthy, evenals het nazistische boek uit 1935 van Ewald Ammende. Conquest verwijst ook vijfmaal naar Eugene Lyons en William Chamberlain, die beiden in het bestuur van het CIA-station Radio Liberty zetelden.

Op blz. 244 citeert Conquest "een Amerikaan" die mensen heeft gezien "in een dorp 30 kilometer ten zuiden van Kiev": "In een hut waren ze onbeschrijflijk smerige dingen aan het koken." Referentie: de New York Eve-ning Journal, 18 februari 1933. In werkelijkheid gaat het bier om het artikel dat Thomas Walker op 18 februari 1935 in de kranten van Hearst publiceerde! Conquest heeft de krant opzettelijk geantidateerd om hem in de tijd van de hongersnood van 1933 te situeren. Conquest noemt de Amerikaan niet bij naam, hij vreest dat sommigen zich zullen herinneren dat Thomas Walker een vervalser was die nooit een voet op Oekraïense bodem gezet heeft. Conquest is een vervalser.

Dat hij boeken van emigranten gebruikte waarin allerlei geruchten verteld worden, verantwoordde Conquest als volgt:

"De waarheid kan dus alleen uitlekken in de vorm van geruchten", en "al zijn ze niet onfeilbaar, toch vormen geruchten de beste bron voor politieke kwesties."(28)

Zo worden indoctrinatie, desinformatie en fascistische leugens verheven tot het niveau van academische respectabüiteit.

De oorzaken van de hongersnood in Oekraïne

In 1932-1933 was er hongersnood in Oekraïne. Maar die werd in hoofdzaak veroorzaakt door de strijd op leven en dood van extreem-rechts tegen het socialisme en tegen de collectivisatie van de landbouw. In de loop van de jaren '30 had de Oekraïense extreem-rechtse beweging, die banden had met Hitler, het thema van de "moedwillig veroorzaakte hongersnood om het Oekraïense volk uit te moorden" al grondig bewerkt. Maar na de Tweede Wereldoorlog zou deze propaganda "aangepast" worden, met als voornaamste doel de barbaarse misdaden van de Duitse en Oekraïense nazi's te maskeren, het fascisme te beschermen en de westerse krachten te mobiliseren tegen het communisme.

Sinds het begin van de jaren '50 was de gehele wereld op de hoogte van de uitroeiing van zes miljoen joden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Extreem-rechts had behoefte aan een hoger aantal "slachtoffers van het communisme". In 1953, het jaar van de triomf van het McCarthyisme, zag men een spectaculaire groei van het aantal doden dat in Oekraïne gevallen was... twintig jaar ervoor. Nu vaststond dat de joden doelbewust en op wetenschappelijke wijze omgebracht waren, moest de "uitroeiing" van het Oekraïense volk eveneens de vorm aannemen van een berekende volkerenmoord. En extreem-rechts, dat nog steeds met overtuiging de holocaust van de joden ontkent, verzon de Oekraïense holocaust!

De hongersnood in Oekraïne in 1932-1933 had vier oorzaken.

Eerst en vooral werd die hongersnood veroorzaakt door de burgeroorlog die was ontketend door de koelakken en de reactionairen tegen de collectivisatie van de landbouw.

In de periode van de hongersnood reisde Frederick Schuman als toerist door Oekraïne. Nadien werd hij hoogleraar aan het Williams College. Hij publiceerde in 1957 een boek over de Sovjetunie. Een uittreksel:

"De oppositie (van de koelakken) kwam in het begin tot uiting in het afslachten van het vee en de paarden, liever dan ze te laten collectiviseren.

Het resultaat was verschrikkelijk voor de landbouw in de Sovjetunie, omdat het merendeel van de koeien en paarden aan de koelakken toebehoorde. Tussen 1928 en 1933 daalde het aantal paarden van bijna 30 miljoen tot minder dan 15 miljoen; van 70 miljoen stuks rundvee, waaronder 31 miljoen koeien, ging men naar 38 miljoen, waarvan 20 miljoen koeien; het aantal schapen en geiten daalde van 147 naar 50 miljoen en het aantal varkens van 20 naar 12 miljoen. In 1941 had de plattelandseconomie zich nog steeds niet hersteld van deze verschrikkelijke verliezen. (...) Sommige (koe-lakken) hebben ambtenaren vermoord en staken collectief eigendom en zelfs hun eigen oogst en zaaigoed in brand. Een nog groter aantal weigerde te zaaien en te oogsten, misschien in de overtuiging dat de autoriteiten concessies zouden doen en hen in ieder geval aan voedsel zouden helpen. Wat volgde was de 'hongersnood' van 1932-1933. (...) Lugubere, meestal verzonnen verhalen verschenen in de Duitse nationaal-socialistische pers en in de kranten van Hearst in de Verenigde Staten. (...) Eigenlijk was deze hongersnood niet het gevolg van een voedseltekort. Het is waar dat de hoeveelheid zaaigoed afnam en de oogst aanzienlijk lager was, doordat de staat, klaarblijkelijk uit vrees voor een oorlog met Japan, in de lente van 1932 speciale opeisingen verrichtte. Het merendeel van de slachtoffers waren koe-lakken die geweigerd hadden hun akkers in te zaaien of die hun oogst vernietigd hadden."(29)

Interessant is dat deze getuigenis bevestigd wordt door een artikel uit 1934 van Isaac Mazepa, leider van de nationalistische Oekraïense beweging en oud Eerste minister onder Petljoera in 1918. Hij ging er prat op dat de rechtse beweging in Oekraïne er in 1930-1932 in slaagde om op grote schaal de landbouwactiviteiten te saboteren.

"Eerst waren er onlusten in de kolchozen en elders werden communistische ambtenaren en hun agenten gedood, maar later ontwikkelde men He-ver een systeem van passief verzet dat erop gericht was de plannen voor het zaaien en het oogsten van de bolsjewieken systematisch te saboteren. Overal pleegden de boeren passief verzet, maar in Oekraïne kreeg het verzet het karakter van een nationale strijd. Die oppositie heeft de mislukking van graancollectes van 1931 en meer nog van die van 1932 veroorzaakt. De catastrofe van 1932 was de zwaarste slag die de Sovjetrussische Oekraïne heeft moeten incasseren sinds de hongersnood van 1921-1922. De zaaicampagnes mislukten zowel in de herfst als in de lente. Men liet hele stukken landbouwgrond braak liggen. Bovendien werd bij het binnenhalen van de oogst vorig jaar in verschillende streken, vooral in het zuiden, 20, 40, tot zelfs 50% op de akkers achtergelaten, werd er helemaal niet geoogst of werd de oogst bij het dorsen vernietigd."(30)

De tweede oorzaak van de hongersnood was de droogte die grote delen van Oekraïne trof in 1930, 1931, 1932. Voor professor James E. Mace, die in Harvard de stellingen van de extreem-rechtse beweging in Oekraïne verdedigt, gaat het hier om een fabeltje dat door het sovjetregime verzonnen werd. Toch sprak een der voornaamste rechts-nationalistische historici, Mi-chael Hroesjevski, in zijn Geschiedenis van Oekraïne, als volgt over het jaar 1932:

"Een nieuwjaar van droogte viel samen met chaotische toestanden in de landbouw."(31)

Professor Nicholas Rjasnovski, docent aan het Russian Research Center in Harvard, bevestigde dat de jaren 1931 en 1932 door droogte waren gekenmerkt. Professor Michael Florinski, die tijdens de burgeroorlog tegen de bolsjewieken vocht, schrijft:

"De ernstige droogte in 1930 en 1931, vooral in Oekraïne, heeft de situatie in de landbouw verslechterd en veroorzaakte omstandigheden die de hongersnood benaderden."(32)

De derde oorzaak van de hongersnood was een tyfusepidemie die Oekraïne en de Noord-Kaukasus zwaar teisterde. Hans Blumenfeld, een befaamd Canadees architect, verbleef ten tijde van de hongersnood in Oekraïne in de stad Makajevka. Hij schreef:

"Het lijdt geen twijfel dat de hongersnood veel slachtoffers heeft gemaakt. Ik beschik niet over gegevens om hun aantal te schatten. (...) Waarschijnlijk stierven de meeste slachtoffers in 1933 aan tyfusepidemieën, ty-feuze koorts en dysenterie. In Makajevka kwamen veel ziektes voor die via het water werden overgedragen. Ik ontkwam ternauwernood aan de dood na een aanval van tyfeuze koorts."

Horsley Gantt, de man die de absurde schatting van 15 miljoen doden door hongersnood verzon - 60% van de Oekraïense bevolking in 1932 -stelde toch vast dat "het hoogtepunt van de tyfusepidemie samenviel met dat van de hongersnood. (...) Welke van de twee doodsoorzaken de belangrijkste was, is niet meer te achterhalen."(33)

De vierde oorzaak van de hongersnood was de chaotische toestand, het onvermijdelijke gevolg van de reorganisatie van de landbouw en van de ingrijpende omwentelingen in alle economische en sociale verhoudingen. Tal van factoren spelen hierbij een rol: gebrek aan ervaring, improvisatie en verwarde richtlijnen, gebrek aan voorbereiding, gauchistisch radicalisme bij sommige van de allerarmste bevolkingsgroepen en bij bepaalde ambtenaren.

Het cijfer van 1 à 2 miljoen doden door de hongersnood is belangrijk. Dit verlies aan mensenlevens was voor het grootste deel te wijten aan de woeste oppositie van de uitbuitende klassen tegen de reorganisatie en de moderniseringen van de landbouw op socialistische basis. Maar de bourgeoisie schreef deze doden op de rekening van Stalin en het socialisme. Dit cijfer van 1 a 2 miljoen moet vergeleken worden met de 9 miljoen doden van de hongersnood in 1920-1921. Deze was grotendeels uitgelokt door de militaire interventie van acht imperialistische landen en door hun steun aan gewapende, reactionaire groepen.

De hongersnood duurde tot de oogst van 1933, niet langer. Buitengewone maatregelen van de sovjetregering zorgden voor een goede opbrengst dat jaar. In de lente werden vijf miljoen pond zaaigoed, voedsel en veevoer naar Oekraïne gestuurd. De organisatie en het beheer van de kolchozen werden verbeterd en er werden verscheidene duizenden tractoren, combines en vrachtwagens extra geleverd.

In zijn Memoires vertelt Hans Blumenfeld over zijn ervaringen in die periode:

"Een samenspel van diverse factoren (veroorzaakte de hongersnood). Eerst had de warme droge zomer van 1932, die ik ten noorden van Vjatka meemaakte, de oogst in het vrij dorre zuiden doen mislukken. Daar kwam bij dat de strijd voor de collectivisatie de landbouw had ontregeld. De collectivisatie was geen ordelijk en volgens bureaucratische regels verlopend proces. Het waren acties die door arme boeren, aangemoedigd door de partij, gevoerd werden. Deze arme boeren waren enthousiast voor de onteigening van de 'koelakken', maar liepen minder warm voor het organiseren van de coöperatieve economie. In 1930 had de partij al kaders gestuurd om de excessen tegen te gaan en een rectificatie door te voeren. (...) Na in 1931 een zekere voorzichtigheid aan de dag te hebben gelegd, startte de partij in 1932 een nieuw offensief... met als gevolg dat de koelakken hun produktie stopzetten, terwijl de nieuwe economie nog niet op volle toeren draaide. Met deze ontoereikende produktie voorzag men eerst in de behoeften van de stedelijke industrie en van het leger; omdat de toekomst van heel de natie, met inbegrip van de boeren daar van afhing, had men in feite geen andere keus. (...) In 1933 viel er voldoende regen. De partij stuurde haar beste kaders om te helpen met het organisatorische werk in de kolchozen. Zij leverden goed werk. Na de oogst van 1933 verbeterde de situatie radicaal en met een verbluffende snelheid. Ik had het gevoel dat we een hele zware kar bergop hadden moeten duwen, ons afvragend of het ooit zou lukken, maar in de herfst van 1933 waren we over de top heen, en daarna konden we in een versneld tempo vooruit."(34) We wijzen erop dat Hitler, aan de macht gekomen begin 1933, pas op het einde van dat jaar startte met zijn propagandacampagne over de "genocide door hongersnood". Op dat moment waren de moeilijkheden op het platteland al achter de rug!

Hans Blumenfeld benadrukt dat de hongersnood zowel de Russische gebieden trof van de Beneden- Wolga en de Noord-Kaukasus als Oekraïne.

"Dit weerlegt het 'feit' van de Oekraïense volkerenmoord, die vergelijkbaar zou zijn met de antisemitische holocaust van Hitler. Voor al wie op de hoogte was van het hopeloze tekort aan arbeidskrachten van de toenmalige Sovjetunie, is het idee dat haar leiders deze zeldzame hulpbron moedwillig zouden hebben vernietigd, absurd."(35)

De Oekraïne tijdens de nazi-bezetting

In 1931 bezetten de Japanse legers Mantsjoerije en vatten ze post langs de grens met de Sovjetunie. Hitler kwam aan de macht in januari 1933.

De programma's voor industriële en landbouwhervormingen die de Sovjetunie in de jaren 1928-1933 ondernam, kwamen dus net op tijd. Alleen de verwezenlijking ervan, die een volledige mobilisatie van alle krachten vereiste, maakte het succesvolle verzet tegen de nazi's mogelijk.

De ironie van de geschiedenis wilde dat de nazi's hun eigen leugens over de Oekraïense volkerenmoord en de onbestendigheid van het sovjetsysteem begonnen te geloven. De historicus Heinz Hohne schrijft hierover het volgende:

"Twee jaar bloedige oorlog in Rusland, 1941-1942, deden velen een toontje lager zingen en vormden het wrede bewijs dat de fabel van de 'un-termensch' vals was. Vanaf augustus 1942 noteerde de Sicherheitsdienst in zijn 'Rapporten van het Reich' dat bij de Duitsers het gevoel toenam dat ze het slachtoffer van hersenschimmen waren. Het overheersende en angstaanjagende beeld was dat van grote hoeveelheden Russische wapens van goede kwaliteit, het beeld ook van de gigantische prestatie van de industrialisatie door de sovjetburgers. Dit alles stond in schrijnende tegenstelling met de beeldvorming over de Sovjetunie. De mensen vroegen zich af hoe het bolsjewisme dit alles had kunnen realiseren."(36)

De Amerikaanse professor William Mandel schreef in 1985:

"In het oostelijke, meest uitgestrekte deel van Oekraïne, dat al twintig jaar deel uitmaakte van de Sovjetunie, waren vrijwel alle inwoners loyaal tegenover het regime. Er waren een half miljoen Soyjetrussische partizanen (...) en 4.500.000 etnische Oekraïeners vochten in het sovjetleger. Het is duidelijk dat het leger uiterst verzwakt zou zijn geweest, indien er een belangrijke dissidentie in een zo grote bevolkingsgroep zou zijn geweest."

En de nationalistische geschiedkundige Roman Szporluk gaf toe dat de "operatieve zones" van het "georganiseerde Oekraïense nationalisme (...) beperkt bleven tot de vroegere Poolse gebieden", met name tot Galicië. Onder de Poolse bezetting had de fascistische Oekraïense beweging daar tot in 1939 haar basis.(37)

De leugen van de Oekraïense holocaust is door de nazi's verzonnen in het kader van de voorbereidingen op de militaire verovering van de Oekraïense gebieden. Maar vanaf het moment dat de nazi-"bevrijders" een voet op de Oekraïense grond zetten, zijn ze op een uiterst hardnekkige weerstand gebotst. Alexei Fedorov leidde een groep partizanen die tijdens de oorlog 25.000 nazi's elimineerden. Zijn boek Partizanen van de Oekraïne beschrijft de bewonderenswaardige houding van het gewone Oekraïense volk tegen de nazi's. We kunnen deze literatuur aanbevelen als tegengif tegen alle leugens over de "Oekraïense genocide" van Stalin.(38)

Hoofdstuk 6 - De strijd tegen de bureaucratie - Inhoud

Trotski heeft de misprijzende uitdrukking "stalinistische bureaucratie" uitgevonden. Einde 1923 was hij al aan 't maneuvreren om de macht in de partij te grijpen, toen hij schreef:

"Het bureaucratisme dreigt... een min of meer opportunistische ontaarding van de oude garde teweeg te brengen."(1)

Zijn oppositie-platform, geschreven in juli 1926, was in essentie een aanval tegen de "buitensporig ontwikkelde bureaucratie".(2) En toen de Tweede Wereldoorlog al begonnen was, verloor Trotski zich in provocaties: hij riep het Russische volk op te "ageren tegen de stalinistische bureaucratie zoals het vroeger had gedaan tegen de tsaristische bureaucratie en de bourgeoisie".(3)

De uitdrukking "bureaucratie" werd door Trotski altijd gebruikt om het socialisme te denigreren.

In die context zal men zonder twijfel en met enige verwondering ontdekken dat de partijleiders en vooral StaHn, Kirov en Jdanov in de loop van de jaren '30 veel energie hebben besteed aan de strijd tegen de bureaucratische tendensen in de partij en het staatsapparaat.

Hoe vatte de bolsjewistische partij de strijd tegen de bureaucratisering en de bureaucratie op?

De anticommunisten tegen "de bureaucratie"

We moeten het eerst eens worden over de betekenis van het begrip "bureaucratie".

Zodra de bolsjewieken aan de macht kwamen, hebben de rechtse en contrarevolutionaire krachten het woord "bureaucratie" gebruikt om het revolutionaire regime zelf te beschrijven en zwart te maken. Voor hen was heel de socialistische en revolutionaire onderneming verfoeilijk en van meet af aan gaven ze deze de beledigende kwalificatie"bureaucratisch". Op 26 oktober 1917 reeds verklaarden de mensjewieken hun onverzoenlijke vijandschap ten aanzien van het "bureaucratische" bewind van de bolsjewieken, ontstaan uit een "staatsgreep", een regime dat niet socialistisch kon zijn aangezien het land voornamelijk bevolkt werd door boeren, een regime dat gekenmerkt werd door "staatskapitalisme" en "de dictatuur tegen de boeren". Al deze propaganda mikte duidelijk op de omverwerping van de dictatuur van het proletariaat.

In 1922 werden de bolsjewieken geconfronteerd met de vernietiging van de produktiekrachten op het platteland. Ze waren gedwongen stappen terug te zetten, concessies te doen aan de individuele boeren en hen vrijheid van handel te verlenen, teneinde de dictatuur van het proletariaat in stand te houden. De bolsjewieken wilden op het platteland een soort "staatskapitalisme" invoeren, een ontwikkeling van een klein kapitalisme dat door de (socialistische) staat zou worden begeleid en gecontroleerd. Tegelijkertijd verklaarden de bolsjewieken de oorlog aan de bureaucratie: ze bestreden de onveranderde gewoonten van het oude bureaucratische apparaat en de tendens van de nieuwe sovjetambtenaren om zich daaraan aan te passen.

De mensjewieken hoopten toen opnieuw het politieke toneel te kunnen betreden door te verkondigen: "Jullie bolsjewieken zijn nu tegen de bureaucratie en doen aan staatskapitalisme. Dat is wat wij ook altijd al gezegd hebben. Wij hadden dus gelijk." Waarop Lenin antwoordde:

"De mensjewieken en de sociaal-revolutionairen zeggen: 'De revolutie is te ver gegaan. We hebben altijd al gezegd wat jullie nu zeggen. Sta ons daarom toe het nog eens te herhalen.' Onze repliek is de volgende: 'Sta ons toe jullie hierom tegen de muur te zetten. Of jullie zijn zo vriendelijk jullie ideeën voor jezelf te houden, of, als jullie je politieke ideeën willen uiten in de huidige situatie, die veel moeilijker is dan tijdens de directe invasie van de witte garden, dan zullen we jullie behandelen als de ergste en schadelijkste elementen van de kliek van de witte garden'."(4)

De bolsjewieken tegen de bureaucratisering

Lenin en de bolsjewieken hebben altijd een revolutionaire strijd gevoerd tegen de bureaucratische afwijkingen die in een achterlijk land onvermijdelijk de kop opsteken binnen het apparaat zelf van de dictatuur van het proletariaat. Ze waren van mening dat de dictatuur van het proletariaat ook "van binnenuit" bedreigd werd door de bureaucratisering.

De bolsjewieken hebben een deel van het oude tsaristische staatsapparaat moeten overnemen. De omvorming ervan stuitte op grote moeilijkheden en kon slechts gedeeltelijk verwezenlijkt worden.

Vervolgens waren er grote problemen met het partij- en regeringsapparaat op het platteland, op het overgrote deel van het territorium dus. Tussen 1928 en 1931 liet de partij 1.400.000 nieuwe leden toe. In deze massa waren velen eigenlijk politieke analfabeten, mensen met revolutionaire gevoelens, maar zonder echte kennis van het communisme. Op het platteland slaagden de koelakken, de vroegere tsaristische officieren en de reactionairen er makkelijk in de partij te infiltreren. Al wie over een zeker organisatievermogen beschikte, werd zonder meer in de partij toegelaten, zo groot was het gebrek aan kaders. Tussen 1928 en 1933 bleef de invloed van de partij op het platteland zeer zwak en haar leden werden sterk beïnvloed door de bovenste laag die het platteland intellectueel en economisch overheerste. Dit alles bracht fenomenen van bureaucratische ontaarding voort.

De eerste generatie van plattelandsrevolutionairen had gevochten in de burgeroorlog, toen ze strijd moest voeren om de reactionaire krachten te verslaan. Die geest van oorlogscommunisme, van commanderen en militaire bevelen geven, was hen bijgebleven en gaf aanleiding tot een bureaucratische werkstijl die niet steunde op volgehouden politiek werk.

Om al die redenen werd de strijd tegen de bureaucratie door Lenin en Stalin altijd beschouwd als een strijd voor de verdediging van de zuivere bolsjewistische lijn, tegen de invloed van de oude maatschappij, van de vroegere onderdrukkende klassen en maatschappelijke structuren.

Zowel onder Lenin als onder Stalin heeft de partij er over gewaakt de best gevormde, meest klaarziende, actieve, vastberaden revolutionairen, verbonden met het volk, in het Centraal Comité en de leidende organen op te nemen. De leiding van de partij heeft zich altijd gesteund op de mobilisatie van de massa's om de taken van de socialistische opbouw te realiseren. Het was in het tussenkader, en meer specifiek in de organen van de republieken dat bureaucratische elementen, carrièremakers en opportunisten zich het makkelijkst konden installeren en verstoppen. Gedurende heel zijn carrière als partijleider verdedigde Stalin dat de leiding en de basis zich moesten mobiliseren om de bureaucraten van bovenuit en van beneden af te bekampen. Hier volgt een richtlijn uit 1928, karakteristiek voor de opvatting van Stalin:

"Een van de gevaarlijkste vijanden voor de vooruitgang van onze zaak is de bureaucratie. Het leeft in al onze organisaties. (...) Het ergste is dat het niet gaat over oude bureaucraten. Het gaat over nieuwe die sympathiseren met de sovjetmacht, het gaat zelfs over bureaucraten in de rangen van de communisten. De bureaucratische communist is het gevaarlijkste type bureaucraat. Omdat hij zijn bureaucratisme verbergt achter zijn partijkaart." Na enkele erge gevallen besproken te hebben, gaat Stalin verder:

"Hoe kan men uitleggen dat deze schandalige gevallen van decadentie en morele ontaarding zich konden voordoen? Men heeft daar het monopolie van de partij tot het uiterste gedreven, men heeft de stem van de massa's verstikt, de interne democratie opzij gezet en de bureaucratie aangemoedigd. De enige remedie tegen deze kwaal is de organisatie van de controle door de massa's van de partij vanaf de basis, is de ontwikkeling van de democratie binnen de partij. Er is niets tegen in te brengen wanneer de woede van de massa's in de partij deze gedemoraliseerde elementen viseert en wanneer zij de mogelijkheid hebben deze elementen uit te schakelen. (...) Men spreekt over de kritiek van bovenuit, over de kritiek vanuit de Arbeiders- en Boereninspectie en vanuit het Centraal Comité. Dat is allemaal goed natuurlijk. Maar het belangrijkste op dit moment is vanuit de basis een brede kritiekbeweging te ontplooien tegen de bureaucratie in het algemeen en tegen de fouten in ons werk in het bijzonder. (...) (Alleen zo) zal men successen behalen in de strijd en de bureaucratie kunnen elimineren."(5)

De politieke opvoeding versterken

Om de strijd tegen de bureaucratie te voeren hebben Stalin en de bolsjewistische leiding eerst de politieke opvoeding versterkt.

In het begin van de jaren dertig richtten ze partijscholen op, waar basiscursussen werden gegeven aan plattelandsmensen, die vaak elementaire politieke opvoeding mankeerden. De eerste systematische cursus over de geschiedenis van de partij werd in 1929 uitgegeven door Jaroslavski: De Geschiedenis van de Communistische Partij van de Sovjetunie, een uitstekend werk. In 1938 verscheen onder leiding van Stalin een bewerkte, kortere versie: De geschiedenis van de Communistische Partij (bolsjewiek) van de USSR.

Tussen 1930 en 1933 nam het aantal partijscholen toe van 52.000 tot meer dan 200.000, en het aantal studenten liep op van 1 miljoen tot 4.500.000. Een opmerkelijke prestatie, die erop gericht was een minimale politieke opvoeding te geven aan de nieuwe partijleden.(6)

Regelmatig de partij zuiveren

Een van de meest beproefde methoden in de strijd tegen het bureaucratisch verval was de verificatie-zuivering.

In 1917 telde de partij 30.000 leden; in 1921 waren er bijna 600.000; in 1929 1.500.000 en in 1932 waren er 2.500.000. Na iedere massale recrute-ringsgolf moest de leiding het kaf van het koren scheiden. De eerste verificatiecampagne vond plaats in 1921, onder leiding van Lenin. Toen werden 45% van de partijleden op het platteland uitgesloten, 25% van de gehele partij. Dit is de grootste zuiveringscampagne die ooit plaatsvond. Een kwart van de partijleden beantwoordde niet aan de meest elementaire criteria.

Tijdens een tweede verificatiecampagne in 1929 verlieten 11% van de leden de partij. In 1933 was er opnieuw een zuivering. Er werd verwacht dat deze vier maanden zou duren, maar in werkelijkheid nam ze twee jaar in beslag. De partijstructuren, de controlemechanismen, het effectieve gezag van de centrale leiding zijn zo gebrekkig dat men er zelfs niet in slaagde om een verificatiecampagne te plannen en uit te voeren. Tenslotte werden in die periode 18% van de leden uit de partij gezet. Wat waren de criteria voor de zuiveringen?

Degenen die men uitsloot waren voormalige koelakken, officieren van de Witte garde en contrarevolutionairen, corrupte personen, arrivisten en onverbeterlijke bureaucraten. Diegenen die de partij discipline verwierpen en de richtlijnen van het Centraal Comité eenvoudig naast zich neerlegden. Diegenen die zich schuldig hadden gemaakt aan misdaden en seksuele misbruiken, dronkelappen.

Tijdens de verificatiecarnpagne van 1932-1933 moest de leiding vaststellen dat het niet alleen onmogelijk bleek richtlijnen te laten uitvoeren, maar ook dat de partij administratie op het platteland erg veel te wensen overliet. Men wist niet wie lid was en wie niet. Er waren wel 250.000 verloren kaarten en duplicaten. Meer dan 60.000 blanco kaarten waren verdwenen. De situatie was toen zo ernstig dat de centrale leiding dreigde de regionale leiders die weigerden zich persoonlijk bezig te houden met deze campagne, uit de partij te zetten.

Maar het "laisser-aller" van de regionale leiders veranderde dan dikwijls in bureaucratisch interventionisme: zij zetten basisleden uit de partij zonder diepgaand politiek onderzoek. Dit probleem werd tussen 1933 en 1938 regelmatig bediscussieerd op het hoogste niveau. De Pravda van 18 januari 1938 publiceerde een richtlijn van het Centraal Comité die een thema herneemt dat dikwijls door Stalin werd ontwikkeld.

"Bepaalde leiders van de partij hebben de slechte gewoonte onvoldoende aandacht te besteden aan de mensen, aan de partijleden en aan de werkers. Meer zelfs: zij bestuderen de partij-activisten niet, zij weten niet hoe deze vooruitgaan en zich ontwikkelen, zij kennen hun kaders helemaal niet. (...) En precies omdat ze de partijleden en activisten niet op een persoonlijke manier evalueren, ageren ze meestal zonder doel — ze prijzen hen mateloos en kritiekloos of ze berispen hen op dezelfde manier — en sluiten ze met duizenden en tienduizenden uit de partij. (...) Alleen personen die in wezen anti-partij zijn, kunnen een dergelijke houding tegenover de partijleden aannemen."(7)

In dit document behandelden Stalin en de leiding de correcte aanpak om de partij te zuiveren van ongewenste elementen die aan de basis zijn geïnfiltreerd. Maar de tekst kondigde al een zuivering van een heel ander type aan, namelijk de uitzuivering van de partijleiding van onherstelbaar gebureaucratiseerde elementen. We zien hier twee typische punten van voortdurende bezorgdheid van Stalin: men dient een persoonlijke aanpak te verzekeren tegenover alle kaders en militanten, en men moet zijn medewerkers en ondergeschikten persoonlijk en grondig kennen. In het hoofdstuk over de antifascistische oorlog zullen we tonen hoe Stalin zelf deze principes in de praktijk toepaste.

De strijd voor de revolutionaire democratie

Om een eind te maken aan de bureaucratie heeft de leiding de strijd ingezet voor de democratie binnen de partij.

Op grond van de moeilijkheden om de richtlijnen tijdens de zuiveringscampagnes uit te voeren, stelde het Centraal Comité op 17 december 1934 voor het eerst meer fundamentele problemen aan de kaak. Het leverde kritiek op de "bureaucratische methoden van leidinggeven", waarbij essentiële kwesties door kleine groepen kaderleden werden behandeld zonder dat de basis op enigerlei wijze betrokken werd.

Op 29 maart 1935 het Jdanov in Leningrad een resolutie aannemen waarin kritiek werd geleverd op bepaalde leiders die het opvoedingswerk verwaarloosden en zich uitsluitend wijdden aan economische taken. De ideologische taken gingen verloren in de papierwinkel en de bureaucratie. In de resolutie werd benadrukt dat de leiders de kwaliteiten en vaardigheden van hun ondergeschikten moesten kennen. Er moesten evaluatierapporten gemaakt worden van hun werk, er dienden nauwere contacten te zijn tussen de leiders en de kaders, en er moest een promotiebeleid gevoerd worden voor nieuwe kaders.(8)

Op 4 mei sprak ook Stalin over dit onderwerp. Hij had het over "de schandalige houding ten opzichte van mensen, kaders en werkers. Het motto 'in alles zijn de kaders beslissend' eist van onze leiders dat ze de grootste zorg aan de dag leggen voor onze werkers, 'kleine' en 'grote', op welk terrein ze ook werkzaam zijn; dat ze hen met zorg vormen, hen helpen als ze steun behoeven, hen aanmoedigen bij hun eerste successen, hun ontwikkeling stimuleren, enz. In werkelijkheid komen we echter talrijke voorbeelden tegen van harteloze bureaucratie en van een ronduit schandalige houding tegenover de medewerkers".(9)

Arch Getty levert in zijn schitterende studie Origins of the Great Purges het volgende commentaar.

"De partij was dermate bureaucratisch, economisch, mechanisch en administratief geworden, dat het onduldbaar werd. Stalin en andere leiders in het centrum zagen dit als een verstarring, een mislukking, een perverteren van de functie van de partij. De lokale partij- en regeringsleiders waren niet langer politieke leiders, maar economische administrateurs. Ze verzetten zich tegen politieke controle zowel van boven als van beneden en wilden niet lastig gevallen worden met problemen van ideologie, vorming, politieke massacampagnes of met de rechten en individuele carrières van de partijleden. De logische ontwikkeling van dit proces zou de verandering geweest zijn van het partijapparaat in een net van lokale economische besturen met een autoritair karakter. Het beschikbare materiaal toont dat Stalin, Jdanov en anderen ervoor kozen de opvoedings- en agitatiefunctie van de partij nieuw leven in te blazen, de alleenheerschappij van de plaatselijke kleine satrapen te beperken en bepaalde vormen van actieve betrokkenheid van de basis aan te moedigen."(10)

De partijverkiezingen van 1937: een "revolutie"

In februari 1937 tenslotte boog het Centraal Comité zich ten gronde over het vraagstuk van de democratie en de strijd tegen de bureaucratisering. Op diezelfde vergadering werd trouwens ook besloten een zuivering van vijandelijke elementen te organiseren.

Het is belangrijk op te merken dat verscheidene dagen van het Centraal Comité in februari 1937 aan het probleem van de democratie binnen de partij besteed werden. Deze democratie moest het revolutionaire karakter van de organisatie versterken en zo ook het vermogen om vijandelijke infiltranten op te sporen. Rapporten van Stalin en van Jdanov handelden over het ontwikkelen van kritiek en zelfkritiek, en de noodzaak voor de kaderleden om rapporten aan hun basis voor te leggen. Voor het eerst besloot men geheime partijverkiezingen te organiseren, met meerdere kandidaten en na een openbare discussie over alle kandidaturen. De resolutie van het Centraal Comité van 27 februari 1937 wees op het volgende:

"We moeten een einde maken aan de praktijk van coöptatie van leden in partijcomités. (...) Elk partijlid moet het onbegrensde recht hebben om kandidaten af te wijzen en te kritiseren."(11)

Toen de Duitse fascisten de Sovjetunie hebben bezet, ontdekten ze in Smolensk het gehele archief van het partijcomité van de Westelijke Regio. Vergaderingen, discussies, richtlijnen van het regionale comité, alles was bewaard. Men vond er ook de notulen van de verkiezingsvergaderingen die volgden op de bijeenkomst van het Centraal Comité van februari 1937. Met behulp van dit archief kan men dus werkelijk nagaan hoe de zaken in de praktijk, aan de basis, verliepen.

Arch Getty beschrijft een aantal typische voorbeelden van de verkiezingen van 1937 in de westelijke regio. Voor de zetels van een districtscomité waren aanvankelijk 34 kandidaten voor 7 plaatsen. Iedere kandidaat werd besproken. Als een kandidaat zich wilde terugtrekken, werd er eerst gestemd om te zien of de leden akkoord gingen. De stemming was geheim.

In mei 1937 beschikte men over gegevens van 54.000 primaire partijorganisaties. Uiteindelijk werden er tijdens de" verkiezingscampagne 55% van de leden van deze comités vervangen. In de streek van Leningrad waren 48% van de leden van de rayoncomités nieuw.(12) Getty merkt op dat dit de belangrijkste, meest algemene en doeltreffendste campagne tegen de bureaucratisering was die ooit door de partij gevoerd werd.

Hij toont ook aan dat op het niveau van de regio's, het belangrijkste beslissingsniveau op het terrein, heel weinig veranderde. In de regio's hadden zich vanaf het begin van de jaren twintig individuen en clans stevig geïnstalleerd en machtsmonopolies uitgebouwd. Zelfs deze massale campagne tegen de bureaucratie kon ze niet verjagen. In de archieven van Smolensk vindt men daarvan de bewijzen zwart op wit.

De secretaris van het partijcomité van de Westelijke Regio heette Roem-jantsev. Hij was, net als verscheidene andere regionale leiders, lid van het Centraal Comité. Het rapport van de bijeenkomst voor de verkiezing van de Regionale Secretaris bevindt zich in de archieven van Smolensk. Vijf bladzijden rapporteren een goede en bevredigende situatie. Daarna komen er negen bladzijden met scherpe kritiek waaruit blijkt dat het helemaal niet goed gaat. Alle kritieken die het Centraal Comité uitgesproken had tegen de bureaucratie in de partij, werden door de basis overgenomen en herhaald tegen Roemjantsev: ongerechtvaardigde uitsluitingen, klachten van arbeiden die nooit door het regionaal comité behandeld werden, te weinig aandacht voor de economische ontwikkeling van de streek, het afgesneden zijn van de basis, enz. Uit het document blijkt duidelijk dat de basis zich wel degelijk kon uitdrukken, maar niet op kon tegen de clans die het gehele regionale apparaat stevig in handen hadden.(13)

In zowat alle grote steden gebeurde hetzelfde. Zo slaagde Krinitskii, de eerste secretaris van Saratov, die nochtans in de partijpers door Jdanov met naam en toenaam bekritiseerd was geworden, erin zich toch opnieuw te laten verkiezen. Hoewel ze zowel door de centrale partijleiding als door de basis onder vuur werden genomen, slaagden de regionale "feodale machten" erin zich te handhaven.14 Ze zullen worden vernietigd tijdens de Grote Zuivering van 1937-1938.

Hoofdstuk 7 - De Grote Zuivering - Inhoud

Geen enkele periode uit de geschiedenis van de Sovjetunie heeft zoveel haatgevoelens opgewekt bij de bourgeoisie in de gehele wereld als de zuivering van 1937-1938. De ongenuanceerde aanvallen op de zuiveringen vindt men, in identieke bewoordingen, in een neonazistisch blad, in een werk met academische pretenties van Zbigniew Brzezinski, in een trotskistisch pamflet of in de geschriften van de voornaamste ideoloog van het Belgische leger.

We beperken ons tot deze laatste: Henri Bernard, een oudgediende van de Belgische geheime dienst, emeritus hoogleraar aan de Koninklijke Militaire School. In 1982 publiceerde hij het boek Le communisme et l'aveugle-ment Occidental (Het communisme en de westerse verblinding). In dit werk roept Bernard alle weldenkenden van het Westen op om zich te verenigen tegen een Russische invasie, die ieder moment kan plaatsvinden. Bij de behandeling van de geschiedenis van de Sovjetunie geeft hij zijn visie op de zuivering van 1937. Deze blijkt in meer dan één opzicht interessant.

"Stalin gebruikte methoden die Lenin afgekeurd zou hebben. We vinden geen spoor van menselijke gevoelens bij de Georgiër. Vanaf de moord op Kirov (in 1934) zal de Sovjetunie het schouwspel bieden van de Revolutie die haar eigen zonen verslindt. Stalin, zei Deutscher, schonk het volk een regime van terreur en illusies. Zo vallen nieuwe liberale maatregelen samen met de golf van bloedig geweld in de jaren 1936-1939. Dat was de tijd van de afschuwelijkste zuiveringen, de 'golf van verschrikking'. Vanaf dat moment begon de eindeloze reeks processen. Zo werd de 'oude garde' uit de heroïsche jaren uitgeschakeld. De hoofdbeschuldigde van al deze processen, Trotski, was afwezig. Op onberispelijke wijze bleef de balling strijd voeren tegen Stalin, zijn methodes ontmaskeren, zijn samenzwering met Hitler aanklagen."(1)

De historicus van het Belgische leger beroept zich graag en veelvuldig op Trotski en de trotskisten. Hij verdedigt de "oude bolsjewistische garde" en heeft zelfs een goed woord over voor Lenin; maar onder Stalin, het onmenselijke monster, heerste er verschrikking en blinde terreur.

Vooraleer we de mening van de bolsjewieken over de zuivering van de jaren 1937-1938 weergeven, kijken we eerst naar wat enkele ernstige burgerlijke deskundigen over deze periode te zeggen hebben.

Gabor Tamas Rittersporn, geboren in Boedapest, Hongarije, publiceerde in 1988 een studie over de Grote Zuiveringen, onder de titel Simplifications staliniennes et complications soviétiques (Stalinistische simplificaties en Sovjetrussi-sche verwikkelingen).(2) Hij afficheert zijn anticommunisme onomwonden en zegt dat men "de zeer reële gruwelen van het bestudeerde tijdperk niet kan loochenen" en "wij zouden ongetwijfeld de eersten zijn om die aan te klagen, als dat in de toekomst nog noodzakelijk zou zijn".(3)

De gangbare burgerlijke versie van deze periode is echter zo grof en de onjuistheid ervan zo evident dat het gevaar bestaat dat op termijn de hele westerse interpretatie van de Russische revolutie in twijfel zal worden getrokken. Rittersporn beschrijft op schitterende wijze de problemen die hij tegenkwam toen hij de grofste burgerlijke vervalsingen wilde rectificeren.

"Wie voorzichtig probeert de analyse van haast volslagen onbekend materiaal openbaar te maken en daarmee de geschiedenis van de Sovjetunie in de jaren '30 en de rol van Stalin in een nieuw perspectief plaatst, zal tot de ontdekking komen dat het publiek het ter discussie stellen van heersende opvattingen slechts in zeer beperkte mate accepteert. (...) Het traditionele beeld van het 'verschijnsel Stalin' is zo dominant, en de politieke en ideologische waardeoordelen die dit beeld onderbouwen zijn zo emotioneel geladen, dat elke poging om het te corrigeren haast onvermijdelijk beschouwd wordt als een in twijfel trekken van de algemeen aanvaarde normen die vervat zijn in dat beeld. (...) Wie probeert aan te tonen dat de traditionele voorstelling van het Stalin-tijdperk in veel opzichten zeer onnauwkeurig is, waagt zich daarom aan een hopeloze uitdaging, niet alleen tegenover de geijkte schema's die men moet hanteren bij het denken over de Sovjetrussische werkelijkheid, maar ook tegenover het meest algemene taalgebruik. (...) Dit soort onderzoek vindt zijn rechtvaardiging vooral in de buitengewone onsamenhangendheid van de bestaande literatuur over een verschijnsel dat door de algemeen erkende geschiedschrijving uitermate belangrijk wordt geacht, met name de 'Grote Zuivering' van de jaren 1936-1938. Er zijn weinig perioden in de geschiedenis van de Sovjetunie die zó oppervlakkig bestudeerd zijn. (...) Alles wijst erop dat, als men gedurende zo lange tijd de elementaire regels van de bronnenanalyse op dit belangrijke gebied niet in acht heeft genomen, dit naar alle waarschijnlijkheid het gevolg was van het feit dat de doelstelling van dit werk grotendeels afweek van de doelstelling van het gebruikelijke historische onderzoek. Na een zorgvuldige lectuur van de 'klassieke' literatuur kan men zich moeilijk aan de indruk onttrekken dat deze in vele opzichten eerder haar inspiratie vindt in de heersende geestesgesteldheid van bepaalde westerse kringen dan in de werkelijkheid van de Sovjetunie in het 'Stalin-tijdperk'. Men vindt er de verdediging van de gevestigde westerse waarden tegen allerlei werkelijke en ingebeelde bedreigingen uitgaande van de Sovjetunie, beweringen over onbetwistbare historische ervaringen naast allerlei ideologische vooroordelen."(4)

In duidelijke taal beweert Rittersporn te kunnen bewijzen dat het merendeel van de gangbare ideeën over Stalin absoluut onwaar is. Maar eveneens dat het een bijna hopeloze onderneming is om dat te verkondigen. Als men, hoe omzichtig ook, bepaalde onbetwistbare waarheden over de Sovjetunie van de jaren dertig vertelt, wordt men uitgemaakt voor "stalinist". De burgerlijke propaganda heeft een vals maar zeer machtig beeld geschapen, een beeld dat men bijna niet kan corrigeren, zo hoog laaien de emoties op wanneer het onderwerp ter sprake komt. De boeken over de Zuiveringen geschreven door grote westerse specialisten zoals Conquest, Nove, Deutscher, Schapiro en Fainsod zijn niets waard, ze zijn oppervlakkig en geredigeerd zonder enig respect voor de meest elementaire regels van de geschiedschrijving. In feite werden deze werken geschreven om een wetenschappelijk en academisch aanzien te geven aan het anticommunistische beleid van de heersende klasse in het Westen. Onder een wetenschappelijke dekmantel verdedigen ze de kapitalistische belangen en waarden en de ideologische vooroordelen van de bourgeoisie.

Maar hoe werd de zuiveringscampagne van 1937-1938 voorgesteld door de communisten die haar hebben voorbereid en georganiseerd? Hier volgt de centrale thesis die Stalin ontwikkelde in zijn rapport van 3 maart 1937, waarmee de zuivering ingezet werd.

Stalin verklaarde dat sommige partijleiders "blijk hebben gegeven van zorgeloosheid, overdreven goedhartigheid en naïviteit" en dat ze onvoldoende waakzaamheid aan de dag legden ten opzichte van de vijanden en de anticommunisten die in de partij geïnfiltreerd zijn. Stalin sprak over de moord op Kirov, de tweede man van de bolsjewistische partij in die tijd.

"De moord op Kirov was de eerste serieuze waarschuwing dat de vijanden van het volk een dubbelspel zouden gaan spelen en dat ze zich daarbij als bolsjewieken zouden vermommen, als leden van de partij, om het vertrouwen te winnen en toegang te krijgen tot onze organisaties. Uit het proces van het blok van Zinovjev en Trotski (in 1936) is overduidelijk gebleken dat de aanhangers van Zinovjev en Trotski alle vijandige burgerlijke elementen om zich heen verzamelen, dat ze een spionage-afdeling van de Gestapo zijn geworden, dat dubbelspel en camouflage de enige middelen zijn die hen resten om in onze organisaties binnen te dringen, dat waakzaamheid en politiek inzicht de zekerste middelen zijn om deze infiltratie te verhinderen. (...) Hoe meer vorderingen we maken, hoe meer successen we behalen, des te groter zal de woede zijn bij wat overblijft van de ontredderde uitbuitersklassen en hoe sneller ze naar de scherpste strijdmethoden zullen grijpen, hoe meer ze de sovjetstaat schade zullen berokkenen, zich zullen vastklampen aan de wanhopigste strijdmiddelen, als laatste toevlucht van mensen die tot de ondergang gedoemd zijn."(5)

Hoe stelde zich het probleem van de klasse vijanden?

Wie waren ze eigenlijk, die vijanden van het volk, die doorgedrongen waren tot het Heilige der Heiligen van de bolsjewieken? We stellen u vier personen voor die als voorbeeld kunnen dienen.

Bons Bajanov

Gedurende de burgeroorlog, die acht tot negen miljoen doden maakte, bestreed de bourgeoisie de bolsjewieken gewapenderhand. Wat kon ze doen na de nederlaag? Zelfmoord plegen? Haar wanhoop verdrinken in de wodka? Zich tot het bolsjewisme bekeren? Er was vast wat beters te verzinnen. Zodra de overwinning van de bolsjewistische revolutie een voldongen feit was, drongen burgerlijke elementen doelbewust de partij binnen om haar van binnenuit te bestrijden en de voorwaarden voor een burgerlijke staatsgreep te scheppen.

Een zekere Boris Bajanov schreef hierover het heel leerzame boek Avec Staline dans Ie Kremlin (Met Stalin in het Kremlin). Boris werd geboren in 1900. Hij was dus 17 jaar oud ten tijde van de revolutie in zijn geboortestreek, Oekraïne. In zijn boek het Bajanov trots een kopie afdrukken van een document waarin hij benoemd werd tot assistent van Stalin, gedateerd op 9 augustus 1923. Het besluit van het organisatiebureau luidde als volgt: "Kameraad Bajanov wordt benoemd tot assistent van kameraad Stalin, de secretaris van het CC." Triomfantelijk levert Bajanov commentaar:

"Als soldaat van het antibolsjewistische leger had ik mezelf de moeilijke en gevaarlijke taak opgelegd om tot in het hoofdkwartier van de vijand door te dringen. Ik had mijn doel bereikt."(6)

Als assistent van Stalin was de jonge Bajanov secretaris van het politbureau geworden en moest hij notulen maken van alle vergaderingen van dat hoogste orgaan. Hij was pas 23. In zijn boek, in 1930 geschreven, legt hij uit hoe zijn politieke carrière begon toen hij het bolsjewistische leger in Kiev zag aankomen. Hij was toen 19.

"De bolsjewieken maken zich in 1919 meester (van de stad) en zaaien terreur. Als ik ze mijn verachting in het gezicht had geslingerd, had me dat slechts tien kogels opgeleverd. Ik koos voor een andere tactiek. Om de elite van mijn stad te redden, deed ik me voor als een communist."(7) "Na 1920 was de openlijke strijd tegen de bolsjewistische plaag gestopt. Deze van bui-tenuit bestrijden was niet langer mogelijk. Men moest haar van binnenuit ondermijnen. Een paard van Troje diende in het communistische bastion te worden binnengeleid. Alle draden van de dictatuur verzamelden zich steeds meer in die ene knoop, het politbureau. De staatsgreep kon nu alleen nog van daar vertrekken."(8)

Tijdens de jaren 1923-1924 was Bajanov aanwezig bij alle vergaderingen van het politbureau. Hij wist zich op verscheidene posten te handhaven tot zijn vlucht in 1928.

Vele andere burgerlijke intellectuelen hadden ongetwijfeld dezelfde geniale ingeving als deze negentienjarige Oekraïener...

De revolutionaire arbeiders en boeren waren weinig ontwikkeld en hadden niet veel onderwijs genoten. Ze konden de overwinning op de burgerij behalen dankzij hun moed, hun heroïsme, hun haat tegen de verdrukking. Maar om de nieuwe maatschappij te organiseren was er meer nodig. Intellectuelen van de oude maatschappij, jongeren en ouderen, mensen die voldoende handig en flexibel waren, zagen de mogelijkheden die de situatie bood. Ze besloten andere wapens en gevechtstactieken te gebruiken. Ze zouden dat brute, ongeletterde gepeupel bekampen door bij hen in dienst te gaan. De keus die Boris Bajanov maakte is hiervan een voorbeeld.

Georges Solomon

Nog wat getuigenisliteratuur. De carrière van Georges Solomon is nog interessanter. Solomon was een kader van de bolsjewistische partij, in 1919 benoemd tot adjunct van de volkscommissaris voor Handel en Industrie. Hij was zeer bevriend met Krassin, een oude bolsjewiek die toen de post van commissaris voor Communicatie en Verkeer combineerde met die van commissaris voor Handel en Industrie. Kortom, twee leden van de 'oude garde uit de heroïsche tijden' die Henri Bernard van de Militaire Academie zo nauw aan het hart liggen.

In december 1917 keerde Solomon uit Stockholm terug naar Petersburg, waar hij zich naar zijn vriend Krassin spoedde om hem te bevragen over de politieke situatie. Volgens Solomon zou Krassin hem het volgende gezegd hebben:

"De stand van zaken? Men wil het socialisme nu, een utopie die tot het absurde wordt doorgedreven. Ze zijn allemaal gek geworden, Lenin incluis! Vergeten zijn de wetten van de natuurlijke evolutie, vergeten onze waarschuwingen voor het gevaar om in de huidige omstandigheden het socialistische experiment uit te proberen. Lenin is volslagen gek geworden. In werkelijkheid leven we onder een ronduit autocratisch regime."(9)

Er is geen enkel verschil tussen deze analyse en die van de mensjewieken: Rusland is niet rijp voor het socialisme, wie het socialisme wil invoeren zal zijn toevlucht moeten nemen tot autocratische methoden.

Begin 1918 zagen Solomon en Krassin elkaar terug in Stockholm. De Duitsers hadden het offensief hervat en bezetten Oekraïne. De antibolsje-wistische opstanden namen toe. Het was nog helemaal niet duidelijk wie Rusland zou regeren, de bolsjewieken of de mensjewieken met hun vrienden, de industriëlen... Solomon hervatte zijn gesprekken met Krassin:

"We begrepen dat dit nieuwe regime een aantal absurde maatregelen had ingevoerd, waarbij het technisch potentieel vernietigd werd en de technische deskundigen ontmoedigd en vervangen door arbeiderscomités. We beseften dat de tendens om de bourgeoisie te vernietigen niet minder absurd was. Deze bourgeoisie kon ons nog veel positiefs brengen. Deze klasse was geroepen om haar historische opdracht en beschavingswerk te volbrengen."(10)

Solomon en Krassin twijfelden er duidelijk aan of ze zich niet moesten aansluiten bij de "echte" marxisten, de mensjewieken, die er net als zij naar streefden de bourgeoisie, die de vooruitgang zou brengen, te "redden". Hoe zou men het zonder haar kunnen stellen? Men kon het land toch niet ontwikkelen met "fabrieken beheerd door comités van onontwikkelde arbeiders"?(11)

Maar de bolsjewistische macht stabiliseerde zich en, zo schrijft Solomon, "geleidelijk veranderde onze mening over de situatie. (...) We vroegen ons af of we het recht hadden ons afzijdig te houden. Moesten we niet, juist in het belang van het volk dat we wilden dienen, onze krachten, onze ervaring ter beschikking stellen van de sovjets teneinde een positieve bijdrage te leveren aan deze onderneming? Zou ons dit niet de kans geven om te strijden tegen deze politiek van algehele vernieling, die de activiteiten van de bolsjewieken kenmerkte? Zo zouden we ons ook kunnen verzetten tegen de totale vernietiging van de bourgeoisie. We dachten dat het hervatten van normale betrekkingen met het Westen onze leiders ertoe zou brengen zich te voegen naar de andere naties en dat het streven naar de onmiddellijke instelling van het communisme zou afnemen en tenslotte volledig zou verdwijnen. Op grond van deze redenering kwamen Krassin en ikzelf tot het besluit in dienst te gaan bij de sovjets".(12)

Zo zou Solomon, naar eigen zeggen, samen met Krassin een geheim programma opgesteld hebben, dat ze uitvoerden door minister en vice-minister te worden onder Lenin: ze verzetten zich tegen alle maatregelen van de dictatuur van het proletariaat, namen zoveel mogelijk de burgerij in bescherming en waren van plan om een vertrouwensrelatie op te bouwen met de imperialistische wereld, dit alles om de communistische oriëntatie van de partij geleidelijk aan te tasten tot ze helemaal verdwenen zou zijn! Een mooie bolsjewiek, die kameraad Solomon.

Op 1 augustus 1923, tijdens een verblijf in België, zette hij de beslissende stap en liep over naar de andere kant. Zijn getuigenis verscheen in 1930 onder auspiciën van de Frans-Belgische organisatie "Internationaal Centrum voor de Actieve Strijd tegen het Communisme". De oude bolsjewiek zag de zaken nu als volgt:

"De kleine groep mensen die de regering in Moskou vormt, veroordeelt, met behulp van de GPU, ons grote land tot slavernij en terreur. (...) Overal worden de sovjetsatrapen belaagd door woede, door grote volkswoede. In een razende terreur grijpen ze naar steeds wredere middelen en vergieten stromen van mensenbloed."(13)

Dit zijn dezelfde termen die de mensjewieken enkele jaren eerder ook gebruikten. Ze worden kort daarop door Trotski herhaald en vijftig jaar later zegt de ideoloog van het Belgische leger niets anders. Het is belangrijk op te merken dat de termen "razende terreur", "slavernij" en "stromen van bloed" gebruikt werden door de "oude bolsjewiek" Solomon in zijn beschrijving over de toestand in de Sovjetunie onder Lenin en tijdens de liberale periode van 1924-1929, vóór de collectivisatie. Alle laster over het "bloeddorstige en terroristische regime" door de burgerij aan het adres van Stalin gericht, is al eerder, woord voor woord, uitgesproken tegen de Sovjetunie onder Lenin.

Solomon is interessant als "oude bolsjewiek" die fundamenteel gekant is tegen heel de Leninistische onderneming, maar ervoor kiest deze van binnenuit te ondermijnen en "om te buigen". In 1918 al hadden sommige bolsjewieken Solomon in aanwezigheid van Lenin ervan beschuldigd een bourgeois te zijn, een speculant en een Duitse spion... Toen had Solomon verontwaardigd ontkend. Maar het is interessant om op te merken dat hij zich, vanaf zijn vertrek uit de Sovjetunie, openlijk als een fervent anticommunist afficheerde.

Froenze

Het hierboven aangehaalde boek van Bajanov bevat nog een interessante passage over de contacten die hij had met hoge officieren van het Rode Leger.

"Froenze", zo schrijft Bajanov, was misschien de enige man in de leiding die de afschaffing van het regime wenste en de terugkeer van Rusland naar een menselijker bestaan. Bij het begin van de revolutie was Froenze een bolsjewiek. Maar hij ging in het leger en kwam daar onder de invloed van de vroegere officieren en generaals, hij raakte in de ban van hun tradities en werd een soldaat in hart en nieren. Hoe meer hij enthousiast raakte voor het leger, hoe meer hij het communisme ging haten. Maar hij kon zichzelf het zwijgen opleggen en zijn gedachten verbergen. Hij dacht dat hij geroepen was om in de toekomst een tweede Napoleon te worden. Froenze had een weldoordacht actieplan. Hij trachtte voor alles om de macht van de partij in het Rode leger te ondermijnen. Zijn eerste zet bestond erin de functie van commissarissen, die als vertegenwoordigers van de partij boven de legerleiding stonden, te laten afschaffen. Vervolgens zette Froenze op onverschrokken wijze zijn plan voor een bonapartistische staatsgreep door en hij koos consequent voor de leidinggevende posten van divisies, legerkorpsen en regio's echte militairen op wie hij zich in de toekomst wilde steunen. Opdat het leger een staatsgreep zou kunnen doorvoeren, was er een uitzonderlijke situatie nodig, een situatie die bijvoorbeeld door de oorlog kon geschapen worden. Hij had een buitengewoon vermogen om al zijn handelingen een communistisch tintje te geven. Toch kwam Stalin achter zijn plannen."(14)

Men kan moeilijk zeggen of Bajanovs oordeel over Froenze correct is. Maar zijn tekst leert ons dat er in 1926 al mensen waren die speculeerden op militaristische en bonapartistische tendensen in het leger om het sovjetregime omver te werpen. Tokajev zou later schrijven dat in 1935 "het centrale militaire vliegveld-Froenze een van de centra was van zijn (Stalin) onverzoenlijke vijanden".(15)

Wanneer Toechatsjevski in 1937 aangehouden en gefusilleerd werd, zullen hem precies dezelfde drijfveren toegeschreven worden als Froenze in de getuigenis van Bajanov, opgesteld in 1930.

Alexander Zinovjev

In 1939 was Alexander Zinovjev 17 jaar en een briljante leerling.

"Ik kon het verschil zien tussen de werkelijkheid en de idealen van het communisme, ik hield Stalin verantwoordelijk voor deze discrepantie."(16)

Deze zin geeft uitstekend het kleinburgerlijke idealisme weer dat de communistische idealen wel wil accepteren, maar de economische en sociale werkelijkheid buiten beschouwing laat en ook de internationale context waarin de arbeidersklasse moest aanvangen met de verwezenlijking van die idealen. Sommige kleinburgerlijke elementen verwerpen de communistische idealen wanneer ze geconfronteerd worden met de hardheid van de klassenstrijd en met de materiële hinderpalen bij de opbouw van het socialisme.

"Ik was op zeventienjarige leeftijd reeds een overtuigd antistalinist", aldus Zinovjev.(17) "Ik beschouwde mezelf als een neo-anarchist."(18) Geboeid las hij de werken van Bakoenin en Kropotkin, daarna die van Jeljabov en de populisten.(19) De Oktoberrevolutie, schrijft Zinovjev, had in werkelijkheid plaatsgevonden "opdat ambtenaren van het apparaat hun dienstauto voor privé-doeleinden zouden kunnen gebruiken en in weelderige appartementen en datsja's zouden wonen"; de revolutie had tot doel "een gecentraliseerde en bureaucratische staat te installeren".(20) "Het idee van de dictatuur van het proletariaat was onzinnig."(21) En verder:

"Mijn gedachten en gevoelens werden beheerst door het idee om een aanslag tegen Stalin te plegen. Ik had me al verdiept in het terrorisme. (...) We bestudeerden de mogelijkheden voor een aanslag: tijdens de optocht op de Rode Plein zouden we een incident uitlokken waarvan ik gebruik zou maken om, gewapend met een pistool en granaten, vooruit te stormen naar de leiders." Kort daarna bereidde hij samen met zijn vriend Alexei opnieuw een aanslag voor "gepland voor 7 november 1939".(22)

Zinovjev ging vervolgens studeren aan de faculteit filosofie van een eliteinstelling.

"Toen ik er naar toe ging, begreep ik dat ik vroeg of laat tot de CP zou moeten toetreden. Ik was niet in het minst van plan om mijn overtuiging openlijk uit te spreken: zo zou ik mezelf alleen maar problemen op de hals halen. Ik had mijn keuze al gemaakt. Ik wou een revolutionair zijn die strijdt tegen de nieuwe maatschappij. Ik nam dus het besluit me een tijdlang gedekt te houden en mijn ware natuur te verbergen."(23)

Deze vier gevallen geven ons een beeld van de grote moeilijkheden waarmee de sovjetmacht te kampen had. Hardnekkige vijanden die zich verscholen en in het geheim handelden, poogden met alle mogelijke middelen de partij en de sovjetmacht van binnenuit te ondermijnen.

De politieke strijd tegen het opportunisme in de partij

In de loop van de jaren twintig en dertig hebben Stalin en de andere bolsjewistische leiders vele malen strijd gevoerd tegen opportunistische tendensen binnen de partij. Het weerleggen van de antileninistische ideeën van Trotski, later van Zinovjev en Kamenev en vervolgens van Boecharin, stond hierbij centraal. Deze ideologische en politieke strijd werd correct gevoerd, volgens de leninistische principes, op een vastberaden en geduldige wijze.

De bolsjewistische partij voerde een beslissende ideologische en politieke strijd tegen Trotski in de periode 1922-1927 over de vraag of de opbouw van het socialisme in één enkel land, de Sovjetunie, mogelijk was. Met een "links" taalgebruik beweerde Trotski dat de opbouw van het socialisme onmogelijk was in de Sovjetunie, zolang er geen succesrijke revolutie in een groot geïndustrialiseerd land had plaatsgevonden. Deze defai-tistische en capitulerende stellingname kwam in feite overeen met het standpunt van de mensjewieken sinds 1918. Talrijke teksten van de bolsjewistische leiders, vooral van Stalin en van Boecharin, getuigen ervan dat deze strijd op een juiste wijze gevoerd werd.

In 1926-1927 schaarden Zinovjev en Kamenev zich achter Trotski in zijn strijd tegen de partij. Samen vormden zij de Verenigde Oppositie. Deze hekelde de opkomst van de klasse van koelakken, leverde kritiek op het "bureaucratisme" dat zich meester maakte van de partij, en organiseerde clandestiene fracties binnen de partij. Toen een zekere Ossovski het recht opeiste om "oppositiepartijen" op te richten, stemden Trotski en Kamenev in het politbureau tegen de uitsluiting van dit individu. Zinovjev bekeerde zich tot Trotski's theorie over "de onmogelijkheid om het socialisme in één land op te bouwen", een stelling die hij twee jaar eerder heftig bestreden had en hij sprak over het nakende "verval" van de partij.(24)

In 1927 had Trotski het over de "thermidor van de Sovjetunie", waarbij hij de situatie vergeleek met de contrarevolutie in Frankrijk waar de rechtse jakobijnen de linkse jakobijnen terechtstelden.

Vervolgens legde Trotski uit dat bij het begin van de Eerste Wereldoorlog, toen het Duitse leger zich op 80 kilometer van Parijs bevond, Clémenceau de zwakke regering van Painlevé omverwierp om een compromisloze en krachtige verdediging te organiseren. Hiermee wou hij laten verstaan dat, als er een imperialistische aanval zou plaatsvinden, hij, Trotski, een staatsgreep a la Clémenceau zou kunnen plegen.(25)

Door haar handelingen en standpunten raakte de oppositie zwaar in diskrediet en bij een stemming behaalde ze maar 6.000 stemmen van de 725.000.(26) Op 27 december 1927 verklaarde het Centraal Comité dat de oppositie gemene zaak maakte met de antisovjetkrachten en dat zij die aan deze standpunten vasthielden, uit de partij zouden worden gezet. Het gevolg hiervan was dat alle leiders van de groep van Trotski en Zinovjev buitenge-zet werden.(27)

Maar in juni 1928 brachten verscheidene aanhangers van Zinovjev al een zelfkritiek uit. Ze werden opnieuw opgenomen. Kort daarop volgden ook hun leiders Zinovjev, Kamenev en Evdokimov.(28)

Hierna gaven ook een groot aantal trotskisten hun ongelijk toe: Preobraz-jenski, Radek, Pjatakov.(29) Trotski bleef echter een onverzettelijke strijd tegen de partij voeren en werd uit de Sovjetunie verbannen.

De derde grote ideologische strijd was die tegen de rechtse afwijking van Boecharin, tijdens de collectivisatie. Boecharin was voorstander van een sociaal-democratisch beleid, gebaseerd op het standpunt van klassenverzoening. In feite beschermde hij de ontwikkeling van de koelakken op het platteland en wierp hij zich op tot de verdediger van hun belangen. Hij eiste dat de industrialisatie van het land trager zou verlopen. Boecharin was aan het wankelen gebracht door de bitterheid van de klassenstrijd op het platteland, waarvan hij de "gruwelen" beschreef en hekelde.

Tijdens deze strijd zag men vroegere "linkse opposanten" principeloze bondgenootschappen sluiten met Boecharin, met het doel Stalin en de marxistisch-leninistische leiding omver te werpen. Op 11 juli 1928 had Boecharin, op het moment van de hevige debatten die voorafgingen aan de collectivisatie, een clandestien onderhoud met Kamenev. Hij verklaarde voorstander te zijn van een "blok met Kamenev en Zinovjev om Stalin te vervangen".(30) In september 1928 benaderde Kamenev bepaalde trotskisten en vroeg hen opnieuw tot de partij toe te treden en te wachten totdat "de crisis zou rijpen".(31)

Maar toen de collectivisatie in 1932-1933 vrijwel geheel voltooid was, raakten Boecharins defaitistische theorieën geheel in diskrediet.

Op dat ogenblik hadden Zinovjev en Kamenev hun strijd tegen de partijlijn hervat, met name door het contrarevolutionaire programma te steunen dat Rjoetin in 1931-1932 had opgesteld en waarover we het later zullen hebben. Ze werden voor de tweede maal uit de partij gesloten en naar Siberië verbannen.

Vanaf 1933 was de leiding van mening dat de zwaarste strijd voor de industrialisatie en de collectivisatie achter de rug was. In mei 1933 tekenden Stalin en Molotov het besluit tot vrijlating van 50% van de personen die gedurende de collectivisatie naar werkkampen waren gestuurd. In november 1934 kreeg het beheerssysteem van de kolchozen zijn definitieve vorm, waarbij de kolchozleden het recht hadden om voor eigen rekening een lap grond te bewerken en vee te houden.(32) Een periode van economische en sociale ontspanning brak aan.

De algemene oriëntatie van de partij was juist gebleken. Kamenev, Zinovjev, Boecharin en een groot aantal trotskisten hadden hun ongelijk toegegeven. De partijleiding meende dat de overweldigende successen van de socialistische opbouw alle opposanten van de voorgaande jaren ertoe zouden brengen hun foutieve opvattingen te bekritiseren en zich de leninistische opvattingen eigen te maken. De leiding hoopte dat alle leidinggevende kaders de leninistische principes van kritiek en zelfkritiek zouden toepassen, deze materialistische en dialectische methode die elke communist in staat stelt om zijn politieke opvoeding te verbeteren, de balans op te maken van zijn eigen opvattingen en de politieke eenheid van de partij te versterken. Om die reden waren bijna alle leiders van de drie opportunistische stromingen, de trotskisten Pjatakov, Radek, Smirnov en Preobazjenski, alsmede Zinovjev en Kamenev, en tenslotte Boecharin - die overigens een leidinggevende post had behouden — afgevaardigd naar het XVIIde Congres in 1934, waar ze toespraken hielden.

Dit Congres was het congres van de overwinning en de eenheid.

In zijn Rapport aan het XVIIde Congres, voorgesteld op 26 januari 1934, resumeerde Stalin de indrukwekkende realisaties op het vlak van de industrialisatie, de collectivisatie en de culturele ontwikkeling. Na de politieke overwinning te hebben aangestipt op de trotskisten en de burgerhjke nationalisten, zegde hij:

"De antileninistische groep van voorstanders van de rechtse afwijking is verslagen en verspreid. Haar organisatoren hebben sinds lang hun zienswijze opgegeven, en nu doen ze alles om hun fouten voor de partij uit te wissen."(33)

Tijdens het congres moesten alle vroegere opposanten de aanzienlijke successen vanaf 1930 erkennen. In zijn besluit bevestigde Stalin:

"Een perfecte samenhang heeft zich in de rangen van de organisatie gemanifesteerd, zowel op het ideologische en politieke als op het organisatorische vlak."(34)

Stalin was ervan overtuigd dat de vroegere aanhangers van afwijkende lijnen voortaan loyaal zouden bijdragen aan de opbouw van het socialisme.

Men zou kunnen zeggen dat Stalin niet voldoende waakzaam was tegenover diegenen die drie- of viermaal waren afgeweken naar een uiterst gevaarlijk opportunisme. Maar Stalin oordeelde terecht dat de grote klassen-gevechten achter de rug waren en dat de behaalde overwinningen hen, die zich in het verleden hadden vergist, zouden aanzetten zich aan te sluiten bij de leninistische lijn. Hij geloofde dat iedereen lessen uit zijn vergissingen kon trekken.

"De vijanden van de partij, de opportunisten van alle pluimage zijn verslagen. Maar resten van hun ideologie blijven in de geest van bepaalde partijleden bestaan en manifesteren zich nog steeds."

Stalin onderstreepte de hardnekkigheid van de "overblijfselen van het kapitalisme in de economie" en nog meer uitgesproken van de "overblijfselen van het kapitalisme in het bewustzijn van de mensen. (...) Men kan niet zeggen dat de strijd afgelopen is en dat de offensieve politiek van het socialisme niet meer nodig zal zijn."(35)

Vervolgens onderstreepte hij een ander gevaar dat de kop opgestoken had in de rangen van de bolsjewieken zelf. Sedert een bepaalde tijd stelde de partij dat men zich oriënteerde naar een klassenloze maatschappij. Maar, zegt Stalin, sommigen "redeneerden als volgt: aangezien het een klassenloze maatschappij is, kan men de klassenstrijd wat milderen, de dictatuur van het proletariaat losser maken en, over 't algemeen, de staat afschaffen die in ieder geval in een volgende fase toch moet verdwijnen. En ze waren dolgelukkig met het idee dat er binnenkort geen klassen meer zouden bestaan; bijgevolg, geen klassenstrijd meer; bijgevolg, geen zorgen meer noch alarm; bijgevolg kon men de wapens wegbergen en gaan slapen in afwachting van de komst van de klassenloze maatschappij".(36) Dit was volgens Stalin een nieuwe vorm van de sociaal-democratische afwijking die de partij zou kunnen demobiliseren en ontwapenen.

De zorgvuldige analyse van de ideologische en politieke strijd binnen de bolsjewistische partijleiding in 1922-1934 laat toe een aantal wijdverbreide onwaarheden en vooroordelen te weerleggen. Zo is het volkomen onjuist

dat Stalin andere leiders verbood zich vrijelijk te uiten en dat hij de partij tiranniseerde. Het debat en de strijd werden steeds openlijk en gedurende een lange periode gevoerd. Volkomen tegengestelde opvattingen wedijverden op heftige wijze; de toekomst van het socialisme hing ervan af. Zowel de theorie als de praktijk hebben bewezen dat de leiding rond Stalin een leninistische lijn volgde en dat de verschillende opportunistische fracties de belangen van de oude en nieuwe bourgeoisie vertolkten. Stalin is niet alleen geduldig en voorzichtig geweest in deze strijd, hij stond opposanten, nadat ze hun fouten ingezien hadden, toe opnieuw in de partijleiding te komen in de overtuiging dat hun zelfkritieken gemeend waren.

De Processen en de strijd tegen het revisionisme en de vijandelijke infiltratie.

Op 1 december 1934 werd Kirov, de nummer twee van de partij, vermoord in zijn bureau op het hoofdkwartier van de partij in Leningrad. De moordenaar was binnen geraakt op vertoon van zijn partijlidkaart. Hij heette Niko-lajev. Hij was vroeger al uit de partij gezet, maar had simpelweg zijn lidkaart gehouden...

De contrarevolutionairen in de gevangenissen en de kampen reageerden onmiddellijk: "Stalin vermoordde Kirov!" Deze "versie" van de moord op Kirov werd in 1953 door de dissident Orlov in het Westen verspreid. Op het ogenblik van de feiten was Orlov in... Spanje. In het boek dat Orlov uitbracht na zijn overlopen naar het Westen in 1938, heeft hij het vooral over de roddels die hij tijdens zijn korte bezoeken aan Moskou opving. Maar het zou vijftien jaar duren voordat de dissident Orlov, hierbij gestimuleerd door de koude oorlog, de tegenwoordigheid van geest zou hebben om ons zijn sensationele onthulling te doen...

Tokajev, lid van een clandestiene anticommunistische organisatie, beweerde dat Kirov gedood werd door een oppositiegroep, en dat hij, Tokajev, van nabij de voorbereiding van de aanslag gevolgd heeft.(37) Lijoeskov, een man van de NKVD die naar Japan vluchtte, bevestigde dat Stalin niets te maken had met die moord.(38)

De moord op Kirov kwam op een ogenblik dat de partijleiding dacht dat het ergste voorbij was. De eerste reactie van Stalin was verward en weerspiegelde een zekere paniek. De leiding meende dat de moord op de nummer twee het startsein was voor een staatsgreep. Er werd onmiddellijk een nieuw decreet uitgevaardigd over de versnelde procedure voor de aanhouding en terechtstelling van terroristen. Deze draconische maatregel was het gevolg van het heersende gevoel dat het socialistisch regime in doodsgevaar verkeerde.

In een eerste fase zocht de partij de schuldigen in kringen van haar traditionele vijanden, de Witten. Een aantal van hen werd geëxecuteerd.

Dan vond de politie het dagboek van Nikolajev. Daarin werd niets vermeld van een oppositionele organisatie die de aanslag voorbereid zou hebben. Het onderzoek kwam uiteindelijk tot het besluit dat de groep van Zinovjev, Nikolajev en zijn vrienden "beïnvloed" had, maar er werden geen bewijzen gevonden van een rechtstreekse medeplichtigheid van Zinovjev. Die werd gewoon terug naar Siberië verbannen.

De hele reactie van de partij getuigde van ontreddering en verwarring. Al deze feiten weerleggen de stelling dat Stalin de aanslag "voorbereid" zou hebben om zijn "diabolisch plan" voor de uitroeiing van de oppositie te lanceren.

Het Proces van het trotskistisch-zinovjevistisch centrum

De aanslag veroorzaakte een zuivering van de aanhangers van Zinovjev uit de partij. Er werd geen massaal geweld gebruikt. De volgende maanden werden in beslag genomen door de grote campagne ter voorbereiding van de Nieuwe Grondwet, waarvan het centrale thema de socialistische democratie was.(39)

Zestien maanden later, in juni 1936, heropende het parket het dossier Kirov op basis van nieuwe gegevens, met name de ontdekking dat in oktober 1932 een geheime organisatie was opgericht waartoe Zinovjev en Kamenev behoorden.

De politie bezat bewijzen dat Trotski begin 1932 clandestien brieven gestuurd had naar Radek, Sokolnikov, Preobazjenski en anderen, om ze aan te zetten tot meer krachtdadige acties tegen Stalin. Getty vond daarvan sporen terug in de archieven van Trotski.(40)

In oktober 1932 had de oud-trotskist Goltsman in het geheim de zoon van Trotski, Sedov, ontmoet in Berlijn. Ze bespraken er het voorstel van Smirnov om een Blok van de verenigde oppositie te vormen, waarvan de trotskisten, zinovjevisten en aanhangers van Lominadze deel zouden uitmaken. Trotski benadrukte de noodzaak van "anonimiteit en clandestiniteit". Even later schreef Sedov aan zijn vader dat het Blok officieel was opgericht en dat men nog probeerde om de groep Safarov-Tarchanov erbij te krijgen.(41) Het Bulletin van Trotski publiceerde zelfs rapporten van Goltsman en Smirnov die onder pseudoniemen schreven!

De leiding van de partij had dus onweerlegbare bewijzen van een komplot dat tot doel had de bolsjewistische leiding omver te werpen en een samenraapsel aan de macht te brengen van opportunisten die niets anders waren dan wegbereiders van de oude uitbuitende klassen.

Het bestaan van dat komplot was een uiterst alarmerend teken.

Trotski en de contrarevolutie

Inderdaad, in 1936 was het voor iedereen die de klassenstrijd op internationaal vlak op een klare manier analyseerde, duidelijk dat Trotski een speelbal geworden was van alle mogelijke anticommunistische krachten. Dit zelfingenomen personnage mat zichzelf een steeds grootsere planetaire en historische rol aan, naarmate de kliek die hem omringde onbeduidender werd. Al zijn inspanningen hadden maar een enkel doel: de vernietiging van de bolsjewistische partij en hem, Trotski, toelaten de macht te grijpen. In feite werd Trotski, die de bolsjewistische partij en haar geschiedenis perfect kende, een van de grootste specialisten ter wereld van de antibolsjewistische strijd.

Om zijn ideeën duidelijk te maken citeren we enkele van zijn openbare standpunten van voor de heropening van de zaak Kirov in juni 1936. Ze werpen een nieuw licht op Zinovjev, Kamenev, Smirnov en alle anderen die met Trotski komplotteerden.

"De communistische beweging vernietigen "

Vanaf 1934 verklaarde Trotski dat Stalin en de communistische partijen verantwoordelijk waren voor het aan de macht komen van Hitler. Om Hitler omver te werpen moest men eerst de communistische partijen "onverbiddelijk" vernietigen!

"De overwinning van Hitler werd veroorzaakt door de verwerpelijke en misdadige politiek van de Komintern. 'Zonder Stalin was er geen overwinning van Hitler geweest'."(42) "De stalinistische Komintern, net als de stalinistische diplomatie, hebben ieder van hun kant Hitler in het zadel geholpen."(43) "De bureaucratie van de Komintern, in samenzang met de sociaal-democratie, doet al het mogelijke om de Europa en zelfs de hele wereld om te vormen in een fascistisch concentratiekamp."(44) "De Komintern schiep een van de belangrijkste voorwaarden voor de overwinning van het fascisme. Om Hitler omver te werpen moet men komaf maken met de Komintern."(45) "Werkers, leer dat bureaucratisch uitschot te misprijzen!"(46) "(De werkers) moeten de theorie en de praktijk van het bureaucratisch avonturisme onverbiddelijk uitschakelen in de arbeidersbeweging."(47)

Begin 1934 — Hitler is amper een jaar aan de macht — was Trotski dus van oordeel dat om het fascisme omver te werpen eerst de internationale communistische beweging moest vernietigd worden! Prachtig voorbeeld van "antifascistische eenheid" waar de trotskisten zo demagogisch over spreken. Laten wij er ook aan herinneren dat Trotski in diezelfde periode beweerde dat de Duitse Communistische Partij "geweigerd had een eenheidsfront te sluiten met de Socialistische Partij" en dat ze omwille van haar "buitensporig sektarisme", verantwoordelijk was voor het aan de macht komen van Hider. Maar in de feiten was het wel degelijk de Duitse Sociaal-democratische Partij die met haar onwrikbare politiek van verdediging van het Duitse kapitalistische regime, elke antifascistische en antikapitalistische eenheid weigerde. En Trotski nam zich voor de enige kracht die daadwerkelijk strijd voerde tegen het nazisme "onverbiddelijk weg te zuiveren"!

Nog steeds in 1934 lanceerde Trotski reeds zijn fameuze thesis dat de Sovjetunie op verschillende vlakken gelijkenis vertoonde met een fascistische staat. Daarmee probeerde hij de meest achterlijke lagen van de bevolking tegen de bolsjewistische partij op te hitsen.

"De laatste jaren heeft de sovjetbureaucratie vele kentrekken van het zegevierend fascisme overgenomen, meer bepaald de tomeloze uitbreiding van de controle van de partij en de instelling van de personencultus van de chef."(48)

Het herstel van het kapitalisme is onmogelijk

Begin 1935 luidt het standpunt van Trotski als volgt: de herinvoering van het kapitalisme in de USSR is virtueel onmogelijk; de economische en politieke basis van het sovjetregime is gezond, maar de top, het is te zeggen de leiding van de bolsjewistische partij, is het meest corrupte, meest antidemocratische, meest reactionaire deel van de maatschappij.

Trotski verdedigde zo alle anticommunistische krachten die "dat meest corrupte deel", de bolsjewistische partij, bestreden.

Terzelfder tijd verdedigde Trotski systematisch alle opportunisten, carrièrejagers en defaitisten die in de bolsjewistische partij opdoken en die door hun acties de dictatuur van het proletariaat ondermijnden.

Hier volgt wat Trotski eind 1934 schreef, net na de moord op Kirov, toen Zinovjev en Kamenev uit de partij gesloten en verbannen werden.

"Hoe kan het dat net nu, na al de economische successen, na de opheffing van de klassen in de USSR, zoals men officieel beweert, de oude bolsjewieken zich het herstel van het kapitalisme tot taak gesteld hebben? Enkel manifeste gekken kunnen denken dat de kapitalistische verhoudingen, dat is te zeggen het privé-bezit van de produktiemiddelen, gronden inbegrepen, opnieuw in de USSR kunnen ingevoerd worden via vreedzame weg en leiden tot het instellen van een burgerlijke democratie. In werkelijkheid zou het kapitalisme zich maar kunnen herstellen in Rusland — indien het dat al zou kunnen — als gevolg van een gewelddadige contrarevolutionaire staatsgreep die tien keer meer slachtoffers zou vergen dan de Okto-berrevolutie en de burgeroorlog."(49)

Na het lezen van die tekst dringt zich een eerste bedenking op. Trotski voerde van 1922 tot 1927 een verbeten strijd op basis van de thesis dat de invoering van het socialisme in één land, de USSR, onmogelijk was. In 1934 beweert hij dat het socialisme in de USSR zo stevig in het zadel zit, dat er tientallen miljoenen doden moesten vallen om het omver te werpen!

Vervolgens doet Trotski alsóf hij de "oude bolsjewieken" verdedigt. Maar de stellingen van de "oude bolsjewieken" Zinovjev en Kamenev zijn diametraal tegengesteld aan die van die andere "oude bolsjewieken" Stalin, Kirov, Molotov, Kaganovitsj en Jdanov. De laatsten hebben duidelijk aangetoond dat in de harde klassenstrijd die zich in de Sovjetunie ontwikkelde, de opportunistische stellingen van Zinovjev en Kamenev de weg vrijmaakten voor de oude uitbuitende klassen en de nieuwe bureaucraten.

Trotski schuift een demagogisch argument naar voor dat ontelbare malen door de burgerij gebruikt werd: hij is een oud revolutionair, hoe zou hij van kamp kunnen veranderd zijn? Chroesjtsjov zal dat letterlijk overnemen in zijn Geheim Rapport.(50)

Nochtans werd Kautski, die men de spirituele erfgenaam van Marx en Engels noemde, na de dood van de grondleggers van het wetenschappelijk socialisme, de voornaamste renegaat van het marxisme. Martov behoorde tot de marxistische pioniers in Rusland en nam deel aan de oprichting van de eerste revolutionaire organisaties; nochtans zou hij een van de kopmannen van de mensjewieken worden en de socialistische revolutie vanaf oktober 1917 bestrijden. En wat te zeggen van de "oude bolsjewieken" Chroesjtsjov en Mikoyan die de Sovjetunie echt op de weg van het kapitalistisch herstel hebben gezet?

Trotski beweert dat de contrarevolutie maar mogelijk was met een bloedbad dat ongeveer tachtig miljoen doden zou kosten. (!) Hij stelt dus dat het kapitalisme niet "van binnenuit" hersteld kan worden door de interne politieke verrotting van de partij, door vijandelijke infiltratie, door bureaucratisering of door de sociaal-democratisering van de partij. Nochtans had Lenin herhaaldelijk gewezen op die mogelijkheid.

Politiek gezien waren Kamenev en Zinovjev de voorlopers van Chroesjtsjov. Maar om de waakzaamheid tegen opportunisten van het genre Zinovjev-Kamenev belachelijk te maken, gebruikt Trotski een argument dat door Chroesjtsjov hernomen zal worden in zijn Geheim Rapport:

"De liquidatie van de vroegere heersende klassen en de economische successen van de nieuwe maatschappij, zouden noodzakelijkerwijze moeten leiden tot de afzwakking en progressieve verdwijning van de dictatuur."(51)

Dus, op het ogenblik dat een clandestiene organisatie erin geslaagd is de nummer twee van het socialistisch regime te vermoorden, verklaart Trotski dat de dictatuur van het proletariaat in de USSR moet verdwijnen. Terwijl hij heel zijn geschut richt op de bolsjewieken die het sovjetregime verdedigden, pleit Trotski voor vergevensgezindheid tegenover komplot-teurs.

Terzelfder tijd stelt Trotski de terroristen zo sympathiek mogelijk voor. Hij verklaart dat de moord op Kirov "een nieuw feit is van grote symptomatische betekenis". En hij legt zijn standpunt uit:

"Een terroristische daad in opdracht van een welbepaalde organisatie is ondenkbaar zonder een gunstige politieke sfeer. De vijandigheid jegens de hoogste toppen van de macht moet al wijd verspreid zijn en zeer scherpe vormen aannemen voor er zich in de schoot van de jongeren van de partij een terroristische groep kan vormen. (...) Indien de gehele volksmassa misnoegd is; indien de jeugd zich opzij gezet voelt, onderdrukt, beroofd van de mogelijkheid tot zelfstandige ontwikkeling, dan is de tijd rijp voor terroristische groepen."(52)

Terwijl Trotski in algemene termen afstand neemt van individuele terreur, haast hij zich de aanslag op Kirov te verdedigen! Want het komplot en de moord waren het bewijs van "een algemene sfeer van vijandigheid die de volledige bureaucratie isoleert". De moord op Kirov bewees dat "de jeugd zich onderdrukt en beroofd voelt van de mogelijkheid op een onafhankelijke ontwikkeling". Deze laatste opmerking was een rechtstreekse oproep tot de reactionaire jeugd die zich effectief "onderdrukt" voelde en "beroofd van de mogelijkheid op onafhankelijke ontwikkeling".

Voor de terreur en de opstand

Trotski eindigt ermee de individuele terreur en gewapende opstand te preken om de "stalinistische" macht te vernietigen. Vanaf 1935 ageert Trotski als een openlijk contrarevolutionair. Hier een tekst die hij in 1935 schreef, anderhalfjaar voor de Grote Zuivering van 1937.

"Stalin is de levende incarnatie van een bureaucratische Thermidor. In zijn handen was en blijft de terreur op de eerste plaats een instrument om de partij, de vakbonden en de sovjets te verdrukken, en om een persoonlijke dictatuur in te voeren waarbij nog enkel... de keizerlijke kroon ontbreekt. (...) De zinloze wreedheden veroorzaakt door de bureaucratische methodes van de collectivisering, alsook de laffe represailles en de gewelddaden die gepleegd werden tegen de beste elementen van de proletarische voorhoede, hebben, en dat kon niet anders, wanhoop, haat en wraakgevoelens opgewekt. Die sfeer schept de bereidheid tot individuele terreur bij de jongeren. (...) Enkel de overwinning van het wereldproletariaat kan het vertrouwen in eigen kunnen van het sovjetproletariaat nieuw leven inblazen. De essentiële voorwaarde voor de overwinning van de revolutie is de vereniging van de internationale proletarische voorhoede rond de vlag van de IVde internationale. De strijd voor die vlag moet ook in de USSR gevoerd worden, omzichtig maar op een onverzettelijke manier. Het proletariaat dat reeds drie revoluties heeft gemaakt zal nogmaals het hoofd oprichten. Zal de bureaucratische absurditeit geen verzet proberen te bieden? Het proletariaat zal een bezem vinden die groot genoeg is. En wij zullen het daarbij helpen."(53)

Op die manier moedigt Trotski discreet de "individuele terreur" aan en roept hij openlijk op voor een "vierde revolutie". In die tekst beweert Trotski dat Stalin de bolsjewistische partij, de vakbonden en de sovjets "verdrukt". Zo'n vreselijke wandaden moeten bij de jongeren onvermijdelijk haat en wraakgevoelens oproepen en plannen doen rijzen voor terreuraanslagen. Dit is een amper verhulde oproep tot moord op Stalin en op andere bolsjewistische leiders. Trotski verklaart dat de activiteiten van zijn acolieten in de Sovjetunie zich moesten ontwikkelen volgens de regels van de zuivere samenzwering; het is dus evident dat hij niet rechtstreeks kan oproepen tot individuele terreur. Maar hij laat duidelijk verstaan dat zo'n terreur "onvermijdelijk" veroorzaakt wordt door de stalinistische misdaden. In samenzweringstaai kan men niet duidelijker zijn.

Alsof dit nog niet duidelijk genoeg is, voegt Trotski eraan toe: "In Rusland hebben we een gewapende revolutie gemaakt in 1905, een andere in februari 1917 en een derde in oktober 1917. Nu bereiden we een vierde revolutie voor tegen de "stalinisten". Als ze verzet durven bieden, dan zullen wij hen behandelen zoals we de tsaristen en de burgerij in 1905 en 1917 behandelden."

Door op te roepen voor een gewapende revolutie in de USSR, werd Trotski de woordvoerder van alle verslagen reactionaire krachten: gaande van de koelakken, die door de "bureaucraten" aan "zinloze wreedheden" werden onderworpen tijdens de collectiviseringen, over de tsaristen tot de burgerij en de Witte officieren! Om arbeiders mee te krijgen in zijn anti-communistische onderneming beloofde Trotski hen de "overwinning van het wereldproletariaat" die "het zelfvertrouwen van het sovjetproletariaat nieuw leven zou inblazen"!

Na lezing van die teksten is het duidelijk dat elke sovjetcommunist die op de hoogte was van clandestiene banden tussen partijleden en Trotski dit moest melden aan de Staatsveiligheid. Allen die clandestiene relaties met Trotski onderhielden, maakten deel uit van een contrarevolutionair komplot dat zich tot doel stelde de grondvesten zelf van de sovjetmacht te vernietigen, wat ook de "linkse" argumenten mochten zijn die ze gebruikten om hun subversief werk te verantwoorden.

De contrarevolutionaire groep Zinovjev-Kamenev-Smirnov

In 1936 werd dus, zoals eerder beschreven, ontdekt dat Zinovjev-Kamenev-Smirnov contact hielden met de anticommunistische groep van Trotski in het buitenland.

Het proces tegen de aanhangers van Zinovjev vond plaats in augustus 1936. Het betrof hier voornamelijk individuen die al sinds jaren aan de rand van de partij stonden. De repressie tegen de trotskisten en zinovjevisten liet de partijstructuren zelf intact. In de loop van het proces verwezen sommige beschuldigden naar Boecharin, maar het parket kwam tot het besluit dat er geen bewijs was voor de betrokkenheid van Boecharin, en het onderzoek werd ook niet in die richting, d.w.z. bij het leidende partijkader, voortgezet.

Nochtans had de radicale vleugel binnen de partijleiding in juli 1936 een interne brief gepubliceerd waarin gewezen werd op het feit dat de vijanden tot in het partij-apparaat zelfwaren doorgedrongen, dat ze hun ware bedoelingen verborgen hielden en luidkeels hun steun betuigden aan de algemene lijn, om aldus beter te kunnen saboteren. Het zou zeer moeilijk zijn hen te ontmaskeren, zo stelde de brief nog. Hij bevatte ook de volgende verklaring:

"In de huidige omstandigheden moet elke bolsjewiek in staat te zijn de vijand binnen de partij op te sporen, zelfs wanneer die zich buitengewoon goed weet te vermommen."(54)

Aan wie daarin de neerslag van de "stalinistische" paranoia meent te bespeuren, geven we hier ter overweging de bekentenis van Tokajev mee, lid van een anticommunistische organisatie binnen de CPSU. Daarin beschrijft Tokajev zijn reactie op het proces van Zinovjev tijdens een partijvergadering in de militaire academie Zjoekovski, waar hij een belangrijke post bekleedde.

"In dat klimaat zat er voor mij maar één ding op: met de stroom meedrij-ven. Ik richtte me in mijn uiteenzetting op Zinovjev en Kamenev, en vermeed elke verwijzing naar Boecharin. Maar de voorzitter liet het daar niet bij: was ik het eens met Visjinski's conclusies over Boecharin, ja of nee? Ik verklaarde dat de beslissing van Visjinski om onderzoek te verrichten naar de activiteiten van Boecharin, Rykov, Tomski en Oeglanov gesteund werd door het volk en de partij, en dat ik het er 'volledig mee eens' was dat 'de volkeren van de Sovjetunie en onze partij het recht hebben de dubbelharti-ge intriges van Boecharin en Rykov te kennen'. Dit ene voorbeeld volstaat, geloof ik, om de lezer duidelijk te maken hoe zwaar de druk wel was, en met welk een extreme omzichtigheid — de ene samenzweerder wist zelfs niets van de andere af— wij als oppositie in de USSR te werk dienden te gaan."(55)

Ten tijde van het proces tegen het trotskistisch-zinovjevistisch blok blijkt Stalin de radicale strekking dus niet gesteund te hebben. Hij behield het vertrouwen in de toenmalige chef van de NKVD, Jagoda. Die kon de oriëntatie van het proces bepalen en wist de omvang van de zuivering, volgend op de ontdekking van het komplot, aanzienlijk te beperken.

Er rustte niettemin al een verdenking op Jagoda. Diverse personen, onder meer Van Heijenoort, de secretaris van Trotski, en Orlov, een overloper van de NKVD, hebben sindsdien beweerd dat Sedovs naaste medewerker, Mark Zborovski, een agent was van de sovjetinlichtingendienst.(56) Hoe was het dan te verklaren dat Jagoda voor 1936 niets afwist van een blok Trotski-Zinovjev? Of had hij het al die tijd verborgen gehouden? In de partij waren er toen ook al verantwoordelijken die zich dat afvroegen. Daarom werd Ezjov, een aanhanger van de radicale strekking, begin 1936 tot adjunct van Jagoda benoemd.

Het Proces tegen Pjatakov en de trotskisten

Op 23 september 1936 trof een golf van explosies de mijnen in Siberië, de tweede golf in negen maanden tijd. Er vielen twaalf doden. Drie dagen later werd Jagoda tot commissaris voor Verkeer benoemd en Ezjov tot chef van de NKVD. Tot op die dag had Stalin de eerder liberale politiek van Jagoda gesteund.

Het onderzoekswerk in Siberië leidde tot de arrestatie van Pjatakov, een voormalig trotskist, de adjunct van Ordjonikidze die sinds 1932 commissaris voor de Zware Industrie was. Ordjonikidze had altijd nauw met Stalin samengewerkt en had een politiek gevolgd van inschakelen en heropvoeden van burgerlijke deskundigen. Zo verleende hij in februari 1936 amnestie aan negen "bourgeois ingenieurs" die in 1930 na een geruchtmakend proces veroordeeld waren voor sabotage.

In de partijleiding waren er al jaren debatten en meningsverschillen over de industriële politiek. De radicalen, aangevoerd door Molotov, waren gekant tegen het merendeel van de burgerlijke deskundigen, die in hun ogen politiek niet te vertrouwen waren. Zij drongen al geruime tijd aan op een zuivering. Ordjonikidze, de commissaris voor de Zware Industrie, stelde van zijn kant dat de deskundigen niet gemist konden worden en dat men hun capaciteiten moest benutten.

Dit oude debat over specialisten met een verdacht verleden laaide weer op naar aanleiding van de sabotage in de Siberische mijnen. Het onderzoek bracht aan het licht dat Pjatakov, de adjunct van Ordjonikidze, op grote schaal gebruik had gemaakt van burgerlijke deskundigen om de mijnen te saboteren. Op het proces in januari 1937 bekenden Pjatakov, Radek en andere voormalige trotskisten hun clandestiene activiteiten. Ordjonikidze pleegde daarop zelfmoord. Uiteraard beweerden alle burgerlijke auteurs dat de beschuldigingen van systematische sabotage compleet verzonnen waren en dat alle bewijzen "gefabriceerd" werden met als enige bedoeling de politieke oppositie uit te schakelen. Nu wil het toeval dat een Amerikaans ingenieur tussen 1928 en 1937 als kaderlid werkte in een groot aantal mijnen in de Oeral en in Siberië, waar de sabotage zich heeft voorgedaan. Het relaas van John Littlepage, een technicus die zich niet met politiek inliet, is van het allergrootste belang.

Littlepage beschrijft hoe hij vanaf het moment dat hij aankwam in 1928, geconfronteerd werd met grootscheepse industriële sabotage, de strijdme-thode bij uitstek van de vijanden van het sovjetregime. Er bestond dus een zekere massabasis voor de strijd tegen de bolsjewistische leiding, en wanneer hooggeplaatste partijkaders het besluit namen de saboteurs aan te moedigen of in bescherming te nemen, konden zij het regime ernstige schade toebrengen. Hier volgt het relaas van Littlepage:

"Op een dag in 1928 ging ik een krachtcentrale van de mijnen van Kotsj-kar binnen. In het voorbijgaan stak ik mijn hand in het hoofdreservoir van een grote dieselmotor en ik voelde dat er iets korreligs in de olie zat. Ik liet de machine onmiddellijk stilzetten, en we haalden er ongeveer een liter kwartszand uit, die daar enkel met opzet ingegooid kon zijn. Zo troffen we in de nieuw geïnstalleerde fabrieken van Kotsjkar herhaaldelijk zand aan in bijvoorbeeld afgesloten reductiekasten, die slechts geopend konden worden door het deksel aan het handvat op te tillen.

Dat soort van industriële sabotage was zo algemeen in alle takken van de industrie in de Sovjetunie, dat de Russische ingenieurs er zich nauwelijks druk om maakten en verbaasd waren over mijn bezorgdheid toen ik het voor het eerst constateerde.

Waarom, zo heeft men mij gevraagd, komt deze sabotage zo veel voor in Sovjet-Rusland en zo weinig in andere landen? Mensen die dat soort vragen stellen, beseffen niet dat de Russische overheid een hele reeks burgeroorlogen heeft uitgevochten en nog steeds uitvecht. Eerst hebben ze de oude aristocratie, de bankiers, de grootgrondbezitters en de handelaars van het tsaristische regime bestreden en onteigend, vervolgens de kleine zelfstandige eigenaars, de kleinhandelaars en de herdersnomaden van Azië.

Natuurlijk, alles voor hun eigen bestwil, zo zeggen de communisten. Maar de meerderheid van die mensen ziet dat wel anders en ze blijven onverzoenlijke vijanden van de communisten en hun ideeën, ook als ze in een staatsbedrijf tewerkgesteld zijn. Uit die kringen zijn vele arbeiders afkomstig die zo hardnekkig tegen de communisten gekant zijn dat ze zonder wroeging schade zouden toebrengen aan alle bedrijven, indien ze dat konden."(57)

Sabotage in de Oeral

Bij zijn werk in de mijnen van Kalata, in de regio van de Oeral, werd Littlepage geconfronteerd met weloverwogen sabotage van de kant van ingenieurs en partijkaders. Het leek hem duidelijk dat die handelwijze werd ingegeven door de wil het bolsjewistische regime te verzwakken. En hij zagook in dat zo'n flagrante sabotage enkel mogelijk was met de instemming van de hoogste gezagsdragers van de Oeral-regjo. Zijn verslag is veelbetekenend:

"De algemene toestand van de kopermijnen in de Oeral, de meest belovende mijnstreek van Rusland, werd als bijzonder slecht beschouwd. Bij de verdeling van de fondsen die beschikbaar waren om de produktie te activeren, hadden zij nochtans het leeuwedeel in de wacht gesleept. Amerikaanse mijningenieurs waren er bij tientallen tegelijk in dienst genomen en er waren eveneens honderden Amerikaanse opzichters aangeworven om instructies te geven bij het delven en machinaal verwerken van de grondstoffen. Er waren vier à vijf Amerikaanse mijningenieurs en ook Amerikaanse metaalbewerkers verbonden aan elke grote kopermijn in de Oeral.

Deze mensen waren met zorg geselecteerd; ze stonden zeer goed aangeschreven in de Verenigde Staten. Maar behoudens een paar uitzonderingen stelden hun resultaten in Rusland teleur. Toen Serebrovski, naast het toezicht over de goudmijnen, ook het toezicht over de koper- en loodmijnen kreeg toegewezen, wilde hij weten waarom die buitenlandse experts niet voor de verwachte produktie hadden gezorgd, en hij stuurde mij in januari 1931 op pad, samen met een Amerikaanse metaalbewerker en een Russische communistische directeur. Wij hadden de opdracht de toestand in de mijnen van de Oeral te onderzoeken en te achterhalen wat er fout liep en wat er gecorrigeerd diende te worden.

Wij ontdekten om te beginnen dat er met de Amerikaanse ingenieurs en metaalbewerkers niet werd samengewerkt; er was verzuimd hen bekwame tolken mee te geven. Zij hadden zorgvuldig de hen toevertrouwde mijnen geïnspecteerd en aanbevelingen geformuleerd die, indien ze waren toegepast, onmiddellijk van nut zouden zijn gebleken. Maar hun voorstellen waren niet naar het Russisch vertaald, of ze lagen nog in de la.

De exploitatiemethodes waren dermate onjuist dat zelfs een pas afgestudeerd ingenieur had kunnen zien wat eraan schortte. Men opende een ex-ploitatieveld dat veel te uitgestrekt was om nog een reële controle mogelijk te maken, en het erts werd gedolven zonder dat de mijngangen voldoende gestut waren. De pogingen om overhaast een grote produktie te forceren zonder dat de nodige voorzorgen in acht waren genomen, brachten zware schade toe aan verscheidene mijnen, en een aantal ertslagen zouden weldra als verloren moeten worden beschouwd.

Ik zal nooit vergeten aan welke toestand we het hoofd moesten bieden in Kalata, in de noordelijke Oeral gelegen, waar zich één van de belangrijkste koperexploitaties van Rusland bevond. Zes mijnen, een ertszuive-ringseenheid, en een gieterij, voorzien van ovens met warmtetoevoer van bovenaf, maakten er deel van uit. Zeven eersteklas Amerikaanse mijningenieurs waren daar onlangs in dienst getreden en ze werden zeer goed betaald. De eerste de beste van die mannen zou, als hij de kans had gekregen, in een paar weken de exploitatie weer op het juiste spoor hebben gezet.

Maar op het ogenblik dat onze commissie daar arriveerde, waren ze al vastgelopen in het moeras van de bureaucratie. Hun aanbevelingen werden niet gevolgd; er werd hen geen welomschreven taak toevertrouwd; ze konden hun kennis niet kwijt aan de Russische ingenieurs omdat ze de taal niet beheersten en niet over bekwame tolken beschikten. Ze wisten natuurlijk best wat er technisch fout liep in de mijnen en fabrieken van Kalata, en waarom de opbrengst maar een fractie bedroeg van wat mogelijk was met het materiaal en de beschikbare mankracht.

Onze commissie bezocht alle grote kopermijnen van de Oeral en inspecteerde ze grondig.

De zojuist beschreven deplorabele toestand ten spijt, waren er in de sov-jetpers toch weinig klachten verschenen over sabotage in de kopermijnen van de Oeral. Dat was wel merkwaardig, want volgens de communisten was een groot deel van de verwarring en de wanorde in de industrie aan kwaad opzet te wijten. Maar de communisten van de Oeral, die de leiding hadden over de kopermijnen, lieten verbazend weinig van zich horen.

Nadat Serebrovski ons rapport bestudeerd had, besloot hij mij in juli 1931 opnieuw naar Kalata te zenden, dit keer als hoofdingenieur, om ter plekke uit te zoeken of ikzelf meer uit deze grote ontginning kon halen. Als metgezel gaf hij me een Russische communistische directeur mee, die niets van mijnbouw afwist, maar wel volmachten gekregen had en kennelijk ook de richtlijn mij niets in de weg te leggen. De zeven Amerikaanse ingenieurs waren opgelucht toen ze merkten dat we werkelijk over voldoende gezag beschikten om de bureaucratie aan banden te leggen en het eigenlijke werk aan bod te laten komen. In de volgende maanden daalden zij mee met de kompels in de mijnen af, volgens de Amerikaanse traditie. De werkzaamheden vorderden snel, en na een paar maanden was de produktie met 90% gestegen.

De communistische directeur was een ferme, serieuze kerel, maar de Russische ingenieurs van deze mijnen reageerden bijna zonder uitzondering nors en voerden obstructie. Tegen alle verbeteringen die we voorstelden, hadden ze wel iets in te brengen. Dat was nieuw voor mij; de Russische ingenieurs in de goudmijnen, waar ik gewerkt had, hadden nooit zo gehandeld.

Niettemin kon ik toch bereiken dat mijn methodes in de mijnen werden uitgeprobeerd, omdat de communistische directeur al mijn aanbevelingen onderschreef. En toen die methodes vruchten afwierpen, leken de Russische ingenieurs zich gewonnen te geven. Na verloop van vijf maanden besloot ik te vertrekken. De schachten en de machines waren compleet gereorganiseerd; er scheen geen reden te zijn waarom de produktie niet zou gehandhaafd blijven op het bevredigende niveau dat we bereikt hadden.

Ik stelde gedetailleerde instructies op met het oog op toekomstige operaties en nam ze uitvoerig door met de Russische ingenieurs en de communistische directeur, die intussen al iets van het vak had opgestoken. Hij gaf me de verzekering dat mijn instructies stipt zouden worden opgevolgd."(58)

"In het voorjaar van 1932 — ik was nog maar net in Moskou terug — vernam ik dat de kopermijnen van Kalata opnieuw in zeer slechte staat verkeerden; de produktie was zelfs gezakt onder het peil van voor de reorganisatie van verleden zomer. Het rapport verbijsterde mij; ik kon maar niet begrijpen hoe de zaken in zo'n korte tijd veranderd waren, terwijl alles zo goed leek te draaien bij mijn vertrek.

Serebrovski vroeg me naar Kalata terug te keren om te achterhalen wat er aan de hand was. Toen ik daar was aangekomen, kreeg ik een deprimerend schouwspel te zien. De Amerikanen waren terug naar huis, hun tweejarig contract was niet verlengd. Enkele maanden voor mijn aankomst was de communistische directeur overgeplaatst door een commissie uit Sverd-lovsk, waar zich het communistisch hoofdkwartier van de Oeral-regio bevond. De commissie had hem onwetend en onbekwaam verklaard, hoewel hem niets bepaalds kon worden verweten, en zij had de voorzitter van de onderzoekscommissie tot zijn opvolger benoemd — een merkwaardige procedure!

Tijdens mijn vorige verblijf hadden we de capaciteit van de ovens opgetrokken tot 78 metrieke ton per vierkante meter per dag; nu was het rendement weer gezakt tot 40 a 45 ton. Erger nog, duizenden ton hoogwaardig erts waren onherroepelijk verloren gegaan doordat in twee mijnen methodes waren geïntroduceerd waartegen ik nog in het bijzonder had gewaarschuwd. Maar nu kwam ik te weten dat, zodra de Amerikaanse ingenieurs vertrokken waren, diezelfde Russische ingenieurs die ik op het gevaar had gewezen, de enkel voor bepaalde mijnen geschikte methode hadden toegepast op mijnen van een ander type. Het gevolg was dat die mijnen gingen verzakken en dat grote hoeveelheden erts verloren gingen. Ik spande me in om de boel weer aan de gang te krijgen. Tot ik op een dag ontdekte dat de nieuwe directeur in het geheim alle maatregelen die ik uitvaardigde, annuleerde. Ik bracht Serebrovski nauwgezet verslag uit van het gebeurde. Enige tijd nadien werden de directeur en een aantal ingenieurs beschuldigd van sabotage. De directeur werd tot tien jaar gevangenisstraf veroordeeld, de ingenieurs tot lichtere straffen.

Ik was ervan overtuigd dat het groepje in Kalata zijn opdrachten kreeg van een hogere instantie, maar ik kon Serebrovski natuurlijk niet waarschuwen voor de invloedrijke leden van zijn eigen communistische partij. Maar dat er rotte appels zaten in de hoogste politieke kringen van de Oeral, daar was ik zeker van. De samenstelling van de commissie en haar manipulaties in Kalata in aanmerking genomen, leek het mij vanzelfsprekend dat er een onderzoek moest worden ingesteld naar het bestuur in Sverdlovsk, waarvan de leden schuldig waren hetzij aan criminele nalatigheid, hetzij aan actieve betrokkenheid bij de gebeurtenissen die zich in de mijnen hadden afgespeeld.

De secretaris-generaal van de communistische partij van de Oeral-regio, Kabakov, bekleedde die post intussen al vanaf 1922 en werd ook wel 'de bolsjewistische onderkoning van de Oeral' genoemd. Maar zijn reputatie stoelde nergens op. Tijdens zijn lange bewind heeft het Oeralgebied nooit voortgebracht wat het had moeten doen, hoewel het een van de rijkste mijnbouwgebieden van Rusland was en altijd onbegrensd kapitaal voor de exploitatie had ontvangen.

De commissie van Kalata, waarvan de leden later toegaven dat ze de bedoeling hadden te saboteren, was rechtstreeks door het hoofdkwartier van deze man gezonden. Tegen een paar Russische vrienden maakte ik toen de opmerking dat er in de Oeral veel meer intriges gaande waren dan aan het licht was gekomen, en dat ze hun oorsprong moesten vinden hogerop.

Wat mij betreft werden al die incidenten duidelijker na het proces over de samenzwering in januari 1937, toen Pjatakov en een aantal van zijn kameraden voor de rechtbank bekenden dat ze begin 1931 een georganiseerde sabotage op touw hadden gezet in de mijnen, de spoorwegen en andere industriële ondernemingen. Enkele weken later werd de secretaris-generaal van de partij voor de Oeral, Kabakov, die nauw met Pjatakov had samengewerkt, gearresteerd onder de beschuldiging van medeplichtigheid aan de samenzwering."(59)

Het loont de moeite even stil te staan bij wat Littlepage hier over Kabakov vertelt, omdat Chroesjtsjov die man in zijn schandelijke Geheim Rapport van 1956 opvoert als het voorbeeld van de verdienstelijke partijleider, "lid van de partij sinds 1914", die het slachtoffer werd "van een repressie die door niets tastbaars te rechtvaardigen viel!"(60)

Sabotage in Kazachstan

Aangezien Littlepage vele mijnstreken afreisde, kon hij constateren dat het hele grondgebied van de Sovjetunie geteisterd werd door een bittere vorm van klassenstrijd, de industriële sabotage.

We publiceren een aantal van zijn belevenissen in Kazachstan tussen 1932 en 1937, het jaar van de zuivering.

"In oktober 1932 werd er een SOS uitgezonden door de beroemde Rid-der-zinkmijnen van Oost-Kazachstan, dicht bij de grens met China. (...) Ik kreeg het bevel de zaak ter hand te nemen, weer als hoofdingenieur, en de methodes toe te passen die me geschikt leken. Tegelijkertijd kregen de communistische directeurs klaarblijkelijk orders mij niets in de weg te leggen en mij te steunen.

De regering had fortuinen gespendeerd om deze mijnen met moderne Amerikaanse machines en materieel in te richten, maar de ingenieurs waren zo onwetend gebleken over wat ze met het materieel moesten aanvangen, en de arbeiders waren zo achteloos en stompzinnig met de machines omgesprongen, dat een groot deel van die ingevoerde machines onherroepelijk verloren was gegaan."(61)

"In die mijnen liepen er twee jonge Russische ingenieurs rond die me bijzonder bekwaam leken, en ik deed veel moeite om ze uit te leggen waarom de zaken vroeger fout waren gelopen en hoe we de mijnen weer op gang konden krijgen."(62)

"De Ridder-mijnen produceerden vrij goed in de twee tot drie jaar die volgden op de reorganisatie van 1932. De twee jonge ingenieurs die zo'n goede indruk op mij hadden gemaakt, waren ter plaatse gebleven en hadden, onmiskenbaar met succes, mijn richtlijnen opgevolgd.

Maar toen was er een onderzoekscommissie overgekomen uit Alma Ata, gelijkend op die welke naar de mijnen van Kalata was gestuurd. Hoewel dezelfde ingenieurs aanbleven, werd vanaf toen overgeschakeld op een compleet ander systeem. Zo werden ook de pijlers geëxploiteerd die we intact hadden gelaten ter bescherming van de hoofdschachten, met als gevolg dat het terrein in de omgeving verzakte.

De twee ingenieurs waar ik het over had, werkten niet meer in de mijnen toen ik er 1937 terugkwam; ik vernam dat ze gearresteerd waren en beschuldigd van medeplichtigheid aan een komplot dat de sabotage van de soyjetin-dustrie beoogde. Dat was aan het licht gekomen tijdens het proces van januari tegen de samenzweerders. Toen ik mijn rapport had ingediend, werden mij de geschreven bekentenissen voorgelegd van de ingenieurs die ik in 1932 had leren kennen. Ze bekenden zich te hebben laten meeslepen in een samenzwering tegen het regime van Stalin door communisten van de oppositie die hen ervan overtuigd hadden sterk genoeg te staan om Stalin ten val te brengen en de macht in handen te krijgen. De samenzweerders hadden aangetoond dat ze de steun genoten van communisten uit de hoogste rangen. Hoewel die ingenieurs partijlozen waren, hadden ze toch voor een van beide fracties gekozen, en ze hadden op het verkeerde paard gewed.

Volgens hun bekentenissen was de 'onderzoekscommissie' samengesteld uit samenzweerders die van de ene mijn naar de andere trokken om aanhangers te werven. Toen de ingenieurs van Ridder waren overgehaald om zich bij de samenzwering aan te sluiten, hadden ze van mijn aantekeningen gebruik gemaakt... om de mijnen te saboteren. Ze hadden met opzet methodes ingevoerd waarvoor ik had gewaarschuwd, en zo bijna het onherstelbare verlies van de mijnen veroorzaakt."(63)

"Ik heb me nooit willen verdiepen in de nuances van het politieke gedachtengoed, maar ik ben er vast van overtuigd dat het pas na enige tijd tot

Stalin en zijn kameraden is doorgedrongen dat de aan de kant geschoven communisten hun gevaarlijkste vijanden waren.

De officiële uitleg gebruikt veel dure woorden, maar zegt in wezen niets anders dan wat ik ervoer: de communisten 'van buiten' spanden samen om de communisten 'van binnen' ten val te brengen. Ze gingen over tot geheime komplotten en industriële sabotage omdat het sovjetsysteem elke legale politieke strijd onderdrukte.

Die strijd tussen communisten nam zo'n omvang dat ook talloze niet-communisten gedwongen werden partij te kiezen. Een massa kleine person-nages van divers allooi waren geneigd elke vorm van ondergrondse oppositie te steunen, gewoon omdat ze ontevreden waren met de gang van zaken."(64)

Pjatakov in Berlijn

Tijdens het proces van januari 1937 werd de voormalige trotskist Pjatakov als het kopstuk van de industriële sabotage gevonnist. Littlepage zag Pjatakov aan het werk:

"In de lente van 1931 vertelde Serebrovski me dat er een delegatie naar Berlijn was gestuurd om belangrijke aankopen te doen. Ze werd geleid door Joeri Pjatakov, de toenmalige vice-commissaris voor Zware Industrie. Ik arriveerde ongeveer tegelijk met de delegatie in Berlijn.

De delegatie moest kiezen uit verscheidene offertes, onder meer voor enkele tientallen industriële liften, met een vermogen tussen honderd en duizend pk. De gebruikelijke onderdelen daarvan zijn trommels, spanten, last-kooi, raderwerk, etc, geplaatst op een onderbouw van I- of H-profielen.

De missie had gevraagd de prijzen te offreren in pfennigs per kilogram. Nogal wat firma's hadden ingeschreven, maar er bleken aanzienlijke verschillen, van 5 a 6 pfennig per kilo, te bestaan tussen de meerderheid van de offertes en die van een tweetal huizen, waarvan de prijzen aanzienlijk lager waren. Benieuwd nam ik de specificaties onder de loupe en ontdekte dat die twee een basis van massief gietijzer wilden gebruiken in plaats van het vereiste lichte staal. Indien hun offertes geaccepteerd werden, zou dat de Russen in werkelijkheid méér kosten, omdat het massieve gietijzer veel zwaarder was dan het lichte staal, terwijl ze ogenschijnlijk een goede koop deden als ze van de prijs in pfennigs per kilogram uitgingen.

Dat leek, zo op het eerste gezicht, niet meer dan een truc, en ik was uiteraard verheugd dat ik de list had doorzien. Met voldoening bracht ik de Russische missieleden op de hoogte. Tot mijn verbazing waren deze daar helemaal niet gelukkig mee. Ze oefenden zelfs druk uit opdat ik de koop zou accepteren, en beweerden dat ik niet goed begrepen had wat er eigenlijk verlangd werd. Ik vond geen bevredigende uitleg voor hun houding. Was er soms smeergeld mee gemoeid?"(65)

Tijdens zijn proces legde Pjatakov de volgende verklaring af voor de rechtbank:

"In 1931 was ik op dienstreis in Berlijn. Midden in de zomer van 1931, in Berlijn, vertelde Smirnov Ivan Nikititsj mij dat de strijd van de trotskisten tegen de sovjetregering en de partijleiding op dat ogenblik met nieuwe kracht oplaaide, en dat hij, Smirnov, in Berlijn een ontmoeting achter de rug had met Trotski's zoon Sedov, die hem in opdracht van Trotski nieuwe richtlijnen had verstrekt. (...) Smirnov vertelde dat Sedov me dringend wou zien. Ik stemde toe in een onderhoud. (...) Sedov zei me dat er een trotskistisch blok tot stand was gekomen; het kwam er nu op aan alle krachten te verenigen tegen de stalinistische leiding. Nagegaan werd of het mogelijk was om samen met de zinovjevisten in één organisatie op te gaan. Sedov zei ook dat de rechtervleugel, met name Tomski, Boecharin en Rykov, evenmin de wapens had neergelegd en zich slechts tijdelijk gedeisd hield, en dat het noodzakelijk was contacten met hen aan te knopen. (...) Sedov zei dat van mij alleen geëist werd dat ik zo veel mogelijk orders zou toekennen aan de twee Duitse firma's Borsig en Demag, en dat hij, Sedov, het met beide firma's eens zou worden over de wijze waarop hij daar de nodige fondsen uit kon betrekken, op voorwaarde natuurlijk dat ik niet te veel ging discussiëren over de prijs. Om man en paard te noemen: de sovjetaankopen zouden duurder uitvallen en het prijsverschil zou geheel of gedeeltelijk in Trotski's handen terechtkomen, om zijn contrarevolutionaire doeleinden te dienen."(66)

Littlepage geeft daar het volgende commentaar bij: "Die passage uit Pjatakovs bekentenis lijkt me een plausibele verklaring voor wat zich in 1931 in Berlijn afspeelde. Toen al vond ik het verdacht dat de Russen rond Pjatakov mij die aankoop van mijnliften wilden laten goedkeuren, hoewel die niet alleen te duur waren, maar bovendien ook van geen nut zouden zijn voor de mijnbouwondernemingen waarvoor ze bestemd waren. Ik kon toen nauwelijks geloven dat die mensen enkel uit waren op steekpenningen. Maar het samenzweren zat ze in het bloed, al van voor de revolutie, en ze hadden risico's gelopen voor wat ze als hun zaak beschouwden."(67)

Sabotage in Magnitogorsk

Een andere Amerikaanse ingenieur, John Scott, werkte in Magnitogorsk. Zijn boek Aan de andere kant van de Oeral maakt melding van gelijkaardige feiten. Hij begrijpt de zuiveringen van 1937, omdat bepaalde verantwoordelijke instanties van Magnitogorsk zich schuldig hadden gemaakt aan grove en zelfs criminele nalatigheid. Magnitogorsk had te hjden van flagrante gevallen van sabotage aan machines, uitgevoerd door voormalige koelakken die arbeider waren geworden. Als bourgeois ingenieur analyseerde Scott de zuivering als volgt:

"Vele van de in Magnitogorsk gearresteerde individuen die van aanslagen op het regime beschuldigd werden, waren in feite slechts dieven, oplichters of misdadigers. (...) De zuivering in Magnitogorsk bereikte een climax in 1937. Duizenden mensen werden gearresteerd. (...) De Oktoberre-volutie had zich de haat op de hals gehaald van de voormalige aristocraten, van officieren uit de tsaristische en de diverse Witte legers, van ambtenaren van voor de oorlog, en van allerlei handelaren, kleine landeigenaren en koelakken. Al die individuen hadden sterke drijfveren om de sovjetmacht te haten, want ze hadden alles moeten afstaan bij de komst van het nieuwe regime. Ze waren uitstekende werktuigen en gewillige medewerkers voor buitenlandse agenten, en vormden aldus een binnenlands gevaar. De geografische rijkdom van Rusland was van dien aard dat overbevolkte naties zoals Italië en Japan, of agressieve zoals Duitsland, stellig kosten noch moeite zouden sparen om er agenten heen te sturen. Die agenten zouden hun netwerk uitbouwen en hun invloed laten gelden. Een zuivering werd noodzakelijk. In de loop van deze campagne werden talloze spionnen, saboteurs en leden van de vijfde colonne gefusilleerd of gedeporteerd. Maar talrijker nog waren de onschuldigen die onder deze gebeurtenissen te lijden hadden."(68)

Het Proces tegen de sociaal-democratische groep van Boecharin

Het besluit van februari 1937 omtrent de zuivering

Begin maart 1937 vond er een beslissende vergadering van het Centraal Comité van de bolsjewistische partij plaats. Daar werd besloten dat een zuivering noodzakelijk was en welke richting hierbij gevolgd moest worden. Een rapport van Stalin, een document van kapitaal belang, werd daarna gepubliceerd. Tijdens het plenum had de politie materiaal voorgelegd waaruit bleek dat Boecharin op de hoogte was geweest van de komplotten beraamd door de anti-partijgroepen die tijdens de processen tegen Zinovjev en Pjatakov waren ontmaskerd. Boecharin werd in de loop van het plenum met die beschuldigingen geconfronteerd. In tegenstelling met de andere groepen bevond die van Boecharin zich in het centrum van de partij, en zijn politieke invloed was aanzienlijk.

Er wordt vaak beweerd dat Stalins rapport het startsein was voor "terreur" en "criminele willekeur". Laten we dus eens kijken naar de inhoud van dit document.(69)

De eerste stelling luidt dat gebrek aan revolutionaire waakzaamheid en politieke naïveteit gemeengoed zijn geworden in de partij. De moord op Kirov was een eerste serieuze waarschuwing, en er is niet het nodige gevolg aan gegeven. Het proces tegen Zinovjev en de trotskisten heeft onthuld dat deze personen tot alles in staat zijn om het regime te vernietigen. Niettemin hebben de grote economische successen in de partij een sfeer van triomfalisme en zelfgenoegzaamheid teweeggebracht. De kaders zijn geneigd de omsingeling door het kapitalisme uit het oog te verliezen, evenals het feit dat de klassenstrijd op internationaal niveau alsmaar bitterder wordt. Velen worden overstelpt door de dagelijkse problemen die het beleid met zich brengt en bekommeren zich nauwelijks nog om de grote lijnen van de internationale en nationale strijd. Stalin verklaarde:

"Uit de rapporten die we op het plenum hebben gehoord, en uit de debatten die erop volgden, blijkt dat drie feiten van doorslaggevend belang zijn.

Ten eerste hebben agenten van de vreemde mogendheden gesaboteerd, gespioneerd en geïntrigeerd, en de trotskisten onder hen hebben daarbij een tamelijk actieve rol gespeeld. Al onze organisaties, of bijna alle, zowel de economische, de administratieve, als die van de partij zijn in meer of mindere mate aangetast.

Ten tweede zijn die buitenlandse agenten, onder wie ook trotskisten, niet alleen in de basisorganisaties, maar ook tot een aantal vertrouwenspos-ten doorgedrongen.

Ten derde zijn sommige leidende kaders, zowel in het centrum als daarbuiten, niet in staat gebleken de ware aard te doorzien van die saboteurs, provocateurs, spionnen en moordenaars. Bovendien waren ze zo nonchalant, goedhartig of naïef dat door hun toedoen niet zelden agenten van vreemde mogendheden op vertrouwensposten terecht kwamen."

Uit deze vaststellingen trok Stalin twee conclusies.

Er moet, om te beginnen, een einde komen aan die lichtgelovigheid en naïveteit in de politiek, en de revolutionaire waakzaamheid moet verhoogd worden. De restanten van de oude uitbuitersklassen nemen thans hun toevlucht tot grimmiger vormen van strijd, en klampen zich vast aan de meest wanhopige strijdmethoden.(70) Naar deze passage verwijst Chroesjtsjov in zijn Geheim Rapport van 1956. Volgens hem heeft Stalin "de politiek van massaterreur gerechtvaardigd" door het idee te introduceren dat: "Hoe dichter we tot het socialisme naderen, hoe heviger de klassenstrijd gevoerd moet worden."(71) Dat is oplichterij. De "hevigste" vorm van klassenstrijd is de algehele burgeroorlog, wanneer grote massa's tegen elkaar ten strijde trekken, zoals in de periode 1918-1920. Stalin had het over de restanten van de oude uitbuitersklassen die in een uitzichtloze situatie hun toevlucht nemen tot de grimmigste vormen van strijd: aanslagen, moorden, sabotage.

Stalins tweede conclusie luidde: om de waakzaamheid te verhogen dient de politieke opvoeding van de partijkaders verbeterd te worden. Zijn voorstel behelsde het opzetten van politieke cursussen die 4 a 8 maanden zouden duren, bestemd voor alle kadere, van celleiders tot de hoogste echelons.

Tijdens zijn eerste redevoering op 3 maart diende Stalin een ideologische strijd te voeren om de leden van het Centraal Comité te doen inzien hoe ernstig de situatie was en welke omvang de subversie in de partij had gekregen.

Zijn toespraak van 5 maart richtte zich op de bestrijding van andere afwijkingen, met name het gauchisme en de bureaucratie. Stalin begon met een uitdrukkelijke waarschuwing voor de tendens om de zuivering en de repressie lukraak uit te breiden.

"Betekent dat soms dat we niet alleen de echte trotskisten moeten treffen en vernietigen, maar ook allen die vroeger wel eens sympathiseerden met het trotskisme en het nadien, lang geleden al, hebben afgeschreven; niet alleen de echte trotskistische saboteurs, maar ook al degenen die toevallig door een straat wandelen waar onlangs een of andere trotskist voorbijkwam? In deze plenaire vergadering zijn er althans stemmen opgegaan die daarvoor pleiten. Je kunt niet iedereen over dezelfde kam scheren. Zo'n simplistische manier van werken kan slechts schade toebrengen aan de strijd tegen de ware trotskistische saboteurs en spionnen."(72)

Met de oorlog in het vooruitzicht diende de partij tot elke prijs gezuiverd te worden van geïnfiltreerde vijanden; maar Stalin waarschuwde voor een willekeurige uitbreiding van deze zuivering, omdat de strijd tegen de werkelijke vijanden er onder zou lijden.

De partij werd niet alleen bedreigd door de subversie van geïnfiltreerde vijanden, maar ook door zware afwijkingen bij de kaders, met name de neiging om een gesloten kliekje te vormen van vrienden en de band met de militanten en het volk te verliezen door een bureaucratische werkstijl.

Stalin trok eerst van leer tegen "deze familiesfeer", waardoor "elke kritiek op de onvolkomenheden van het werk, elke zelfkritiek van hen die het werk leiden" onmogelijk werd. "Militanten worden meestal geselecteerd op grond van toevallige, subjectieve, enge en bekrompen criteria. Doorgaans geeft men de voorkeur aan kennissen, vrienden, landgenoten, toegewijde mannen, die meesters bleken in de kunst hun chefs op te hemelen."(73)

Vervolgens geeft Stalin kritiek op de bureaucratie die op sommige terreinen "de spuigaten uitloopt".(74) Zo werden tijdens de verificatiecampagne vele gewone arbeidere uit de partij gestoten wegens "passiviteit". Deze uitzettingen waren veelal ongegrond en hadden al lang geannuleerd moeten zijn. Sommige leidere stelden zich op als echte bureaucraten tegenover die onterecht uitgesloten communisten.

"Sommige leiders schieten tekort door hun gebrek aan belangstelling voor de mensen, ze zijn er niet op uit de partijleden te kennen. Ze houden geen rekening met de individuele factor. Gewoonlijk gaan ze op goed geluk te werk. Alleen mensen die de partij in hart en nieren vijandig gezind zijn kunnen zich zo jegens partijleden gedragen."(75)

Die bureaucratische instelling belet die leidere ook kennis op te doen bij het volk. Om partij en land correct te kunnen leiden dienen de communistische leiders te steunen op de ervaring van de massa's.

Tenslotte verhindert de bureaucratie de controle van de partijleden over hun leiders. De leiders dienen op bijeenkomsten rekenschap te geven van hun werk en te luisteren naar de kritiek van de basis. Bij verkiezingen moeten verscheidene kandidaten voorgedragen worden, en na discussie over elk van hen, dient een geheime stemming plaats te vinden.(76)

De affaire Rjoetin

In de periode 1928-1930 werd er zware kritiek geuit op Boecharin vanwege zijn sociaal-democratische ideeën, en in het bijzonder vanwege zijn verzet tegen de collectivisatie, zijn politiek van "sociale vrede" met de koelak-ken, en zijn pleidooi om het tempo van de industrialisatie te matigen.

Michail Rjoetin trok de opvattingen van Boecharin nog verder door en stichtte in 1931-'32 een uitgesproken contrarevolutionaire groep. Rjoetin, voormalig plaatsvervangend lid van het Centraal Comité, was tot in 1932 partijsecretaris van een Moskous district geweest. In zijn omgeving bevonden zich een aantal zeer bekende jonge boecharinisten, onder meer Slep-kov, Maretskii en Petrovskii.(77) Toen Rjoetin werd uitgewezen, kwam Pet-rovskii op een zijspoor terecht, maar hij dook in 1934 weer op als chef van het ideologisch departement van Leningrad!

In 1931 schreef Rjoetin een document van 200 pagina's dat een waar programma was voor een burgerlijke contrarevolutie. Daarin staat het volgende te lezen.

"In 1924-1925 al overwoog Stalin zijn '18de brumaire' te organiseren. Zoals Louis Bonaparte ten overstaan van de Kamer trouw zwoer aan de grondwet, en terzelfder tijd alles in gereedheid bracht om zich tot keizer te laten uitroepen, (...) zo ook heeft Stalin de 18de brumaire 'zonder bloedvergieten' voorbereid door zich te ontdoen van de ene groep na de andere. (...) Alleen mensen die niet op een marxistische manier kunnen nadenken zijn van oordeel dat de eliminatie van Stalin ook het einde van de soyjet-macht zou betekenen. (...) De dictatuur van het proletariaat zal onvermijdelijk ten gronde gaan door de schuld van Stalin en zijn kliek. Door Stalin uit te schakelen, is er nog veel kans dat we die kunnen redden.

Wat staat ons te doen?

De partij. 1. De dictatuur van Stalin en zijn kliek liquideren; 2. de hele leiding van het partijapparaat vervangen; 3. onmiddellijk een buitengewoon partijcongres bijeenroepen.

De sovjets. 1. Nieuwe verkiezingen in plaats van benoemingen; 2. vervanging van het justitiële apparaat en invoering van een strikte legaliteit; 3. vervanging en zuivering van het apparaat van de G.P.Oe.

Landbouw. 1. Ontbinding van alle onder dwang tot stand gekomen kolchozen; 2. opheffing van alle verhes lijdende sovchozen; 3. onmiddellijke stopzetting van de plundering van de boeren; 4. reglementering van de land-ontginning door privé-eigenaren en toekenning van grond aan voornoemden voor langere termijn."(78)

Het programma van de 'communist' Rjoetin verschilt in wezen niet van het programma voor een burgerlijke contrarevolutie: de uitschakeling van de partijleiding, de ontmanteling van het staatsveiligheidsapparaat en de uitbating van de grond opnieuw overlaten aan de privé-eigenaren, de koelakken dus. Alle contrarevolutionairen na hem, van Chroesjtsjov tot Gorbatsjov en Jeltsin, hebben dat programma overgenomen. Maar in 1931 ziet Rjoetin zich, net als Trotski, verplicht dat programma vooralsnog in "linkse" taal te verpakken. Hij is voorstander van het herstel van het kapitalisme om de dictatuur van het proletariaat te redden... Hij is voor het herstel van het kapitalisme om een eind te maken aan de contrarevolutie, d.w.z. aan de "18de Brumaire" of aan de "Thermidor" van Stalin.

Tijdens zijn proces in 1938 verklaarde Boecharin dat de "jonge boechari-nisten" met zijn akkoord en op initiatief van Slepkov een conferentie hadden samengeroepen op het einde van de zomer van 1932 waar het platform van Rjoetin was aanvaard.

"Ik heb mijn volledig akkoord betuigd met dit platform en ik draag er de volledige verantwoordelijkheid voor."(79)

Het revisionisme van Boecharin

Vanaf 1931 speelde Boecharin een beshssende rol in het partijwerk onder de intellectuelen. In de wetenschappelijke kringen van de USSR en in de Academie voor Wetenschappen was zijn invloed groot.(80) Als hoofdredacteur van het regeringsblad Izvestia kon Boecharin zijn eigen politieke en ideologische stroming propageren.(81) Op het eerste schrijverscongres bracht Boecharin hulde aan Boris Pasternak die een "militant apolitisme" in de literatuur aanbeval.(82)

Boecharin bleef het idool van de rijke boeren en werd nu ook de vaandeldrager van de nieuwe technocraten.

De Amerikaan Stephen Cohen schreef een biografie onder de titel Nicolas Boecharin. Het leven van een bolsjewiek. Cohen beweert dat Boecharin zich met Stalins beleid verzoend had om hem des te beter te kunnen bestrijden... Hier volgt zijn stelling.

"Boecharin zag in dat partij en land afstevenden op een nieuwe periode, die niet alleen onzekerheid inhield, maar ook kansen op verandering van de binnenlandse en buitenlandse politiek van de Sovjetunie. Om aan deze gebeurtenissen deel te hebben, en ze te beïnvloeden, moest hij de schijn ophouden van eenheid en onvoorwaardelijke steun aan het in het verleden door Stalin gevoerde beleid, terwijl ondertussen de geheime strijd voor de toekomstige oriëntatie van het land gestreden zou worden."(83)

In de periode 1934-1936 schreef Boecharin uitvoerig over het fascistische gevaar en over de onvermijdelijke oorlog met de nazi's. Sprekend over de vraag welke maatregelen men moest treffen om het land op de toekomstige oorlog voor te bereiden formuleerde Boecharin een programma waarin zijn oude rechts-opportunistische en sociaal-democratische ideeën weer boven water kwamen. Er moet, zo zegde hij, een einde komen aan "de ontzaglijke ontevredenheid die leeft bij de bevolking", vooral dan bij de boeren. Dit was een nieuwe versie van zijn oude oproep tot verzoening met de koelakken, de enige wezenlijk 'ontevreden' klasse op het platteland in die jaren. Om de collectivisatie aan te vallen ontwikkelde Boecharin zijn propaganda rond het thema van "het socialistische humanisme", met als stelregel "voor een maximum aantal mensen de vrijheid om zich te ontplooien". In naam van dat "humanisme" verdedigde Boecharin de klassenverzoening en "de vrijheid om zich te ontplooien" voor de oude en nieuwe burgerlijke elementen. Om aan het fascisme het hoofd te kunnen bieden waren "democratische hervormingen" noodzakelijk, en het volk moest een "welvarend bestaan" krijgen. Welnu, een "welvarend bestaan" voorspiegelen wanneer de nazi's het land dreigen binnen te vallen en er zware offers gevergd zullen worden om de oorlog voor te bereiden, dat ruikt naar demagogie. Maar in deze relatief weinig ontwikkelde maatschappij hunkerden de technocraten en de bureaucraten reeds naar "democratie" voor hun ontluikende burgerlijke tendensen, en naar een "welvarend bestaan" dat ze voor zich opeisten ten nadele van de werkende bevolking. Boecharin werd hun woordvoerder.

De wezenlijke punten uit het programma van Boecharin waren het stopzetten van de klassenstrijd, het opgeven van de politieke waakzaamheid jegens de antisociahstische krachten, de demagogische belofte van een onmiddellijke verbetering van de levensstandaard, en democratie voor de opportunistische en sociaal-democratische tendensen.

Cohen, een overtuigd anticommunist, beschouwt dat programma terecht als een voorbode van de politiek van Chroesjtsjov.(84)

Boecharin en de vijanden van het bolsjewisme

In 1936 werd Boecharin naar Parijs gezonden voor een onderhoud met de mensjewiek Nikolajevski. De Sovjetunie had interesse voor een aantal manuscripten van Marx en Engels die in zijn bezit waren. Over zijn ontmoetingen met Boecharin vertelde Nikolajevski het volgende.

"Boecharin leek te verlangen naar rust, ver van de vermoeienissen van het veeleisende leven in Moskou. Hij was moe."(85) "Indirect gaf Boecharin mij te kennen dat hij in Centraal-Azië door een groot pessimisme bevangen was en dat hij zijn levenslust verloren had. Toch dacht hij niet aan zelfmoord."(86)

In 1936 kwam Boecharin dus over als een "oude bolsjewiek" die in geestelijk opzicht afgedaan had, die defaitistisch was en geneigd tot capitulatie. De mensjewiek Nikolajevski vervolgde:

"Ik wist van de partijregel die communisten verbiedt met niet-leden te praten over de verhoudingen binnen de partij. Wij voerden niettemin talloze gesprekken over de interne partijsituatie. Boecharin had behoefte erover te praten."(87)

De "oude bolsjewiek" Boecharin brak met een van de meest elementaire regels van een communistische partij, en dat nog wel ten overstaan van een politieke vijand.

"Fanny Jezerskaja probeerde hem te overhalen om in het buitenland te blijven. Ze zei dat er een oppositiekrant in het buitenland moest komen, een krant die werkelijk op de hoogte was van wat zich in Rusland afspeelde en daar een grote invloed zou kunnen uitoefenen. Ze verzekerde Boecharin dat alleen hij die rol kon vervullen. Maar, zo vertelde ze mij, Boecharin had geantwoord: 'Ik geloof niet dat ik zou kunnen leven zonder Rusland. We zijn allemaal zo gewoon geworden aan wat daar gebeurt, aan de spanning die er heerst'."(88)

Boecharin liet zich in met vijanden die samenzweerden om het bolsjewistische regime ten val te brengen; zijn ontwijkende antwoord toont aan dat hij geen principiële bezwaren had tegen het provocerende voorstel de leiding op zich te nemen van een antibolsjewistische krant in het buitenland. Nikolajevski vertelt verder:

"Toen we in Kopenhagen waren, herinnerde Boecharin mij eraan dat Trotski zich betrekkelijk dichtbij bevond, in Oslo. Hij opperde, met een knipoog: 'Als we nu eens op die veerboot stapten en een dagje bij Trotski doorbrachten?' en hij liet erop volgen: 'We hebben elkaar tot de dood bestreden, dat spreekt vanzelf, maar dat belet niet dat ik het grootste respect voor hem koester'."(89)

In Parijs bezocht Boecharin ook Fedor Dan, een belangrijk leider van de mensjewieken. Hij vertrouwde hem toe dat Stalin in zijn ogen "geen mens, maar een duivel" was.(90)

In 1936 was Trotski al een onverzettelijke contrarevolutionair geworden, die opriep tot terrorisme en opstand tegen de bolsjewieken. Fedor Dan was één van de leiders van de sociaal-democratische contrarevolutie. Tot deze twee individuen zocht Boecharin politieke toenadering. Nikolajevski:

"Op zekere dag vroeg hij of ik hem het bulletin van Trotski kon bezorgen, want hij wilde de laatste nummers lezen. Ik gaf hem ook socialistische publikaties, waaronder de Sotsialisticheski Vestnik."(91) "In het laatste nummer stond onder meer een analyse van Gorki's plan om de intelligentsia samen te brengen in een afzonderlijke partij met het oog op de verkiezingen. Boecharin verklaarde: 'Er is een tweede partij nodig. Als er maar één kieslijst is, zonder oppositie, dan is er geen verschil met het nazisme'."(92) "Boecharin haalde zijn pen tevoorschijn. 'Hiermee is de hele nieuwe grondwet van de Sovjetunie op papier gezet, van A tot Z.' Boecharin was heel trots op die grondwet. Het was een weldoordacht raamwerk voor een vreedzame overgang van de dictatuur van één partij naar een echte volksdemocratie."(93)

Boecharins "belangstelling" voor de ideeën van Trotski en van de sociaal-democraten leidde hem ertoe hun belangrijkste stelling over te nemen: er was een antibolsjewistische oppositiepartij nodig, die hoe dan ook alle reactionaire krachten zou aantrekken. Nikolajevski vervolgde:

"Boecharins humanisme was een reactie op de wreedheid van de collectivisatie en op de interne strijd in de partij die er het gevolg van was. (...) 'Dat zijn geen menselijke wezens meer', zei Boecharin, 'het zijn werkelijk raderen geworden van een monsterachtige machine. Er doet zich een totale ontmenselijking voor van degenen die in het sovjetapparaat werken'."(94) "In het begin van de bolsjewistische revolutie had Bogdanov het ontstaan van de dictatuur van een nieuwe klasse van economische leiders voorspeld. Bogdanov was een origineel denker, de tweede in rang bij de bolsjewieken. Hij speelde een grote rol in de ontwikkeling van Boecharin. Boecharin was het niet met de conclusies van Bogdanov eens, maar hij besefte dat het 'versnelde socialisme' van de bolsjewieken het grote gevaar inhield dat er een dictatuur tot stand kwam van een nieuwe klasse. Boecharin en ik hebben het vrij lang over deze kwestie gehad."(95)

In de loop van de jaren 1918-1920 hadden alle burgerlijke elementen in de arbeidersbeweging, afgeschrikt door het bittere karakter van de klassenstrijd, de kant gekozen van de tsaristische en imperialistische reactie, in naam van het "humanisme". Al deze mensen, van Plechanov tot Bogdanov, steunden de interventie van Engeland en Frankrijk, in die tijd de meest terroristische koloniale mogendheden, terwijl ze de "dictatuur" en de "nieuwe klasse van bolsjewistische aristocraten" in de Sovjetunie op de korrel namen.

In de klassenstrijd van de jaren '30 nam Boecharin een gelijksoortige houding aan.

Boecharin en de militaire samenzwering

In de loop van 1935-1936 zocht Boecharin, kopman van de revisionisten in de partij, ook toenadering tot groepen militaire samenzweerders die de partijleiding omver wilden werpen.

Op 28 juli 1936 vond een clandestiene conferentie plaats van de anti-communistische organisatie waartoe kolonel Tokajev behoorde. Op de agenda stond onder meer een discussie over de diverse ontwerpvoorstellen voor de nieuwe grondwet van de Sovjetunie. Tokajev schrijft:

"Stalin wilde de dictatuur van één partij en een complete centralisering. Boecharin wilde verscheidene partijen, zelfs nationalistische, en was voorstander van een zo groot mogelijke decentralisering. Hij wilde bevoegdheden overdragen aan de deelrepublieken, en de belangrijkste zouden zelfs hun eigen buitenlands beleid kunnen bepalen. Vanaf 1936 kwam Boecharin dicht bij de sociaal-democratische standpunten van de linkervleugel van de westerse socialisten."(96) "Boecharin had een alternatief ontwerp (van de grondwet) bestudeerd, opgesteld door Democratov (lid van de clandestiene organisatie van Tokajev, nvda), en in de documenten waren thans een aantal belangrijke aanmerkingen opgenomen, gebaseerd op ons werk."(97)

De militaire samenzweerders van de groep Tokajev zeiden wel wat te voelen voor de politieke standpunten van Boecharin:

"Boecharin wilde niet te snel gaan met de boeren en het einde van de NEP uitstellen; hij meende ook dat de revolutie niet overal met geweld en een gewapende opstand gepaard moest gaan. Boecharin dacht dat elk land zich op zijn eigen wijze moest ontwikkelen. Boecharin, Rykov en Tomski slaagden erin de belangrijkste punten uit hun programma te publiceren: 1. De NEP niet beëindigen, maar er tenminste nog tien jaar mee doorgaan, (...) 4. De industrialisering moest worden voortgezet, maar er dienden veel meer krachten te worden besteed aan de lichte industrie — het socialisme wordt opgebouwd door gelukkige, goed gevoede mensen, niet door stervende bedelaars. 5. Stopzetting van de gedwongen collectivisatie van de landbouw en van de vernietiging van de koelakken."(98)

Dit programma wilde de bourgeoisie in de landbouw, in de handel en in de lichte industrie beschermen, en de industrialisatie afremmen. De toepassing ervan zou zonder twijfel de nederlaag in de antifascistische oorlog veroorzaakt hebben.

Boecharin en het probleem van de staatsgreep

Tijdens zijn proces bekende Boecharin voor de rechtbank dat er in 1918, na de vrede van Brest-Litovsk, een plan bestond om Lenin, Stalin en Sverdlov te arresteren, en een nieuwe regering te vormen van "linkse communisten" en sociaal-revolutionairen. Maar hij ontkende met klem dat er ook een plan bestond om ze terecht te stellen.(99)

Zo werd vastgesteld dat Boecharin bereid was geweest Lenin gevangen te nemen tijdens de crisis van Brest-Litovsk in 1918.

Achttien jaar later, in 1936, was Boecharin een compleet gedemoraliseerd man geworden. Met de wereldoorlog in het verschiet was de spanning enorm opgelopen. Pogingen tot een staatsgreep tegen de partijleiding werden met de dag waarschijnlijker. Boecharin genoot aanzien als "oude bolsjewiek". Hij was Stalins enige "rivaal" van formaat. Boecharin verfoeide de "extreme hardvochtigheid" van Stalins beleid en vreesde dat de "stalinisten" een "nieuwe aristocratie" zouden vormen. Boecharin geloofde dat alleen de "democratie" de Sovjetunie kon redden. Wanneer er een "democratische" staatsgreep tegen Stalin plaatsgreep, zou Boecharin kunnen weigeren die met zijn gezag en prestige te dekken? Als hij in 1918 al bereid was om Lenin te arresteren, hoe zou hij dan niet bereid zijn om de arrestatie te dekken van Stalin, Jdanov, Molotov en Kaganovitsj in nog veel moeilijker omstandigheden?

Want in die termen dient het probleem gesteld te worden. Boecharin had moreel en politiek gezien afgedaan, en had ongetwijfeld geen energie meer om de leiding op zich te nemen van een consequente strijd tegen Stalin. Maar anderen, rechtse revolutionairen, waren vastbesloten om te handelen, en Boecharin zou daarbij als dekmantel fungeren. Door het boek van kolonel Tokajev kunnen we deze rolverdeling begrijpen.

In 1939 kwamen Tokajev en vijf kameraden, allen hogere officieren, bijeen in het appartement van een professor van de Militaire Academi Boedjen-ni. Ze bespraken een plan om Stalin ten val te brengen in geval van oorlog. "Schmidt (lid van de Marine-academie Vorosjilov in Leningrad) betreurde dat er een kans verloren was gegaan. Als men had gehandeld tijdens het proces tegen Boecharin, dan zouden de boeren in zijn naam in opstand zijn gekomen. Nu was er niemand meer van zijn formaat om het volk te inspireren." Een van de samenzweerders stelde daarop voor de post van ministerpresident aan Beria aan te bieden, die populair was geworden omdat hij veel mensen had vrijgelaten die door Ezjov waren getroffen.(100)

Deze passage toont duidelijk aan dat de militaire samenzweerders, althans in het beginstadium, een "bolsjewistische vlag" nodig hadden om hun anti-communistische staatsgreep te laten slagen. Deze rechtse militairen hadden goede contacten met Boecharin en waren ervan overtuigd dat hij zich bij het "voldongen feit" zou hebben neergelegd als Stalin eenmaal was uitgeschakeld.

Tokajev en zijn groep hadden deze strategie trouwens reeds voor ogen in 1936, nog tijdens het proces van Boecharin. Toen Radek na zijn arrestatie tot bekentenissen was overgegaan, slaagde "Kameraad X", de leider van Tokajevs organisatie en lid van het centraal comité van de CPSU, erin het rapport te lezen. Tokajev schrijft:

"Radek heeft de belangrijkste 'bewijzen' geleverd op grond waarvan Boecharin aangehouden, berecht en gefusilleerd werd. Wij wisten van Radeks verraad twee weken voor de arrestatie van Boecharin op 16 oktober 1936 en we probeerden Boecharin te redden. We deden hem een welomschreven en ondubbelzinnig voorstel: 'Na wat Radek zwart op wit tegen u heeft ingebracht, zullen Ezjov en Visjinski u weldra laten arresteren om nog een ander politiek proces voor te bereiden. We stellen u voor om zonder dralen te 'verdwijnen'. Hier volgt ons voorstel. (...) Aan dat aanbod waren geen politieke voorwaarden gekoppeld. We deden het voorstel... omdat het een dodelijke slag zou betekenen als de NKVD Boecharin voor de rechtbank kon transformeren in een zoveelste Kamenev, Zinovjev of Radek. Daardoor zou elke vorm van oppositie over de hele USSR in diskrediet zijn gebracht. Boecharin drukte zijn diepe dankbaarheid uit voor het aanbod, maar wees het van de hand."(101) "Indien Boecharin niet tegen de situatie opgewassen was en er niet in slaagde te bewijzen dat de beschuldigingen vals waren, zou dat een tragedie betekenen: via Boecharin zouden alle andere gematigde oppositiebewegingen gediskrediteerd worden."(102)

Vóór de arrestatie van Boecharin dachten de militaire samenzweerders er dus aan hem als hun vlag te gebruiken. Terzelfder tijd begrepen ze hoe gevaarlijk een openbaar proces tegen Boecharin wel was. Kamenev, Zinovjev en Radek hadden bekend dat ze hadden samengezworen, ze hadden de zaak van de oppositie "verraden". Indien Boecharin voor de rechtbank zou toegeven dat hij betrokken was geweest bij de manoeuvres om het regime omver te werpen, dan zou dat een vernietigende slag toebrengen aan elke anti-communistische oppositie. Dat was de betekenis die de ergste vijanden van het bolsjewisme, in partij en leger geïnfiltreerd, toentertijd aan het proces van Boecharin toekenden.

Op het moment van de invasie van de nazi's analyseerde Tokajev de stemming in de Sovjetunie en in het leger.

"Wij gaven er ons rekenschap van dat de mannen aan de top het hoofd hadden verloren. Ze wisten maar al te goed dat hun reactionaire regime compleet verstoken was van elke reële steun bij het volk. Het was gebaseerd op terreur en mentale automatismen, en het was afhankelijk van de vrede; de oorlog had dat allemaal veranderd."

Vervolgens beschrijft Tokajev de reacties van verscheidene officieren. Beskaravajni stelt voor de Sovjetunie op te splitsen: een onafhankelijke Oekraïne en een onafhankelijke Kaukasus zullen beter vechten.(!) Klimov stelt voor het hele politbureau af te zetten, dan zal het volk het land redden. Kokorjov is van oordeel dat de joden de oorzaak zijn van alle problemen.(103)

"Als revolutionaire democraten zaten we constant met een probleem. Was dit niet het ideale moment om te proberen Stalin ten val te brengen? Er diende met vele factoren rekening gehouden te worden. (...) Kameraad X was er in die dagen van overtuigd dat Stalin alles of niets speelde. Het probleem was dat we Hitler niet als een bevrijder konden beschouwen. Daarom, zei kameraad X, dienden we voorbereid te zijn op de ineenstorting van Stalins regime, maar konden we niets ondernemen dat het regime zou verzwakken."(104)

Het is duidelijk dat de grote ontreddering en de uiterste verwarring na de eerste nederlagen tegen de nazi-overweldigers een zeer precaire politieke situatie hadden geschapen. De burgerlijke nationalisten, de anticommunis-ten, de antisemieten, allen dachten ze dat hun tijd was gekomen. Wat zou er gebeurd zijn als de zuivering niet met kracht was doorgevoerd, als een opportunistische oppositie belangrijke posities had behouden aan de top van de partij, of als een man als Boecharin nog steeds ter beschikking had gestaan voor een "machtswisseling"? Op die momenten van uitzonderlijke spanning hadden de militaire samenzweerders en de opportunisten heel sterk gestaan om alles te riskeren en de staatsgreep te plegen die ze al zo lang gepland hadden.

De bekentenissen van Boecharin

Tijdens zijn proces legde Boecharin bekentenissen af en tijdens de confrontatie met andere beschuldigden heeft hij sommige aspecten van de samenzwering verduidelijkt. Joseph Davis, ambassadeur van de Verenigde Staten in Moskou en befaamd advocaat woonde alle zittingen van de rechtszaak bij. Hij meende dat Boecharin vrijuit gesproken had en dat zijn bekentenissen eerlijk waren en alle competente buitenlandse waarnemers deelden die mening. Op 17 maart 1938 stuurde Davies een vertrouwelijk bericht naar de Staatssecretaris in Washington:

"Alhoewel ik bevooroordeeld ben tegen bekentenissen als bewijstukken en tegen een juridisch systeem dat nagenoeg geen enkele vorm van bescherming biedt aan de beklaagde, denk ik, nadat ik dag na dag de getuigen en hun manier van getuigen geobserveerd heb en nadat ik de onbewuste belastende aanwijzingen die naar voor kwamen en andere feiten die het proces kenmerkten, genoteerd heb, dat de beschuldigden inderdaad misdaden begaan hebben volgens de sovjetwet, misdaden die aangetoond werden met bewijzen en zonder dat daar de minste twijfel over kan bestaan, genoeg misdaden om het vonnis dat hen schuldig bevindt aan verraad en hen veroordeelt tot de straf voorzien in de strafwetgeving van de Sovjetunie, te rechtvaardigen. Anderen wier oordeel aanvaardbaar is, denken er ook zo over. Het is de algemene overtuiging van de buitenlandse diplomaten die het proces bijwoonden dat het bewijs geleverd werd dat er een uiterst gevaarlijk komplot bestond."(105)

Gedurende de tientallen uren dat zijn proces heeft geduurd, kwam Boecharin zeer lucide en alert over, discussiërend, tegensprekend, grappige woordspelingen makend en sommige beschuldigingen met kracht ontkennend. Voor diegenen die het proces bijwoonden en diegenen die vandaag de verslagen kunnen lezen, houdt de door de anticommunisten wijd verspreide theorie van het "opgezet spel" geen steek. Tokajev zegt dat de politie Boecharin niet folterde uit angst dat hij "voor de rechtbank de waarheid in het aangezicht van de wereld zou uitschreeuwen".(106) Tokajev beschrijft de striemende antwoorden van Boecharin aan de procureur en zijn moedige ontkenningen en besluit dan:

"Boecharin toonde een uitzonderlijke moed (...) Visjinski had verloren. Het was een kardinale fout Boecharin voor een publieke rechtbank te brengen."(107)

Hiermee willen we alleen maar aantonen dat Boecharin wel degelijk zichzelf was.

Het achthonderdvijftig bladzijden tellende verslag is uiterst leerzaam. Het laat een geweldige indruk na die niet weg te cijferen is door de gangbare tirades tegen "de monsterprocessen". Boecharin komt erin naar voor als een opportunist die herhaaldelijk politiek verslagen werd en ideologisch gekritiseerd door de meerderheid van de partij. Maar in plaats van zijn kleinburgerlijke opvattingen te veranderen, werd hij een verbitterd man die zich niet openlijk tegen de partijlijn en tegen haar indrukwekkende verwezenlijkingen durfde verzetten. Terwijl hij in de leiding van de partij bleef, hoopte hij door intriges en maneuvers achter de schermen ooit Stalin omver te werpen en zijn standpunt op te leggen. Hij legde geheime contacten met de meest uiteenlopende clandestiene opposanten, waarvan sommigen overtuigde anticommunisten waren. Niet in staat om een openlijke politieke strijd te voeren, stelde Boecharin al zijn hoop op een staatsgreep als gevolg van een militair komplot of een opstand.

De lectuur van het procesverslag stelt ons ook in staat het verband op te helderen tussen de politieke verloedering van Boecharin en zijn vrienden en de zuiver misdadige activiteiten, zoals moorden, opstanden, spionage en geheime contacten met buitenlandse mogendheden. Vanaf de jaren 1928-1929 verdedigde Boecharin revisionistische stellingen die de belangen van de koelakken en andere uitbuitende klassen verwoordden. Boecharin kreeg de steun van de politieke fracties die deze klassen vertegenwoordigden, zowel binnen als buiten de partij. Op het ogenblik dat de klassenstrijd verscherpte, heeft Boecharin zijn banden met die krachten versterkt. Het naderen van de Wereldoorlog deed de spanningen oplopen en de tegenstanders van de partijleiding richtten zich naar de gewelddadige actie en de staatsgreep. Boecharin gaf zijn contacten met al die personages toe, maar hij ontkende met alle kracht dat hij zelf moorden georganiseerd of gespioneerd had. Op de vraag van Visjinski: "U hebt niet gesproken over uw banden met de buitenlandse spionagediensten en de fascistische milieus", antwoordde Boecharin: "Daarover heb ik niets te verklaren."(108)

Nochtans moest Boecharin toegeven dat sommigen uit het blok dat hij leidde, banden hadden aangeknoopt met het fascistische Duitsland. Hier volgt in dat verband een bladzijde uit het procesverslag. Boecharin legt uit dat sommige leiders van de samenzwering dachten dat ze de voorwaarden voor een staatsgreep konden scheppen door gebruik te maken van de verwarring die zou ontstaan door de nederlagen in geval van oorlog met Duitsland.

"Boecharin. In 1935 is Karachan vertrokken zonder voorafgaande bespreking met de leden van de leidende kern, op uitzondering van Tomski. (...) Ik herinner me dat Tomski me vertelde dat Karachan erin geslaagd was met Duitsland een akkoord te sluiten dat voordeliger was dan dat van Trotski.
Visjinski. Wanneer hebt u het onderhoud gehad waar u het plan beraamde om het front te openen voor de Duitsers?
Boecharin. Toen ik Tomski vroeg hoe hij het mechanisme van een staatsgreep zag, antwoordde hij me dat dit de zaak was van de militaire afdeling die het front moest openen.
Visjinski. Dus Tomski maakte zich klaar om het front te openen?
Boecharin. Dat heeft hij niet gezegd.
Visjinski. Tomski zei: het front openen?
Boecharin. Ik ga het u letterlijk weergeven.
Visjinski. Wat heeft hij gezegd?
Boecharin. Tomski heeft gezegd dat dit de zaak was van de militaire afdeling die het front moest openen.
Visjinski. Waarom moest die het front openen?
Boecharin. Mijn standpunt is dat die het front niet moest openen.
Visjinski. En wat was de mening van Tomski?
Boecharin. Als hij geen bezwaren uitte, is dat dus omdat hij, waarschijnlijk, voor driekwart akkoord ging."(109)

In zijn verklaringen erkende Boecharin dat zijn revisionistische oriëntatie hem aanzette illegale contacten te leggen met andere opposanten, dat hij zijn hoop stelde op opstanden in het land om de macht te grijpen, en dat hij vervolgens overstapte op de tactiek van het terrorisme en de staatsgreep.

In zijn biografie over Boecharin probeert Cohen "die wijd verspreide verkeerde opvatting" te corrigeren volgens dewelke Boecharin "schandelijke misdaden zou bekend hebben" met het doel "zijn eerlijk berouw te tonen over zijn oppositie tegen Stalin en zo de partij een laatste dienst te bewijzen".(110) Ziehier hoe Cohen zich probeert af te maken van de "vervelende" bekentenissen van Boecharin.

"Boecharin hoopte zijn proces om te vormen tot een tegenproces van het stalinistische regime." Zijn tactiek bestond erin dat hij zich "politiek verantwoordelijk stelde voor het geheel", maar terzelfder tijd "elke afzonderlijke misdaad volledig ontkende". Boecharin liet verstaan, aldus Cohen, dat als hij het had over zijn "contrarevolutionaire organisatie" en zijn "anti-sovjetblok" hij in feite "de oude bolsjewistische partij" bedoelde. "Toen Boecharin verklaarde: 'Ik draag de verantwoordelijkheid voor het blok', wilde dat zeggen: voor het bolsjewisme."(111)

Goed gevonden... Cohen, de woordvoerder van de Amerikaanse belangen, mag zich dergelijke kronkels veroorloven, omdat geen enkele van zijn lezers zijn beweringen zal nagaan in het verslag van het proces.

De sleutelpassages van Boecharins getuigenis voor de rechtbank zijn significant voor zijn politieke evolutie. Boecharin was helder genoeg van geest om de verschillende stappen in zijn politiek verval te herkennen en om te begrijpen hoe hij verstrikt was geraakt in de netten van een contrarevolutionair komplot. Cohen en de burgerij mogen dan proberen om de "bolsjewiek" Boecharin wit te wassen, voor de communisten vormen de bekentenissen van Boecharin kostbare lessen over de mechanismen van het langzame verval en van de antisocialistische subversie. Ze helpen ons de latere opkomst van figuren als Chroesjtsjov en Mikoyan, Brezjnjev en Gorbatsjov te begrijpen. Hier volgt de letterlijke weergave van Boecharin's woorden.

"Klaarblijkelijk vertegenwoordigden de contrarevolutionairen van rechts in het begin een 'afwijking'. (...) Bij ons heeft zich een heel eigenaardig proces voorgedaan van overschatting van de individuele landbouwexploitatie, wat stilaan overging in de idealisering ervan, in de idealisering van de eigenaar. Op het programma, het welstellend bedrijf van de individuele boer; en wat de grond van de zaak betreft, wordt de koelak een doel op zich. De kolchoz, dat is toekomstmuziek. De rijke eigenaars moeten vermenigvuldigd worden. Dat was de geweldige ommekeer in onze manier van zien.

Reeds in 1928 heb ik zelf een formule bedacht betreffende de militair-feodale uitbuiting van de boeren: ik zette de kosten van de klassenstrijd niet op rekening van de vijandelijke klasse, maar op rekening van de leiding van het proletariaat zelf. (...) Op economisch vlak wilde mijn platform het volgende: het staatskapitalisme, de bezittingen van de welgestelde boer sparen, het terugdringen van de kolchozen, de buitenlandse concessies, het loslaten van het monopolie inzake buitenlandse handel; dit alles met het herstel van het kapitalisme als resultaat. (...) Op binnenlands vlak was ons programma in feite een afglijden naar de burgerlijk democratische vrijheid, naar de coalitie, omdat uit het blok met de mensjevieken, de sociaal-revolutionairen en de anderen, de vrijheid van partijen en coalities voortvloeide. Indien men zijn bondgenoten kiest om de regering omver te werpen, zullen die 's anderendaags, na een mogelijke overwinning, mededeelnemers zijn aan de macht. (...)

Mijn toenadering tot Tomski en Rykov situeert zich rond 1928-1929. Daarna volgden de banden met de leden van het toenmalige Centraal Comité, die werden gepeild, de clandestiene bijeenkomsten die illegaal waren ten opzichte van het Centraal Comité. (...)

Toen begon het werken aan een blok. Eerst voerde ik gesprekken met Kamenev bij hem thuis. Toen met Pjatakov, in het ziekenhuis, waaraan ook Kamenev deelnam. De derde stap was mijn gesprek met Kamenev in het buitenverblijf van Schmidt. (...)

In 1930-1931 begon de volgende etappe. Het land kende toen een felle verscherping van de klassenstrijd, de sabotage van de koelakken, de weerstand van de klasse van de koelakken tegen de politiek van de partij, enz. (...) Het trio (Boecharin-Rykov-Tomski) was een illegaal centrum geworden. Daar waar het vroeger aan het hoofd stond van de oppositie-milieus, werd het nu het centrum van de clandestiene contrarevolutionaire organisatie. (...) Enoekidze leunde nauw aan bij dit clandestiene centrum. Hij was ermee verbonden via Tomski als tussenpersoon. (...)

Tegen het einde van 1931 werden de deelnemers van wat men 'de school van Boecharin' noemde naar de provincies gestuurd, naar Voronege, naar Samara, naar Leningrad, naar Novosibirsk. En toen al werd hun overplaatsing naar de provincies gebruikt voor contrarevolutionaire doeleinden. (...)

Tegen de herfst van 1932 begon een nieuwe stap in de ontwikkeling van de organisatie van de rechtsen: de overgang naar de tactiek van de omverwerping van de macht van de sovjets door het gebruik van geweld. (...) Dat gebeurde toen het zogenaamde platform van Rjoetin vastgelegd werd. (...) Het was het platform van een contrarevolutionaire organisatie van rechtsen. (...) Het was goedgekeurd in naam van het centrum van de rechtsen. Het platform van Rjoetin voorzag: 'paleisrevolutie', terrorisme, oriëntatie naar een rechtstreekse alliantie met de trotskisten.

Het is rond die tijd dat het idee ontstond van een 'paleisrevolutie'. In het begin was het Tomski, die banden had met Enoekidze, die dat idee geopperd heeft. Tomski zag de mogelijkheid om de officiële positie van Enoekidze, die toen de leiding had van de garde van het Kremlin, te gebruiken. (...) Men recruteerde mensen om de 'paleisrevolutie' uit te voeren. Het is toen dat het politiek blok met Kamenev, Zinovjev tot stand kwam. In die periode hadden de gesprekken plaats met Sirtsov en Lominadze. (...) Tijdens de ontmoeting die doorging in de zomer van 1932 sprak Pjatakov mij over zijn ontmoeting met Sedov, over de richtlijn van Trotski in verband met het terrorisme. Op dat ogenblik waren Pjatakov en ik van oordeel dat die opvattingen niet met de onze strookten; maar we dachten zeer snel een gemeenschappelijke taal te vinden en de meningsverschillen betreffende de strijd tegen de sovjetmacht te kunnen wegwerken. (...)

De oprichting van de groep samenzweerders in het Rode Leger dateert uit die periode. Ik vernam dat van Tomski die dat zelf rechtstreeks van Enoekidze wist. (...) Tomski en Enoekidze zeiden me dat er in de leiding van het Rode Leger eenheid was ontstaan tussen de rechtsen, de zinovjevis-ten en trotskisten; ze gaven me de namen van Toechatsjevski, Kork, Primakov en Poetna. De band met het centrum van rechtsen werd dus via volgende weg verwezenlijkt: de militaire groep, Enoekidze, Tomski en de anderen."(112)

"In 1933-1934 werd de klasse van de koelakken verpletterd en behoorde de opstandige beweging niet meer tot het gamma van mogelijkheden. Er volgde een periode waarin de organisatie van de rechtsen zich richtte op een komplot, op een contrarevolutionaire staatsgreep. (...) De krachten van dat komplot, dat waren op de eerste plaats de krachten van Enoekidze enJago-da, hun organisatie in het Kremlin en op het volkscommissariaat van Binnenlandse Zaken. Op dat ogenblik slaagde Enoekidze erin, voor zover ik me dat herinner, de oud-commandant van het Kremlin, Peterson, die vroeger commandant van de trein van Trotski was geweest was, te rekruteren. Daarna was er de militaire organisatie van de samenzweerders: Toechatsjevski, Kork en anderen.'(113)

"Bij het naderen van het XVIIde Partijcongres suggereerde Tomski om de staatsgreep te laten samenvallen met het congres en gebruik te maken van de gewapende contrarevolutionaire krachten. In de ogen van Tomski moest de aanhouding van de deelnemers aan het XVIIde Partijcongres — een monsterlijke misdaad - een integraal onderdeel van de staatsgreep uitmaken. Het voorstel van Tomski werd onderzocht, het moet gezegd nogal oppervlakkig. Van alle kanten kwamen er opmerkingen. (...) Pjatakov sprak zich tegen het voorstel uit vanuit tactische overwegingen, want het zou een ongeziene verontwaardiging veroorzaken bij de massa's. (...) Maar het feit alleen al dat dit idee bij iemand opkwam en dat het onderzocht werd, toont in alle klaarheid het monsterlijk en crimineel karakter van die organisatie aan."(114)

"In de zomer van 1934 zegde Radek me dat er richtlijnen van Trotski waren gekomen, dat Trotski onderhandelingen voerde met de Duitsers en dat hij hen al bepaalde territoriale toegevingen gedaan had, onder andere Oekraïne. (...) Het moet gezegd dat ik in die tijd bepaalde opmerkingen maakte tegen Radek, die hij bevestigde tijdens onze confrontatie. Ik was van oordeel dat het onontbeerlijk was dat hij, Radek, naar Trotski zou schrijven om hem te zeggen dat hij in zijn onderhandelingen veel te ver ging en dat hij het risico liep om niet alleen zichzelf maar ook al zijn bondgenoten te compromitteren en meer bepaald ons, de rechtse samenzweerders, wat onze nederlaag onvermijdelijk zou maken. Ik was van oordeel dat, gezien het patriottisme van de massa's, Trotski niet rationeel handelde op politiek en tactisch vlak. (...)

Vanaf het moment dat er sprake was van een militaire staatsgreep, werd logischerwijze de rol van de militaire groep van de samenzweerders bijzonder belangrijk. Het was juist dat deel van de contrarevolutionaire krachten dat over materiële middelen beschikte en bijgevolg over aanzienlijke politieke krachten. Dit kon tot een soort van bonapartisme leiden. De eerste bekommernis van de bonapartisten — ik had hier vooral Toechatsjevski op het oog — zou zijn om, naar het voorbeeld van Napoleon, hun bondgenoten uit te schakelen, zij die hen bij wijze van spreken geïnspireerd hadden. In onze gesprekken heb ik Toechatsjevski altijd aangeduid als 'de mogelijke kleine Napoleon'. Het is geweten wat Napoleon deed met wat men ideologen noemt.

Visjinski. En u beschouwde zichzelf als een ideoloog?
Boecharin. Onder andere als ideoloog van de contrarevolutionaire staatsgreep en als een man die dat in de praktijk zet. Natuurlijk zou u liever horen dat ik zeg dat ik mezelf als een spion beschouw, maar ik zie mezelf helemaal zo niet.
Visjinski. En nochtans ware dat veel juister geweest.
Boecharin. Dat is uw mening, niet de mijne."(115)

Toen het moment gekomen was voor zijn laatste verklaring wist Boecharin reeds dat hij ten dode opgeschreven was. Het is mogelijk dat Cohen in die woorden een "handige verdediging van het echte bolsjewisme" kan lezen en een "aanklacht tegen het stalinisme". Een communist daarentegen zal waarschijnlijk een man horen die lang gestreden heeft voor het socialisme, die een onherroepelijke bocht heeft gemaakt naar het revisionisme en die in het zicht van de dood, heeft begrepen dat dit revisionisme hem, in de context van een uiterst scherpe nationale en internationale klassenstrijd, tot verraad bracht.

"De zuivere logica van de strijd ging gepaard met een verval van de ideeën, met psychologisch verval. (...) Op die manier lijkt het me hoogst waarschijnlijk dat ieder van ons, die hier op de beklaagdenbank zit, een eigenaardige ontdubbeling van het bewustzijn had, een onvolledige overtuiging in zijn contrarevolutionaire bezigheid. (...) Vandaar die bijna halve verlamming van de wilskracht, dat vertraagde van de reflexen. (...) De tegenstelling tussen het versnelde proces van ons verval en die vertraging van de reflexen weerspiegelt de situatie van de contrarevolutionair die zich ontwikkelt binnen het kader van de opbouw van het socialisme in vooruitgang. Daar ontstaat een dubbele psychologie. (...)

Soms enthousiasmeerde ik mezelf en ik verheerlijkte in mijn geschriften de verwezenlijkingen van het socialisme; maar de volgende dag al bouwde ik dat af door praktische daden met een crimineel karakter. Het is daar dat zich een ongelukkig bewustzijn vormde, zoals dat heet in de filosofie van Hegel. Dat ongelukkig bewustzijn verschilde van het gewone bewustzijn in die zin dat het gelijktijdig een crimineel bewustzijn was. De proletarische staat heeft niet alleen de contrarevolutionaire bendes verpletterd, maar ook zijn vijanden innerlijk uiteengereten, hun wilskracht verstoord. Dat is iets wat voorheen nergens bestond, en dat in geen enkel kapitalistisch land zou kunnen bestaan. (...)

Dikwijls wordt het berouw verklaard met allerlei totaal absurde dingen, zoals bijvoorbeeld Tibetaans poeder, enz. Ikzelf heb in de gevangenis, waar ik bijna eenjaar gezeten heb, gewerkt, me bezig gehouden en mijn klaarheid van geest bewaard.

Men spreekt over hypnose. Maar op dit proces heb ik mezelf verdedigd, op het moment zelf heb ik replieken bedacht en ik ben in polemiek getreden met de procureur. En ieder mens, ook al heeft hij weinig geneeskundige ervaring, zal moeten toegeven dat ik niet onder hypnose ben. (...)

Nu wil ik over mezelf spreken, over de oorzaken die tot mijn berouw geleid hebben. Natuurhjk speelden de bewijzen van mijn schuld een belangrijke rol. Gedurende drie maanden heb ik me opgesloten in mijn ontkenningen. Toen ben ik overgegaan tot bekentenissen. Waarom? Omdat ik in de gevangenis mijn gehele verleden opnieuw bekeken heb. En als ik me afvroeg in naam van wat ik zou sterven, dan verscheen er een volledig zwart gat. Er is niets in naam waarvan ik zou willen sterven, indien ik moet sterven zonder mijn fouten te bekennen. En integendeel, alle positieve feiten die in de Sovjetunie in het oog springen, krijgen een andere proportie in het bewustzijn van de mens. Dat is wat mij uiteindelijk totaal ontwapend heeft: dat is wat mij verplicht heeft te knielen voor de partij en voor het land. (...)

Natuurlijk is het geen kwestie van berouw hebben, ook niet van mijn berouw. Het Hof kan zonder dat berouw zijn vonnis vellen. De bekentenis van de beschuldigden is ook niet verplicht. De bekentenis van de beschuldigde is een middeleeuws juridisch principe. Maar daarin zit wel een innerlijke nederlaag van de contrarevolutionaire krachten. En je moet Trotski zijn om niet te ontwapenen. Mijn plicht is het om hier aan te tonen dat in het parallellogram van de krachten die de contrarevolutionaire tactiek hebben uitgewerkt, Trotski de belangrijkste motor was van de beweging. En de gewelddadige posities — het terrorisme, de spionage, de ontbinding van de USSR, de sabotage - kwamen op de eerst plaats uit die bron.

A priori kan ik ervan uitgaan dat Trotski en mijn andere bondgenoten in deze misdaden alsook de IIde Internationale - temeer omdat ik erover gesproken heb met Nikolajevski - ons, en vooral mij, zullen proberen te verdedigen. Die verdediging verwerp ik, want ik kniel voor het land, voor de partij, voor het hele volk."(116)

Van Boecharin naar Gorbatsjov

Stephen F. Cohen publiceerde in 1973 zijn biografie van Boecharin, waarin deze geprezen wordt als "de laatste bolsjewiek". Het is zeer ontroerend om zien hoe een overtuigd anticommunist "het einde betreurt van Boecharin en van het Russische bolsjewisme".(117) Een andere volgeling van Boecharin, Roy Medvedev citeert:

"Het stalinisme mag niet beschouwd worden als het marxisme-leninisme van drie decennia. Het is een perversie die Stalin heeft geïntroduceerd in de theorie en de praktijk van de communistische beweging. Het zuiveringsproces van de communistische beweging, het verwijderen van al die lagen stalinistische rotzooi, is nog niet voltooid."(118)

Cohen en Medvedev schilderen de leninistische politiek die Stalin volgde, dus af als een "perversie" van het leninisme, terwijl zij zelf, onverzoenlijke tegenstanders van het communisme, het voorstel doen "de communistische beweging te zuiveren"! Het gaat hier natuurhjk om een tactiek die al decennia lang zijn doeltreffendheid heeft bewezen: wanneer een revolutie de overwinning heeft behaald en wortel heeft geschoten, werpen haar grootste vijanden zich op als fervente verdedigers van de "authentieke revolutie" tegen haar leiders die "het oorspronkelijke ideaal verraden hebben." De stelling van Cohen en Medvedev over de noodzaak 'de beweging te zuiveren van het stalinisme', werd overgenomen door praktisch alle communisten van de lijn-Chroesjtsjov. Zelfs Fidel Castro, ook beïnvloed door de theorieën van Chroesjtsjov, weerstaat niet altijd aan de verleiding. Nochtans werd diezelfde tactiek gebruikt door dezelfde Amerikaanse specialisten... tegen de Cubaanse revolutie. Vanaf 1961 lanceerde de CIA een offensief "ter verdediging van de Cubaanse revolutie" tegen het "verraad" van "de usurpator Fidel Castro".

In 1948 ging Joegoslavië als eerste socialistische land overstag voor het boecharinisme en het trotskisme. Tito kreeg de steun van de Verenigde Staten. Nadien sijpelden Tito's theorieën door in de meeste Oosteuropese landen.

In de loop van de jaren '70 dienden Cohens boek Bukharin and the bolchevik revolution en dat van de Engelse sociaal-democraat Ken Coates, voorzitter van de Bertrand Russell Peace Foundation, als uitgangspunt voor een internationale campagne ter rehabilitatie van Boecharin. Deze campagne vond weerklank bij de revisionisten van de Franse en Italiaanse communistische partijen, bij de sociaal-democraten — van Pelikan tot Gilles Martinet — en natuurlijk bij de diverse trotskistische sekten. Diezelfde strekkingen hebben Gorbatsjov gesteund tot op de dag van zijn val. Al die anticommunisten verenigden zich in de loop van de jaren '70 om Boecharin in ere te herstellen als de "grote bolsjewiek" die door Lenin "het lievelingskind van de partij" werd genoemd. Allen beweerden ze dat Boecharin een bolsjewistisch "alternatief' betekende voor het stalinisme, en sommigen riepen hem uit tot voorbode van het eurocommunisme.(119) Al in 1973 werd de oriëntatie van deze hele campagne bepaald door de uitgesproken anticommunist Cohen:

"Ideeën en politiek in de stijl van Boecharin zijn weer tot leven gekomen. In Joegoslavië, Hongarije, Polen en Tsjechoslowakije zijn communistische hervormers de advocaten geworden van een marktsocialisme, van een evenwichtige planning en economische groei, van een evolutionisti-sche ontwikkeling, van de civiele vrede, van een gemengde landbouw, en van het aanvaarden van een sociaal en cultureel pluralisme in het kader van een één-partijstaat."(120) Dit is een perfecte definitie van de fluwelen contrarevolutie die uiteindelijk heeft getriomfeerd in Oost-Europa in de jaren 1988-1989.

"Indien de hervormers erin slagen een meer liberaal communisme tot stand te brengen, een 'socialisme met een menselijk gelaat', dan zal Boecharins visioen en de NEP-orde die hij verdedigde uiteindelijk de ware aankondiging blijken van de communistische toekomst — het alternatief voor het stalinisme na Stalin."(121)

Ook Gorbatsjov heeft het oude programma van Boecharin overgenomen, steunend op de "voorhoede-ervaringen" van de Oosteuropese landen in de loop van de jaren '60 en '70. Cohen werd in de Sovjetunie door Gorbatsjov ontvangen en toegejuicht als de grote wegbereider van "de nieuwe denkwijze" en de "socialistische vernieuwing".

Voegen we hier nog aan toe dat de "school van Boecharin" veel aan invloed heeft gewonnen in het China van Deng Xiaoping.

Het Toechatsjevski-proces en de anticommunistische samenzwering in het leger

Op 26 mei 1937 werden maarschalk Toechatsjevski, de commandanten Jakir, Oeborevitsj, Eideman, Kork, Poetna, Feldman en Primakov aangehouden en door een militaire rechtbank berecht. Op 12 juli werd hun terechtstelling bekendgemaakt.

Vanaf begin mei stonden ze onder verdenking. Op 8 mei werd het systeem van de politieke commissarissen opnieuw ingevoerd in het leger. De herintroductie van dit systeem, stammend uit de burgeroorlog, weerspiegelde de vrees van de partij voor bonapartistische tendensen binnen het leger.(122)

Een richtlijn van de commissaris van Defensie had op 13 mei 1927 een einde gemaakt aan de controle op de hoge legerofficieren door de politieke commissarissen. Voortaan was de militaire bevelhebber verantwoordelijk voor "de algemene pohtieke leiding, met het doel de integrale coördinatie van militaire en politieke zaken binnen de eenheden te verwezenlijken". Zijn "politiek assistent" werd belast met "het partijwerk in zijn geheel"; hij moest verslag uitbrengen over de politieke situatie binnen de eenheid aan de commandant.(123) De politiek-militaire Academie Tolmasjev van Leningrad en de commissarissen van het militaire district van Wit-Rusland protesteerden tegen het feit dat "de rol van de pohtieke organen van de partij werd ondergewaardeerd en ingeperkt".(124) Blomberg, een hoge Duitse officier, maakte een rapport op na een missie in de USSR in 1928. Hij schrijft:

"Zuiver militaire doeleinden krijgen steeds meer de overhand; al het andere wordt hieraan ondergeschikt gemaakt."(125)

Omdat veel soldaten van het platteland kwamen, was de invloed van de koelakken in het leger duidelijk te merken. Oensjlicht, een hoge officier, verklaarde in 1928 en 1929 dat het gevaar van een sociaal-democratische afwijking in het leger groter was dan in de civiele partijorganisaties.(126)

In het najaar van 1929, tijdens de zuiveringen in de instellingen, had Oensjlicht verboden dat binnen het leger een grootscheepse campagne tegen de vroegere tsaristische officieren zou worden gevoerd. In 1930 was nog tien procent van het officierenkorps, 4.500 militairen, uit het vroegere tsaristische leger afkomstig.(127)

Al deze elementen wijzen op sterke burgerlijke invloeden die bleven bestaan gedurende de jaren twintig en dertig en die het leger tot een der minst betrouwbare onderdelen van het socialistische systeem maakten.

Een komplot?

In 1937-1938 was V. Lichasjev officier van het Rode Leger in het Verre Oosten. In zijn boek De samenzwering in het Verre Oosten toont hij aan dat er wel degelijk een brede samenzwering bestond binnen het leger.(128)

De journalist Alexander Werth schrijft in zijn boek Moskou 41 een hoofdstuk met als titel "Het proces van Toechatsjevski". Men leest er:

"Ik ben er ook van overtuigd dat de zuivering binnen het Rode Leger veel te maken had met Stalins vrees voor een dreigende oorlog met Duitsland. Wie was Toechatsjevski? Mensen van het Franse Tweede Bureau vertelden me lang geleden al dat Toechatsjevski Duitsgezind was. En de Tsjechen vertelden me het ongelooflijke verhaal van Toechatsjevski's bezoek aan Praag, waar hij zich aan het einde van een banket — behoorlijk aangeschoten — het ontvallen dat een akkoord met Hitler de enige hoop was voor Tsjechoslowakije en Rusland, waarna hij op Stalin begon te schelden. De Tsjechen lieten niet na dit voorval aan het Kremhn te rapporteren, en dat was het einde van Toechatsjevski — en van veel van zijn aanhangers."(129)

De Amerikaanse ambassadeur in Moskou, Joseph Davies, schreef op 30 juni en 4 juli 1937 zijn indrukken neer:

"Ik heb Litvinov gezegd dat de reacties in de Verenigde Staten en West-Europa op deze zuiveringen en executies van generaals ronduit slecht zijn. (...) Litvinov was zeer rechtuit. Hij zei dat de regering zich door middel van de zuiveringen had moeten 'verzekeren' tegen een mogelijk verraad ten voordele van Berlijn of Tokio en hij voegde eraan toe dat de wereld dit op een dag zou begrijpen. In feite zei hij dat Rusland de hele wereld een dienst bewees door zichzelf te beschermen tegen de nazi-bedreiging. Op een dag zal de wereld de grootsheid van Stahn erkennen, zei hij."(130) En verder schrijft Davis:

"De meest ernstige geesten schijnen te geloven dat er een komplot in de maak was met het oog op een staatsgreep door het leger, niet zozeer tegen Stalin persoonlijk dan wel tegen het administratief systeem en tegen de partij, en dat Stalin met zijn gebruikelijke snelheid, onverschrokkenheid en kracht heeft toegeslagen."(131)

In 1937 werkte Abdurachman Avtorchanov in een afdeling van het Centraal Comité van de bolsjewistische partij. Hij was een burgerlijk nationalist en zegt in nauw contact te hebben gestaan met de leiders van de oppositie en met de Kaukasiërs die lid waren van het Centraal Comité. Na de oorlog vluchtte hij naar de Verenigde Staten. Uit zijn boek Staline au pouvoir (Stalin aan de macht) blijkt dat het hem spijt dat Toechatsjevski de macht niet gegrepen heeft in 1937. Hij bevestigt dat Toechatsjevski begin 1937, na zijn reis naar Engeland, aan zijn hogere officieren de volgende voornemens voorlegde.

"Wat het leger van Hare Majesteit in Groot-Brittannië, kenmerkt is dat er geen agent van Scotland Yard aan het hoofd ervan zou kunnen staan (allusie op de rol van de Staatsveiligheid in de USSR). Schoenmakers (allusie op de vader van Stalin), worden slechts toegelaten in de beheersdepots, en dan nog zonder partijkaart. De Engelsen spreken niet graag over hun patriottisme, want het lijkt hen vanzelfsprekend Engelsman te zijn. In Engeland is er geen rechtse, kromme of'algemene' lijn; er is slechts een Engelse politiek, en elke lord of arbeider, conservatief of socialist, officier of soldaat zet zich met dezelfde ijver in om deze te dienen. Het is natuurlijk waar dat de Britse soldaat volledig onwetend is over de geschiedenis van de partij en de produktie-indexen (allusie op de politieke opvoeding in het Rode Leger), maar anderzijds kent hij de topografie van de wereld even goed als de ruimte waar hij ingekwartierd is. Daar wordt de koning met eerbetuigingen beladen, maar hij heeft geen persoonlijke macht. Voor een carrière van officier zijn twee kwaliteiten noodzakelijk: moed en kennis."(132)

Robert Coulondre was van 1936 tot 1938 ambassadeur van Frankrijk in Moskou. In zijn Memoires spreekt hij over de terreur van de Franse Revolutie, die in 1792 de aristocratie verpletterde en het Franse volk voorbereidde op de oorlog tegen de reactionaire Europese staten. In die tijd zagen de vijanden van de Franse Revolutie, met name Engeland en Rusland, de revolutionaire terreur als een voorteken van de val van het regime. Het tegendeel was echter waar. Hetzelfde gebeurt nu met de Russische revolutie, aldus Coulondre.

"Korte tijd na de aanhouding van Toechatsjevski heeft een minister van Litouwen, die banden had met verscheidene bolsjewistische leiders, me gezegd dat de maarschalk, geïrriteerd door het feit dat de communistische partij de ontwikkeling van de Russische militaire macht belemmerde en vooral een goede organisatie van het leger belette, daadwerkelijk de leiding op zich had genomen van een beweging die de partij ten gronde wilde richten en een militaire dictatuur wilde instellen. (...) Mijn correspondentie kan getuigen dat ik de betekenis van de 'terreur in de Sovjetunie' juist heb ingeschat. Ik heb altijd geschreven dat men niet mag concluderen dat het regime aan het afbrokkelen is, of dat de Russische krachten uitgeput raken. Integendeel, we hebben hier te maken met de ontwikkelingscrisis van een snel groeiend land."(133)

Churchill schreef in zijn Memoires dat Hitler aan Benes, de president van Tsjechoslowakije, had beloofd de integriteit van zijn land te eerbiedigen, op voorwaarde dat hij zich ertoe verbond neutraal te blijven mocht er een Frans-Duitse oorlog uitbreken.

"In het najaar van 1936 kreeg president Benes een boodschap van een hooggeplaatste Duitse militair, die hem te verstaan gaf dat hij moest opschieten, als hij nog van Hitlers aanbod gebruik wilde maken, omdat er op korte termijn gebeurtenissen in Rusland zouden plaatsvinden waardoor Duitsland de hulp van de Tsjechen niet langer nodig zouden hebben. Terwijl Benes de betekenis van deze verontrustende zinspelingen overwoog, vernam hij dat de Duitse regering via de ambassade van de Sovjetunie in Praag in contact stond met hooggeplaatste Russen. Dit maakte deel uit van wat men de militaire samenzwering heeft genoemd en het komplot van de oude communistische garde, die tot doel hadden Stalin ten val te brengen en een nieuw pro-Duits regime in Rusland in te stellen. Korte tijd daarna werd in Sovjet-Rus-land een onverbiddelijke, maar zonder twijfel nuttige zuivering doorgevoerd in de politieke en economische kringen. (...) Gezuiverd van zijn pro-Duitse elementen ging het Russische leger er evenwel militair hard op achteruit. De sovjetregering was voortaan sterk tegen Duitsland ingenomen. Natuurlijk begreep Hitler zeer goed wat er gebeurde, maar voor zover ik weet zagen de Engelse en Franse regeringen niet zo klaar in de gebeurtenissen. Chamberlain, het Britse en het Franse hoofdkwartier, zagen de zuivering van 1937 vooral als een episode van rivaliteit die het Russische leger in twee kampen deelde: zij hadden een beeld van een door haat en onverzoenlijke wraakgevoelens verscheurde Sovjetunie."(134)

De trotskist Deutscher laat nooit een kans voorbijgaan om zich smalend over Stalin uit te laten en hem te belasteren. Hij beweert dat de processen van Moskou slechts gebaseerd zijn op een "denkbeeldige samenzwering", maar toch ziet hij zich verplicht over de terechtstelling van Toechatsjevski te schrijven:

"Alle niet-stalinistische versies zijn het op één punt met elkaar eens: Er waren generaals die werkelijk een staatsgreep planden. Ze deden dat om persoonlijke redenen en op eigen initiatief, zonder overleg met een buitenlandse mogendheid. De voornaamste episode van deze staatsgreep zou een paleisopstand in het Kremlin worden, die moest leiden tot de rnoord op Stalin. Buiten het Kremlin werd eveneens een cruciale militaire operatie gepland: de bestorming van het hoofdkwartier van de GPU. Toechatsjevski was de bezieler van het komplot. (...) Hij was destijds trouwens de enige militaire en civiele bevelhebber die de rol van Eerste Consul van Rusland "a la Bonaparte" had kunnen spelen. De politieke hoofdcommissaris van het leger, Gamarik, die later zelfmoord zou plegen, maakte deel uit van het komplot. Generaal Jakir, commandant van Leningrad, moest de medewerking van zijn garnizoen garanderen. Generaal Oeborevitsj, hoofd van de militaire academie van Moskou, generaal Primakov, de adjunct van Boed-jenni aan het hoofd van de cavalerie, en enkele anderen zaten ook in het komplot."(135)

Terwijl hij het bestaan van het komplot van Toechatsjevski bevestigt, benadrukt Deutscher, een consequent anticommunist, meteen de "goede bedoelingen" van de samenzweerders, die "het leger en het land wilden redden van de waanzinnige terreur die door de zuiveringen ontketend werd" en verzekert hij zijn lezers dat Toechatsjevski geenszins "in het belang van Duitsland" handelde...(136)

In een tekst uit 1977 vertelde de Belgische nazi Léon Degrelle het volgende over het geval Toechatsjevski:

"Wie had er in het Frankrijk van de Revolutie, ten tijde van de misdaden van de Terreur, kunnen denken dat er kort daarna een Bonaparte zou opstaan, die Frankrijk, dat toen op de bodem van de afgrond lag, met ijzeren hand zou overeind helpen? Bonaparte werd haast de stichter van het Verenigde Europa!

Ook een Russische Bonaparte behoorde tot de mogelijkheden. In 1937 was de jonge maarschalk Toechatsjevski, op advies van Benes door Stalin terechtgesteld, iemand van dat kaliber."(137)

Op 8 mei 1943 noteerde Goebbels in zijn dagboek enkele uitspraken van Hitler die aantonen dat de nazi's zeer wel begrepen welk profijt ze konden halen uit de oppositionele en defaitistische stromingen binnen het Rode Leger.

"De Führer legt nogmaals de zaak Toechatsjevski uit en meent dat wij vroeger verkeerdelijk dachten dat Stalin op die manier het Rode Leger ten gronde zou richten. Het omgekeerde is waar: Stalin heeft alle oppositionele kringen in het Rode Leger uitgeschakeld en daarmee ook alle defaitistische stromingen. (...) Vergeleken met ons heeft Stalin dan nog het voordeel geen sociale tegenkanting te hebben, want het bolsjewisme heeft ook die uitgeschakeld tijdens de afrekeningen van de laatste vijfentwintig jaar. (...) Het bolsjewisme heeft dit gevaar op tijd geëlimineerd en kan zo al zijn krachten tegen zijn vijand richten."(138)

We geven ook de mening weer van Molotov, het enige lid van het politbureau in 1953 dat, samen met Kaganovitsj, nooit zijn revolutionaire verleden verloochende. In de jaren tachtig herinnerde hij aan de toestand in het jaar 1937, toen de zuivering werd ingezet.

"Het was een tijd van extreme spanning. Het was noodzakelijk om zonder enig mededogen te handelen. Ik denk dat het gerechtvaardigd was. Als Toechatsjevski, Jakir, Rykov en Zinovjev met hun oppositie in oorlogstijd waren begonnen, had dit een uiterst harde strijd teweeggebracht, met een kolossaal aantal slachtoffers. Kolossaal. En met onvermijdelijk rampzalige gevolgen voor beide kampen. Zij hadden verbindingen die tot bij Hitler liepen. Zo ver. Trotski had ook zo'n contacten met Hitler, daar valt niet aan te twijfelen. Beiden waren avonturiers, ze hadden gemeenschappelijke kenmerken. En de rechtsen, Boecharin en Rykov en ook vele militairen hadden banden met hen."(139)

De militaristische en bonapartistische strekking

In een door het Amerikaanse leger gefinancierd onderzoek, dat werd verricht in opdracht van de Rand Corporation, bestudeerde Roman Kolko-wicz de relaties tussen de partij en het leger in de Sovjetunie. Zijn analyse vertrekt van de reactionaire opvattingen die in de militaire inlichtingendiensten heersten. Het is interessant hierbij op te merken hoe hij alle neigingen tot professionalisme, apolitisme, militarisme en profitariaat die zich vanaf de jaren twintig binnen het Rode Leger ontwikkelden, ondersteunt. En natuurlijk heeft Kolkowicz het op Stalin gemunt, die deze burgerlijke en militaristische tendensen onderdrukte.

Na een beschrijving van de manier waarop Stalin, in de loop van de jaren twintig, het statuut van het leger in de socialistische maatschappij bepaalde, schrijft Kolkowicz:

"Het resultaat van dit proces was dat het Rode Leger ondergeschikt raakte aan de heersende partij-elite; men weigerde aan de officieren de volledige autoriteit toe te kennen die noodzakelijk is om het militaire beroep uit te oefenen; ze werden in een toestand van permanente onzekerheid over hun carrière gehouden. Door een uitgebreid systeem van controle en indoctrinatie werden de militairen, van nature geneigd een exclusief gezelschap te vormen, gedwongen een open gemeenschap te worden. (...) Stalin nam de modernisering van het sovjetleger ter hand, maar de elitaire tendensen die met de heropleving van de professionaliteit in het leger nog toenamen, bleven hem zorgen baren. Stalins wantrouwen werd zo groot dat

hij, terwijl de oorlog in Europa op ieder moment kon losbarsten, de zuivering van 1937 doorvoerde. (...) De vrijheid van handelen van de militairen, die nu volledig omsingeld waren door de geheime politie, de politieke organen, de organisaties van de partij en de Komsomol, werd ernstig beperkt."(140)

Wat het Amerikaanse leger het meest "verafschuwt" aan het Rode Leger is de politieke vorming ("indoctrinatie") en de politieke controle (door de politieke organen, door de partij en de Komsomol, door de veiligheidsdienst). Daar staat tegenover dat de tendensen naar autonomie en privilegië-ring van de hoge officieren ("elitevorming") en het militarisme ("exclusiviteit") het Amerikaanse leger welgevallig zijn.

Volgens Kolkowiczs analyse vormden de zuiveringen een etappe in de strijd van de partij, onder leiding van Stalin, tegen de "professionalistische" en bonapartistische tendensen onder de hoge officieren. Deze burgerlijke stromingen konden zich pas na de dood van Stalin doen gelden.

"Met de dood van Stalin en de hieruit voortkomende verdeeldheid in de partijleiding waren de controlemechanismen verzwakt en de belangen en eigen waarden van de militairen werden openlijk geuit. Vele militairen vonden hun woordvoerder in maarschalk Joekov, die erin slaagde de militaire elite te verlossen van de politieke controle. Hij voerde een strikte discipline en de scheiding tussen de militaire graden in. Verder vorderde hij de rehabilitatie van de weggezuiverde militaire leiders en de bestraffing van degenen die hen hadden gekweld."(141)

Vermelden we nog dat Joekov de gewapende arm van Chroesjtsjov is geweest gedurende de staatsgrepen van 1953 (de affaire Beria) en van 1957 (de affaire Molotov-Malenkov-Kaganovitsj).

Vlassov

Maar is het niet absurd om te veronderstellen dat generaals van het Rode Leger overwogen met Hitler te collaboreren? Misschien waren het geen goede communisten, maar ze waren toch op zijn minst nationalisten?

Deze vraag zullen we eerst met een tegenvraag beantwoorden. Waarom zou deze veronderstelling absurder zijn in de Sovjetunie dan bijvoorbeeld in Frankrijk? Was maarschalk Pétain, de Held van Verdun, niet het symbool van het chauvinistische Franse patriottisme? Waren generaal Weygand en admiraal Darlan niet de fervente verdedigers van het Franse kolonialisme? Toch werden zij sleutelfiguren van de Franse collaboratie. De omverwerping van het kapitalisme in de Sovjetunie en de onderdrukking van de bourgeoisie waren dat niet, voor allen die verlangden naar het herstel van de vrije onderneming, extra redenen om samen te werken met het "dynamische Duitse kapitalisme"? En heeft de Tweede Wereldoorlog niet bewezen dat deze tendens, in Frankrijk vertegenwoordigd door Pétain, wel degelijk aanwezig was bij bepaalde sovjetofficieren?

Generaal Vlassov speelde eind 1941 een belangrijke rol bij de verdediging van Moskou. Toen hij in 1942 gearresteerd werd door de Duitsers, liep hij naar hun kant over. Maar pas op 16 september 1944, na een onderhoud met Himmler, kreeg hij de officiële toestemming om zijn Russisch bevrijdingsleger te stichten, waarvan hij de eerste divisie reeds in 1943 had gevormd. Andere gevangengenomen officieren boden de Duitsers eveneens hun diensten aan. We noemen er enkelen.

Generaal majoor Troechin, chef van de operationele afdeling van het hoofdkwartier van de Baltische regio, professor aan de academie van de generale staf. Majoor generaal Malysjkin, stafchef van het 19de leger. Zakoet-ni, professor aan de Academie van de generale staf. De majoor generaals Blagovesjtsjenski, brigadecommandant, Sjapovalov, een tirailleurscompag-nie, en Meandrov. De brigadecommissaris Jilenkov, lid van de militaire raad van het 32ste leger. De kolonels Maltsev, Zverev, Nerjanin en Boenjatsjenko, die de 389ste pantserdivisie aanvoerde.(142) Welk politiek profiel hadden deze mannen? De vroegere Britse geheimagent en historicus van de Inlichtingendiensten Cookridge schrijft:

"De entourage van Vlassov bestond uit een rare mengeling. Zijn verstandigste officier was kolonel Mileti Zykov, een jood. (...) Hij maakte deel uit van de beweging van 'rechtse deviationisten' rond Boecharin en in 1936 werd hij door Stalin voor vier jaar naar Siberië gestuurd. Generaal Malysjkin, oud stafchef van het Oosten, overleefde ook de processen van Stalin. Hij was gevangen gezet in de tijd van de zaak Toechatsjevski. Generaal Jilenkov was een vroegere politiek commissaris in het leger. Zoals vele andere door Gehlen gerecruteerde officieren waren zij 'gerehabiliteerd' in het begin van de oorlog in 1941. "(143) Zo vernemen we dat verschillende hogere officieren, in 1937 veroordeeld en naar Siberië gestuurd en vervolgens gerehabiliteerd in het begin van de oorlog, collaborateurs zijn geworden van Hitler! Blijkbaar waren de genomen sancties tijdens de Grote Zuivering dikwijls gerechtvaardigd.

Om zijn overlopen naar de nazi's te rechtvaardigen schreef Vlassov een open brief: Waarom ik me heb aangesloten bij de strijd tegen het bolsjewisme? Om te beginnen lijken zijn kritieken op het sovjetregime als twee druppels water op de kritiek die zowel door Trotski als door de rechtse ideologen van het Westen verspreid werden.

"Ik zag dat de Russische arbeider het moeilijk had, dat de boer gedwongen werd in de kolchozen te gaan werken, dat miljoenen Russen, die zonder enige vorm van proces waren gearresteerd, verdwenen." Dan analyseert Vlassov de toestand van het Rode leger. "Door het systeem van de commissarissen werd het Rode Leger ontmanteld. Door de afwezigheid van verantwoordelijkheid, door de controle en de spionage werd de bevelhebber een speelbal in handen van partijfunctionarissen in burger of in uniform. (...) Duizenden en duizenden van de beste commandanten, waaronder ook maarschalken, werden aangehouden en gefusilleerd." Hieruit onthouden we dat Vlassov een voorstander was van een beroepsleger, dat stond op zijn militaire autonomie, zonder partijcontrole, precies zoals aanbevolen door het hierboven aangehaalde onderzoek van het Amerikaanse leger.

Vervolgens legt Vlassov uit hoe zijn defaitisme hem ertoe gebracht heeft om zich bij de nazi's aan te sluiten. Later zullen we zien hoe Trotski en de trotskisten een hardnekkige defaitistische propaganda voerden.

"Ik zag dat er twee oorzaken waren waardoor we de oorlog gingen verliezen: door de weigering van het Russische volk om het bolsjewistische regime en haar gewelddadige systeem te verdedigen, en door de onverantwoordelijke leiding van het leger." In de door de nazi's zo geliefde "antikapitalistische" stijl betoogt Vlassov tenslotte... dat het Nieuwe Rusland zich moet integreren in het Duitse Europa.

"(Men moet) een Nieuw Rusland bouwen, zonder bolsjewieken en zonder kapitalisten. (...) Altijd waren de belangen van het Russische volk in harmonie met die van het Duitse volk, met die van alle Europese volkeren. Met een ondoordringbare muur heeft het bolsjewisme het Russische volk van Europa geïsoleerd."(144)

Solzjenitsyn

We willen hier even kort ingaan op het werk van Solzjenitsyn.

Deze man werd de toonaangevende stem van de vijf procent tsaristen, bourgeois, speculanten, koelakken, koppelaars, maffiosi en aanhangers van Vlassov die door de socialistische staatsmacht terecht onderdrukt werden.

Solzjenitsyn, deze tsaristische literator, kreeg het moeilijk tijdens de nazibezetting. Als chauvinist verafschuwde hij de Duitse bezetters. Maar hij haatte het socialisme met een nog veel vuriger passie. Daarom droeg hij generaal Vlassov, de beroemdste nazicollaborateur, een warm hart toe. Als Solzjenitsyn Vlassovs flirt met Hitler al betreurde, dan begroette hij toch met enthousiasme diens haat voor het bolsjewisme.

Men klaagt aan dat generaal Vlassov met de nazi's heeft samengewerkt nadat hij gevangengenomen was? Solzjenitsyn doet zijn best om het verraad van deze oud-commandant van het Hde Leger te verklaren en te rechtvaardigen. Hij schrijft:

"Het Ilde aanvalsleger bevindt zich 75 kilometer diep in gebied bezet door de Duitsers. En het is precies op dat moment dat de avonturiers van het algemeen hoofdkwartier zonder reserves aan manschappen en munitie komen te zitten! Het leger wordt niet meer bevoorraad en toch wordt Vlassov de toelating geweigerd zich terug te trekken. (...) Zeker was er verraad jegens het vaderland! Zeker was er een perfide en egoïstische opgave. Maar dan wel door Stalin. Onbekwaamheid en nalatigheid bij de oorlogsvoorbereidingen, ontreddering en lafhartigheid bij de leiding, zinloze opoffering van legers en van legerkorpsen, en dat allemaal om zijn uniform van maarschalk te redden — bestaat er een bitterder verraad door een opperbevelhebber?"(145)

Zo neemt Solzjenitsyn de verdediging op van de verrader Vlassov tegen Stalin. In werkelijkheid kregen verschillende legers in 1942 het bevel de Duitse blokkade van Leningrad te doorbreken. Maar het offensief zonk snel weg en Chozin, de commandant van het front, kreeg het bevel van het algemeen hoofdkwartier van Stalin om het leger van Vlassov terug te trekken. Maarschalk Vassilevski schrijft:

"Vlassov had geen grote kwaliteiten als bevelvoerder; hij was van nature zeer onstabiel en kleinmoedig en bleef volledig passief. Hij ondernam niets om zijn troepen snel en veilig te laten terugtrekken. (...) Ik kan in volle verantwoordelijkheid bevestigen dat opperbevelhebber Stalin een grote bezorgdheid aan de dag legde over het lot van het Ilde aanvalsleger en alles deed om het te helpen. Daarvan getuigen een hele reeks richtlijnen die door de oppercommandant zelf werden gedikteerd en die ik eigenhandig neerschreef."

Vlassov liep naar de vijand over terwijl een aanzienlijk deel van zijn leger erin slaagde een bres te slaan in de Duitse belegering en zich te redden.(146)

Men klaagt aan dat Russen in dienst zijn gegaan bij het nazileger om de Sovjetunie te bestrijden? Ja, zegt Solzjenitsyn, maar het misdadige regime van Stalin bracht hen daartoe!

"Slechts omdat ze tot het uiterste gedreven waren, omdat ze in de diepste wanhoop verkeerden en een grenzeloze haat koesterden voor het sovjetregime, traden ze tot de 'Vlassov-eenheden' van de Wehrmacht toe."(147) Overigens, aldus Solzjenitsyn, waren de VLassov-collaborateurs eerder tegen het communisme dan voor de nazi's.

"Pas in de herfst 1944 begon men met het vormen van echte 'Vlassov-divisies', alleen bestaande uit Russen. Het eerste en het laatste gebaar van onafhankelijkheid van deze Vlassov-divisies was een slag die ze toebrachten aan... de Duitsers! Vlassov gaf zijn troepen bevel over te lopen naar het kamp van de Tsjechische opstandelingen."(148)

Dat is een bekend fabeltje van alle nazimisdadigers: op de vooravond van de nederlaag van de Duitse fascisten ontdekten ze hun roeping om te strijden voor "nationale onafhankelijkheid" en veinsden ze "verzet" tegen de Duitsers om te kunnen schuilen onder de beschermende vleugels van het Amerikaanse imperialisme!

Solzjenitsyn verwijt de Duitsers niet dat ze fascisten waren, wél dat ze domme en kortzichtige fascisten waren. Als de Duitse nazi's verstandig waren geweest, hadden ze hun Russische wapenbroeders naar waarde geschat en hen een zekere autonomie toegestaan.

"Met een domme kortzichtigheid en zelfingenomenheid lieten de Duitsers hen (de Vlassov-eenheden) alleen voor het Reich sterven, zonder hen de kans te geven te denken aan een onafhankelijke bestemming voor Rusland."(149)

De oorlog woedde nog volop, het nazisme was nog lang niet verslagen, toen Solzjenitsyn al medelijden begon te krijgen met het "onmenselijke" lot van de gearresteerde Vlassov-criminelen! Hij beschrijft een scène die plaatsvond na de opruiming van een groep nazi's op het grondgebied van de Sovjetunie.

"Ik zag een man met een Duitse broek, met ontbloot bovenlichaam, het gezicht, de borst, de schouders en de rug vol bloed. In accentloos Russisch schreeuwde hij me toe dat ik hem moest helpen. Een sergeant dreef hem met zweepslagen voor zich uit. Wel, ik was te benauwd om het voor deze Vlassov-soldaat op te nemen tegen de sergeant van de Bijzondere Secties. (...) Dat beeld is mij altijd bijgebleven. Omdat het bijna het symbool van de Goelagarchipel is. Men zou dat beeld kunnen gebruiken om op de omslag van dit boek te zetten."(150)

We moeten Solzjenitsyn bedanken voor deze onthullende bekentenis: de man die het best de "duizenden slachtoffers van het stalinisme" zou kunnen belichamen, is een collaborateur van de nazi's!

Een clandestiene anticommunistische organisatie in het Rode Leger

Over het algemeen worden de zuiveringscampagnes in het Rode Leger voorgesteld als daden van blinde repressie, door waanzin en willekeur gekenmerkt, georganiseerd en op een duivelse wijze uitgevoerd om Stalins persoonlijke dictatuur te verzekeren.

Wat is hiervan waar?

Door een concreet en uiterst interessant voorbeeld kunnen we bepaalde wezenlijke aspecten van de zuiveringen beter begrijpen.

Een kolonel van het Sovjetrussiche leger, G.A. Tokajev, liep in 1948 over naar de Engelsen. Hij schreef een boek onder de titel Comrade X (Kameraad X), een ware goudmijn voor wie de complexiteit van de strijd binnen de bolsjewistische partij wil begrijpen. Als ingenieur mechanica, gespecialiseerd in de vliegtuigbouw, was Tokajev van 1937 tot 1948 de politieke secretaris van de grootste afdeling van de partij aan de luchtmachtacademie Joekovski. Hij behoorde dus tot de hogere kaderleden.(151)

Bij zijn toetreding tot de partij in 1931, op 22-jarige leeftijd, was Tokajev al lid van een clandestiene organisatie. Aan het hoofd van die organisatie stond een hoge officier van het Rode Leger, een invloedrijk lid van het Centraal Comité van de bolsjewistische partij, door Tokajev "Comrade X" genoemd! De clandestiene groep kwam in het geheim bij elkaar, nam resoluties aan en stuurde gezanten het land rond.

In dit boek, in 1956 gepubliceerd, zet hij de politieke ideeën van zijn clandestiene groep uiteen. De lectuur van de voornaamste punten van het programma van deze organisatie is zeer leerrijk.

Tokajev presenteert zichzelf als "een liberaal en een revolutionair democraat".(152)

"We waren vijanden van eenieder die de wereld meende te moeten verdelen in 'wij' en 'zij', in communisten en anticommunisten".(153) De groep rond Tokajev "verkondigt het ideaal van de universele broederschap" en "beschouwt het Christendom als een van de grote systemen van universele menselijke waarden".(154)

De groep rond Tokajev was voorstander van het burgerlijke regime dat door de Februarirevolutie aan de macht was gekomen.

"De Februarirevolutie vertegenwoordigde tenminste een sprankje democratie, wat erop wees dat er bij de man in de straat een latent geloof bestond in de democratie."(155)

In de groep Tokajev circuleerden het blad van de mensjewieken in het buitenland, de Socialisticheski Vestnik, en het boek van de mensjewiek G. Aaronson, De dageraad van de rode terreur.(156) Tokajev erkent de verwantschap tussen zijn anticommunistische organisatie en de internationale sociaaldemocratie.

"De democratische revolutionaire beweging en de democratische socialisten staan dicht bij elkaar. Ik heb nauw samengewerkt met veel overtuigde socialisten, zoals Kurt Schumacher. Mensen als Attlee, Bevin, Spaak en Blum betekenen iets voor de mensheid."(157) Tokajev vocht ook voor de "mensenrechten" van alle anticommunisten:

"In onze ogen was er voor de USSR geen dringendere en belangrijkere taak dan te ijveren voor de mensenrechten, voor het individu."(158)

Het meerpartijenstelsel en de verdeling van de USSR in onafhankelijke republieken waren twee essentiële programmapunten van de samenzweerders.

De groep van Tokajev, klaarblijkelijk vooral samengesteld uit Kaukasische nationalisten, verklaarde zich akkoord met een plan van Enoekidze om "het stalinisme tot op de wortels uit te roeien en de reactionaire USSR van Stalin te vervangen door een 'vrije unie van vrije volkeren'. Het land zou van meet af aan verdeeld worden in tien natuurlijke regio's: de Verenigde Staten van de Noord-Kaukasus, de Democratische Oekraïense Republiek, de Democratische Republiek van Moskou, van Siberië enz."(159)

In de loop van 1939 smeedde de groep van Tokajev een plan om de regering van Stalin omver te werpen en er werden voorbereidselen getroffen

om "hulp in het buitenland te zoeken, in het bijzonder bij de Tweede Internationale, en een nieuwe grondwetgevende vergadering te kiezen, wiens eerste maatregel de afschaffing zou zijn van het één-partijstelsel".(160)

Tenslotte was Tokajev van mening dat Engeland "het meest vrije en democratische land ter wereld is".(161) En na de Tweede Wereldoorlog zegt hij:

"Mijn vrienden en ik zijn grote bewonderaars van de Verenigde Staten geworden."(162)

Het is nogal verbazingwekkend dat we hier, punt voor punt, het programma van de heer Gorbatsjov aantreffen. Vanaf 1985 hebben de ideeën die in 1931-1941 door de clandestiene anticommunistische organisaties verdedigd werden, de kop opgestoken in de partijleiding. Gorbatsjov heeft de verdeling van de wereld in socialisme en kapitalisme gehekeld en bekeerde zich tot "universele waarden". Vanaf 1986 verdedigde hij openlijk de toenadering tot de sociaal-democratie. Het meerpartijenstelsel werd in 1989 ingevoerd. En onlangs nog herinnerde Jeltsin meneer Chirac eraan dat de Februarirevolutie Rusland de "hoop op democratie" had gegeven. De "reactionaire Sovjetunie" werd omgevormd tot een Unie van vrije Republieken...

Maar wanneer Tokajev in 1935 vocht voor het programma dat vijftigjaar later door Gorbatsjov werd doorgevoerd, dan was hij er zich tenvolle van bewust dat hij een strijd op leven en dood voerde met de bolschevistische leiding.

"In de loop van de zomer van 1935 waren wij opposanten, militairen en burgers, ons er ten volle van bewust dat wij een strijd op leven en dood waren aangegaan."(163)

Wie zat er in de groep van Tokajev?

Het waren voornamelijk officieren van het Rode Leger, vaak jonge officieren die van de militaire academies kwamen.

De leider, wiens naam niet genoemd wordt, Comrade X, is een hoge officier, lid van het Centraal Comité in de jaren dertig en veertig. Riz, kapitein-luitenant-ter zee, was de leider van de clandestiene beweging op de vloot van de Zwarte Zee. Vier keer werd hij uit de partij gezet en vier keer werd hij opnieuw opgenomen.(164)

Generaal Osepjan - vice-hoofd van de politieke administratie van het leger! — en generaal Alksnis waren hoofdverantwoordelijken van de clandestiene organisatie. Ze hadden nauwe banden met generaal Kasjirin. Alle drie zouden ze tijdens de affaire-Toechatsjevski aangehouden en terechtgesteld worden.(165)

Nog enkele namen. Luitenant-kolonel Gaj, neergeschoten in 1936 tijdens een gewapende confrontatie met de politie. Kolonel Kosmodemjanski die "een heldhaftige maar voorbarige poging ondernam om de oligarchie van Stalin omver te werpen".166 Kolonel-generaal Todorski, hoofd van de academie Joekovski en Smolenski, divisiecommissaris en vice-voorzitter van de Academie, verantwoordelijk voor politieke aangelegenheden.(167)

In Oekraïne steunde de groep op Nikolaj Generaiov, die Tokajev in 1931 ontmoette tijdens een geheime bijeenkomst in Moskou, en op Lentzler. Beiden werden in 1936 aangehouden in Dnjepropetrovsk.(168)

Katja Okman, de dochter van een oude bolsjewiek, die vanaf het begin van de revolutie een conflict met de partij had, en Klavajerjomenko, een Oekraïense weduwe van een officier van de marineluchtmacht van Seba-stopol, waren belast met de contacten over het hele land.

Bij de zuivering van de groepen rond Boecharin (de "rechtse afwijking") en rond maarschalk Toechatsjevski werd de meerderheid van de groep Tokajev aangehouden en gefusilleerd.

"De kringen die nauw verbonden waren met kameraad X werden vrijwel volledig vernietigd. De meesten waren aangehouden in verband met de 'rechtse afwijking'."(169)

"De situatie was tragisch geworden", zegt Tokajev. "Eén van de kaders, Belinski, merkte op dat we ons vergisten toen we dachten dat Stalin onbekwaam was om de industrialisatie en de culturele ontwikkeling te verwezenlijken. Waarop Riz hem van repliek diende dat hij ongelijk had en dat die strijd nog generaties zou duren en dat we het tijdperk na Stalin moesten voorbereiden..."(170)

De clandestiene organisatie van Tokajev, die zelf een anticommunistisch platform had, onderhield nauwe contacten met de "communistisch-reformistische" fracties binnen de partijtop.

In juni 1935 werd Tokajev naar het zuiden gezonden. In zijn boek geeft hij enkele onthullingen prijs over Enoekidze en Sjeboldajev, twee "stalinistische" bolsjewieken die vaak aangehaald worden als typische slachtoffers van Stalins willekeur.

"Een van mijn taken bestond erin te proberen een aanval te voorkomen op sommige leiders van de oppositie aan de Zee van Azov, de Zwarte Zee en in de Noord-Kaukasus. Aan hun hoofd stond B.P. Sjeboldajev, eerste secretaris van het partijcomité en lid van het Centraal Comité. Niet dat onze beweging volledig akkoord ging met de groep Sjeboldajev-Enoekidze, maar we wisten wat ze uitvoerden en kameraad X was van mening dat het onze revolutionaire taak was hen op een kritiek moment bij te staan. We hadden meningsverschillen over details, maar het waren moedige en achtenswaardige mensen, die meerdere malen leden van onze groep uit de nood geholpen hadden, en die een aanzienlijke kans op slagen hadden."

"(In 1935) kon ik dankzij persoonlijke contacten toegang krijgen tot bepaalde uiterst geheime documenten van de Centrale Dienst van de partij die betrekking hadden op 'ABU' Enoekidze en zijn groep. Deze papieren zou-

den ons helpen ontdekken wat de stalinisten wisten over al degenen die tegen hen werkten."

"Enoekidze was een overtuigd communist van de rechtervleugel. In de jaren dertig was hij waarschijnlijk de moedigste man in het Kremlin. Het openlijk conflict tussen Stalin en Enoekidze brak in feite uit na het uitvaardigen van de wet van 1 december 1934, direct na de moord op Kirov."

"Enoekidze duldde een handvol mensen onder zich die technisch bekwaam en nuttig voor de gemeenschap waren, maar die feitelijk anticom-munisten waren."(171)

Enoekidze werd midden 1935 onder bewaking gesteld. Luitenant-kolo-nel Gaj, een leider van de organisatie van Tokajev, regelde zijn ontsnapping. In Rostov-aan-de-Don werd een conferentie gehouden met Sjeboldajev, eerste secretaris van het partij comité van de regio Azov-Zwarte Zee, met Pivovarov, de voorzitter van de sovjet van de regio en met Larin, de eerste minister. Daarna trokken Enoekidze en Gaj verder naar het zuiden, maar ze werden in de omgeving van Bakoe verrast door de NKVD. Gaj schoot twee mannen neer, daarna werd hijzelf gedood.(172)

De tweede oppositiegroep met wie de organisatie van Tokajev banden onderhield, was die van Boecharin. Hun betrekkingen hebben we eerder beschreven.

Tokajev beweerde dat zijn groep ook nauwe contacten onderhield met een andere fractie in de partijtop, die van het hoofd van de Veiligheidsdienst, Jagoda.

"Wij kenden de macht van de chef van de NKVD, Jagoda, niet in zijn rol van dienaar, maar van vijand van het regime."(173)

Tokajev zegde dat Jagoda veel van zijn mensen die gevaar liepen, in bescherming had genomen. Toen Jagoda gearresteerd werd, zijn alle banden van de groep Tokajev met de leiding van de Veiligheidsdienst verbroken. Dat was een uiterst zware slag voor hun beweging...

"De NKVD, voortaan onder leiding van Ezjov, maakte vorderingen. Het beperkte politbureau was doorgedrongen tot de samenzweringen van de groepen Enoekidze-Sjeboldajev en Jagoda-Zelinski, en had de banden van de oppositie met de centrale organen van de politieke politie verbroken. (...) Jagoda werd uit de NKVD gezet en we verloren een belangrijke schakel in onze geheime dienst van de oppositie."(174)

Wat waren de bedoelingen, de plannen en de activiteiten van de groep van Tokajev?

Lang voor 1934, zo beweert Tokajev, had onze groep al moordaanslagen op Kirov en Kalinin, de president van de Sovjetunie, beraamd. Uiteindelijk voerde een andere groep de operatie tegen Kirov uit, een groep waarmee we in contact stonden.(175)

"In 1934 bestond er een samenzwering om een revolutie te beginnen door alle stalinisten aan te houden die op het 17de partijcongres verzameld waren."(176)

Eerder zeiden we reeds dat ook Boecharin tijdens zijn proces sprak over dit plan dat hij toeschreef aan Enoekidze en Tomski.

Een kameraad van de groep, Klava Jerjomenko, had midden 1936 voorgesteld Stalin te vermoorden. Ze kende een aantal officieren van Stalins wacht. Kameraad X weigerde, omdat er al vijftien pogingen zonder kans op slagen geweest waren, die aanzienlijke verhezen hadden veroorzaakt.(177)

"In augustus 1936 kwam ik tot de conclusie dat we ons onmiddellijk moesten voorbereiden op een algemene gewapende opstand. Ik was toen, en nu nog, overtuigd dat als kameraad X een oproep had gelanceerd om de wapens te grijpen, veel grote namen uit de USSR hieraan meteen gevolg zouden hebben gegeven. In 1936 hadden Alksnis, Jegorov, Osepjan en Kas-jirin zich aan zijn zijde geschaard."(178)

Ten gevolge van de samenzwering van Toechatsjevski werden al deze generaals terechtgesteld. Tokajev dacht dat ze in 1936 voldoende mensen in het leger hadden om een staatsgreep te doen slagen die, met Boecharin als boegbeeld, op het platteland aanhang zou hebben gevonden.

Een van "onze piloten", zegt Tokajev, had aan kameraad X, Alksnis en Osepjan zijn plan voorgelegd om het mausoleum van Lenin en het politbureau te bombarderen.(179)

Op 20 november 1936 stelt kameraad X op een geheime bijeenkomst van vijf leden in Moskou, aan Democratov voor om Ezjov te vermoorden tijdens het VUIe buitengewoon congres van de sovjets.(180)

"In april 1939 organiseerden we een congres met leiders van de clandestiene oppositie. Naast revolutionaire democraten waren er ook twee socialisten en twee militairen van de 'rechtse' oppositie (groep Boecharin). We namen voor het eerst een resolutie aan die het stalinisme definieerde als een contrarevolutionair fascisme, een fascistisch verraad aan de arbeidersklasse. De resolutie werd onmiddellijk doorgegeven aan vooraanstaande partijleden en mensen van de regering; soortgelijke conferenties werden in andere centra georganiseerd. We hebben ook de kans van slagen geëvalueerd van een gewapende opstand tegen Stalin in de nabije toekomst."(181)

Het thema "bolsjewisme = fascisme" werd dus ook ontwikkeld door een groep samenzweerders, voorvechters van de burgerlijke democratie en van het Anglo-Amerikaanse imperialisme.

Kort daarna besprak Tokajev met een hoge officier van het militaire district Leningrad, die in de clandestiniteit Smolninski werd genoemd, de mogelijkheid van een aanslag op Jdanov.(182)

Begin 1941, enkele maanden voor de oorlog, vond een andere vergadering plaats, waar de samenzweerders het hadden over een aanslag op Stalin,

wanneer de oorlog zou uitbreken. Tenslotte kwamen ze tot het besluit dat het niet het geschikte ogenblik was. Ten eerste hadden ze niet meer genoeg mensen om het land te besturen. En ten tweede zou de massa hen op dat ogenblik niet gevolgd zijn.(183)

Toen de oorlog uitbrak, stelde de partijleiding aan de Duitssprekende Tokajev voor om de partizanenoorlog achter de nazilinies te organiseren. De partizanen liepen uiteraard enorme risico's. Op dat ogenblik besliste kameraad X dat Tokajev dit niet kon accepteren:

"We moesten, zo mogelijk, in de voornaamste centra blijven om klaar te staan voor de machtsovername als het regime van Stalin zou vallen." Dit was een discussiepunt geweest op een clandestiene bijeenkomst van 5 juli 1941 (184)

Na de oorlog, in 1947, moest Tokajev de Duitse professor Tank, een deskundige op het gebied van de vliegtuigbouw, proberen te overtuigen in de Sovjetunie te komen werken.

"Tank was bereid om aan een gevechtsvliegtuig met straalmotoren te werken. Ik had hierover een discussie met enkele sleutelfiguren. We waren het erover eens dat het onjuist zou zijn te denken dat vliegtuigbouwkundi-ge ingenieurs van de Sovjetunie geen bommenwerper met straalmotoren konden tekenen, maar dat het niet in 's lands belang was dat dit gebeurde. Naar onze mening werd de USSR niet werkelijk bedreigd van buitenaf. Daarom ook moesten onze inspanningen gericht zijn op verzwakking — en niet op versterking - van het monopolistische sovjetimperialisme, in de hoop zo een democratische revolutie mogelijk te maken."(185)

Tokajev erkent hier dat economische sabotage een politiek strijdmiddel was van de anticommunisten om de macht te veroveren.

Deze voorbeelden geven een beeld van de activiteiten van deze clandestiene militaire groep die zich binnen de bolsjewistische partij verborgen hield en waarvan de overlevenden hun "idealen" erkend zouden zien, na de machtsovername van Chroesjtsjov, en tenslotte, onder Gorbatsjov, de verwezenlijking ervan zouden meemaken.

De zuivering van 1937-1938

Het besluit om tot zuiveringen over te gaan, viel nadat Toechatsjevski's militaire samenzwering aan het licht was gekomen. De ontdekking van een komplot in de leiding van het Rode Leger, een komplot dat banden had met de opportunistische fracties binnen de partij, veroorzaakte een ware paniek.

Sinds verscheidene jaren was de leiding van de partij ervan overtuigd dat oorlog met het fascisme onvermij delijk was. Het feit dat de hoogste legerleiders en sommige partijverantwoordelijken in het geheim een staatsgreep hadden beraamd, veroorzaakte een ware schok. De bolchevistische leiders werden zich bewust van de ernst van het binnenlandse gevaar en van de banden ervan met de buitenlandse dreiging. Stalin had een uiterst klare kijk op de situatie en was er zich volkomen van bewust dat de confrontatie met nazi-Duitsland miljoenen sovjetburgers het leven zou kosten. De beslissing om de vijfde colonne fysiek uit te schakelen was geenszins een teken van "de paranoia van de dictator", zoals de nazipropaganda beweerde, maar een uiting van de vastberadenheid van Stalin en de bolsjewistische partij om een strijd op leven en dood tegen het fascisme aan te gaan. Door de vijfde colonne uit te roeien, wilde Stalin het leven sparen van miljoenen sovjetburgers, want dat zou de extra prijs zijn als de buitenlandse agressie voordeel kon halen uit interne sabotage, provocaties en verraad.

In een vorig hoofdstuk hebben we gezien dat de campagne tegen de partijbureaucratie, vooral op het niveau van de tussenstructuren, in 1937 een grote uitbreiding had genomen. In de loop van deze campagne viel Jaros-lavski fel uit tegen het bureaucratisch apparaat. Hij verklaarde dat in Sverd-lovsk de helft van de leden van de presidia van de regeringsinstellingen ge-coöpteerd waren. De sovjet van Moskou kwam slechts één keer per jaar samen. De leiders wisten zelfs niet hoe hun ondergeschikten eruit zagen. Jaroslavski verklaarde:

"Dit partijapparaat, dat de partij hoort te steunen, stelt zich vaak op tussen de partijmassa's en de partijleiding en versterkt nog de breuk van de leiders met de massa's."(186) En Getty schrijft:

"Het centrum probeerde een kritiek los te maken van de basisactivisten tegen het middenkader. Zonder de officiële goedkeuring en de druk van bovenaf was het voor de basis onmogelijk om zelfstandig een beweging van een dergelijke omvang tegen haar directe leiders te organiseren en in stand te houden."(187)

De bureaucratische en eigenmachtige houding van de leiders van provinciale instellingen werd nog versterkt door het feit dat zij inzake administratieve ervaring praktisch een monopohe hadden. De bolsjewistische leiding moedigde de basis aan deze burgerlijke en bureaucratische tendensen te bestrijden. Getty zegt hierover:

"De volkscontrole vanuit de basis was geen uiting van naïviteit. Het was veeleer een vergeefse, maar oprechte poging om de basismilitanten de gesloten apparaten van de regio's te laten openbreken."(188)

Begin 1937 had de kritiek van de basis een satraap als Roemjantsev niet van zijn positie kunnen verdrijven als leider over de Westerse Regio, een gebied zo groot als een Europese staat. Hij werd verjaagd door de hogere leiding, nadat bekend werd dat hij, via zijn persoonlijke contacten met Oeborevitsj, banden onderhield met het militaire komplot.

"In 1937 hadden de twee radicale stromingen van de jaren dertig hun krachten gebundeld, en de turbulentie die hieruit voortkwam, heeft de bureaucratie vernietigd. De campagne van Jdanov om de partij nieuw leven in te blazen en Ezjovs jacht op vijanden, smolten samen, waardoor een chaotische 'volkse terreur' ontstond, die nu de bezem haalde door de partij. (...) Het antibureaucratische populisme en de politieterreur vernietigden het bureaucratisme én de bureaucraten. Het radicalisme had het politieke apparaat volledig binnenste buiten gekeerd en de partijbureaucratie vernietigd."(189)

Aldus smolt de strijd tegen de infiltratie door de nazi's en tegen de militaire samenzwering samen met de strijd tegen de bureaucratie en het feodale erfgoed. Een revolutionaire zuivering werd doorgevoerd, die uitging van de top en van de basis.

De zuivering werd ingezet door een kaderbesluit, dat op 2 juli 1937 ondertekend werd door Stalin en Molotov.

Vervolgens ondertekende Ezjov het bevel tot uitvoering van 75.950 doodvonnissen van personen die bekend stonden om hun onverzettelijke vijandschap tegenover het sovjetregime: gewone misdadigers, koelakken, contrarevolutionairen, spionnen en antisovjet-elementen. Deze gevallen moesten worden onderzocht door een trojka samengesteld uit de partijsecretaris, de voorzitter van de plaatselijke sovjet en het hoofd van de NKVD. Maar reeds vanaf september 1937 dienden de regionale verantwoordelijken voor de zuivering en de speciale gezanten van de leiding verzoeken in om de quota's van de terecht te stellen elementen te verhogen.

Vaak werd de zuivering gekenmerkt door ondoeltreffendheid en anarchie. Toen de NKVD van Minsk op het punt stond kolonel Koetsner te arresteren, nam deze de trein naar Moskou... waar hij een aanstelling kreeg als professor aan de academie Froenze! Zich steunend op verklaringen van Grigorenko en Ginzburg, twee tegenstanders van Stalin, merkt Getty het volgende op:

"Als iemand in de gaten kreeg dat hij elk moment kon worden aangehouden, hoefde hij over het algemeen maar naar een andere stad te gaan om arrestatie te vermijden."(190)

Regionale partijsecretarissen trachtten blijk te geven van hun waakzaamheid door een groot aantal lagere kaders en gewone leden uit de partij te zetten.(191) Opposanten die in de partij waren geïnfiltreerd, probeerden met intriges een maximum aantal loyale communistische kaders te verjagen. Een opposant verklaarde hierover:

"We probeerden zoveel mogelijk personen uit de partij te laten zetten. We zetten mensen uit de partij terwijl daar geen enkele aanleiding toe bestond. We hadden slechts één doel voor ogen: ervoor zorgen dat zoveel mogelijk mensen verbitterd raakten, waardoor het aantal van onze bondgenoten toenam."(192)

Het besturen van een zeer complex, onmetelijk en nog steeds vrij achterlijk land, was een uiterst zware taak. De vele strategische problemen noodzaakten Stalin om zich te concentreren op de uitwerking van de algemene richtlijnen. Vervolgens vertrouwde hij de uitvoering ervan toe aan een van zijn medewerkers. Om de uitvoering te verzekeren van de richtlijnen van de zuiveringscampagne, verving hij Jagoda, een liberaal die betrokken was geweest bij de komplotten, door Ezjov, een oude bolsjewiek, van oorsprong arbeider.

Maar na drie maanden zuiveringscampagne onder leiding van Ezjov, vindt men al aanwijzingen dat Stalin niet tevreden was met het verloop van de operatie. In oktober hield Stalin een toespraak waarin hij verklaarde dat de economische leiders het vertrouwen waardig zijn. In december 1937 werd de twintigste verjaardag van de NKVD gevierd. Sinds enige tijd cultiveerde de pers de NKVD als "de avant-garde van de partij en van de revolutie". Tegen alle verwachtingen in woonde Stalin de centrale bijeenkomst niet bij. Eind december werden drie commissarissen van de NKVD afgezet.(193)

In januari 1938 bracht het Centraal Comité een resolutie uit over het verloop van de zuivering. Hierin werd nogmaals de noodzaak van waakzaamheid en van repressie tegen de vijanden en de spionnen benadrukt. In deze resolutie werd echter vooral kritiek geleverd op de "valse waakzaamheid" van bepaalde partijsecretarissen die het op de basis gemunt hadden om hun eigen positie te beschermen. Het begin luidde aldus:

"Het plenum van het Centraal Comité van de Communistische Partij van de Sovjetunie (bolsjewiek) is van mening dat het noodzakelijk is de aandacht van de partijorganisaties en hun leiders te vestigen op het volgende: hun belangrijkste inspanningen zijn erop gericht hun rangen te zuiveren van trotskistische en rechtse agenten van het fascisme; maar zij begaan fouten en er komen ernstige perversies voor die schade berokkenen aan de zuiveringscampagne tegen dubbelspionnen, spionnen en saboteurs. Ondanks de richtlijnen en de herhaalde waarschuwingen van het Centraal Comité, geven de partij organisaties in talrijke gevallen blijk van een volstrekt verkeerde aanpak en verdrijven ze met een misdadige lichtzinnigheid communisten uit de partij."(194)

De resolutie wees op twee grote organisatorische en politieke problemen waardoor de zuivering van het rechte pad afweek: de aanwezigheid van communisten-carrièrejagers en de aanwezigheid van infiltranten.

"Onder de communisten zijn er nog altijd een bepaald aantal communisten-carrièremakers die niet ontdekt en ontmaskerd zijn. Ze trachten aanzien en een promotie te verkrijgen door uitsluitingen aan te bevelen, door

partijleden te onderdrukken; ze willen zichzelf indekken tegen mogelijke beschuldigingen van gebrek aan waakzaamheid door op willekeurige wijze partijleden te onderdrukken. (...) Dit soort communisten-carrièristen, altijd op zoek naar gunsten, zaaien overal paniek over vijanden van het volk. Op partijvergaderingen staan ze altijd klaar om luidkeels de uitsluiting van partijleden te eisen om diverse formalistische redenen of helemaal zonder reden."

"Bovendien werden ons talrijke gevallen voorgelegd van vermomde vijanden van het volk, van saboteurs en dubbelspionnen die, met provocatorische bedoelingen, belasterende beschuldigingen uiten tegen partijleden en die, onder de dekmantel van 'verhoogde waakzaamheid', erop uit zijn eerlijke en toegewijde communisten uit de partij te zetten. Zo kunnen ze aanvallen op hun eigen persoon ontwijken en hun eigen positie in de rangen van de partij behouden. (...) Door repressieve maatregelen willen ze onze bolsjewistische kaders treffen en onzekerheid en overdreven wantrouwen in onze rangen zaaien."

Hier willen we even de aandacht vestigen op de criminele zwendel van Chroesjtsjov. In zijn Geheim rapport wijdde hij een volledig hoofdstuk aan de afkeuring van de "grote zuivering". "Zich bedienend van een formule van Stalin", zo zei Chroesjtsjov, "waren provocateurs geïnfiltreerd in de organen van de Veiligheid" en samen met "gewetenloze carrièrejagers" zaaiden ze terreur. Welnu, precies voor deze twee soorten vijandige elementen heeft Stalin vanaf januari 1938 gewaarschuwd! Chroesjtsjov wendde voor dat deze lui zich bedienden van Stalins stelling: "hoe dichter men het socialisme benadert, hoe meer vijanden men heeft", een stelling die in feite uitgevonden werd door Chroesjtsjov.(195) Ja, er zijn communisten onrechtvaardig getroffen; er zijn misdaden begaan tijdens de zuivering. Maar het is Stalin die dit alles heeft aangeklaagd toen de operatie nog maar zes maanden bezig was. Achttien jaar later zou Chroesjtsjov de criminele activiteiten, door Stalin in januari 1938 aangeklaagd, als voorwendsel gebruiken om zowel de zuivering als Stalin zelf te bekladden!

Komen we terug op de resolutie van januari 1938. Uit de besluiten weerhouden we het volgende.

"Het wordt tijd dat men begrijpt dat de bolsjewistische waakzaamheid vooral ligt in het vermogen om een vijand te ontmaskeren, hoe sluw en verstandig hij ook is, welke dekmantel hij ook gebruikt, en niet in het zonder onderscheid en 'op goed geluk' uitsluiten van tientallen en honderden personen, van eenieder die men kan treffen. Men moet een eind maken aan de massale en willekeurige uitsluitingen uit de partij en ervoor zorgen dat de uitsluiting, of de heropname als volwaardig lid, werkelijk op een geïndividualiseerde en gedifferentieerde wijze aangepakt worden". Men moet "de partijleiders die leden uitsluiten zonder zorgvuldig alle stukken op hun juistheid te onderzoeken en die de leden met willekeur behandelen, afzetten en verantwoordelijk stellen voor hun daden".(196)

Tokajev achtte het waarschijnlijk dat de anticommunistische opposanten excessen hebben uitgelokt tijdens de zuivering, om de partij in diskrediet te brengen en te verzwakken. Hij schrijft:

"De angst om beticht te worden van gebrek aan waakzaamheid bracht lokale fanatici ertoe om niet alleen aanhangers van Boecharin, maar ook van Malenkov, van Ezjov en zelfs van Stalin aan te klagen. Natuurlijk is het niet uitgesloten dat ze door clandestiene opposanten waren aangezet om zo te handelen! (...) Beria verklaarde op een gezamenlijke bijeenkomst van het Centraal Comité en het Centraal Controlecomité, die plaatsvond in het najaar van 1938, dat als Ezjov niet moedwillig een agent van de nazi's was, hij zeker ongewild een agent was. Hij had de centrale dienst van de NKVD omgevormd tot een broeinest van fascistische agenten."(197)

"Gardinasjvüi, een van mijn beste contacten, had een gesprek met Beria, vlak voor deze benoemd werd tot hoofd van de politie. Gardinasjvüi vroeg Beria of Stalin niet zag wat voor ontreddering er was ontstaan door zoveel terechtstellingen; zag hij niet dat de terreur te ver was doorgedreven en contraproduktief geworden was? Hooggeplaatste personen vroegen zich af of agenten van de nazi's niet doorgedrongen waren tot de NKVD en hun positie aldaar benutten om ons land in diskrediet te brengen. Het realistische antwoord van Beria was dat Stalin zich daar allemaal wel degelijk van bewust was, maar dat in een centraal geleid land met de afmetingen van de USSR een snel herstel van de 'normale toestand' een immense taak was. Verder diende de regering zich erg voorzichtig op te stellen gezien de reële oorlogsdreiging."(198)

De rectificatie

Om een eind te maken aan de excessen, nam Stalin op 11 november 1938 een categorisch besluit.

"De algemene operaties die in 1937-1938 door de organen van de NKVD gevoerd werden om de vijandelijke elementen te verpletteren en te vernietigen, moesten onvermijdelijk leiden tot talrijke en ernstige gebreken in het werk van de organen van de NKVD en het parket, onder de omstandigheden waarbij de procedures voor onderzoek en rechtspraak vereenvoudigd waren. Wat meer is, de vijanden van het volk en de spionnen van de buitenlandse geheime diensten hebben de organen van de NKVD geïnfiltreerd zowel op centraal als op plaatselijk niveau. Ze hebben op alle mogelijke manieren geprobeerd om verwarring en dwaalsporen aan te brengen in de dossiers van het vooronderzoek. Agenten hebben bewust de wetten van de Sovjetunie vervormd, gingen over tot massale en ongerechtvaardigde arrestaties en beschermden tegelijkertijd hun handlangers, met name diegenen die waren binnengedrongen in de organen van de NKVD.

De absoluut onduldbare fouten in het werk van de organen van de NKVD en van het parket konden slechts plaatsvinden omdat de vijanden van het volk die zich hadden binnengedrongen in deze organen, alle middelen hebben aangewend om het werk van de organen van de NKVD en van het parket te scheiden van de partij organen, om te ontsnappen aan controle en leiding door de partij en er zo voor te zorgen dat zijzelf en hun trawanten konden doorgaan met hun tegen de Sovjetunie gerichte activiteiten.

De Raad van volkscommissarissen en het Centraal Comité van de CP-SU(b) nemen hierbij het volgende besluit:

Het is de organen van de NKVD en het parket verboden om ook maar één massale operatie van arrestaties en deportaties uit te voeren. (...)

De Raad van volkscommissarissen en het CC van de CP(b) van de USSR waarschuwen alle personen in dienst van de NKVD en van het parket dat voor de geringste inbreuk op de wetten van de Sovjetunie en op de richtlijnen van de partij en de regering, elke ambtenaar zonder onderscheid des persoons, het voorwerp zal worden van strenge gerechtelijke vervolging. V. MolotovJ. Stalin."(199)

Er zijn nog altijd veel controverses over het aantal personen dat tijdens de grote zuivering getroffen werd. De zuivering is trouwens altijd een favoriet onderwerp geweest van lasterpraat. Volgens Rittersporn werden er in 1937-1938, tijdens de "grote zuivering", 278.818 leden uit de partij gezet. Dat waren er veel minder dan in de jaren daarvoor. In 1933 waren er 854.330 uitsluitingen, in 1934 telde men er 342.294 en in 1935 waren er 281.872. In 1936 werden 95.145 leden uit de partij gezet.(200) Hierbij dient men wel te benadrukken dat het karakter van de zuiveringen verschillend was in de diverse genoemde perioden. De "grote zuivering" in de schoot van de partij was in de eerste plaats gericht tegen de kaders. Volgens Getty waren er van november 1936 tot maart 1939 minder dan 180.000 uitzettingen uit de partij.(201) Dit aantal houdt rekening met de personen die opnieuw in de partij werden opgenomen.

Reeds vóór het plenum van januari 1938 waren er 53.700 leden die beroep hadden ingesteld tegen hun uitsluiting. In augustus 1938 waren er 101.233 nieuwe beroepen ingediend. Op dat ogenblik hadden de partijco-mités van het totaal van 154.933 beroepen reeds 85.273 gevallen onderzocht, waarvan 54% opnieuw tot de partij toegelaten waren.(202) Dit ontkracht de bewering dat de zuivering een periode was van blinde terreur, georganiseerd door een irrationele dictator.

Conquest beweert dat er zeven a negen miljoen arrestaties plaatsvonden in 1937-1938. Op dat ogenblik lag het aantal industriearbeiders niet hoger dan acht miljoen. Conquest baseerde zijn aantal "hoofdzakelijk op de memoires van ex-gedetineerden die verklaren dat 4 a 5,5% van de sovjetbevolking gevangengezet of gedeporteerd werd".(203) Deze cijfers zijn volledig uit de lucht gegrepen en van A tot Z verzonnen door vijanden van het socialisme. Hun "schattingen" hadden geen enkele serieuze materiële basis.

"Bij gebrek aan materiële gegevens zijn alle schattingen, zonder uitzondering, waardeloos en men kan niet anders dan Brzezinski gelijk geven wanneer hij opmerkt dat het onmogelijk is schattingen te maken zonder er honderdduizenden, zelfs miljoenen naast te zitten."(204)

We willen hier een kleine zijsprong maken naar de Goelag en het meer algemene probleem van het aantal mensen dat in de heropvoedingskampen opgesloten zat en er gestorven is. Het woord Goelag betekent Hoofdadministratie van de kampen.

Gewapend met de wetenschap van statistiek en extrapolatie, maakte Ro-bert Conquest de volgende berekeningen: 5 miljoen geïnterneerden in de Goelag begin 1934; meer dan 7 miljoen gearresteerden tijdens de zuiveringen van 1937-1938, samen twaalf. Dit aantal moet verminderd worden met een miljoen terechtgestelden en twee miljoen doden door verschillende oorzaken tijdens die periode van twee jaar. Samen 9 miljoen politieke gevangenen in 1939 "zonder die van gemeen recht mee te tellen".(205)

Nu de omvang van de repressie bekend is, begint Conquest de lijken te tellen. Tussen 1939 en 1953 was er een jaarlijks gemiddeld sterftecijfer van "ongeveer 10%". Maar gedurende al die jaren bleef het aantal gevangenen min of meer stabiel, zo'n 8 miljoen ongeveer. Gedurende die jaren zijn dus 12 miljoen mensen in de Goelag "vermoord" door het stalinisme.

De gebroeders Medvedev, "communisten" van de school Boecharin-Gorbatsjov, bevestigen deze ophefmakende cijfers:

"Er zaten ten tijde van Stalin twaalf tot dertien miljoen mensen in de kampen." Onder Chroesjtsjov, die "de hoop op democratisering" opnieuw deed leven, gingen de zaken natuurlijk veel beter: in de Goelag zaten er toen nog slechts "twee miljoen misdadigers van gemeen recht".(206)

Tot daar geen problemen. Alles liep op wieltjes voor onze anticommu-nisten. Zij werden op hun woord geloofd.

Dan ontplofte de Sovjetunie en de volgelingen van Gorbatsjov konden de sovjetarchieven bemachtigen. In 1990 publiceerden de historici Zemskov en Doegin onuitgegeven statistieken van de Goelag. Ze bevatten de gedetailleerde gegevens van aankomst en vertrek.

Onverwacht gevolg: deze boekhouding heeft het mogelijk gemaakt om het wetenschappelijk masker van Conquest af te rukken.

In 1934 "telde" Conquest, zoals gezegd, 5 miljoen politieke gevangenen. In feite waren het er tussen de 127.000 en 170.000. Het exacte aantal van alle gevangenen in de werkkampen, politieke en gemeen recht bij mekaar, was 510.307. Op het totaal aantal gevangenen was maar 25% tot 33% politiek gevangene. Naast die 150.000 politieke gevangenen fantaseerde Conquest er dus 4.850.000 bij... Dit is maar een detail, natuurlijk...

Conquest becijferde een gemiddelde van jaarlijks 8 miljoen gevangenen, Medvedev 12 a 13 miljoen. In werkelijkheid schommelde het aantal politieke gevangenen tussen een minimum van 127.000 in 1934 en een maximum van 500.000 in de twee oorlogsjaren 1941 en 1942. De echte cijfers werden dus vermenigvuldigd met 16 tot 26. Daar waar er in feite gemiddeld tussen de 236.000 en 315.000 politieke gevangenen waren, vond Conquest er nog 7.700.000 uit! Verwaarloosbare statistische vergissing natuurlijk, vermits we in onze schoolboeken, in onze media, niet het reële cijfer 272.000 terugvinden maar wel de gefantaseerde 8.000.000!

Conquest beweerde dat in 1937-1938 tijdens de "Grote Zuiveringen" de kampen aangroeiden met 7 miljoen "politieken" en dat er naast één miljoen terechtstellingen ook twee miljoen overlijdens waren. In werkelijkheid steeg het aantal gevangenen in de kampen tussen 1936 en 1939 met 477.789 (van 839.406 'naar 1.317.195). Een vervalsingsfactor van 14. In twee jaar kwamen 115.922 overlijdens voor en geen 2.000.000. Daar waar 116.000 mensen om verschillende redenen stierven, voegde Conquest er 1.884.000 "slachtoffers van het stalinisme" aan toe.

De ideoloog van Gorbatsjov, Medvedev, maakte gewag van 12 a 13 miljoen mensen in de kampen. Onder de liberaal Chroesjtsjov bleven er maar 2 miljoen meer over: allen van gemeen recht. In werkelijkheid waren er ten tijde van Stalin in 1951 -jaar waarin het grootste aantal gevangenen in de Goelag zaten - 1.948.158 gevangenen van gemeen recht, evenveel als onder Chroesjtsjov. Het reële aantal politieke gevangenen bedroeg toen 579.878. De meesten van die "politieken" waren nazi-collaborateurs: 334.538 waren veroordeeld voor verraad.

Volgens Conquest waren er in de werkkampen tussen 1939 en 1953 10% overlijdens per jaar, in totaal 12 miljoen "slachtoffers van het stalinisme". Een gemiddelde van 855.000 doden per jaar. In werkelijkheid was het echte cijfer in normale periodes 49.000. Conquest vond 806.000 doden per jaar uit. Tijdens de vier oorlogsjaren, toen de nazi-barbaarsheid ondraaglijke omstandigheden oplegde aan de hele sovjetbevolking, was het gemiddelde aantal overlijdens 194.000. Zo veroorzaakten de nazi's tijdens de oorlog 580.000 doden méér... die op de rekening van Stalin geschreven worden...

Werth, die de vervalsingen van Conquest aankloeg, spant zich toch in om de mythe over de stalinistische "misdaden" zo goed mogelijk overeind te houden.

"Op 14 jaar tijd (1934-1947) werden alleen al in de werkkampen 1 miljoen overlijdens geregistreerd", zo schrijft hij. Ook Werth zette dus die 580.000 extra doden, veroorzaakt door de nazi's, op de rekening van het socialisme!

Een van de meest verspreide leugens is dat Stalin door de zuivering de "oude bolsjewistische garde" wilde uitschakelen. Zelfs een verbeten vijand van het bolsjewisme als Brzezinski herneemt deze fabel en drukt zijn spijt uit over de genadeloze liquidatie van de "oude bolchevistische garde"!(207) In 1934 waren er 182.600 "oude bolsjewieken" in de partij, leden die ten laatste in 1920 toegetreden waren. In 1939 telde men er nog 125.000. De grote meerderheid, 69%, was nog altijd in de partij. Gedurende die vijfjaren was er een verlies van 57.000 leden of 31%. Sommigen waren een natuurlijke dood gestorven, anderen werden uit de partij gezet, nog anderen terechtgesteld. Het is duidelijk dat de "oude bolsjewieken" niet vielen tijdens de zuivering omdat ze "oude bolsjewieken" waren, maar op grond van hun politieke opstelling.(208)

We besluiten met een tekst van professor J. Arch Getty, die in zijn opmerkelijke boek Origins of the Great Purges de betekenis van de grote zuiveringen als volgt samenvat:

"Uit de materiële gegevens blijkt dat de 'Ezjovsjina' (de 'grote zuivering') opnieuw gedefinieerd moet worden. De zuivering was geenszins het resultaat van een verstarde bureaucratie die de dissidenten en de oude radicale revolutionairen wilde uitschakelen. In feite bestaat de mogelijkheid dat de zuiveringen precies het tegendeel waren. Op basis van de beschikbare gegevens, is het mogelijk te argumenteren dat de zuiveringen een radicale, zelfs hysterische reactie waren tegen de bureaucratie. De comfortabel geïnstalleerde functionarissen werden vernietigd zowel van onderen als van boven in een chaotische golf van voluntarisme en revolutionair puritanisme."(209)

De westerse bourgeoisie en de zuiveringen

De zuiveringen van 1937-1938 bereikten globaal genomen hun objectief. Er werd ook heel wat schade toegebracht en er werden vergissingen gemaakt; dit alles was waarschijnlijk niet te vermijden, gezien de interne toestand van de partij. De nazi's zagen de meeste van hun contacten uitgeschakeld tijdens de zuivering. En toen de fascisten de USSR aanvielen, vonden ze maar heel weinig collaborateurs in het staats- en partijapparaat.

Telkens we de sociaal-democraten, de christen-democraten en liberalen horen praten over de "absurde terreur" van Stalin, die "bloeddorstige despoot", zouden we hen graag vragen waar zij waren, zij en hun soortgenoten, in 1940, toen de nazi's België en Frankrijk bezetten. De grote meerderheid van hen die bij ons de zuiveringen van Stalin aangekloegen, hebben actief of passief het nazi-regime ondersteund. Toen de nazi's België bezetten legde Hendrik De Man, voorzitter van de Socialistische Partij, een officiële verklaring af om Hitler te feliciteren; hij verkondigde dat de komst van de hitlertroepen "de bevrijding van de arbeidersklasse" betekende! In zijn Manifest van juni 1941 schrijft De Man in naam van de Belgische Arbeiderspartij:

"De oorlog bracht de ineenstorting mee van de parlementaire regimes en van de kapitalistische plutocratie in de zogenaamde democratieën. Voor de werkende klassen en voor het socialisme is deze ineenstorting van een afgeleefde wereld helemaal geen ramp, maar een bevrijding. De weg is open voor de twee doelstellingen die de verzuchtingen van het volk samenvatten: de Europese vrede en de sociale rechtvaardigheid."(210)

Onze geschiedenisboeken staan bol van leugenachtige aanvallen tegen Stalin, maar vermelden niet dat de voorzitter van de Belgische Socialistische Partij, groot criticus van de "stalinistische zuiveringen", de nazi's in Brussel toejuichte! Het is een vaststaand feit dat niet alleen Henri De Man, maar ook Achille Van Acker, na de oorlog Eerste minister van het "democratische" België, collaboreerden met de nazi's vanaf hun aankomst in Brussel. Als die mensen zeggen dat de zuiveringen die Stalin organiseerde "misdadig" en "absurd" waren, is dat begrijpelijk. Zij, die zich voorbereidden om met de nazi's te collaboreren, waren van hetzelfde slag als de "slachtoffers van de zuiveringen". Ook in Frankrijk stemde de grote meerderheid van de socialistische parlementairen voor de volmachten voor Pétain en ze hielpen zo mee aan de vorming van het collaborateursregime van Vichy.

Toen de nazi's België bezetten was het verzet zo goed als onbestaande. De eerste weken en maanden was er geen noemenswaardige weerstand. De Belgische burgerij heeft bijna in blok gecollaboreerd. En de grote massa heeft de bezetting passief ondergaan en aanvaard. De Fransman Henri Amouroux kon een boek schrijven met de titel Quarante millions de pétainistes (Veertig miljoen aanhangers van Pétain).(211)

Vergelijken we met de Sovjetunie. Vanaf het ogenblik dat de nazi's een voet zetten op sovjetgrondgebied, moesten ze het hoofd bieden aan militairen en burgers die vochten tot de dood. De zuivering was gepaard gegaan met een voortdurende campagne van politieke en ideologische voorbereiding op de agressieoorlog. De waakzaamheid tegen de nazi's was het fundament van die campagne. In zijn boek over de Oeral beschreef de Amerikaanse ingenieur Scott hoe deze politieke campagne verliep in de bedrijven van Magnitogorsk. Hij vertelde hoe de partij de wereldsituatie uitlegde aan de arbeiders, via de kranten, tijdens vergaderingen, via films en toneelstukken. Hij heeft het over de grote invloed die deze opvoeding op de arbeiders uitoefende.

Het was ondermeer dank zij de zuiveringscampagne en de opvoeding die ermee gepaard ging dat het sovjetvolk de kracht vond om weerstand te bieden. Indien die geestesgesteldheid niet aanwezig was geweest in de Sovjetunie dan zouden de nazi's waarschijnlijk de hele wereld overheerst hebben. De Sovjetunie heeft meer dan drieëntwintig miljoen mensen moeten opofferen. Indien die onbreekbare wil om zich met alle middelen te verzetten tegen de nazi's er niet geweest was, zouden de fascisten Stalingrad, Leningrad en Moskou veroverd hebben. En indien de vijfde colonne van de nazi's was blijven bestaan, dan had die steun kunnen vinden bij de defaitisten en de lafaards in de partij. Indien de stalinistische leiding omvergeworpen was geweest, dan zou de USSR gecapituleerd hebben, net als Frankrijk. Een overwinning van de nazi's in de Sovjetunie zou als onmiddellijk gevolg hebben gehad dat de pro-nazi-strekking binnen de Engelse burgerij, nog zeer sterk na het vertrek van Chamberlain, de bovenhand haalde op de groep van Churchill. De nazi's zouden waarschijnlijk de wereld hebben gedomineerd.

Hoofdstuk 8 - De rol van Trotski aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog - Inhoud

In de loop van de dertiger jaren werd Trotski de grootste specialist ter wereld van het anticommunisme. Zelfs vandaag is het interessant te zien hoe rechtse ideologen in de werken van Trotski wapens vinden tegen de Sovjetunie van Stalin.

In 1982, op het ogenblik dat Reagan een nieuwe anticommunistische kruistocht propageerde, publiceerde Henri Bernard, professor emeritus aan de Koninklijke Militaire School van België, een boek met volgende populaire en dringende boodschap:

"De communisten van 1982 zijn de nazi's van 1939. Wij staan nu zwakker tegenover Moskou dan we vóór augustus 1939 stonden tegenover Hitler."(1) Zo staat het er letterlijk en bloedserieus. En alle clichés van een Le Pen passeren de revue:

"Het terrorisme is niet het werk van enkele woestelingen. Aan de bron van alles staat de USSR en het clandestiene apparaat van het internationaal terrorisme." "Het christelijke gauchisme is een plaag van het Westen." "Het synchronisme van de 'vredesbetogingen toont overduidelijk aan hoezeer ze door Moskou geïnspireerd werden." "De Britse para's die hun leven gaven voor de Falklands bewijzen dat er nog morele waarden zijn in het Westen."(2) Enzovoort, enzovoort.

Maar de tactiek die zo'n verstokte anticommunist gebruikt is uiterst merkwaardig. Deze man die zelfs geen "gauchistische christen" kan verdragen, gaat zonder de minste moeite een verbond aan met Trotski! Deze specialist van de militaire inlichtingen verklaart dat de ideologische wapens van Trotski perfect van pas komen in zijn anticommunistische strijd... "Lenin was privé, riet als Trotski, een menselijk wezen", zo schreef Henri Bernard. "Zijn gevoelsleven was niet zonder fijnzinnigheid. Trotski moest Lenin normaal opvolgen. Hij was de belangrijkste bewerker van de Oktoberrevo-lutie geweest, de overwinnaar in de burgeroorlog. Ondanks meningsverschillen was Lenin Trotski zeer genegen gebleven. Hij zag in hem zijn opvolger. Hij vond Stalin te grof. Op binnenlands vlak verzette Trotski zich tegen de buitensporige bureaucratie die de communistische machine verlamde. Als kunstenaar, man van letteren, non-conformist en dikwijls profeet, kon Trotski niet overeenkomen met de dogmatische primitievelingen van de partij. Het nationalisme van Stalin is een gevoel dat noch bij Lenin, noch bij Trotski voorkwam. Met Trotski konden de buitenlandse communistische partijen zichzelf beschouwen als een kracht die uitsluitend ten dienste stond van een nieuwe sociale orde. Met Stalin stonden ze ten dienste van het Kremlin en zijn imperialistische politiek."(3)

We zullen nu enkele essentiële stelh'ngen aangeven die Trotski naar voor bracht tijdens de jaren 1937-1940. Zij zijn een goede illustratie van zijn niet aflatende anticommunistische strijd. Zij laten toe te begrijpen waarom officieren van de westerse geheime diensten zoals Henri Bernard graag steunen op Trotski om de communisten te bekampen. Zij werpen ook een licht op de klassenstrijd tussen de bolsjewieken en de opportunisten en op sommige aspecten van de zuiveringen van de jaren 1937-1938.

De vijand, dat is de nieuwe aristocratie, de nieuwe bolsjewistische burgerij...

In Trotski's ogen stond de belangrijkste vijand aan het hoofd van de sovjetstaat: het was de "nieuwe bolsjewistische aristocratie", de meest antisocialis-tische en antidemocratische laag van de sovjetmaatschappij, een sociale laag die leefde als "de gegoede burgerij van de Verenigde Staten"! Hier zijn stellingen.

"De geprivilegieerde bureaucratie vertegenwoordigt vandaag de meest antisocialistische en antidemocratische laag van de sovjetmaatschappij."(4)

"We beschuldigen de leidende kliek ervan een nieuwe aristocratie te zijn geworden die de massa's onderdrukt en leegrooft. (...) De bovenste laag van de bureaucratie leidt min of meer hetzelfde leven als de gegoede burgerij in de Verenigde Staten en in de andere kapitalistische landen."(5)

Deze taal verschilt in niets meer van de stellingen van de mensjewieken toen die met de wapens in de hand aan de zijde van de witte legers en de interventietroepen vochten; ze verschilt evenmin van het taalgebruik van klassiek rechts en van de imperialistische inlichtingendiensten.

Vergelijk Trotski met de belangrijkste anticommunistische ideoloog binnen de christelijke vakbond, PJ.S. Serrarens, die rond 1948 schreef:

"Dank zij Stalin zijn er weer 'klassen', rijke mensen. (...) Net als in de kapitalistische maatschappij, wordt de elite beloond met geld en macht. Er bestaat wat Force Ouvrière een 'sovjetaristocratie' noemt. Dit weekblad vergelijkt haar met de aristocratie die Napoleon schiep."(6)

Na de tweede wereldoorlog werd de vakbond 'Force Ouvrière' waar Serrarens naar verwijst, opgericht en gefinancierd door de CIA. De trotskistische groep van de 'lambertisten' had er zijn bedje gespreid en zit daar trouwens nog steeds. In die tijd werkte de Internationale Confederatie van Christelijke Syndicaten (ICCS) zowel in Italië als in België rechtstreeks samen met de CIA om het kapitalistische systeem in Europa te verdedigen. En om de arbeiders op te hitsen tegen het communisme aarzelde zij niet om aan "antikapitalistische" demagogie te doen: in de USSR was er "een nieuwe klasse rijke mensen", "een sovjetaristocratie"! Zo spraken deze verdedigers van de westerse monopolieburgerij.

Tegenover die "nieuwe aristocratie die de massa's onderdrukt" stond, volgens Trotski, het goede volk, de "honderdzestig miljoen ontevredenen". Dat "volk" verdedigde de collectivisatie van de produktiemiddelen en de planeconomie tegen "de despotische en onbekwame stalinistische bandieten". Kortom, op de "stalinisten" na, was de hele maatschappij gezond en voerde ze een gerechtvaardigde strijd! Trotski aan het woord.

"Twaalf tot vijftien miljoen geprivilegieerden, dat is het Volk' dat de parades organiseert, de manifestaties, de ovaties. Maar naast die omgekochten zijn er honderdzestig miljoen ontevredenen. Het antagonisme tussen de bureaucratie en het volk laat zich meten aan het steeds strenger worden van de totalitaire reglementering. De bureaucratie kan enkel vernietigd worden door een nieuwe politieke revolutie."(7)

"De economie wordt gepland op basis van de nationalisering en collectivisering van de produktiemiddelen. Deze genationaliseerde economie heeft haar eigen wetten die hoe langer hoe minder kunnen samengaan met het despotisme, de onkunde en het banditisme van de stalinistische bureaucratie."(8)

Aangezien in de ogen van Trotski het herstel van het kapitalisme onmogelijk was, werd elke oppositie, of ze nu sociaal-democratisch, revisionistisch, burgerlijk of contrarevolutionair was, geoorloofd. Iedere vorm van oppositie werd een gerechtvaardigde strijd om de collectivisering van de produktiemiddelen "te verdedigen" tegen "de nieuwe aristocratie". Trotski werd de meest perfide woordvoerder van alle achterlijke, antisocialistische en fascistische krachten.

Bolsjewisme en fascisme...

Trotski was een van de eersten die zei dat het bolsjewisme en het fascisme tweelingbroers waren. Deze stelling was in de jaren dertig zeer populair bij de reactionaire katholieke partijen. De Communistische Partij was hun gezworen vijand, de fascistische partij hun meest geduchte burgerlijke concurrent. Ziehier wat Trotski zegde:

"Het fascisme behaalt de ene overwinning na de andere, en zijn beste bondgenoot, die in de hele wereld de weg voor het fascisme vrijmaakt, is het stalinisme."(9)

"In de feiten is er niets dat de politieke methodes van Stalin van die van Hitler onderscheid. Maar het verschil in resultaat op internationaal vlak springt in het oog."(10)

"Een aanzienlijk en steeds belangrijker deel van het sovjetapparaat, bestaat uit fascisten die zichzelf nog niet als dusdanig hebben erkend. Het sovjetregime in zijn geheel met het fascisme vereenzelvigen is een grove historische fout. (...) Maar de symmetrie van de politieke superstructuur, de gelijkenis van de totalitaire methodes en van de psychologische kenmerken is opvallend. (...) De doodstrijd van het stalinisme is het afgrijselijkste en verfoeilijkste spektakel in de geschiedenis van de mensheid".(11)

Trotski pakt hier uit met een van de eerste versies van een essentieel thema uit de agitatie van de CIA van extreem rechts tijdens de jaren vijftig, namelijk dat van het "rode fascisme". Na 1944-1945 hebben alle Duitse, Hongaarse, Kroatische en Oekraïense fascistische leiders die naar het Westen waren gevlucht, een "democratisch" masker opgezet. Ze zongen de lof van de Amerikaanse "democratie", omdat Amerika de nieuwe hegemonistische macht was, de grootste steun en toeverlaat van alle reactionnaire en fascistische krachten ter wereld. Die "oude" fascisten, die trouw bleven aan hun crimineel verleden, bespeelden allen het thema: "het bolsjewisme, dat is fascisme maar dan erger".

Noteer ook dat op het ogenblik waarop het fascisme de wereldoorlog reeds begonnen was (de oorlog in Ethiopië en Spanje, de annexatie van Oostenrijk en van Tsjechoslowakije), Trotski stelt dat "het afgrijselijkste en verfoeilijkste spektakel" op aarde de "doodstrijd van het socialisme" was!

Defaitisme en capitulatie voor nazi-Duitsland

Trotski was in de Sovjetunie de belangrijkste propagandist voor het defaitisme en de geest van capitulatie, hij die demagogisch praatte over "de wereldrevolutie" om zo beter de sovjetrevolutie te kunnen wurgen. Trotski verspreidde de opvatting dat in geval van een fascistische aanval tegen de USSR, Stalin en de bolsjewieken "verraad zullen plegen" en dat onder hun leiding de nederlaag van de Sovjetunie onvermijdelijk was. Hier volgen zijn stellingen in dat verband.

"De militaire toestand in Sovjet-Rusland is tegenstrijdig. Enerzijds werd de bevolking van honderdzeventig miljoen inwoners wakker geschud door de grootste revolutie in de geschiedenis, en die bevolking bezit een min of meer ontwikkelde oorlogsindustrie. Anderzijds is er een politiek regime dat de krachten van die nieuwe maatschappij volledig verlamt. Ik ben er zeker van dat het politiek regime de oorlog niet zal overleven. Het sociale regime, de nationalisatie van de produktie, is onvergelijkbaar veel krachtiger dan het despotisme van het politieke regime. De vertegenwoordigers van het politieke regime, de bureaucratie, hebben angst van het perspectief van de oorlog, omdat ze weten dat ze deze niet zullen overleven."(12)

Opnieuw komen de "honderdzeventig miljoen", de "goede" burgers, die dank zij de revolutie wakker geschud werden, te voorschijn. Men moet zich toch afvragen door wie die werden afgeschud, indien niet door de bolsjewistische partij en Stalin: de grote boerenmassa was helemaal niet "wakker" in de jaren 1921-1928... Die "honderdzeventig miljoen" bezaten een "ontwikkelde militaire industrie". Alsof het niet juist de industrialisatie en de collectiviseringen zijn - door Stahn voorgesteld en verwezenlijkt - die het mogelijk gemaakt hebben om in een recordtempo de bewapeningsindustrie uit de grond te stampen. Dank zij zijn juiste lijn, zijn wilskracht, zijn organisatievermogen kon het bolsjewistische regime de volkskrachten in de maatschappij wakkerschudden, volkskrachten die tot dan toe leefden in onwetendheid, bijgeloof en primitief individueel werk. Dat bolsjewistisch regime verlamt alle krachten van de maatschappij, als we de beweringen van de provocateur Trotski zouden moeten geloven. En Trotski maar uitpakken met dwaze voorspellingen: het stond vast dat het bolsjewistische regime de oorlog niet zou overleven. Zo vinden we bij Trotski twee propaganda-thema's van de nazi's terug: het antibolsjewisme en het defaitisme.

"Berlijn weet perfect tot welke graad van demoralisatie het leger en de bevolking gedreven werden door de strijd voor zelfbehoud van de kliek van het Kremlin. (...) Stahn blijft de morele kracht en de weerstand van het land in het algemeen verder ondermijnen. De schaamteloze en gewetenloze carrièrejagers waarop hij zich meer en meer moet verlaten, zullen het land in moeilijke ogenblikken verraden."(13)

In zijn haat voor het communisme, spoorde Trotski de nazi's aan tot de oorlog tegen de USSR. Hij, de "specialist" in Russische aangelegenheden, liet de nazi's weten dat ze alle kans hadden de oorlog tegen Stalin te winnen: het leger en de bevolking waren gedemoraliseerd (fout!), Stalin ondermijnde de weerstand (fout!), de stalinisten zouden van bij het begin van de oorlog capituleren (fout!).

In de Sovjetunie had de trotskistische propaganda twee gevolgen. Zij spoorde aan tot defaitisme en tot een geest van capitulatie, waarmee zij stelde dat de overwinning van het fascisme onvermijdelijk was met zo'n rotte en onbekwame leiding. Zij zette ook aan tot "opstanden" of tot aanslagen om de bolsjewistische leiders uit te schakelen, aangezien die "in moeilijke ogenblikken verraad zouden plegen". Inderdaad, een leiding waarvan men categoriek beweert dat ze de oorlog niet zal overleven, zou gemakkelijk bij een conflict omvergeworpen worden. Anti-sovjetgroepen en opportunisten konden dus hun kans wagen.

In beide gevallen hebben de provocaties van Trotski de nazi's rechtstreeks geholpen.

Trotski en het komplot van Toechatsjevski

In het hoofdstuk gewijd aan het militaire komplot van Toechatsjevski hebben we aangetoond dat er echt een belangrijke anticommunistische oppositie bestond onder de kaders van het Rode Leger. De houding van Trotski tegenover die realiteit is zeer betekenisvol.

Hier de letterlijke stellingname van Trotski in de zaak Toechatsjevski.

"Ik moet hier uitleggen hoe mijn relatie met Toechatsjevski was. Ik heb de communistische overtuiging van deze ex-officier van de Garde nooit ernstig genomen." Maar toch steunt Trotski deze reactionaire officier tegen zijn hoofdvijand Stalin. Hij schrijft: "De generaals (rond Toechatjevski) streden om de veiligheid van de Sovjetunie te verdedigen tegen de persoonlijke belangen van Stalin."(14)

"Het leger heeft behoefte aan bekwame en eerlijke mannen, zoals de economisten en de wetenschappers, onafhankelijke mensen met een open geest. Elke man of vrouw met een onafhankelijke geest komt in conflict met de bureaucratie, en de bureaucratie moet de hele afdeling onthoofden om zichzelf te beschermen. (...) Een goed generaal, als Toechatsjevski, heeft assistenten nodig, andere generaals rondom zich en hij beoordeelt elke man naar zijn intrinsieke waarde. De bureaucratie heeft nood aan volgzame, byzantijnse, slaafse mensen en die twee types mensen komen steeds in conflict, waar dan ook."(15)

"Toechatsjevski en samen met hem het kruim van de militaire kaders, zijn gesneuveld in de strijd tegen de politiedictatuur uitgeoefend tegen de officieren van het Rode Leger. Wat zijn sociale kwaliteit betreft, is de militaire bureaucratie natuurlijk niet beter dan de burgerlijke bureaucratie. De bureaucratie, in het algemeen beschouwd, heeft twee functies in handen: de macht en de administratie. Deze twee functies hebben net vandaag een scherpe tegenstelling bereikt. Om een goede administratie te kunnen verzekeren moet men de totalitaire macht uitschakelen. (...)

Wat kan die nieuwe dualiteit van de bevelvoering inhouden? De eerste fase van het uiteenvallen van het Rode Leger en het begin van een nieuwe burgeroorlog in het land? De commissarissen in die nieuwe structuur zijn niets anders dan de controle van de bonapartistische kliek op de militaire en burgerlijke administratie, en via die controle, op het volk. De huidige bevelhebbers komen voort uit het Rode Leger en zijn er onverbrekelijk mee verbonden. De commissarissen daarentegen zijn gerekruteerd onder de zonen van de bureaucraten. Ze hebben geen revolutionaire ervaring, geen militaire kennis noch ideologische basis. Ze vormen het perfecte type van de carrièrejagers van de nieuwe school. Zij worden enkel en alleen aan het hoofd geplaatst omdat ze de 'waakzaamheid' belichamen, het is te zeggen de politiecontrole over het leger. De commandanten bejegenen hen met een verdiende haat. Het systeem van de dualiteit van de bevelvoering verwordt tot een strijd tussen de politieke politie en het leger, waarbij het centrale gezag aan de kant van de politie staat.

De ontwikkeling van het land, en meer bepaald de groei van zijn nieuwe behoeften is onverenigbaar met de totalitaire poel. Daarom zijn er overal stromingen om de bureaucratie te weren, te verjagen, te verbannen uit alle domeinen van het leven. In de domeinen van de techniek, het onderwijs, de cultuur en de defensie, wijzen mensen met ervaring, de wetenschappers, mensen met autoriteit, automatisch de agenten van de stalinistische dictatuur af. Agenten die voor het grootste deel bestaan uit onbehouwen cynische schurken van het genre Mechlis en Ezjov."(16)

Eerst en vooral was Trotski verplicht toe te geven dat Toechatsjevski en de zijnen geen communisten waren; vroeger trouwens had Trotski zelf Toechatsjevski aangewezen als kandidaat voor een militaire staatsgreep van Napoleontisch type. Anderzijds, voor zijn blinde strijd tegen Stalin, ontkende Trotski het bestaan van een contra-revolutionaire burgerlijke oppositie aan het hoofd van het leger. In feite steunde hij elke oppositie tegen Stalin en de bolsjewistische kern, ook die van Toechatsjevski, Alksnis, enz. Trotski voerde een eenheidsfrontpolitiek met alle anticommunisten in het leger. Dit toont duidelijk aan dat Trotski maar aan de macht zou kunnen komen via een verbond met de krachten van de contrarevolutie. Trotski stelde dat allen die binnen het leger Stalin en de partijleiding bestreden, zich daadwerkelijk bezorgd maken over de veiligheid van het land, terwijl de loyale officieren, de dictatuur van Stalin en diens persoonlijke belangen verdedigden.

Het is treffend hoe de analyse die Trotski maakte over de strijd binnen het Rode Leger als twee druppels water lijkt op die van Roman Kolkowicz in zijn studie voor het Amerikaanse leger. Eerst verzette Trotski zich tegen alle maatregelen van de partij die tot doel hadden de politieke controle op het Rode Leger uit te oefenen. Meer bepaald viel hij de herinvoering aan van het systeem van politieke commissarissen, die een essentiële rol zouden spelen als politieke bezielers in de antifascistische weerstandsoorlog, die de revolutionaire moraal door dik en dun zouden bewaren en die de jonge soldaten zouden helpen een klaar politiek inzicht te verwerven in de uiterst complexe problemen van de oorlog. Trotski wakkerde de elite-mentaliteit en hoogmoed van de militairen aan, met het expliciete doel het Rode Leger te doen uiteenspatten en een burgeroorlog te ontketenen. Vervolgens stelde Trotski voorstander te zijn van de onafhankelijkheid en dus van het "professionalisme" van de officieren, zeggend dat ze bekwaam waren, eerlijk en open van geest, en dat in de mate dat ze zich tegen de partij verzetten! Nochtans is het evident dat alle anticommunistische elementen van het genre Tokajev hun dissidente burgerlijke opvattingen verdedigden in naam van de onafhankelijkheid en van de open geest!

Trotski stelde dat er een conflict was tussen het "stalinistische" gezag en de staatsadministratie, en hij steunde laatstvernoemde. In feite was de tegenstelling die hij aanhaalde tussen de macht en de administratie, het conflict tussen de bolsjewistische partij en de staatsbureaucratie. Zoals alle anticom-munisten ter wereld, voorzag Trotski de Communistische partij van het misprijzende etiket "bureaucratie". Maar het echte gevaar voor de bureaucratisering van het regime kwam van de fracties in de administratie die niets te maken hadden met het communistisch ideaal, die erop uit waren de "verstikkende" politieke en ideologische controle van de partij uit te schakelen om zich boven de maatschappij te plaatsen en privileges en voordelen van allerlei aard te verwerven. De politieke controle van de partij op de militaire en burgerlijke administratie had voornamelijk tot doel de tendensen naar bureaucratische degeneratie te bestrijden. De letterlijke verklaring van Trotski dat men zich van de partij moest ontdoen om een goede administratie van het land te verwezenlijken, maakte hem tot de woordvoerder van de ergste bureaucratische stromingen binnen het apparaat.

Globaal genomen wierp Trotski zich op als verdediger van het "professionalisme" van de militaire, technische, wetenschappelijke en culturele kaders, kortom van alle technocraten die poogden zich te ontdoen van de controle van de partij, die de "partij wilden verjagen uit alle domeinen van het leven" zoals Trotski hen aanraadde...

In de klassenstrijd die in de partij en de staat woedde in de jaren dertig-veertig, loopt de scheidingslijn tussen de krachten die de leninistische politiek van Stalin verdedigen en zij die het technocratisme, bureaucratisme en militarisme aanhangen. Het zijn die laatsten die de alleenheerschappij in de partijleiding zouden verwerven onder Chroesjtsjov.

Provocaties in dienst van de nazi's

Om zich goed voor te bereiden op de nazi-agressie moesten Stalin en de bolsjewisten verslagen worden. Door die stelling te verdedigen, werd Trotski een instrument ten dienste van de hitieraanhangers. Onlangs nog, tijdens een meeting aan de VUB, bralde een bezeten trotskist:

"Dat zijn leugens. Trotski heeft altijd verklaard dat hij de USSR onvoorwaardelijk verdedigde tegen het imperialisme."

Ja, Trotski heeft de Sovjetunie altijd verdedigd... ten minste als men er van uitgaat dat het vernietigen van de bolsjewistische partij de beste voorbereiding was op de verdediging! Hoofdzaak is dat Trotski de antibolsjewisti-sche opstand predikte, en dat daarvan niet het handvol trotskisten zouden profiteren maar de nazi's. Trotski mocht dan wel de opstand prediken in naam van een "betere verdediging" voor de USSR, maar dat verandert niets aan het feit dat hij een anticommunistische politiek voerde en dat hij alle antisocialistische krachten mobiliseerde. De nazi's zijn de eersten geweest om deze "betere verdediging van de USSR" toe te juichen.

Trouwens, we hebben kunnen zien hoe de trotskisten anno 1989 het scenario dat Trotski vijftig jaar terug ontwikkelde, opnieuw toepassen. In 1989 hebben zij in Oost-E uropa en de USSR de lof gezongen van de opstand "voor het echte socialisme" en hebben ze de rol gespeeld van agenten ten dienste van het Amerikaans en Duits imperialisme.

Laten we de verklaringen van Trotski over "de betere verdediging van de USSR" onder de loep nemen.

"Ik kan niet in het algemeen 'voor de USSR' zijn. Ik sta aan de kant van de werkende massa's die de USSR geschapen hebben en ben tegen de bureaucratie die de verworvenheden van de revolutie ondergraven heeft. (...) Het is de plicht van een revolutionair om open en bloot te verklaren: Stalin bereidt de nederlaag van de USSR voor."(17)

"Het belangrijkste gevaar dat de USSR in de huidige omstandigheden belaagt, wordt gevormd door Stalin en zijn oligarchie. De strijd tegen die mensen is voor mij onlosmakelijk verbonden met de verdediging van de USSR."(18)

"De oude bolsjewistische partij werd omgevormd tot het apparaat van een kaste. (...) Wij zullen de USSR met al onze krachten verdedigen tegen de imperialistische vijand. Nochtans zullen de verwezenlijkingen van de Oktoberrevolutie het volk maar dienen als het zich bekwaam toont acties te ondernemen tegen de stalinistische bureaucratie zoals vroeger tegen de tsaristische bureaucratie en de burgerij."(19)

"Enkel een opstand van het sovjetproletariaat tegen de verwerpelijke tirannie van de nieuwe parasieten kan redden wat er nog overblijft van de verwezenlijkingen van Oktober in de fundamenten van de maatschappij. In die zin, en enkel in die zin, verdedigen wij de Oktoberrevolutie tegen het fascistisch of democratisch imperialisme, tegen de stalinistische bureaucratie en zijn betaalde 'vrienden'."(20)

Uit die citaten komt duidelijk naar voor dat de woorden "wij zullen de USSR verdedigen tegen het imperialisme" uitgesproken werden door een anticommunist die verplicht is dat te zeggen, wil hij enige kans maken gehoord te worden door de massa's die bereid zijn met hart en ziel het socialistisch regime te verdedigen. Maar enkel mensen die politiek blind waren konden zich vergissen over de betekenis van die "verdediging". Op die manier propageerden de verraders en vijanden de verdediging: "Stalin zou verraad plegen, hij bereidde de nederlaag voor; Stalin en de bolsjewistische leiding moesten dus uitgeschakeld worden om de USSR te kunnen verdedigen." Dergelijke propaganda speelde perfect in de kaart van de nazi's.

Trotski "verdedigde" de USSR... maar niet de USSR van Stalin en de bolsjewistische partij. Hij beweerde de USSR "met alle kracht" te zullen verdedigen, het is te zeggen met de paar duizend aanhangers waarover hij in de USSR beschikte! Maar ondertussen moesten die paar duizend marginalen zich inzetten om een opstand tegen Stalin en de bolsjewistische partij uit te lokken! Een mooie verdediging!

Zelfs een verstokte anticommunist als Tokajev meende dat de standpunten van Trotski de Duitse agressor in de kaart speelden. Tokajev was een anticommunist, aanhanger van het Engels imperialisme. In het begin van de oorlog maakte hij volgende bedenkingen:

"De volkeren van de USSR, gestuwd door hun elementaire gevoelens tegenover een doodsgevaarlijke bedreiging, vereenzelvigden zich met het regime van Stalin. De oppositiekrachten hadden de handen in mekaar geslagen in een spontane beweging. Men wilde zelfs met de duivel een pakt aangaan om Hitler te verslaan. Om die reden was de oppositie tegen Stalin niet alleen schadelijk voor het internationale front tegen de As-mogendheden, maar was dat ook een antagonistische houding tegen de volkeren van de USSR."(21)

Bij het naderen van de Tweede Wereldoorlog werd de belangrijkste obsessie van Trotski, zoniet de enige, het omverwerpen van de bolsjewistische partij in de USSR. Ziehier wat Trotski verklaarde:

"De reactionaire bureaucratie moet en zal omvergeworpen worden. De politieke revolutie is onvermijdelijk in de USSR."(22)

"Enkel de omverwerping van de bonapartistische kliek in het Kremlin zal de militaire kracht van de USSR herstellen. (...) De strijd tegen de oorlog, het imperialisme en het fascisme, vereist een meedogenloze strijd tegen het met misdaden beladen stalinisme. Eenieder die rechtstreeks of onrechtstreeks het stalinisme verdedigt, eenieder die zwijgt over het verraad ervan of de kracht van zijn leger overdrijft is de ergste vijand van de revolutie, het socialisme en de verdrukte volkeren."(23)

In 1938, toen deze regels geschreven werden, ontwikkelde zich op wereldvlak een uiterst felle klassenstrijd tussen het imperialisme en het socialisme, tussen het fascisme en het bolsjewisme. Enkel de meest rechtse ideologen van het Franse, Engelse en Amerikaanse imperialisme en de fascistische ideologen verdedigen de thesis van Trotski:

"Hij die rechtstreeks of zelfs onrechtstreeks Stalin en de bolsjewistische partij verdedigt, is mijn grootste vijand."

Trotski propageert het terrorisme en de gewapende opstand

Vanaf 1935 propageerde Trotski ononderbroken de omverwerping van de bolsjewieken door terrorisme en gewapende opstand.

In april 1938 hernam Trotski een idee dat hij al sinds 1935 verspreidde. Het was niet te vermijden dat er in de USSR aanslagen zouden gepleegd worden tegen Stalin en de andere bolsjewistische leiders. Binnensmonds bleef hij beweren dat de individuele terreur natuurlijk geen deel uitmaakte van de leninistische tactiek. Maar "de wetten van de geschiedenis vertellen ons dat aanslagen en terroristische acties tegen gangsters als Stalin onvermijdelijk zijn". Met volgende woorden moedigde Trotski de individuele terreur aan.

"Stalin vernietigt het leger en vertrappelt het land. Rondom hem stapelt de haat zich op, onverbiddelijk, en een verschrikkelijke wraak hangt hem boven het hoofd. Een aanslag? Het is mogelijk dat dit regime, dat onder het voorwendsel van de strijd tegen het terrorisme de knapste koppen van het land uitschakelde, uiteindelijk de individuele terreur tegen zichzelf oproept. Men kan eraan toevoegen dat het tegen de wetten van de geschiedenis zou ingaan, dat gangsters die aan de macht zijn, niet de wraak zouden oproepen van vertwijfelde terroristen. Maar de IVde Internationale heeft niets te maken met vertwijfeling en individuele wraak is te beperkt voor ons. (...) Voor zover het persoonlijke lot van Stalin ons interesseert, kunnen we alleen maar hopen dat hij lang genoeg zal leven om zijn systeem te zien ineenstorten. Daarop zal hij niet meer lang moeten wachten."(24)

Zo zou het dus voor de trotskisten "tegen de wetten van de geschiedenis ingaan" als men niet zou pogen Stalin, Molotov, Jdanov, Kagariovitsj enz. door een aanslag te doden. Een "slimme" en "handige" manier van de clandestiene trotskistische organisatie om haar terroristische boodschap te verspreiden. Zij stelde niet: "Organiseer aanslagen"; maar zegde: "De terroristische wraak tegen Stalin is een wet van de geschiedenis". Ook in de anti-communistische milieus waar Tokajev en Alexander Zinovjev vertoeven, was er dikwijls sprake van de voorbereiding van aanslagen tegen de bolsjewistische leiders. Men ziet dus duidelijk welke 'krachten "geïnspireerd" werden door de oproepen van Trotski.

Trotski wisselde zijn oproepen voor individuele terreur af met de propaganda voor de gewapende opstand tegen de bolsjewistische macht. Meestal gebruikte hij de wazige en hypocriete formulering van "politieke revolutie". Tijdens een debat met de trotskist Mandel in 1989, stelden we dat Trotski opriep tot de gewapende strijd tegen het sovjetregime. Mandel kreeg toen een woedeaanval en schreeuwde dat dat een "stalinistische leugen" was omdat "politieke revolutie" stond voor volksrevolutie, maar dan op een vreedzame manier. Die anekdote is kenmerkend voor de dubbelzinnigheid waarnaar de professionele anticommunisten, wier voornaamste taak erin bestaat de linkse milieus te infiltreren, stelselmatig moeten teruggrijpen. In dit geval wou Mandel het pacifisme paaien van het aanwezige groene publiek. Hier volgt het programma dat Trotski ontwikkelde voor de gewapende antibolsjewistische strijd.

"Het volk heeft drie revoluties meegemaakt en de tsaristische monarchie, de adel en burgerij omvergeworpen. In een zekere zin verenigt de sovjetbureaucratie vandaag de kenmerken van alle omvergeworpen klassen, maar dit zonder hun sociale achtergrond, noch hun tradities. Ze kan deze afschuwelijke privileges enkel verdedigen met de georganiseerde terreur. (...) Men kan de verdediging van het land niet anders verzekeren dan door de vernietiging van de aristocratische kliek van saboteurs en defaitisten."(25)

Als een echte contrarevolutionair beweerde Trotski dat het socialisme de onderdrukkende kenmerken van zowel het tsarisme als de adel en de burgerij in zich verenigde. Maar, zo zegde hij, het socialisme heeft niet dezelfde ruime sociale basis als de uitbuitende regimes! De antisocialistische massa's konden het dus gemakkelijker omverwerpen. Weer was dit een oproep aan alle reactionaire krachten om het gehate en wankele regime stormenderhand te veroveren en de "vierde revolutie" te voltrekken.

In september 1938 was Oostenrijk reeds geannexeerd. Het Engelse en Franse imperialisme zetten in München het licht op groen voor Hitler om Tsjechoslowakije binnen te vallen. In zijn nieuw Programme de transition (Overgangsprogramma) ontwikkelde Trotski de taken die zijn organisatie - hij erkende zelf dat zij zonder twijfel zeer zwak is in de USSR — moet vervullen in dat land. Hij schreef:

"Het is onmogelijk dit programma te realiseren zonder de bureaucratie omver te werpen, die zich in stand houdt met geweld en vervalsing. Alleen de zegevierende revolutionaire opstand van de onderdrukte massa's kan het sovjetregime hervormen en de opmars naar het socialisme verzekeren. Alleen de partij van de IVde Internationale is in staat de sovjetmassa's te leiden naar de opstand."

Dit document wordt door de verschillende trotskistische sekten nog altijd als fundamenteel programma beschouwd. Wanneer zal de dag van de "opstand" en "oproer" in de Sovjetunie komen? Het antwoord van Trotski was even zo vrijmoedig als verbluffend: Trotski voorzag zijn "opstand"... wanneer de nazi's de Sovjetunie zullen aanvallen! Hij schreef:

"De impuls voor de revolutionaire beweging van de sovjetarbeiders zal waarschijnlijk gegeven worden door gebeurtenissen van buitenuit."(26)

Volgend citaat is een goed voorbeeld van dubbelzinnigheid. In 1933 heeft Trotski gezegd dat een van de "belangrijkste misdaden" van de Duitse stalinisten erin bestond dat ze het eenheidsfront met de sociaal-democratie tegen het fascisme hadden geweigerd. Maar tot aan de machtsovername door Hitler had de sociaal-democratie met hand en tand het kapitalistische regime verdedigd en verwierp ze alle voorstellen van de Duitse Communistische Partij voor een antikapitalistische en antifascistische eenheid. Maar in mei 1940 was de Tweede Wereldoorlog al acht maanden bezig. En juist op dat ogenblik stelde Trotski, de grote specialist van het "eenheidsfront", voor... dat het Rode Leger een opstand tegen het bolsjewistisch regime zou beginnen! Hij schreef in een Lettre ouverte aux travailleurs soviétiques (Open brief aan de sovjetwerkers):

"Het doel van de IVde Internationale is de USSR te doen herleven door ze te zuiveren van haar parasitaire bureaucratie. Dat kan maar op een manier gebeuren: de arbeiders, de boeren, de soldaten van het Rode Leger en de matrozen van de Rode Vloot zullen opstaan tegen de nieuwe kaste van onderdrukkers en parasieten. Om deze opstand van de massa's voor te bereiden is er een nieuwe partij nodig, de Vierde Internationale."(27)

Op het ogenblik dat Hitler zijn plannen voor een oorlog tegen de Sovjetunie reeds opstelde, riep de provocateur Trotski het Rode Leger in feite op een staatsgreep te plegen. Zo'n gebeurtenis zou een onvoorstelbare wanorde veroorzaakt hebben en het ganse land wagenwijd opengezet hebben voor de fascistische pantsers!

Hoofdstuk 9 - Stalin en de antifascistische oorlog - Inhoud

Als gevolg van de ineenstorting van de economie in 1929 wankelde de hele kapitalistische orde. Er hing een tweede wereldoorlog in de lucht. Hij zou spoedig uitbreken. Maar waar? Hoe zou hij uitdeinen? Wie zou wie bevechten? Op al deze vragen bleef het antwoord lang uit. Zelfs nadat in 1940 de catastrofe "officieel" losbarstte, waren deze vragen nog niet definitief te beantwoorden. Die vragen zonder antwoord stellen ons in staat om de buitenlandse politiek van Stalin gedurende de jaren dertig beter te begrijpen.

Het Sovjet-Duits Pact

Hitler kwam op 30 januari 1933 aan de macht. Enkel de Sovjetunie besefte het gevaar. In januari 1934 verklaarde Stalin voor het Partijcongres dat "de 'nieuwe' (Duitse) politiek in grote lijnen herinnerde aan de politiek van de ex-keizer die gedurende een bepaalde tijd de Oekraïne liet bezetten en een campagne tegen Leningrad lanceerde nadat hij de Baltische staten had omgevormd tot uitvalsbasis". Hij verklaarde verder:

"Als de belangen van de Sovjetunie een toenadering vergen met een land dat er geen belang bij heeft de vrede met de voeten te zien treden, dan zullen wij dat zonder aarzelen doen."(1)

Tot de machtsovername van Hitler leidde Engeland de kruistocht tegen de Sovjetunie. Churchill was in 1918 de grote aanstichter geweest van een militaire interventie door veertien landen. In 1927 verbrak Engeland zijn diplomatieke betrekkingen met de Sovjetunie en kondigde een embargo tegen de uitvoer af.

In 1931 viel Japan Noord-China binnen en de Japanse troepen stootten door tot aan de sovjetgrens in Siberië. De Sovjetunie was ervan overtuigd dat een oorlog met Japan in de lucht hing.

In 1935 bezette het fascistische Italië Ethiopië. Tegenover de fascistische expansie stelde de Sovjetunie een collectief Europees veiligheidssysteem voor. Vanuit dat perspectief sloot Moskou overeenkomsten af voor wederzijdse hulp met Frankrijk en met Tsjechoslowakije. Trotski schreef pamfletten met een pen in vitriool gedoopt en beschuldigde Stalin ervan door zijn verdragen het Franse proletariaat en de wereldrevolutie "te verraden"... Terzelfder tijd verklaarden vooraanstaande woordvoerders van de Franse bourgeoisie dat het land niet echt verplicht was om de Sovjetunie te hulp te snellen...

In 1936 stuurden Italië en nazi-Duitsland elitetroepen naar Spanje om de wettelijke republikeinse regering te bevechten. Frankrijk en Engeland voerden een "niet-interventie"-politiek waardoor ze de fascisten vrij spel gaven. Zij probeerden Hitler op die manier gunstig te stemmen en hoopten dat hij zijn blik naar het oosten zou wenden.

In november van datzelfde jaar sloten Duitsland en Japan het Anti-Komintern pact, waarbij Italië kort nadien aansloot. De USSR was omsingeld.

Op 1 maart 1938 sprak radio Berlijn van een "communistische opstand in Oostenrijk". De Wehrmacht stortte zich op het land en twee dagen later was de inlijving een feit. De Sovjetunie nam het op voor Oostenrijk en riep Frankrijk en Engeland op om een collectieve verdediging uit te bouwen. "Morgen is het wellicht te laat", onderstreepte de sovjetverklaring.

Midden mei concentreerde Hitler zijn troepen aan de Tsjechoslowaakse grens. De Sovjetunie, gebonden door een verdrag met het bedreigde land, bracht rneer dan 40 divisies samen aan zijn westelijke grenzen en riep 330.000 reservisten op. Maar in september '38 kwamen Frankrijk en Engeland met de fascistische regimes van Duitsland en Italië samen in München. Noch Tsjechoslowakije, noch de Sovjetunie waren uitgenodigd. De grote "democratieën" besloten Sudetenland, een integraal deel van Tsjechoslowakije, aan Hitler uit te leveren. In de nasleep van deze valse daad ondertekende Engeland op 30 september een plechtige verklaring waarin de beide naties (Engeland en Duitsland) de wens uitdrukten "nooit nog met elkaar in oorlog te willen treden".(2)

Frankrijk volgde dit voorbeeld in december. De Sovjetunie bood niettemin Tsjechoslowakije zijn hulp aan in geval van Duitse agressie. Dat aanbod werd echter afgewezen. Op 15 maart 1939 veroverde de Wehrmacht Praag. Tsjechoslowakije werd verdeeld en Hitler bood het reactionaire regime in Polen een stukje van de taart aan. De Poolse regering beet gretig in het lokaas.

Een week later bezette het Duitse leger Klaipeda in Litouwen, een belangrijke haven aan de Baltische zee. Stalin wist dat het monster zijn klauwen naar het Oosten uitsloeg en besefte dat Polen het volgende slachtoffer zou worden.

In mei 1939 viel het Japanse leger Mongolië binnen. Mongolië ondertekende een militair bijstandsverdrag met de Sovjetunie. Een maand later knoopten de sovjettroepen, onder leiding van de toen nog onbekende Joekov, de strijd aan met het Japanse leger. Het werd een zware militaire confrontatie. Japan verloor meer dan 200 vliegtuigen en meer dan 50.000 van Stalin en de antifascistische oorlog zijn soldaten werden gedood of gewond. Op 30 augustus trokken de laatste Japanse troepen zich uit Mongolië terug.

De dag nadien brandde het aan een andere sovjetgrens: de Duitsers vielen Polen binnen.

Iedereen besefte wat deze dreigende agressie betekende: om zich een optimale positie te veroveren voor een oorlog tegen Engeland-Frankrijk of tegen de Sovjetunie, moest Hitler eerst het "lot van Polen regelen".

Keren we enkele maanden terug. In maart 1939 begon de Sovjetunie onderhandelingen voor de vorming van een antifascistische alliantie. Engeland en Frankrijk lieten de zaken op hun beloop en schipperden. Deze houding van de twee grote "democratieën" gaf Hitler vrij spel in het oosten. Van juni tot augustus 1939 onderhandelden Engeland en Duitsland. In de loop van die geheime gesprekken beloofden de Engelsen Hitler de vrijheid van handelen in het oosten, in ruil voor diens erkenning van de integriteit van het Britse imperium. Op 29 juli voerde het Labourlid Charles Roden Bux-ton in de Duitse ambassade een geheime missie uit in opdracht van eerste minister Cbarnberlain. Hij ontwikkelde er het volgende plan:

"Groot-Brittannië verklaart zich bereid om met Duitsland een akkoord af te sluiten omtrent de invloedssferen. (...)

1. Duitsland engageert er zich toe zich op geen enkele manier te bemoeien met de belangen van het Britse imperium.

2. Groot-Brittannië verbindt er zich toe om in het oosten en in het zuidoosten van Europa de belangensfeer van de Duitsers volledig te respecteren. Dit heeft voor gevolg dat Groot-Brittannië afziet van de garanties die het verleende aan bepaalde staten die zich binnen de Duitse invloedssfeer bevinden. Groot-Brittannië zal zich tevens inspannen opdat Frankrijk zijn alliantie met de Sovjetunie zou verbreken.

3. Groot-Brittannië belooft formeel om de lopende gesprekken met de Sovjetunie, gericht op het afsluiten van een pact, te beëindigen."(3)

De geheime diensten van de Sovjetunie brachten Stalin van al deze ma-neuvers op de hoogte.

In augustus 1939 traden de onderhandelingen tussen Engeland, Frankrijk en de Sovjetunie in een beslissende fase. Maar de twee Westerse machten stuurden slechts een delegatie met tweederangsfiguren naar Moskou. Zij hadden zelfs geen mandaat om welke handtekening dan ook te zetten. Vo-rosjilov eiste duidelijke en bindende engagementen van de geallieerden om in geval van een nieuwe Duitse agressie gezamenlijk de oorlog te verklaren. Vorosjilov wilde weten hoeveel divisies de Engelsen en de Fransen tegenover Hitler in de strijd zouden werpen indien Hitler de Sovjetunie aanviel. Hij kreeg geen antwoord op zijn vraag. Vorosjilov wilde ook een akkoord afsluiten met Polen om de sovjettroepen de gelegenheid te geven om reeds op Pools grondgebied de strijd met de Duitsers te kunnen aanknopen in geval van agressie. Vermits Polen dit weigerde, werd elk effectief militair akkoord onmogelijk. Voor Stalin was de situatie zonneklaar: Frankrijk en Engeland werkten aan een nieuw München-'38. Zij waren bereid Polen op te offeren in de hoop dat Hitler daarna tegen de Sovjetunie zou oprukken. Harold Ickes, minister van binnenlandse zaken van de Verenigde Staten, noteerde destijds in zijn dagboek:

"Engeland koesterde de hoop een confrontatie uit te lokken tussen Duitsland en de Sovjetunie en zelf buiten de strijd te blijven. (...) Frankrijk zou eveneens afzien van Centraal- en Oost-Europa in de hoop Duitsland tegen de Sovjetunie te zien oprukken. Op die manier kan Frankrijk zich veilig blijven verschansen achter de Maginotlinie."(4)

De Sovjetunie bevond zich in een levensgevaarlijke situatie: er ontstond een breed antisovjetfront tussen alle imperialistische machten. Met de stilzwijgende steun van Engeland en Frankrijk zou Duitsland, na de bezetting van Polen op zijn elan verder kunnen gaan en de "blitzkrieg" tegen de Sovjetunie kunnen starten, terwijl Japan in de rug Siberië kon binnenvallen.

Op dat ogenblik was het voor Hitler duidelijk dat Frankrijk en Engeland hem niet echt durfden en konden weerstaan. Hij besloot dan ook eerst West-Europa te veroveren vooraleer met de Sovjetunie af te rekenen. Op 20 augustus stelde Hitler aan Stalin een niet-aanvalspact voor. Stalin aarzelde niet en op 23 augustus werd het Pact getekend.

Op 1 september viel Hitler Polen binnen. Engeland en Frankrijk zaten in de strik die ze zelf hadden gespannen. Beide landen hadden alle Hitleravon-turen gesteund in de hoop ze tegen de Sovjetunie te kunnen keren. Sedert 1933 roemden ze onafgebroken Hitlers verdiensten in zijn anticommunisti-sche strijd. Nu moesten ze Nazi-Duitsland de oorlog verklaren... zonder de minste intentie om die oorlog effectief uit te vechten. Hun woede uitte zich in een ongemeen heftige anticommunistische campagne met als thema: "Het bolsjewisme is de natuurlijke bondgenoot van het fascisme." Een halve eeuw later staat deze dwaze propagandapraat nog steeds in de schoolboeken als de ene en onverdeelde waarheid. De geschiedenis heeft nochtans aangetoond dat het pact tussen Duitsland en de Sovjetunie dé sleutel was voor de overwinning. Het lijkt paradoxaal, maar het pact was een keerpunt dat de voorwaarden heeft: geschapen voor de Duitse nederlaag.

De Sovjetunie sloot dit pact afin de absolute overtuiging dat een oorlog met nazi-Duitsland, vroeg of laat, onvermijdelijk was. Toen Duitsland eenmaal besloten had een overeenkomst te sluiten met de Sovjetunie, kon Stalin bij Hitler een maximum aan toegevingen afdwingen om zich in de best mogelijke omstandigheden voor te bereiden op de toekomstige oorlog. De Pravda van 23 september schreef:

"Het enige wat nog mogelijk was, was een Duitse inval voorkomen in West-Oekraïne, westelijk Wit-Rusland (twee provincies die aan de Sovjetunie ontnomen waren in 1920) en in de Baltische staten. De sovjetregering heeft Duitsland ertoe gebracht zich te engageren om de lijn Thasse, Narew, Boug, Vistula, niet te overschrijden."(5)

In het westen riepen diegenen die altijd gesympathiseerd hadden met de anticommunistische politiek van Hitler in koor: "Het fascisme en het bolsjewisme, de twee totalitarismen, hebben Polen onder hun tweetjes verdeeld." Maar de opmars van de sovjettroepen was in het belang van de volksmassa's in de betrokken gebieden omdat hij hen toeliet zich van de fascisten, de grootgrondbezitters en de kapitalisten te ontdoen. Die opmars kwam ook de wereldwijde anti-Hitlerbeweging ten goede. De meest realistische bourgeois zagen duidelijk in dat de opmars van het Rode Leger de Sovjetunie een betere uitgangspositie gaf in de komende oorlog. Zo verklaarde Churchiïl op 1 oktober 1939:

"Het feit dat de Russische legers zich op deze lijn opstellen is duidelijk ingegeven door de Russische bekommernis om zich te beveiligen tegen de nazidreiging. Hoe dan ook, de lijn is er en er bestaat een oostelijk front dat de Duitsers niet durven aanvallen."(6)

Nu hun hoop vervlogen was om de nazilegers via Polen naar de Sovjetunie af te leiden, zagen Frankrijk en Engeland zich verplicht Duitsland de oorlog te verklaren... Maar aan het westelijke front kwam geen enkele bom de nazirust verstoren. Er werd integendeel een ware binnenlandse oorlog tegen de communisten ontketend en op 26 september werd de Franse Communistische Partij verboden. Duizenden leden worden opgesloten. Henri de Kerillis schreef:

"In het bourgeoisbewustzijn woedde een onbeschrijfelijke storm. De geest van de kruistochten was terug. Er klonk nog slechts één kreet: oorlog aan de Russen. Het anticommunistisch delirium bereikte zijn hoogtepunt."(7)

Op dat ogenblik zegde Stalin tegen Joekov:

"De Franse regering met Daladier en de Engelse regering met Chamber-lain zijn niet ernstig in hun 'oorlog' met Hitler. Zij hopen nog steeds hem tot een oorlog met de Sovjetunie te dwingen. In '39 weigerden ze om met ons een anti-Hitlerblok te vormen omdat ze wilden dat Hitler de handen vrijhield om de Sovjetunie te kunnen aanvallen. Maar dat zal tot niets leiden. Zij zullen zelf moeten boeten voor hun kortzichtige politiek."(8)

De sovjetregering maakte zich ernstig zorgen over de veiligheid van Leningrad, slechts op 32 km van de Finse grens gelegen. Ze was zich immers bewust van de komende confrontatie met Hitler. Op 14 oktober 1939 stuurden Stalin en Molotov een memorandum naar de Finse regering over de verdediging van Leningrad. De Sovjetunie "wilde zich verzekeren van "de mogelijkheid om de ingang van de Golf van Finland te blokkeren." In het memorandum vroeg de Sovjetunie Finland de haven van Hanko te verdedigen in het kader van de verdediging van Leningrad, een deel van de landengte van Karelië dat aan Finland toebehoorde. Als tegenprestatie bood de Sovjetunie aan Finland een stuk Karelië aan, tweemaal de oppervlakte van het gevraagde.(9) Finland weigerde onder Duitse druk. Op 30 november 1939 verklaarde de Sovjetunie Finland de oorlog. Enkele dagen later gaf Hitler zijn instructies voor de komende oorlog met de Sovjetunie. Hij zei ondermeer:

"Bij de oorlog tegen de Sovjetunie zullen we op de flanken van onze operatie kunnen rekenen op de actieve betrokkenheid van Roemenië en Finland."(10)

Engeland en Frankrijk, die zich tot dan toe beperkten tot de "schemeroorlog", lanceerden zich plots in een oorlog van bloed en vuur... tegen de bolsjewistische bedreiging. Op drie maanden tijd stuurden Engeland, Frankrijk, de Verenigde Staten en het fascistische Italië 700 vliegtuigen, 1.500 kanonnen en 6.600 mitrailleurs naar Finland, "het slachtoffer van de agressie".(11)

De Franse generaal Weygard trok naar Syrië en Turkije om een aanval op de Sovjetunie vanuit het zuiden voor te bereiden. Het plan van de Franse generale staf omvat ondermeer bombardementen van de olieputten van Bakoe. Op dat ogenblik schreef generaal Serrigny:

"Bakoe, met zijn produktie van 23 miljoen ton petroleum, vormt de sleutel. Als we erin slagen de Kaukasus te veroveren of als de raffinaderijen gewoonweg in brand worden geschoten door onze luchtmacht, zal het monster doodbloeden en in elkaar storten."(12)

Terwijl ze niet één schot losten tegen de fascisten waaraan ze de oorlog hadden verklaard, verzamelde de Franse regering een expeditiekorps van 50.000 man om de Roden te gaan bestrijden! Chamberlain verklaarde 100.000 Britse soldaten te zullen sturen.(13) Die troepen kwamen echter nooit in Finland aan omdat het Rode leger het Finse had verslagen. Op 14 maart 1940 werd het Sovjet-Finse vredesakkoord ondertekend. Later, in volle oorlog, bevestigde een publikatie uit gaullistische kringen in Rio de Janeiro: "Naar het einde van de winter 1939-1940 mislukte het militaire en politieke komplot van Chamberlain en van Daladier. Dat komplot had tot doel zich collectief tegen de Sovjetunie te keren en een einde te maken aan het conflict tussen de Frans-Engelse coalitie en Duitsland door een compromis en een an-ti-Komintem alliantie. Het komplot bestond erin een Frans-Engels expeditieleger uit te sturen om de Finnen te helpen. Een dergelijke tussenkomst zou tot een feitelijke oorlogssituatie met de Sovjetunie hebben geleid."(14)

Het pact tussen Duitsland en de Sovjetunie en de nederlaag van Finland hebben de voorwaarden geschapen voor de overwinning van het Rode Leger op de nazi's.

Deze twee feiten hadden vier belangrijke gevolgen.

Zij verhinderden een verenigd front van de imperialistische staten tegen de socialistische Sovjetunie. Een Duitse aanval in 1939 zou ongetwijfeld een Japanse inval in Siberië hebben uitgelokt. Nu kon de Sovjetunie een niet-aanvalspact sluiten met Japan. Dit pact hield overigens stand tot bij de nederlaag van het fascisme.

Frankrijk en Engeland, die gedurende de jaren dertig voortdurend weigerden een systeem van collectieve veiligheid uit te werken, werden verplicht toe te treden tot een effectieve militaire alliantie met de Sovjetunie op het ogenblik dat Duitsland het Sovjet-Duitse niet-aanvalspact verbrak.

De Sovjetunie kon zijn verdedigingsgordel 150 a 300 kilometer naar het westen verleggen. Deze factor was van beslissende betekenis voor de verdediging van Leningrad en van Moskou eind 1941.

De Sovjetunie won 21 belangrijke vredesmaanden. Deze gaven het land de kans om haar defensie industrie en haar leger op een beslissende manier te versterken.

Heeft Stalin de antifascistische oorlog slecht voorbereid?

Toen Chroesjtsjov de macht overnam, heeft hij de partijlijn volledig omgebogen. Om dat te doen moest hij Stalin en zijn marxistisch-leninistische koers zwart maken. In een reeks onwaarschijnlijke lasterpraatjes ging hij zelfs zo ver de onmetelijke verdiensten van Stalin in de voorbereiding en de leiding van de antifascistische oorlog te ontkennen.

Chroesjtsjov beweerde ondermeer dat Stalin in de periode 1936-1941 het land slecht had voorbereid op de oorlog.

Hij zegde:

"Stalin schoofde stelling naar voor dat de tragedie het resultaat was van de verrassingsaanval van de Duitsers tegen de Sovjetunie. Maar, kameraden, dit is volledig fout. Van zodra Hitler de macht had overgenomen in Duitsland, ham hij zich voor het communisme uit te roeien. (...) Meerdere feiten uit de vooroorlogse periode tonen aan dat Hitler de oorlog tegen de Sovjetunie voorbereidde."(15) "Als onze industrie op een doeltreffende manier en tijdig gemobiliseerd was geweest om ons het nodige materiaal ter beschikking te stellen, dan zouden onze verliezen duidelijk kleiner geweest zijn. (...) Ons leger was slecht uitgerust. (...) De sovjettechnologie had voor de oorlog uitstekende tankmodellen en artilleriestukken geproduceerd, maar de serieproduktie van deze tuigen werd niet georganiseerd.'(16)

Dat de deelnemers aan het XXste Congres dergelijke lasterpraat konden aanhoren zonder verontwaardigd te reageren, is veelzeggend voor de politieke ontaarding die zich dan reeds aftekende. Nochtans bevonden zich tientallen maarschalken en generaals in de zaal. Zij wisten hoe belachelijk deze aantijgingen waren. Op dat ogenblik hielden ze echter hun mond. Hun eng professionalisme, hun exclusief militarisme, hun ontkenning van de politieke strijd binnen het leger, het verwerpen van de ideologische en politieke leiding van de partij in het leger: dat alles bracht hen dichter bij het revisionisme van Chroesjtsjov. Joekov, Vassilevski, Rokossovski, bijna alle grote militaire chefs, hebben nooit de noodzaak van de zuivering van het leger tussen 1937 en 1938 aanvaard. Ze begrepen evenmin welke politieke belangen er op het spel stonden bij het proces tegen Boecharin. Om die redenen steunden ze Chroesjtsjov toen hij het marxisme-leninis-me verving door stellingen die hij bij de mensjewieken, de trotskisten en de aanhangers van Boecharin had bijeengeraapt. Dit verklaart waarom de maarschalken de leugens van Chroesjtsjov over de Tweede Wereldoorlog slikten. Zij zouden deze leugens later in hun memoires weerleggen, toen er geen politieke belangen meer op het spel stonden.

In zijn in 1970 gepubliceerde Memoires onderstreepte Joekov terecht — en dit tegen de aantijgingen van Chroesjtsjov in — dat de echte defensiepolitiek van start ging met Stalins beslissing om in 1928 de industrialisatie te lanceren.

"Het ware mogelijk geweest om de versnelde opbouw van de zware industrie vijf a zeven jaar uit te stellen en aan het volk meer en eerder dagdagelijkse verbruiksgoederen aan te bieden. Was dat niet erg verleidelijk?"(17)

Stalin heeft de verdediging van de Sovjetunie voorbereid door in de periode van 1928 tot 1941 meer dan 9.000 industriële bedrijven op te bouwen en door de strategische beslissing te nemen om in het oosten van het land een gloednieuwe industriële basis in te planten.(18) In verband met de industrialisatiepolitiek bracht Joekov hulde aan "de wijsheid en het doorzicht" van Stalin tijdens de oorlog die "door het allerhoogste oordeel, dat van de geschiedenis, definitief goedgekeurd werden".(19)

In 1921 diende men de militaire produktie haast van nul af te beginnen. In de loop van het eerste en van het tweede vijfjarenplan voorzag de partij een grotere groei voor de oorlogsindustrie dan voor de andere industrietakken.(20)

We bekijken twee veelzeggende cijfers. In 1930 bedroeg de jaarlijkse produktie van tanks 740 stuks. In 1938 was dit cijfer opgelopen tot 2.271 stuks.(21) Voor dezelfde periode was de bouw van vliegtuigen toegenomen van 860 tot 5.500 per jaar.(22)

In de loop van het derde vijfjarenplan, tussen 1938 en 1940 steeg de industriële produktie met 13% per jaar; de industriële produktie ten behoeve van landsverdediging met 39%.(23)

Het respijt dat dank zij het Sovjet-Duitse pact ontstond werd door Stalin benut om de militaire produktie maximaal op te drijven. Joekov getuigde:

"Opdat de fabrieken die van enig belang waren voor landsverdediging tijdig bevoorraad zouden worden, werden afgevaardigden van het Centraal Comité, mensen met organisatie-ervaring en specialisten aan het hoofd van hun partij organisaties gesteld. Ik moet zeggen dat Jozef Stalin een belangrijke inspanning leverde door zich in hoogsteigen persoon bezig te houden met bedrijven die voor landsverdediging werkten. Hij kende tientallen directeurs van bedrijven, partijorganisatoren, belangrijke ingenieurs. Hij ontmoette hen dikwijls en slaagde erin, met de vastberadenheid die hem eigen was, om de voorziene planning uit te voeren."(24)

De leveringen van militair materieel tussen 1 januari 1939 en 22 juni 1941 waren indrukwekkend. De artillerie ontving 92.578 stukken waarvan 29.637 stuks veldartillerie en 52.407 mortieren. Nieuwe mortieren van 82 en 120 mm werden net voor het begin van de oorlog geleverd.(25)

De luchtmacht kreeg 17.745 gevechtsvliegtuigen, waarvan 3.719 nieuwe modellen. Op het vlak van de luchtvaart "hebben de maatregelen die genomen werden tussen 1939 tot 1941 de voorwaarden geschapen om tijdens de oorlog zelf snel de kwantitatieve en de kwalitatieve bovenhand te halen".(26)

Het Rode Leger kreeg meer dan 7.000 tanks. In 1940 begon de produktie van de middelgrote T-34 tank en van de zware KV-tank, die de Duitse tanks overtrof. Wanneer de oorlog begon, waren er al 1.851 van de band gerold.(27)

In dit verband — en alsof hij zijn misprijzen voor de beschuldigingen van Chroesjtsjov wilde uitdrukken — noteerde Joekov een verhelderende zelfkritiek:

"Als ik vandaag terugdenk aan wat wij militairen gedurende de laatste maanden van de vrede eisten van de industrie en hoe wij het eisten, zie ik in dat wij onvoldoende rekening hielden met de reële economische mogelijkheden van het land."(28)

De eigenlijke militaire voorbereidingen werden door Stalin eveneens maximaal gestimuleerd. De militaire confrontaties met Japan in mei-augustus 1939 en met Finland in december 1939-maart 1940, waren rechtstreeks verbonden met de weerstand tegen het fascisme. Deze gevechtservaringen werden grondig geanalyseerd zodat de tekorten en de zwaktes van het Rode Leger konden aangevuld worden.

In maart 1940 onderzocht een vergadering van het Centraal Comité de operaties tegen Finland.

"De debatten waren hevig. De opleiding en de vorming van onze troepen werd streng bekritiseerd," gaf Joekov toe.(29) In mei werd Joekov door Stalin ontvangen en deze zegde hem:

"Jij hebt gevechtservaring. Neem het bevel over van de sector Kiev en gebruik uw ervaring voor de opleiding van onze troepen."(30)

In de ogen van Stalin had Kiev een bijzondere militaire betekenis. Daar verwachtte hij immers de belangrijkste krachtsinspanning bij een Duitse agressie.

"Stalin was ervan overtuigd dat de Hitlertroepen in de loop van hun oorlog met de Sovjetunie in eerste instantie zouden trachten de Oekraïne en het Donetzbekken te veroveren met het doel ons land te beroven van zijn belangrijkste economische regio's. Zij zouden ongetwijfeld het graan van de Oekraïne en de steenkool van het Donetzbekken willen grijpen en later de petroleum van de Kaukasus. Tijdens de bestudering van de operationele plannen in de lente van 1941 zei Stalin: 'Zonder het bezit van die vitale bronnen kan het fascistische Duitsland geen langdurige oorlog aan'."(31)

Tijdens de zomer en de herfst van 1940 onderwierp Joekov de troepen aan een intense gevechtstraining. Hij stelde vast over jonge officieren te beschikken en over bekwame generaals. Hij liet hen lessen trekken uit de Duitse aanval tegen Frankrijk.(32)

Van 23 december 1940 tot 13 januari 1941 werden alle hogere officieren samengeroepen voor een grote conferentie. Centraal in het debat stond: de toekomstige oorlog met Duitsland. Het geheel van de ervaringen van de fascisten met grote pantserkorpsen werd met bijzondere aandacht bestudeerd. De dag na de conferentie greep er een grote operationele en strategische oefening op kaart plaats. Ook Stalin was aanwezig. Joekov schreef:

"De strategische situatie baseerde zich op veronderstellingen van wat er zou kunnen gebeuren aan onze westelijke grenzen ingeval van een Duitse aanval."(33)

Joekov leidde de Duitse agressie, Pavlov de sovjetverdediging.

"De oefening begon met dramatische verwikkelingen aan de kant van de Roden. De feiten die zich na 22 juni 1941 voordeden leken sterk op die van deze oefening..." noteerde Joekov. Pavlov verloor de oorlog tegen de nazi's. Stalin nam hem onder handen:

"De commandant van de troepen in een bepaalde regio moet de militaire kunst onder de knie hebben en een oplossing weten te bedenken in eender welke situatie. Dat was bij u niet het geval!"(34)

De opbouw van versterkte regio's langsheen de nieuwe westgrens begon in 1940. Tegen het begin van de oorlog slaagde men erin om bijna 2.500 betonnen vestingen te bouwen. Elke dag werd er door 140.000 man aan gewerkt.

"En Stalin zette ons onder druk om er vaart te blijven achterzetten", zegde Joekov.(35)

De XVIIIde Partijconferentie, van 15 tot 20 februari 1941 werd volledig gewijd aan de oorlogsvoorbereidingen van industrie en transport. Afgevaardigden van de hele Sovjetunie kozen een aantal militairen als plaatsvervangende leden in het Centraal Comité.(36)

Foto's - Inhoud - Na de foto's

Jozef Vissarionovitsj Stalin, 21 december 1897-5 maart 1953.

 

Lenin en Stalin in Gorki, 1922. tijdens Lenins ziekte werd Stalin de belangrijkste partijleider.

De bouw van een elektriciteitscentrale op de Dnjepr was een van de grootste verwezenlijkingen van het eerste vijfjarenplan. Bij haar voltooiing in 1932 was ze de grootste centrale ter wereld.

Het Stalin-staalkomplex in Koeznetsk en het complex van Magnitogorsk behoren tot de belangrijkste verwezenlijkingen van het eerste vijfjarenplan.

Affiche met Lenins woorden: "Het communisme dat is de macht van de sovjets samen met de elektrificatie van het hele land". In 1920 stelde Lenin een groot elektrificatie-plan voor dat liep tot 1935. Stalin heeft het voor 233%gerealiseerd.

Een algemene vergadering in de fabriek of discussie over de uitvoering van het eerste vijfjarenplan.

Tienduizenden bekwame arbeiders volgen avondles en gaan dan aan de universiteit voor ingenieur studeren.

De internationale ploeg van de fabriek voor kogellagers in Moskou, 1933. Honderden Amerikaanse technici en ingenieurs hebben geholpen aan de economische opbouw van de USSR. De getuigenis van Littlepage over contrarevolutionaire sabotage in de industrie is van het grootste belang.

Tijdens de middagpauze geeft het orkest van Zjasjoegin een concert in de Stalin-staalfabriek in Leningrad.

Het grote kanaal pau Ferghana, gegraven russen 1935 en 1950, waakte liet mogelijk in Oezbekistan, Kirgizistan en Tadjikistan een hele gordel voor katoenteelt te ir-rigeren. De werken in 1939.

Tijdens de eerste collectivisatiegolf in 1929: boeren uit de regio van Kirov stemmen voor de kolchoz.

In 1921-1922 sterven 9 miljoen mensen van de honger die door buitenlandse inmenging wordt veroorzaakt. In de jaren '30 gebruiken de nazi's deze foto's als "bewijs" voor de "artificiële hongersnood" in Oekraïne in 1932-1933, waarvoor Stalin verantwoordelijk zou zijn...

Boeren verbranden de oude landbouwwerktuigen die eeuwenlang hebben gediend,

en vieren plechtig de aankomst van de eerste tractor.

De eerste les in een dorp in Kazachstan. Boeren stappen over van jeodalisme en obscurantisme naar socialisme en wetenschappelijke cultuur.

Stalin ontvangt in 1934 de zeer dynamische vrouwen van een kolchoz die bieten produceert.

Mamlakat Nachangova, een wees uit Tadjikistan, werd in 1935, als scholier, samen met vrouwen uit de kolchozen van Tadjikistan en Turkmenië door Stalin ontvangen. In 1953 hangt de foto van deze ontmoeting in haar salon.

1954: de 300ste verjaardag van de vereniging van Oekraïne en Rusland werd in Kiev gevierd met optredens van de beste kunstgroepen van arbeiders en boeren.

Kirov, Ordjonikidze en Stalin beginjaren '30. In 1934plant de rechts-trotskistische oppositie de moord op Kirov, de nummer twee van de partij. Dit is het begin van een reeks komplotten, sabotage-acties en verraad, die uiteindelijk leidde tot de grote zuiveringvan 1937-1938.

In fabrieken werd er op vergaderingen over politiek gedebatteerd. De zuivering van 1937-1938 steunde op een grote politieke mobilisatie in de ondernemingen om het volk op de fascistische agressie voor te bereien

Hef Rode Leger. Stalin is altijd een groot internationalist geweest. "Het Duits-Sovjetpact bereidde de overwinning van het Rode Leger op de nazi's voor."

Herfst 1940. Maarschalk Timotsjenko geeft les aan de officieren van Kiev. Tussen 1939 en 1941 wijdde Stalin zich helemaal aan de voorbereiding van het antifascistisch verzet.

Jongeren van de Komsomol worden in Minsk opgehangen, tijdens de eerste dagen van de oorlog.

Vrouwen, sommige met een baby, worden in de ravijn geduwd. De massamoorden van de nazi's zijn in de eerste plaats gericht tegen de sovjets, die 23 miljoen van hun mensen hebben zien afslachten.

Leningrad, oktober 1941: arbeidersmilities. De stad houdt stand onder een naziblokkade van 900 dagen. 641.803 mensen sterven van de honger, maar Leningrad geeft zich niet over.

De nazi's hebben Stalingrad tot het laatste gebouw verwoest, maar soldaten en inwoners hebben hun verzet nooit opgegeven...

Op 7 november 1941 organiseert Stalin in het omsingelde Moskou de traditionele militaire parade. Hij verklaart: "De vijand staat voor de poorten van Leningrad en Moskou. De wereld beschouwt u als een kracht die in staat is de invasie van de Duitse bandietenbendes af te slaan."

Dankzij de industrialisatie, de collectivisatie en de culturele revolutie, verwezenlijkt in 30 jaar, kan de USSR het nodige materiaal produceren om het nazisme te overwinnen.

"Tijdens de oorlog heeft onze socialistische industrie 102.000 wagens, kanonnen met eigen aandrijving en gevechtsvliegtuigen geproduceerd. "(Joekov)

Stalin in zijn uniform van opperbevelhebber van het Rode Leger. "Stalin was beter geïnformeerd dan Roosevelt, realistischer dan Churchill en was op verscheidene punten efficiënter dan de oorlogsleiders." (Averell Harriman)

De rode vlag wappert boven het gevallen Berlijn. De echte keuze voor de 20ste en 2 tste eeuw:fascisme oj communisme.

Mao Zedong ontmoet Stalin, december 1949-januari 1950. Schilderij van Nalban-dian. "Stalin vieren, dat is kant kiezen voor hem, voor zijn werk, voor de overwinning van het socialisme, voor de weg die hij de mensheid heeft gewezen." (Mao Zedong)

Stalin op het XIXste Partijcongres in 1952. Het rapport van het Congres waarschuwt voor het zich uitbreidende bureaucratisme en revisionisme.

De 1 Mei-optocht in 1934. In 1952 waarschuwt Stalin voor het revisionisme waarvan Chroesjtsjov (midden) de voortrekker wordt. Molotov (links) en Malenkov hebben te weinig doorzicht en revolutionaire geest na de dood van Stalin.

De Ordjonikidze-fabriek in Moskou. Tijdens de begrafenis van Stalin wordt in het hele land vijf minuten stilte in acht genomen. In de straten van Moskou komen 4,5 miljoen sovjets Stalin hulde brengen.

Stalin op 1 mei 1950. Vandaag is het sovjetvolk zich ervan bewust dat Stalin stond voor socialistische opbouw, onafhankelijkheid, eenheid en vrede tussen de nationaliteiten, arbeidsvreugde, vooruitgang, cultuur en socialistische democratie.

Begin maart 1941 vroegen Timotsjenko en Joekov aan Stalin de infanteriereserves te mobiliseren. Stalin weigerde. Hij wilde de Duitsers geen aanleiding geven om de oorlog te beginnen. Uiteindelijk stemde hij er eind maart toch mee in om 800.000 reservisten op te roepen en ze naar de grens te sturen.(37) In april bracht de generale staf Stalin ervan op de hoogte dat de troepen van de regio's Baltische Zee, Witrusland, Kiev en Odessa niet volstonden om een Duitse aanval terug te dringen. Stalin besloot 28 extra divisies, verdeeld over vier legers naar de grensstreek te sturen. Hij legde er de nadruk op voorzichtig te werk te gaan en de nazi's niet te provoceren.(38)

Op 5 mei 1941 hield Stalin een toespraak voor de officieren die de Militaire Academie verlieten. Zijn centraal thema:

"De Duitsers hebben ongelijk te geloven dat hun leger onoverwinnelijk is."

Dit alles laat toe de kwaadwillige kritieken die "traditiegetrouw" aan het adres van Stalin worden gemaakt te weerleggen:

"Hij had het leger voorbereid op een offensieve oorlog en niet op een defensieve." "Hij had vertrouwen in het Sovjet-Duitse Pact en in Hitler, zijn medestander." "Hij dacht dat er geen oorlog zou komen met de nazi's." Deze laster heeft tot doel de historische exploten van de communisten te minimaliseren en dus het prestige van hun tegenstanders te vergroten.

Joekov, die een essentiële rol speelde bij de machtsovername door Chroesjtsjov tussen 1953 en 1957, heeft eraan gehouden om in zijn memoires op een scherpe wijze het beruchte geheime rapport van Chroesjtsjov te logenstraffen. Over de voorbereiding van het land op de oorlog besloot hij als volgt:

"Het werk van de nationale verdediging werd in zijn fundamentele trekken en oriëntaties uitgevoerd zoals voorzien. Gedurende jaren werd alles, of bijna alles, in het werk gesteld wat mogelijk was, zowel op economisch als op sociaal vlak. Tussen 1939 en midden 1941 leverden het volk en de partij belangrijke inspanningen om de verdediging te versterken. Deze inspanningen eisten de inzet van alle krachten en van alle middelen. Een ontwikkelde industrie, een gecollectiviseerde landbouw, openbaar onderwijs voor het gehele volk, de eenheid van de natie, de sterkte van de socialistische staat, het hoge niveau van vaderlandsliefde bij het volk, de leiding die via de partij bereid was de eenheid tussen het front en het hinterland te realiseren... Het geheel van al deze factoren was de voornaamste oorzaak van deze grote overwinning die onze strijd tegen het fascisme bekroonde. Het feit dat de sovjetindustrie een massale hoeveelheid wapens heeft weten te produceren (bijna 490.000 kanonnen en mortieren, meer dan 102.000 tanks en rijdende artilleriestukken, meer dan 137.000 gevechtsvliegtuigen) bewijst dat de fundamenten van de economie vanuit militair oogpunt correct gelegd en betrouwbaar waren."(39)

"De partij en het volk slaagden erin zich op de verdediging van het vaderland voor te bereiden."(40)

De dag van de Duitse aanval

Om het immense prestige van Stalin — ongetwijfeld de grootste militaire leider van de antifascistische oorlog — aan te vallen wijden zijn vijanden graag uit over de "monumentale fout" die hij beging door de juiste datum van de Duitse inval niet te voorzien.

Chroesjtsjov schreef in zijn geheim rapport:

"Documenten tonen aan dat Churchill op 3 april 1941 Stalin er persoonlijk van op de hoogte bracht dat de Duitsers hun troepen samentrokken met het oog op een aanval tegen de Sovjetunie. (...) Nochtans hield Stalin geen rekening met deze verwittigingen."(41)

Chroesjtsjov stelt verder dat de militaire sovjetattachés in Berlijn geruchten hadden opgevangen volgens dewelke de aanval op de Sovjetunie zou beginnen op 14 mei of op 15 juni.

"Ondanks deze ernstige waarschuwingen, werden de noodzakelijke maatregelen voor de verdediging van het land niet genomen. (...) Toen de fascistische legers het sovjetteritorium binnenvielen, kwam er een bevel van Moskou dat het Duitse vuur niet mocht beantwoord worden. (...) Een Duitser stak de grens over en vertelde dat het Duitse leger de opdracht had gekregen het offensief tijdens de nacht van 22 juni om 3 uur te ontketenen. Stalin werd hiervan onmiddellijk op de hoogte gebracht, maar zelfs die verwittiging werd genegeerd."(42)

Deze versie werd door de hele revisionistische en bourgeoisliteratuur overgenomen. Elleinstein schreef bijvoorbeeld dat "in het dictatoriale en persoonsgebonden systeem dat Stalin had ingevoerd, niemand hem durfde te confronteren met zijn dwaling en zijn beoordelingsfout."(43)

Wat te zeggen over deze eerste oorlogsdag?

Stalin wist zeer goed dat deze oorlog uiterst wreed zou zijn, dat de fascisten de sovjetcommunisten meedogenloos zouden uitroeien en dat ze met een terreur zonder voorgaande het sovjetvolk zouden verknechten. Hitler-Duitsland had zijn krachten kunnen versterken met het volledige Europese economische potentieel. Elke maand, elke week dat de vrede gerokken kon worden groeide de kracht van de soyjetdefensie. Maarschalk Vassilevski noteerde:

"De politieke leiding van het land zag de oorlog naderen en spande zich tot het uiterste in om het ogenblik waarop de Sovjetunie actief in het conflict werd betrokken uit te stellen. Dat was een wijze en realistische koers. Om daarin te slagen was heel wat diplomatieke handigheid nodig." Het leger kreeg de strikte opdracht "niets te ondernemen dat door de fascistische leiders kon aangewend worden om de situatie te verscherpen of om militaire provocaties uit te lokken."(44)

Sedert mei 1941 was de situatie aan de grenzen erg gespannen. Koelbloedigheid was de boodschap en het sovjetleger diende te allen prijze elke reactie op Duitse provocaties te vermijden. Hierover zegde Vassilevski:

"Het in paraatheid brengen van onze grenstroepen was op zich al een uitzonderlijke gebeurtenis. De te snelle afkondiging van de alarmtoestand kan evenveel schade aanrichten als een laattijdige reactie. Tussen de vijandige politiek van een buurstaat en de oorlog ligt vaak een enorme afstand."(45)

Hitler was er niet in geslaagd Engeland binnen te vallen, noch om het aan het wankelen te brengen. Tot nader order was het Britse Rijk nog de sterkste macht ter wereld. Stalin wist dat Hitler ten allen prijze een oorlog op twee fronten wilde vermijden. Er waren voldoende argumenten om te veronderstellen dat Hitler alles in het werk zou stellen om eerst Engeland te overwinnen, vooraleer de vijandelijkheden tegen de Sovjetunie te richten.

Sedert verschillende maanden al had Stalin inlichtingen binnengekregen van zijn geheime diensten dat de Duitse agressie over twee weken zou plaatsvinden. Vele van deze inlichtingen waren het resultaat van Engelse en Amerikaanse desinformatiepogingen. Zij hoopten op die manier de fascistische wolven tegen het socialistische land te laten oprukken. Elke poging om de sovjetgrenzen te versterken werd door rechtse kringen in de Verenigde Staten misbruikt om een op handen zijnde sovjetaanval tegen Duitsland aan te kondigen.(46) Joekov zegde hierover:

"In de lente van 1941 kon men in de westerse landen een vloed van provocerende geruchten horen over een komende aanval van de Sovjetunie tegen Duitsland."(47)

De Brits-Amerikaanse rechterzijde zette de fascisten op tegen de Sovjetunie.

Bovendien had Stalin geen enkele garantie in verband met de Engelse en Amerikaanse reactie als de nazi-agressie tegen de USSR een feit was. In mei 1941 was Rudolf Hess, de nummer twee van de nazipartij, in Engeland aanbeland. Sefton Demler, de directeur van een Engels radiostation dat zich specialiseerde in intoxicatieprogramma's voor Duitsland noteerde in zijn boek:

"Hess bevestigde dat het doel van zijn reis was de Engelsen de vrede aan te bieden 'tegen welke prijs dan ook'. De enige voorwaarde was dat Engeland aan de zijde van Duitsland tegen de Sovjetunie ten strijde zou trekken. (...) 'Een overwinning van Engeland als bondgenoot van de Russen zou de overwinning van de bolsjewieken betekenen,' verklaarde Hess. Het zou betekenen dat Duitsland en de rest van Europa, vroeg of laat, door de Russen bezet zou worden."(48)

In Engeland was men nog steeds geneigd om het met Hitler op een akkoordje te gooien tegen de USSR. Begin 1993 brak er in Groot-Brittannië een controverse uit naar aanleiding van het boek The End qfGlory, een biografie van Churchill, geschreven door John Charmley. Alan Clarc, voormalig minister van Defensie onder Thatcher, beweerde dat Churchill er beter aan had gedaan om in de lente van 1941 vrede te sluiten met Hitler. Dan zouden nazi-Duitsland en het bolsjewistische Rusland elkaar hebben verslonden en zou Engeland zijn imperium behouden hebben!(49)

Maar keren we terug naar begin 1941. Stalin kreeg op dat ogenblik vanuit de hele wereld allerlei informatie binnen. Uit die inlichtingen bleek dat Duitsland op het punt stond een grootscheepse aanval tegen Engeland te ontketenen. Terzelfder tijd kreeg hij rapporten uit Engeland die er op wezen dat de nazi's zeer binnenkort de Sovjetunie zouden aanvallen. In hoeverre deze inlichtingen deel uitmaakten van een Engelse poging om een mogelijke Duitse aanval tegen Groot-Brittannië te verijdelen, was maar de vraag.

Na de oorlog bleek dat maarschalk Keitel, zoals hij het noemde het "grootste misleidingsmaneuver van de hele geschiedenis" had opgezet. Hij deed dit in uitvoering van een richtlijn van Hitler van 3 februari 1941. Joekov schreef:

"(Het Duitse leger) had immense hoeveelheden documentatie over Engeland laten drukken. Aan alle eenheden waren Engelse tolken toegevoegd. Enkele districten langs de Kanaalkust, aan de Pas-de-Calais en in Noorwegen werden voorbereid op een 'isolering'. Geruchten werden verspreid over een onbestaand luchtvervoerd legerkorps. Langs de kusten werden nepbatterijen geïnstalleerd. (...) De Duitse propaganda had zijn klassieke aanvallen tegen de Sovjetunie stopgezet en fulmineerde enkel nog tegen Engeland."(50)

Dat alles verklaart de uiterste voorzichtigheid waarmee Stalin te werk ging. Hij was absoluut niet de blinde dictator zoals door Elleinstein beschreven, maar wel degelijk de klaarkijkende communistische leider die alle mogelijkheden in overweging nam. Joekov getuigde:

"Op een keer zei Stalin tegen mij: 'Iemand bezorgde ons bijzonder belangrijke informatie over de intenties van de Hitlerregering, maar wij twijfelen eraan...' Misschien verwees hij naar R. Sorge."(51)

Volgens Joekov was de Russische geheime dienst ten dele verantwoordelijkheid voor de beoordelingsfout in verband met de aanvalsdatum. Op 20 maart 1941 overhandigde de Chef van de inlichtingendienst, generaal Gol-nikov, aan Stalin een rapport met uitzonderlijk belangrijke informatie. Deze informatie wees erop dat de aanval ergens tussen 15 mei en 15 juni zou plaatsvinden. In zijn conclusies schreef Golnikov echter dat het hier waarschijnlijk ging om "een misleidingspoging van de Britse of Duitse geheime

diensten". Volgens Golnikov zou de aanval pas plaatsvinden "de dag dat de Duitse overwinning op Engeland een feit is."(52)

Op 13 juni vroeg Timotsjenko aan Stalin om de troepen in staat van paraatheid te brengen. Stalin aarzelde. De volgende dag drongen Timotsjenko en Joekov er opnieuw op aan. Stalin antwoordde: "Jullie stellen me voor om de troepen in staat van paraatheid te brengen, maar dat betekent het begin van de oorlog, begrijpen jullie dat?"

Joekov antwoordde dat volgens de inlichtingendiensten de Duitse Divisies op volledige gevechtssterkte gebracht waren. Stalin reageerde: "We mogen niet alles geloven wat de inlichtingendiensten ons vertellen."

Op dat ogenblik kreeg Stalin een telefoontje van Chroesjtsjov. "Uit zijn antwoorden konden we opmaken dat het over landbouw ging", aldus Joekov. "Uitstekend", zei Stalin. Chroesjtsjov voorspelde hem waarschijnlijk een mooie oogst.(53)

Deze passage is een vals aardigheidje van Joekov. Chroesjtsjov die Stalin later een gebrek aan waakzaamheid en verantwoordelijkheidszin zal verwijten, had het over graan en groenten op het ogenblik dat Joekov, Timotsjenko en Stalin de mogelijkheid van een dreigende agressie afwogen...

Op de avond van 21 juni rapporteerde een gedeserteerde Duitse soldaat dat de aanval voor de volgende nacht was. Timotsjenko, Joekov en Vatoe-nin werden bij Stalin ontboden.

"En als de Duitse generaals ons die deserteur gestuurd hebben om een conflict uit te lokken?" vroeg Stalin.

"Hij sprak de waarheid", aldus Timotsjenko.

Stalin: "Wat staat er ons te doen?"
Timotsjenko: "Wij moeten de troepen alarmeren".

Na een korte discussie stelden de militairen een tekst op die hier en daar door Stalin werd gewijzigd. In essentie luidde de tekst als volgt:

"Ik beveel:

a. om in het geheim, gedurende de nacht van 21 op 22 juni 1941, de vuurbasissen in de versterkte sectoren langsheen de staatsgrens te bezetten;
b. om voor zonsopgang van 22 juni 1941 alle vliegtuigen te verspreiden op de vliegvelden buiten. Dit geldt ook voor alle types van logistieke vliegtuigen. Alle vliegtuigen moeten met zorg gecamoufleerd worden.
c. om alle troepen in staat van alarm te brengen, ze te verspreiden en te camoufleren. "(54)

Dit bevel werd ondertekend door Timotsjenko en Joekov. De regio's ontvingen deze bevelen even na middernacht... Op 22 juni 1941.

Over de eerste oorlogsmaanden schreef Chroesjtsjov:

"Na de eerste nederlagen en de eerste rampen aan het front dacht Stalin dat het einde nabij was. (...) Hij gaf gedurende lange tijd geen eigenlijke leiding aan de militaire operaties. Hij deed in feite niets meer. Hij nam de leiding pas terug in handen nadat hij het bezoek had gekregen van enkele leden van het politbureau."(55)

"Er werd een poging ondernomen om het plenum van het Centraal Comité bijeen te roepen in oktober 1941 — de leden van het Centraal Comité waren naar Moskou geroepen. (...) Stalin wou de leden van het Centraal Comité noch ontmoeten noch toespreken. Dit toont aan hoe gedemoraliseerd hij was gedurende de eerste maanden van de oorlog."(56)

Elleinstein voegt er aan toe:

"Van 22 juni tot 3 juli was Stalin onzichtbaar. Hij zat zwaar onder de vodka en liep gedurende elf dagen dronken rond."(57)

Laten we terugkeren naar onze Stalin, die gedurende elf dagen beschonken rondliep en nog vier gedemoraliseerde maanden voor de boeg had.

Toenjoekov hem op 22 juni 1941, om 3.40 uur 's morgens, meedeelde dat Duitse vliegtuigen de grenssteden bombardeerden, vroeg Stalin hem om onmiddellijk het politbureau bijeen te roepen. Om 4.30 uur was iedereen aanwezig. Vatoenin kondigde aan dat de Duitse landmacht de aanval had ingezet. Even later volgde de officiële Duitse oorlogsverklaring.

Stalin begreep beter dan wie ook voor welke gruwelijkheden zijn land stond. Lange tijd was hij stil. Joekov herinnerde zich dit dramatische moment.

"Stalin was een energieke man die, zoals men zegt, van geen kleintje vervaard was. Slechts één keer heb ik hem vrij terneergeslagen gezien. Dat was op de ochtend van 22 juni 1941: zijn geloof in de mogelijkheid de oorlog te vermijden, was net aan diggelen geslagen."(58)

Joekov stelde vervolgens voor om onmiddellijk de vijandelijke eenheden aan te vallen. Stalin beval hem de nodige richtlijnen op te stellen. Om 7.15 uur vertrokken de orders. "Zij waren echter ai door de realiteit achterhaald en konden dus niet uitgevoerd worden", noteerde Joekov.(59)

De bewering van Chroesjtsjov als zou Stalin "de opdracht hebben gegeven het Duitse vuur niet te beantwoorden" is dus een kwakkel.(60)

Al was Stalin even uit het lood geslagen op het ogenblik dat hij vernam dat de oorlog was uitgebroken, toch "verzekerde hij na 22 juni en dit gedurende de hele duur van de oorlog de vastberaden leiding van het land, van de oorlog en van onze internationale betrekkingen."(61)

Diezelfde 22ste juni nam Stalin overigens al beslissingen met verdragende gevolgen. Joekov getuigde:

"Op 22 juni, omstreeks 13 uur, werd ik bij Stalin geroepen. 'Onze commandanten aan het front hebben onvoldoende ervaring in het leiden van militaire operaties en enkelen laten het zelfs helemaal afweten. Het politbureau heeft besloten u naar het zuidwestelijke front te sturen als vertegenwoordiger van de Stavka. Naar het westelijke front sturen we maarschalk Sjaposjnikov en maarschalk Koelik'."(62) De Stavka was het college van militaire en politieke leiders rond opperbevelhebber Stalin.

Tegen het einde van de dag bevond Joekov zich al in Kiev. Stalin had toen al orders gegeven voor de tegenaanval. Volgens Joekov kwamen deze orders echter te vroeg, vermits de generale staf nog onvoldoende geïnformeerd was over de werkelijke toestand aan het front. Toch liet hij op 24 juni het 8ste en het 15de Gemotoriseerde Korps aanvallen. Het werd een van de eerste succesvolle tegenaanvallen."(63)

Met reden vestigde Joekov de aandacht op de "grootse veldslag aan de grenzen uit de beginperiode van de oorlog" die volgens hem weinig bestudeerd werd. En niet zonder reden. Omwille van zijn politieke intriges moest Chroesjtsjov deze periode als een aaneenschakeling van misdadige fouten van Stalin afschilderen. Stalin zou de hele verdediging volledig gedesorganiseerd hebben. Maar, tegenover de blitzkrieg van de nazi's, waren desorganisatie, nederlagen en grote verliezen grotendeels onvermijdelijk. Het belangrijkste was dat het Rode Leger en zijn kaders, in verschrikkelijk moeilijke omstandigheden, hardnekkig en onverbiddelijk weerstand boden en daardoor vanaf de eerste dagen de voorwaarden hebben geschapen om de blitzkrieg te doen mislukken. Dat alles werd in hoge mate mogelijk gemaakt door de energieke leiding van Stalin.

Vanaf 26 juni nam Stalin de strategische beslissing om een reserve front te vormen op zowat 300 kilometer achter het eerste. Dit front moest de vijand stoppen indien hij de verdediging zou doorbreken. Diezelfde dag werd het westelijke front doorbroken en rukten de nazi's op naar Minsk, de hoofdstad van Wit-Rusland. 's Avonds riep Stalin Timotsjenko, Joekov en Vatoetin bij zich. Hij vroeg hen:

"Denk samen na en zeg me wat we in de huidige omstandigheden kunnen doen." Joekov rapporteerde:

"Al onze voorstellen werden door Stalin aanvaard: op alle invalswegen naar Moskou getrapte verdedigingsposities in de diepte uitbouwen, de vijand vermoeien en uiteindelijk stoppen op de verdedigingslijnen, daarna een tegenoffensief opzetten van zodra de nodige troepen uit het Verre Oosten waren aangekomen en versterkt waren met nieuwe formaties."(64)

Op 29 juni werden een reeks maatregelen genomen. Stalin zou ze in zijn beroemde radiotoespraak van 3 juli 1941 aankondigen. Deze toespraak raakte de inwoners van de Sovjetunie geweldig en dit zowel door haar eenvoud als door haar onverzettelijke wil om te overwinnen. Stalin zegde ondermeer:

"De vijand is wreed, onverbiddelijk. Hij heeft zich tot doel gesteld het land waarop we zoveel zweet gelaten hebben te veroveren. Hij wil ons graan, onze petroleum, de vruchten van onze arbeid. Hij stelt zich tot doel om de macht van de geldmagnaten te herstellen, het tsarisme weer in te voeren. Hij wil de cultuur en de nationale onafhankelijkheid van Russen, Oekraïeners, Witrussen, Litouwers, Letten, Esten, Oesbeken, Tataren, Moldaviërs, Georgiërs, Armeniërs, Azerbeidjanen en van alle andere vrije volkeren van de Sovjetunie vernietigen. Hij wil ze germaniseren en er de slaven van de Duitse prinsen en baronnen van maken. Het gaat hier dus om het leven of de dood van de sovjetstaat. Het gaat dus over de vrijheid of het slavendom van de volkeren van de Sovjetunie. (...) Dat onze mannen geen angst kennen in de strijd en dat ze met zelfverloochening opmarcheren in deze bevrijdingsoorlog voor het welzijn van ons vaderland en tegen de fascisten die ons willen verknechten. De grote Lenin, de schepper van onze Staat, zei dat de essentiële kwaliteit van de sovjetburger zijn moed moet zijn, zijn dapperheid, zijn onverschrokkenheid in de strijd, zijn wil om te vechten aan de zijde van het volk tegen de vijanden van het vaderland. (...) Het Rode Leger en de Rode Vloot moeten samen met alle burgers van de Sovjetunie elke duimbreed sovjetgrond verdedigen, zij moeten vechten tot de laatste druppel bloed voor onze steden en dorpen. (...) Wij moeten de steun aan het Rode leger opvoeren en daar al onze krachten aan wijden. Wij moeten ervoor zorgen dat alle bedrijven intens functioneren, dat ze meer geweren, mitrailleurs, kanonnen, kogels, obussen, vliegtuigen produceren. (...) Wij moeten een onverbiddelijke strijd voeren tegen hen die willen desorganiseren, deserteren, paniek zaaien, roddels verspreiden. Wij moeten de spionnen, de valse agenten en de vijandige parachutisten uitroeien. (...) In geval van een gedwongen terugtocht van het Rode Leger moet al het rollend materieel van de spoorwegen mee terugkomen. De vijand mag geen enkele locomotief, geen enkele wagon in het bezit krijgen. Hij mag geen kilo graan vinden, geen liter brandstof. In de zones die door de vijand worden bezet moeten er partizaneneenheden worden opgericht, zowel te paard als te voet. Sabotagegroepen moeten tegen de vijandige eenheden ten strijde trekken. Op alle plaatsen moet een guerrillaoorlog gevoerd worden. (...) Op naar de overwinning!"(65)

Op 10 juli begon de slag om Smolensk. Na de verovering van deze strategische stad hopen de nazitroepen snel naar het 300 kilometer verder gelegen Moskou te kunnen oprukken. De slag om Smolensk zou twee maanden durren!

"Deze slag speelde een belangrijke rol in de beginperiode van de Grote Nationale Oorlog. (...) De Hitlertroepen verloren er 250.000 soldaten en officieren. (...) Op die manier wonnen we tijd om onze strategische reserves voor te bereiden en defensieve maatregelen te treffen voor de verdediging van Moskou."(66)

Vassilevski leverde de volgende commentaar:

"De slag om Smolensk was het begin van het einde van de 'blitzkrieg'. (...) Ondanks de enorme verliezen was dit gevecht voor onze soldaten en officieren een uitstekende leerschool in de krijgskunst, een kostbare leerschool voor de sovjetstaven, Opperbevelhebber Stalin inbegrepen."(67)

Op 30 september lanceerden de Duitsers het eindoffensief op Moskou. 450.000 inwoners van de hoofdstad, waaronder 75% vrouwen, werden gemobiliseerd om versterkingen te bouwen en antitankhindernissen op te werpen. De troepen van generaal Panfilov leverden heroïsche gevechten voor de verdediging van de weg naar Volokolamsk. Deze strijd werd vereeuwigd in de gelijknamige roman van Alexander Beek.(68) Moskou werd door de Duitse luchtmacht gebombardeerd. De nazi's rukten op tot 80 kilometer voor Moskou. Een deel van de administratie werd geëvacueerd. Er ontstond paniek bij de bevolking, maar Stalin besliste om in Moskou te blijven. De gevechten werden alsmaar hardnekkiger en begin november liep het nazi-offensief vast. Na het advies van Joekov te hebben ingewonnen besliste Stalin om de traditionele militaire parade van 7 november op het Rode Plein te laten doorgaan... een echte uitdaging van de Duitse troepen die aan de poorten van de stad stonden. Stalin gaf een toespraak die in het hele land beluisterd kon worden.

"De vijand staat voor de poorten van Leningrad en Moskou. Hij had erop gerekend dat ons leger van bij het eerste treffen in elkaar zou stuiken, verbrokkeld zou worden en dat ons land op de knieën zou zitten. Maar de vijand heeft zich verschrikkelijk vergist. Ons land, heel ons land, staat als één blok achter het Rode Leger en de Rode Vloot om de ondergang van de Duitse veroveraars te verzekeren. (...) Wie twijfelt er nog aan dat wij de Duitse invallers kunnen en moeten overwinnen? De vijand is niet zo sterk als sommige angstige intellectuelen beweerden. De duivel is niet zo zwart als men vertelt. (...) Kameraden, rode soldaten en matrozen, commandanten en politieke verantwoordelijken, partizanen! De wereld ziet in u een macht die in staat is de horde Duitse bandieten-veroveraars te vernietigen. De verknechte volkeren van Europa die kreunen onder het nazijuk verwachten van u hun bevrijding. U wacht een grootse bevrijdingsopdracht. Wees deze opdracht waardig. Moge de overwinningsvlag van de grote Lenin boven uw hoofden wapperen en u verenigen!"(69)

Op 15 november lanceerden de nazi's hun tweede offensief tegen Moskou. Enkele vooruitgeschoven eenheden drongen op 25 november de zuidelijke voorsteden van Moskou binnen. Maar op 5 december werd de aanval stopgezet. Gedurende de hele tijd kwamen nieuwe troepen vanuit het ganse land naar Moskou. Zelfs op de meest dramatische momenten hield Stalin zijn strategische krachten in reserve. Rokossovski schreef:

"Dat eiste nauwkeurig rekenwerk en een enorme zelfbeheersing."(70)

Nadat hij alle bevelhebbers geconsulteerd had, besloot Stalin tot een grote tegenaanval die op 5 december begon en waarbij 720.000 soldaten van het Rode Leger 800.000 Hitlertroepen 100 tot 300 kilometer terugsloegen.

"Voor het eerst werden de 'onoverwinnelijke' Duitse troepen zwaar verslagen. De fascisten verloren meer dan 500.000 manschappen, 1.300 tanks, 2.500 kanonnen, meer dan 15.000 voertuigen en massa's ander materieel. Het Hitlerleger had nog nooit dergelijke verliezen moeten incasseren."(71)

Velen beschouwen de slag om Moskou minder dan zes maanden na het begin van de blitzkrieg als het keerpunt in de antifascistische oorlog. Stalins onverzettelijke wil, zijn enorm organisatietalent en zijn inzicht in de grote strategische problemen hebben hier in zeer grote mate toe bijgedragen.

Stalin tegenover de uitroeiingsoorlog van de nazi's

Sprekende over de Tweede Wereldoorlog moeten we voor ogen houden dat het hier niet om één oorlog ging maar om verschillende. De oorlog die gevoerd werd tussen de Engels-Amerikaans-Franse imperialisten tegen hun Duitse concurrent had niet veel gemeen met de nationale antifascistische oorlog die door de Sovjetunie gevoerd werd. In het westen ging het om een oorlog tussen twee bourgeois legers. De Franse leidende klasse wenste de arbeidersmassa niet te mobiliseren en te bewapenen voor een strijd op leven en dood tegen het nazisme. Na de wanordelijke vlucht van zijn troepen tekende Pétain, de held van de Eerste Wereldoorlog, de overgave en stapte lichtvoetig de collaboratie in. Bijna in blok onderwierp de Franse grootburgerij zich aan de orders van Hitler. Zij hoopten er voor zichzelf het beste van te maken in het Nieuwe (Duitse) Europa. De oorlog in het westen bleef op die manier een min of meer "beschaafde" oorlog tussen "beschaafde" burgers.

Het volk van de Sovjetunie werd geconfronteerd met een ander soort oorlog. Een van de verdiensten van Stalin was dat hij dit tijdig inzag en dat hij er zich terdege op voorbereidde.

Al voor de aanvang van de operatie Barbarossa had Hitler kleur bekend. In zijn dagboek nam generaal Halder notities van een toespraak van Hitler tot zijn generaals op 30 maart 1941. De Führer sprak over de toekomstige oorlog met de Sovjetunie.

Halder noteerde: "Strijd van twee ideologieën. Een vernietigend oordeel over het bolsjewisme dat omschreven wordt als een asociale misdaad. Het communisme is een angstaanjagend gevaar voor de toekomst. (...) Het gaat hier om een vernietigingsstrijd. Als wij het probleem niet vanuit die optiek bekijken zullen we de vijand wel overwinnen, maar, over dertig jaar zal de communistische vijand weer de kop opsteken om zich tegen ons te verzetten. Wij voeren geen oorlog om de vijand te laten bestaan. (...) Strijd tegen Rusland: vernietiging van de bolsjewistische commissarissen en van de bolsjewistische intellectuelen."(72)

Het valt op dat er hier sprake is van een "eindoplossing" — maar niet ten opzichte van Joden. De eerste citaten over een vernietigingsoorlog en over fysieke uitroeiing waren gericht tegen de communisten uit de Sovjetunie.(73)

En inderdaad, de bolsjewieken, de Sovjets waren de eerste slachtoffers van massale uitroeiingen.

Generaal Nagel schrijft in september 1941:

"In tegenstelling tot andere gevangenen (Engelsen en Amerikanen) is er geen enkele verplichting om de bolsjewistische gevangenen eten te geven.

In de concentratiekampen van Auschwitz en Chelmno, waren "de sovjetgevangenen de eersten, of bij de eersten, om opzettelijk te worden gedood met inspuitingen of met gas".(74)

Het aantal sovjetkrijgsgevangenen dat in de concentratiekampen of "tijdens overplaatsingen" of "onder verschillende omstandigheden" om het leven kwam, wordt op zowat 3.289.000 man geschat! Als er in de barakken van de sovjets epidemieën uitbraken, gingen de nazi's er enkel binnen "met vlammenwerpersploegen die 'om hygiënische redenen' de doden en de stervenden samen op hun lompenbedden vol ongedierte verbrandden". Er kunnen wel 5.000.000 vermoorde krijgsgevangenen geweest zijn als we er diegenen bijrekenen die "gewoon ter plekke neergeschoten werden" op het ogenblik dat ze zich overgaven.(75)

De allereerste — en de grootste — uitroeiingscampagne werd dus opgezet tegen de volkeren van de Sovjetunie, waaronder het joodse sovjetvolk. De volkeren van de USSR hebben het meeste afgezien, telden de meeste doden — 23 miljoen — maar zij waren ook de meest volhardende vechters.

Tot op het ogenblik van de agressie tegen de Sovjetunie waren er nog geen massale jodenuitroeiingen geweest. Op dat ogenblik hadden de Duitsers nog geen weerstand van betekenis ontmoet. Maar vanaf hun allereerste passen op soyjetbodem werden de nobele Duitsers geconfronteerd met tegenstanders die vochten tot de laatste snik. Al tijdens de allereerste weken leden de Duitsers grote verliezen en nog wel tegen een minderwaardig ras, de Slaven, erger nog tegen de bolsjewieken! De uitroeiingsrage van de Duitsers is ontstaan na hun allereerste massale verliezen. Toen het fascistisch beest begon te bloeden onder de slagen van het Rode Leger heeft het de "eindoplossing" voor het sovjetvolk bedacht.

Op 26 november 1941 gaf het 30ste Legerkorps dat een belangrijk deel van de Sovjetunie bezette de opdracht om "alle individuen die familie hebben bij de partizanen" als gijzelaars in concentratiekampen op te sluiten evenals "alle individuen die ervan verdacht worden in contact te staan met de partizanen", "alle leden van de partij en van de Komsomol en alle stagiairs", "alle voormalige leden van de partij" en "alle individuen die officiële functies bekleedden".(76) De nazi's besloten voor elke gesneuvelde Duitse soldaat minstens tien gijzelaars neer te schieten.

Op 1 december 1942 had Hitler een discussie met generaal Jodl over de partizanenoorlog in de Sovjetunie. Jodl vatte de Duitse stellingname als volgt samen:

"Onze troepen mogen tijdens de gevechten doen wat ze willen: de partizanen opknopen, ze ophangen met het hoofd naar beneden of ze vierendelen."(77)

De beestachtigheid waarmee de hitlervolgelingen de partijleden, de partizanen, de sovjetautoriteiten en hun families achtervolgden en liquideerden geeft ons een beter inzicht in de zin van de Grote Zuiveringen van de jaren 1937-1938. In de bezette gebieden zetten onverbeterlijke contrarevolutionairen die in 1937-1938 de dans ontsprongen zich ten dienste van de Hitlertroepen. Zij verklikten de bolsjewieken, hun families en hun strijdmakkers.

In de mate dat de oorlog in het Oosten meer verbeten werd, groeide ook de Duitse moordlust. In een toespraak tot SS-verantwoordelijken sprak Himmler in juni 1942 van een "uitroeiingsoorlog" tussen "twee rassen en volkeren" die een "onvoorwaardelijke" strijd leverden. Enerzijds was er "die ruwe materie", die massa, die primitievelingen, of beter gezegd die on(der)mensen die geleid werden door politieke commissarissen en anderzijds waren er "wij, de Duitsers".(78)

Het wapen waarmee de nazi's de sovjets tot politieke en morele overgave wilden dwingen, was een nooit eerder geziene bloedige terreurmachine.

"Tijdens de gevechten voor de inname van Charkov," zei Himmler, "ging onze reputatie van angst- en terreurzaaiers ons vooraf. Dat is een buitengewoon wapen dat we voortdurend moeten versterken."(79) Zo gezegd zo gedaan.

Op 23 augustus 1942, om 18 uur stipt, begonnen een duizendtal vliegtuigen brandbommen uit te werpen boven Stalingrad. In deze stad van 600.000 inwoners waren er vele houten gebouwen, benzine-opslagplaat-sen, brandstofreserves van de fabrieken. Eremenko, die het Stalingradfront leidde, schreef:

"Stalingrad verzonk in een schijnsel van vuur, was één rook en roet. De hele stad brandde. Enorme wolken van rook en vlammen kringelden boven de fabrieken. Petroleumreserves leken wel vulkanen die lava uitbraakten.

Honderdduizenden onschuldige inwoners kwamen om. Het hart brak van medelijden met de onschuldige slachtoffers van het fascistisch kannibalisme."(80)

Deze ondraaglijke realiteit laat toe een aantal aspecten te begrijpen van wat de burgerij "het stalinisme" noemt. Tijdens de zuiveringen werden onverbeterlijke bureaucraten, defaitisten en laffe naturen getroffen; velen van hen werden naar Siberië gestuurd. Een partij, aangetast door defaitisme en een geest van kapitulatie zou er nooit in geslaagd zijn het volk te mobiliseren en het de nodige discipline bij te brengen om aan de naziterreur te weerstaan. En dat precies lukte de sovjets in de belegerde steden, zowel in Leningrad als in Moskou. En zelfs in de vuurzee van Stalingrad hebben mensen het overleefd, hebben mensen geweigerd om zich over te geven en hebben mensen uiteindelijk deelgenomen aan de tegenaanval!

Bij de Duitse aanval in juni 1941 bewees generaal Pavlov, hoofd van het westelijke front, zijn zware onbekwaamheid en achteloosheid, en hij moest de Witrussische hoofdstad Minsk op 28 juni aan de vijand laten. Stalin ontbood Pavlov en zijn staf in Moskou. Joekov noteerde dat zij "op voorstel van de Militaire Raad van het Westelijke Front" door de rechtbank veroordeeld werden en gefusilleerd.(81) Elleinstein haastte zich om te zeggen dat "Stalin op die manier doorging met zijn entourage te terroriseren".(82) Maar tegenover de nazibarbarij moest de sovjetleiding een onwrikbare houding eisen en een wil om elke beproeving te doorstaan. Elke onverantwoorde daad van betekenis moest dan ook met de nodige kordaatheid bestraft worden.

Nadat het fascistische beest de eerste moordende slagen had geïncasseerd, wilde het moed scheppen door zijn dorst met nog meer bloed te lessen. Het bloed van de massamoord op het sovjetvolk.

Op 16 december 1943 verklaarde Himmler in Weimar:

"Toen ik in een bepaald dorp moest oprukken tegen de partizanen en de joodse commissarissen, gaf ik de opdracht om het moorden te systematiseren. Ook de vrouwen en de kinderen van de partizanen en van de commissarissen moesten worden gedood. Ik zou een lafaard en een misdadiger geweest zijn tegenover onze nakomelingen als ik de kinderen van die on(der)burgers met hun haatgevoelens zou laten opgroeien in deze strijd tussen mens en on(der)mens. Wij moeten er ons steeds van bewust zijn dat wij een strijd tussen rassen uitvechten en dat die strijd oorspronkelijk is, natuurlijk en aangeboren."(83)

Tijdens een andere toespraak, in Charkov, op 24 april 1943 zei de SS-voorman:

"Hoe zullen wij de Sovjetunie het grootse aantal mensen ontnemen, dood of levend? Wij zullen slagen als wij ze doden, ze gevangen nemen, ze écht laten werken; als wij de vijand alleen (die stukken land) teruggeven

waar geen enkele inwoner meer op overblijft. Mensen aan Rusland overlaten zou een grove vergissing zijn."(84)

Deze realiteit van de ongehoorde terreur die de nazi's in de Sovjetunie tegen de communisten toepasten wordt in de bourgeoisliteratuur bijna systematisch verborgen gehouden of geminimaliseerd. Dit stilzwijgen heeft een heel precieze bedoeling: als men de monsterlijke wreedheden verzwijgt die tegen de Sovjets werden begaan, kan men gemakkelijker laten geloven dat Stalin - ook hij - een dictator was te vergelijken met Hitler. De bourgeoisie verdoezelt de echte anticommunistische volkerenmoord om openlijker te kunnen tonen wat zij gemeen heeft met het nazisme: de irrationele haat tegen het communisme, de klassenhaat tegen het socialisme. En om de grootste volkerenmoord uit de oorlog te versluieren richt de bourgeoisie alle aandacht exclusief op een andere volkerenmoord: die op de Joden.

In een opmerkelijk boek toonde Arno J. Mayer, wiens vader een linkse zionist was, aan dat de uitroeiing van de Joden pas begon toen de Duitsers voor de eerste keer zware nederlagen opliepen. Dat was in de periode juni-juli 1941, tegen het Rode Leger. De beestigheden die tegen de communisten werden uitgehaald, gevolgd door de onverwachte nederlagen die het gevoel van onoverwinnelijkheid van de Übermenschen aantastte, hebben de sfeer geschapen die de holocaust mogelijk maakte.

"De volkerenmoord op de Joden werd gesmeed in het vuur van een formidabele oorlog om in Rusland een onbeperkte 'vitale ruimte' te veroveren, om het sovjetregime te verslaan en om het internationale bolsjewisme uit te roeien. (...) Zonder de operatie 'Barbarossa' zou er geen joodse catastrofe, geen 'eindoplossing' geweest zijn. Ze had zelfs niet kunnen plaatsgrijpen."(85) Pas wanneer de Duitsers geconfronteerd werden met de realiteit van hun nederlagen aan het Russische front besloten ze een "globale en definitieve oplossing" te zoeken voor het "Jodenprobleem". Dat gebeurde tijdens de Wannseeconferentie op 20 januari 1942.

De nazi's riepen al sedert vele jaren hun stemmen schor tegen het judeo-bolsjewisme. Het bolsjewisme was naar hun mening de ergste uitvinding van de Joden. De hardnekkige weerstand van de bolsjewieken belette de hitlerianen om eens en voorgoed met hun hoofdvijand af te rekenen. Dus richtten ze hun frustraties tegen de Joden, die zij tijdens een blinde wraakbeweging uitroeiden.

Omdat de joodse grootburgerij verzoenend stond tegenover de Hitler-staat — en in sommige gevallen zelfs medeplichtig was — leverden de meeste Joden zich met berusting aan hun beulen over. Maar de internationalistisch gezinde communistische Joden bevochten de nazi's wel en zij overtuigden een gedeelte van joods-links hen in het verzet te volgen. De overgrote meerderheid van de arme Joden werd vergast. Vele rijke Joden ontsnapten naar Amerika. Na de oorlog stelden zij zich ten dienste van het Amerikaans imperialisme en van Israël, Amerika's bruggehoofd in het Midden-Oosten. Zij spreken overvloedig over de joodse holocaust, maar dan in een pro-Israëlische optiek. Terzelfder tijd spuien zij hun anticommunistische ideeën en besmeuren zo de herinnering van de vele communistische Joden die de échte confrontatie met de nazi's aangingen.

Dit deel willen we besluiten met een verwijzing naar de manier waarop Hitler zijn troepen voorbereidde om haast gevoelloos 23 miljoen sovjets te vermoorden. Om van zijn manschappen moordmachines te maken, prentte hij hen in dat de bolsjewieken on(der)mens waren, beesten.

"Hider waarschuwde zijn troepen dat de vijand in hoofdzaak 'uit beesten en niet uit soldaten bestond' die geconditioneerd waren om te vechten met beestachtige wreedheid."(86)

Om de Duitse troepen zover te krijgen dat ze het communisme zouden uitroeien, vertelde Hitler dat Stalin en de andere communistische leiders "met bloed bespatte misdadigers waren die in hun wilde bloeddorstigheid miljoenen Russische intellectuelen vermoord hadden... en die de verschrikkelijkste tirannie aller tijden uitoefenden."(87)

"In Rusland heeft de bloeddorstige en tirannieke Jood, vaak met onmenselijke folteringen, door verhongering of door een fanatieke beestachtigheid, ongeveer dertig miljoen mensen uitgeroeid."(88)

Zo heeft de Hitlerleugen over 30 miljoen Stalinslachtoffers de nazibarbarij en de volkerenmoord op de communisten en op de sovjetpartizanen psychologisch voorbereid. Daarbij dient opgemerkt dat Hitler die "dertig miljoen slachtoffers" eerst op rekening van... Lenin had geschreven. Die walgelijke leugen komt immers reeds voor in Mein Kampf, geschreven in 1926, geruime tijd voor de collectivisatie en de zuivering. In een aanval op het judeo-bolsjewisme schreef Hitler:

"Met een fanatieke vasthoudendheid heeft de Jood in Rusland ongeveer dertig miljoen mensen omgebracht, vaak na onmenselijke folteringen."(89)

Een halve eeuw later neemt Brzezinski, de officiële ideoloog van het imperialisme haast letterlijk deze onwaardige naziwoorden over:

"Het is ongetwijfeld aannemelijk (!) om het aantal Stalinslachtoffers op niet minder dan twintig en misschien zelfs veertig miljoen te schatten."(90)

De persoonlijkheid en militaire bekwaamheid van Stalin

De Hitleragressie heeft over de Sovjetunie een lawine van vuur gestort die alle gruwelen uit de wereldgeschiedenis ver overtreft. Nooit werd in de geschiedenis van de mensheid een volk, zijn kaders of zijn leiding een dergelijke angstwekkende beproeving of een dergelijke genadeloze gruwel opgelegd. In die omstandigheden was het niet mogelijk te blijven

twijfelen, zichzelf te bedriegen of zich te redden met veinzerij of holle frasen.

Het moment van de waarheid was aangebroken voor de hoogste leider van partij en land, Stalin. De oorlog zou de ultieme test zijn voor zijn morele en politieke kracht, van zijn wilskracht en zijn uithoudingsvermogen, van zijn organisatorische en intellectuele capaciteiten.

Tegelijkertijd zouden alle "waarheden" over Stalin door de Hitlervolgelingen en evenzeer door respectabele figuren van rechts opgedist, op de proef gesteld worden. De oorlog zou het onweerlegbare bewijs leveren van de waarheid achter "dictator" Stalin, wiens "persoonlijke macht" niet de "minste tegenspraak" duldde. De oorlog zou de waarheid aan het licht brengen over de "despoot" die naar geen rede kon luisteren, over deze "middelmatig intelligente" figuur.

Een halve eeuw na de oorlog werden zijn wandaden, destijds door de vijanden van het socialisme verspreid, opnieuw vaststaande "waarheden". In de loop vanjaren slaagde de internationale burgerij er in het monopolie van zijn klassewaarheid aan de intellectuele milieus op te dringen.

Toch had de Tweede Wereldoorlog genoeg bewijzen geleverd om deze leugenachtige "waarheid" — zo belangrijk om het systeem van plundering en uitbuiting te redden - te weerleggen.

Stalin, de "dictator"

Laten we met deze eerste "onweerlegbare waarheid" beginnen: Stalin, de eenzame, de dictator, die zijn persoonlijke wil opdrong en een onvoorwaardelijke onderwerping eiste aan zijn persoon.

De beschuldiging kwam overigens van Chroesjtsjov:

"De macht, samengebundeld in de handen van één man, Stalin, had verschrikkelijke gevolgen tijdens de patriottische oorlog."(91)

"Stalin handelt in de plaats van iedereen. Hij rekent op niemand, vraagt niemands advies. Als Stalin aanwezig is, is er geen plaats meer voor anderen."(92)

"Stalin handelde niet door middel van overtuiging via uitleg of via geduldige samenwerking met mensen. Hij drong zijn opvattingen op en eiste een onvoorwaardelijke onderwerping. Wie het waagde een eigen standpunt uiteen te zetten werd uit de collectieve leiding gebannen en werd aansluitend moreel en fysisch geliquideerd."(93)

"Die ziekelijke argwaan schiep bij Stalin een algemeen wantrouwen. (...) De situatie die daardoor ontstond was eenvoudig: niemand kon zijn eigen ideeën nog uiten."(94)

Elleinstein huppelde Chroesjtsjov achterna. Hij kloeg de "willekeur van de dictator" aan die "al zijn ondergeschikten wantrouwde."

"De fouten in de bevelvoering van Stalin en al hun tragische gevolgen werden vooral mogelijk gemaakt door de sovjetdictatuur."(95)

Vassilevski, aanvankelijk adjunct van Joekov, chef van de generale staf en na mei 1942 zelf stafchef, werkte gedurende de hele oorlog aan de zijde van Stalin.

"Om de een of andere operationele beslissing voor te bereiden of om andere belangrijke problemen te onderzoeken, nodigde Stalin de verantwoordelijken uit die rechtstreeks iets te maken hadden met het probleem in kwestie. (...) De opperbevelhebber riep regelmatig een aantal leden van de Stavka bijeen, de bevelhebbers van legers en leden van de militaire frontraden. Hij werkte met hen aan de voorbereiding, het onderzoek of de goedkeuring van de ene of de andere beslissing. (...) Het eerste ruwe ontwerp van een strategische beslissing en van haar uitvoeringsplan werd met een beperkte kring van medewerkers opgesteld. Meestal ging het hier om leden van het politbureau en van het Staatscomité voor Defensie. Dit werk nam vaak enkele dagen in beslag. Tijdens die periode ontving Stalin gewoonlijk commandanten en leden van de militaire adviesraden van de fronten. Hij won bij hen inlichtingen in en vroeg om hun advies."

Noteren we even dat het Staatscomité voor Defensie, dat onder de leiding stond van Stalin, belast was met de leiding van het land en dat het over alle macht beschikte. Vassilevski vervolgt:

"Het politbureau en de leiding van de strijdkrachten, steunden altijd op de collectieve wijsheid. Dat is de reden waarom de beslissingen die door de opperbevelhebber genomen werden en die collectief werden uitgewerkt, over het algemeen beantwoordden aan de reële situatie aan het front. De eisen die aan de uitvoerders werden gesteld, waren dan ook steeds realistisch."(96)

Vassilevski is van mening dat de werkstijl van Stalin nog verbeterde tijdens de slag om Stalingrad en later tijdens de grote offensieven tegen Hitler.

"De maand september 1942, toen er een verschrikkelijk moeilijke situatie ontstond die een soepele leiding eiste en een degelijke kennis van de militaire operaties, was een diepgaand keerpunt voor Stalin als opperbevelhebber. (...) Hij was gedwongen om zich voortdurend te steunen op de collectieve ervaring van zijn militaire leiders. Sedert die tijd vroeg Stalin altijd advies vooraleer een beslissing te nemen over het een of ander belangrijk vraagstuk in verband met de leiding van de gevechten. Stalin vroeg dus om raad en bediscussieerde deze in het bijzijn van zijn adjunct met verantwoordelijken van de generale staf, de belangrijkste verantwoordelijken van het volkscommissariaat voor Defensie, frontcommandanten en commissarissen die belast waren met de defensieindustrie."

Gedurende de hele oorlog werkte generaal Sjtemenko op de generale staf, eerst als bureauchef van de sectie operaties, later als onderstafchef van de generale staf.

"Ik moet zeggen dat Stalin niet alleen besliste en er ook niet van hield om alleen te beslissen als het om belangrijke oorlogskwesties ging. Hij zag het belang van collectief werk in een dergelijk complex domein perfect in. Hij erkende de autoriteit van bepaalde mensen in deze of gene militaire specialiteit. Hij hield rekening met hun opvattingen en Het iedereen aan bod komen."(97)

Joekov vertelde over heel wat levendige discussies en onderstreepte hoe er uiteindelijk een oplossing uit de bus kwam:

"Vaak liepen zittingen van het Staatscomité voor Defensie uit op levendige discussies waarbij ideeën op een scherpe en snedige toon werden verwoord. (...) Als men niet tot een overeenkomst kwam, werd ter plaatse een vertegenwoordiging van beide partijen samengesteld. Zij kregen dan de opdracht een tekst op te stellen die iedereen met iedereen kon verzoenen. Gedurende de hele oorlog nam het Staatscomité voor Defensie zowat tienduizend resoluties en beslissingen van militaire of economische aard."(98)

Het beeld dat Chroesjtsjov van Stalin wilde schetsen van "eenzame, met niemand rekening houdende man" wordt op de meest duidelijke manier ontkracht door een oorlogsepisode begin augustus 1941, waarbij Chroesjtsjov zelf en commandant Kirponos betrokken waren. De anekdote komt van Vassilevski. Wellicht had hij daarbij de volgende passage uit het geheime rapport van Chroesjtsjov in het achterhoofd:

"Bij het begin van de oorlog hadden wij zelfs niet voldoende geweren."(99)

Stalin had aan Chroesjtsjov zijn akkoord gegeven voor een offensief dat op 5 augustus 1941 moest beginnen. Tegelijkertijd had Stalin hem echter ook gevraagd de voorgestelde verdedigingslijn eveneens voor te bereiden. Stalin had ondermeer gezegd:

"In de oorlog moetje niet alleen de goede afloop voorzien, maar ook de minder goede, ja zelfs de allerslechtste. Dat is de enige manier om je niet te laten verrassen."

Chroesjtsjov had allerhande onredelijke aanvragen ingediend waarop de generale staf onmogelijk positief kon antwoorden. Stalin zei:

"Het zou onredelijk zijn te denken dat de dingen je kant en klaar in de schoot zullen vallen. Leer je eigen bevoorrading te organiseren. Zorg ervoor dat de legers over eigen reserve-eenheden beschikken, laat de produk-tie van sommige fabrieken aanpassen zodat ze geweren en mitrailleurs kunnen produceren, steek de handen uit de mouwen! (...) Leningrad is er al in geslaagd batterijen meervoudige raketwerpers op punt te stellen, de zogenaamde 'katioetsja's. (...)

- Kameraad Stalin, al uw richtlijnen zullen worden uitgevoerd. Jammer genoeg weten wij niet hoe die tuigen moeten gemaakt worden (...)

- De mensen daar bij jullie beschikken over de werktekeningen en dat soort tuigen bestaat al lang. Jullie zijn te nonchalant geweest."(100)

Op die manier spelde Stalin zijn ondergeschikten — en meer bepaald Chroesjtsjov — de les. Hij zette hen aan tot meer initiatief, creativiteit en verantwoordelijkheidszin.

In juli 1942, werd Rokossovski, die zijn leger tot dan toe met verve had geleid, aangesteld tot commandant van het front van Briansk. Rokossovski twijfelde eraan of hij die opdracht aankon. Stalin ontving hem met open armen en legde hem zijn missie uit. Rokossovski beschreef het einde van het onderhoud:

"Ik maakte aanstalten om op te staan, maar Stalin zei:

- Geduld, blijf zitten.

Stalin telefoneerde naar Proskrebytsjev en vroeg hem een generaal te laten komen die riet van zijn frontcommando ontheven was. De volgende dialoog ontspon zich:

- U beklaagt er zich over onrechtvaardig gestraft te zijn?

- Ja. Ik werd gehinderd in de uitvoering van mijn commando door een vertegenwoordiger van het Centrum.

- Op welke manier werd u door hem gehinderd?

- Hij bemoeide zich met mijn bevelvoering. Hij belegde vergaderingen op ogenblikken dat er moest gehandeld worden in plaats van te praten, hij gaf tegenstrijdige richtlijnen... Kortom, hij stelde zich boven mij als commandant.

-Juist, dus hij hinderde u. Maar jij was toch de frontcommandant. -Ja, ik...

- Het was aan u dat de partij en de regering de leiding van het front hadden toevertrouwd... Had u een telefoonverbinding met het Centrum?

-Ja

- Waarom hebt u dan geen enkele keer uw beklag gedaan over het feit dat men u in uw bevelvoering hinderde?

- Ik durfde me niet te beklagen over uw vertegenwoordiger.

- U hebt niet durven telefoneren en daardoor bent u uiteindelijk mislukt. Daarom bent u gestraft...

Ik verliet het bureau van de opperbevelhebber als bevelhebber van een front. Maar geloof me, ik heb het gekregen lesje goed in de oren geknoopt."(101)

Op die manier behandelde Stalin generaals die niet gedurfd hadden om met hun mening rechtstreeks tot bij hem te komen.

Stalin, een "hysterisch man"

Laten we het nu hebben over een tweede "waarheid" die boven alle verdenking schijnt te staan: Stalin voerde een persoonlijke dictatuur en gedroeg zich vaak als een hystericus en als een charlatan die de oorlog op een

onverantwoorde wijze leidde, zonder de juiste situatie op het terrein te kennen.

Eens te meer worden we terzake voorgelicht door de man van de "terugkeer naar Lenin", mijnheer Chroesjtsjov.

"Zelfs na het begin van de oorlog veroorzaakte de zenuwachtigheid en de hysterie van Stalin grote schade aan ons leger. (...) Stalin verspreidde ongunstige commentaren over Joekov: 'Men vertelt dat Joekov, vooraleer een operatie te lanceren als volgt te werk ging: hij nam een beetje zand in de hand, voelde eraan en zei: wij kunnen de aanval beginnen, of integendeel, hij zei dat we de aanval moesten uitstellen.' Stalin ontwierp zijn plannen op een wereldbol. (Rumoer in de zaal) Ja, kameraden, met behulp van een wereldbol bepaalde hij de frontlijnen. (...) Stalin begreep de frontsituatie noch van ver noch van dichtbij en dat is normaal, vermits hij nooit ook maar één stukje van het front bezocht."(102)

Elleinstein, die zich niet wilde compromitteren met de al te dwaze opmerkingen van Chroesjtsjov, trachtte de diepere gronden van de "commandomethodes van Stalin" te achterhalen.

"Een feit verdient bijzondere aandacht: de haast totale afwezigheid van Stalin, zowel in de buurt van de gevechten als in de buurt van de burgerbevolking. Hij begeeft zich nooit naar het front. Een dergelijke methode van bevelvoering is ongetwijfeld gevaarlijker dan het leiden van een oorlog met behulp van een wereldbol."(103)

Laten we nu eens luisteren wat Joekov ons over die "nerveuze hystericus, die niet de minste tegenspraak dulde", te vertellen heeft.

"Het werk van de Stavka verliep in het algemeen georganiseerd en in een sfeer van kalmte. Iedereen mocht zijn mening geven. Jozef Stalin sprak met iedereen op dezelfde manier, vrij streng en officieel. Hij kon goed luisteren als een verslag met kennis van zaken naar voor werd gebracht. Ik moet zeggen dat Jozef Stalin een man was die openstond voor moeilijke problemen. Hij was een man waarmee te discussiëren viel en tegenover wie men zelfs bijzonder energiek zijn eigen mening kon verdedigen. Ik kan dit met overtuiging zeggen, aangezien ik mij baseer op mijn jarenlange ervaringen met hem tijdens de oorlog. Als sommigen het tegengestelde beweren, dan zeg ik dat ze liegen."(104)

We nemen nu even deel aan de onvergetelijke scène waarbij Joekov zich, met zijn wereldbolletje onder de arm, naar de dictator begeeft om er — bij benadering uiteraard — de frontlijn vast te leggen. Bij zijn terugkeer schreef Joekov:

"Het was onmogelijk om zich bij de Stavka, bij Jozef Stalin, aan te bieden met kaarten waarop inlichtingen ontbraken of hem onvolledige, benaderende of opgeklopte inlichtingen te geven. Stalin weigerde antwoorden-op-goed-geluk. Hij eiste duidelijkheid tot op het bot. Stalin had een zesde

zintuig voor de zwakke plekken van een verslag of van een document. Hij ontdekte ze steeds en wie verantwoordelijk was voor onjuiste informatie werd zwaar gesanctioneerd. Bovendien had hij een bijzonder betrouwbaar geheugen. Hij herinnerde zich exact wat er ooit gezegd was en het nooit de gelegenheid voorbijgaan om diegenen die een vergetelheid beging vrij abrupt te vermanen. Dat verklaart waarom er een bijzondere inspanning werd geleverd om de documenten van de generale staf met een maximum aan zorg voor te bereiden."(105)

Generaal Sjtemenko ontkrachtte op zijn beurt de beschuldigingen van Chroesjtsjov.

"Naar onze mening kon de opperbevelhebber niet naar het front gaan. Het zou van een onvergeeflijke lichtzinnigheid getuigd hebben om, al was het maar even, de algemene leiding af te staan om aan het een of andere front over het een of ander ondergeschikt probleem een beslissing te gaan nemen."(106)

Dergelijke verplaatsingen waren nutteloos, bevestigde Vassilevski. Stalin kreeg bij de Stavka immers de meest gedetailleerde en de meest volledige inlichtingen.

"Vanuit Moskou kon hij juiste en efficiënte beslissingen nemen."(107)

Stalin nam zijn beslissingen "niet alleen op basis van de gegevens waarover het Centrum beschikte; hij hield ook rekening met de specifieke situaties ter plekke."(108) Hoe kon dat? Stalin kreeg alle informatie die op de generale staf, op het ministerie van Landsverdediging en op de politieke directie van het Rode Leger toekwam. Zijn kennis van de specifieke situatie aan de verschillende fronten bereikte hem vanuit twee bronnen. Ten eerste waren er de rapporten van de frontcommandanten en daarnaast was er, zoals Joekov getuigt het feit dat:

"Als hij belangrijke beslissingen moest nemen, steunde Stalin zich ook op de rapporten van de vertegenwoordigers van de Stavka die zich bij de troepen bevonden. Zij gaven er zich ter plaatse rekenschap van de situatie en vroegen de mening van de plaatselijke bevelhebbers over de conclusies van de generale staf, over de ideeën en de voorstellen van de frontcommandanten en over de speciale rapporten."(109)

Die vertegenwoordigers van de Stavka moesten dagelijks een rapport overmaken aan Stalin. Op 16 augustus 1943, de eerste dag van een belangrijke operatie in de buurt van Charkov, had Vassilevski nagelaten zijn rapport te versturen. Hij kreeg van Stalin onmiddellijk het volgende bericht:

"In geval u uw plichten tegenover de generale staf nogmaals zou vergeten, zal u uit uw functie van chef van de generale staf ontzet worden en roep ik u van het front terug..."(110) Vassilevski was ontsteld, maar ergerde zich niet aan deze "brutaliteit". Integendeel, hij schreef:

"Stalin was met de anderen even categoriek. Hij eiste dezelfde discipline van ieder lid van de Stavka. Ik denk dat de afwezigheid van welke inschikkelijkheid dan ook ten opzichte van ons gerechtvaardigd was door het belang van een efficiënte leiding van de gewapende strijd. De opperbevelhebber volgde van zeer nabij de evolutie van de toestand op de verschillende fronten, hij reageerde heftig op alle veranderingen en leidde de troepen met vaste hand."(111)

Vassilevski, die gedurende vierendertig maanden aan de zijde van Stalin werkte, kwam tot heel andere conclusies dan Chroesjtsjov die beweerde dat hij Stalin als een onverantwoordelijke en als een charlatan aan het werk had gezien.

"Stalin oefende een grote invloed uit op de werkstijl van de Stavka. Zijn karakteristieke trekken waren zijn steun op de collectieve ervaring voor het opstellen van de operationele en strategische plannen, zijn veeleisendheid, zijn werkijver, zijn permanent contact met de troepen en zijn exacte kennis van de situatie aan het front. Zijn veeleisendheid was een essentiële factor van zijn werkstijl als opperbevelhebber. Zijn veeleisendheid was niet alleen bijzonder strikt, dat is gerechtvaardigd — vooral in oorlogstijd — maar hij vergaf bovendien nooit een gebrek aan preciesheid in het afgeleverde werk of de onbekwaamheid om de zaken tot het einde toe door te voeren."(112)

Een gedetailleerd voorbeeld zal op overtuigende wijze aantonen wat er waar is van die beruchte "onverantwoorde commandomethodes" van Stalin.

April 1942. Het offensief van het Rode Leger om de hele Krim te bevrijden was mislukt. De Stavka gaf het bevel het offensief stop te zetten en een getrapte defensie te organiseren. Eenentwintig sovjetdivisies stonden oog in oog met tien nazidivisies. Toch vielen de nazi's op 8 mei aan en doorbraken ze zelfs de sovjetverdediging. De vertegenwoordiger van de Stavka, Mechlis, een naaste medewerker van Stalin, stuurde zijn rapport door. Stalin antwoordde hem het volgende:

"U bekleedt een eigenaardige positie van buitenstaander bij uw observaties en lijkt u niet verantwoordelijk te voelen voor wat er aan het Krimfront gebeurt. Een dergelijke positie is natuurlijk erg comfortabel, maar ze is door en door rot. Aan het front in de Krim bent u geen buitenstaander die waarnemingen doet, maar een verantwoordelijke vertegenwoordiger van de Stavka en dus zijn alle successen en alle mislukkingen aan het front ook uw zaak. Het is dan ook uw plicht de fouten van de commandanten te verbeteren. U bent met het commando verantwoordelijk voor het feit dat de linkerflank te zwak bleek. Als het waar is wat u zegt dat 'alles aantoonde dat de vijand bij het ochtendgloren zou aanvallen' dan is het bijzonder erg dat u niet het nodige gedaan hebt om de weerstand te organiseren en dat u zich beperkt hebt tot wat passieve kritiek."(113) Stalin bekritiseerde de bureaucratische en formele bevelstijl grondig.

"De kameraden Kozlov (frontcommandant) en Mechlis dachten dat hun belangrijkste opdracht erin bestond bevelen te geven en dat als dat stadium eenmaal achter de rug was hun verantwoordelijkheid in de bevelvoering ten einde was. Zij hebben niet begrepen dat het geven van een bevel slechts het begin is van het werk en dat de belangrijkste opdracht van het commando erin bestaat de uitvoering van de orders te verzekeren, ze bij de troepen ter kennis te brengen en de hulp aan de troepen te organiseren zodat de gegeven orders ook kunnen uitgevoerd worden. Zoals de analyse van het verloop van de operatie aantoont, gaf de frontcommandant orders zonder rekening te houden met de situatie aan het front, zonder zelfs de correcte positie van zijn troepen te kennen. Het frontcommando zorgde er niet eens voor dat de orders bij de legers terechtkwamen. (...) Tijdens de kritieke dagen van de operatie verkwanselden de commandant van het Krimfront en kameraad Mechlis hun tijd met lange en steriele discussies in de militaire raad, veeleer dan een persoonlijke communicatie met de commandanten van de legers op te bouwen en met persoonlijke ingrepen de loop van de operatie te wijzigen."

"Onze militaire leiders moeten absoluut breken met deze gebrekkige en bureaucratische methodes om de troepen te bevelen. Zij moeten zich niet beperken tot het geven van orders, maar meer aanwezig zijn in de troepen, de legers, de divisies. Zij moeten hun ondergeschikten helpen om de orders van het commando uit te voeren. Ons commandopersoneel, de commissarissen en de politieke verantwoordelijken moeten het gebrek aan discipline bij hun grote en kleine chefs radikaal uitroeien."(114)

Gedurende de hele oorlog bevocht Stalin krachtig elke onverantwoordelijke en bureaucratische houding. Hij eiste energieke tussenkomsten op het terrein.

... Ontbrekend!

De "middelmatige intelligentie" van Stalin

Laten we eindigen met de derde "waarheid" over Stalin: een brutale, koude man met een middelmatig intellect. Een man die geen rekening hield met de mensen en die het grootste misprijzen had voor zijn medewerkers.

De mensen die dit monster gedurende vier verschrikkelijke oorlogsjaren, dag na dag moesten "ondergaan", schilderden ons een heel ander, volledig tegengesteld beeld.

Joekov schetst zijn chef als volgt:

"J. Stalin had niets opvallends en wekte toch een sterke indruk. Hij maakte zonder de minste pose indruk op al zijn gesprekspartners door de eenvoud van zijn uiteenzettingen. Eenmaal een gesprek op gang was gekomen waren zelfs de best voorbereide gesprekspartners verplicht om zich te concentreren en op hun hoede te zijn. Dit kwam vooral door het feit dat

der zijn opperbevel tijdens de defensieve operaties hebben stand gehouden en dat ze alle offensieve operaties schitterend hebben uitgevoerd. Voor zover ik weet heeft hij zelf nooit over zijn verdiensten gesproken. Ik heb het hem in alle geval nooit weten doen. De titel van Held van de Sovjetunie en de rang van Generalissimo werden hem toegekend op voorstel van de frontcommandanten op het politbureau. Wat de fouten betreft die tijdens de oorlogsjaren werden begaan: hij praatte er eerlijk en open over."(122)

"Stalin was, en daar ben ik diep van overtuigd, vooral vanaf de tweede helft van de Grote Nationale Oorlog de sterkste en meest bepalende figuur van het strategisch commando. Hij kweet zich met succes van de leiding van de fronten, van alle inspanningen van het land en dat op basis van de politiek lijn van de partij. (...) Stalin staat in mijn geheugen gegrift als een strenge militaire chef, met een sterke wilskracht, en die het tegelijkertijd niet aan persoonlijke charme ontbrak."(123)

Joekov geeft ons een perfect voorbeeld van de commandomethode zoals ze door Mao Zedong werd verdedigd: de juiste ideeën van de massa's concentreren om ze als richtlijnen naar de massa's terug te sturen.

"Het is Jozef Stalin zélf die de principebesluiten nam, vooral diegene die te maken hadden met de procedures van artillerieaanvallen, het veroveren van het luchtoverwicht, de methodes om de vijand te omsingelen, de verbrokkelingvan vijandige eenheden die omsingeld waren en hun successieve vernietiging, enz. Al die belangrijke elementen van de krijgskunst werden verworven als het resultaat van grondige analyses en besluiten die getrokken werden uit ervaringen van het geheel van de militaire leiders en troepen. De verdienste van Jozef Stalin ligt hierin dat hij de raadgevingen van onze eminente militaire specialisten inwon, ze aanvulde, ze uitbuitte en ze doorspeelde onder de vorm van algemene instructies en richtlijnen aan de troepen met het oog op de praktische leiding van de operaties."(124)

"Tot de slag om Stalingrad, beheerste J.Stalin slechts in grote lijnen de strategische problemen, de operationele leiding, het opzetten van moderne operaties op het niveau van een front en a fortiori die van een leger. Later, vooral sedert Stalingrad, b

eheerste J. Stalin ten gronde de kunst om een of meerdere frontoperaties op te zetten. Hij leidde dergelijke operaties met kennis van zaken en loste daarbij ernstige strategische problemen op.

In de leiding van de gewapende strijd werd J. Stalin geholpen door zijn natuurlijk verstand en zijn rijke intuïtie. Hij wist het belangrijkste element van een strategische situatie te ontdekken. Eenmaal dat achter de rug, kon hij de vijand terugslaan door het lanceren van de een of andere belangrijke offensieve operatie. Er is geen twijfel mogelijk: hij was een waardig opperbevelhebber."(125)

Hoofdstuk 10 - Van Stalin tot Chroesjtjov - Inhoud

Op 9 februari 1946 maakte Stalin voor zijn kiezers de balans op van de oorlog tegen het fascisme:

"De oorlog was een belangrijke leerschool waar de krachten van het volk op de proef gesteld werden."

Indirect ging hij hiermee in tegen de militaristische opvatting dat het Rode Leger de belangrijkste factor in de overwinning was. Toechatsjevski was de eerste die het idee dat het leger boven de partij staat lanceerde; kringen rond Joekov ontwikkelden dit idee op het einde van de oorlog. Stalin erkende uiteraard de enorme verdiensten van het leger, maar "vóór alles is het ons sociaal sovjetregime dat de overwinning heeft behaald... De oorlog heeft bewezen dat het een echt volksregime is". Ten tweede hebben we de overwinning behaald dankzij "ons politiek sovjetregime... Onze multinationale sovjetstaat heeft alle beproevingen van de oorlog doorstaan en heeft zijn levenskracht bewezen".(1)

Het zou verkeerd zijn, gaat Stalin voort, te geloven "dat we onze overwinning enkel te danken hebben aan de moed van onze troepen". De heldenmoed van het leger zou niets hebben uitgehaald zonder de massa's tanks, kanonnen en munitie die het volk zijn soldaten ter beschikking heeft gesteld. Deze enorme produktie hebben we te danken aan de industrialisatie, die "in een uiterst korte periode van dertien jaar werd voltooid" en aan de collectivisatie waardoor we "in korte tijd met de eeuwenoude achterlijkheid van onze landbouw komaf maakten". Stalin herinnerde aan de strijd die aanhangers van Trotski en Boecharin tegen de industrialisatie en collectivisatie voerden.

"Veel markante leden hebben de partij systematisch afgeremd en hebben op allerlei manieren geprobeerd haar de 'gewone', kapitalistische weg te doen inslaan om het land te ontwikkelen."(2)

Terecht benadrukte Stalin dat de partij en de werkende massa's in de voorbereiding van de verdediging en in de oorlog zelf een sleutelrol hebben gespeeld.

In februari 1946 werd het nieuwe vijfjarenplan goedgekeurd.

Tijdens zijn terugtocht vernietigde het Duitse leger doelbewust alles wat de sovjets van nut kon zijn. 2.000 steden, 70.000 dorpen en fabrieken die vier miljoen mensen tewerkstelden, waren geheel of gedeeltelijk verwoest.(3) (4)?

In de bezette gebieden werd 40 tot 60% van de kolen-, elektriciteits-, ferro- en nonferro-, metaal- en machine-industrie verwoest.

Volgens sommigen zou de USSR verscheidene decennia nodig hebben om de wonden te helen die de nazi's aan haar industrieel weefsel toebrachten. Maar dankzij drie jaar ongelooflijke inspanningen lag de industriële produktie al in 1948 hoger dan in 1940." Met 1940 als referentiejaar haalde de produktie van kolen een index 123, elektriciteit 130, walserijen 102, auto's en vrachtwagens 161, machines en instrumenten 154, cement 114.(5)

In 1950, op het einde van het vierde vijfjarenplan, lag de industriële produktie 73% hoger dan in 1940. De produktie van de kapitaalgoederen (machines) verdubbelde, die van de consumptiegoederen nam met 23% toe.(6)

Het vijfde plan voorzag een industriële groei van 12% per jaar, voor de periode 1951-1955. De produktie van consumptiegoederen zou met 65% worden opgetrokken; de produktie van de kapitaalgoederen zou in vijfjaar met 80% stijgen.(7) Deze wijziging in de economische politiek had Stalin reeds in zijn toespraak van 1946 aangekondigd:

"Speciale aandacht zal gaan naar een grotere produktie van artikelen voor dagelijks gebruik, naar het verhogen van de levensstandaard van de werkers, door de prijs van alle produkten progressief te verminderen, en naar het oprichten van allerlei soorten wetenschappelijke onderzoeksinstellingen."(8)

De Verenigde Staten lossen nazi-Duitsland af

De oorlog tegen het fascisme was nog niet afgelopen of een groot aantal Amerikaanse generaals droomde al van een alliantiewissel met het oog op militaire operaties tegen de Sovjetunie. Voor dit avontuur dachten ze aan... het nazileger, gezuiverd van Hitler en zijn entourage. De ex-geheimagent Cookridge somde enkele voorstellen op die in de zomer van 1945 circuleerden:

"Generaal Patton droomde ervan twee divisies van de Waffen-SS opnieuw te bewapenen, in te lijven bij het (Amerikaanse) Illde leger en 'tegen de Roden in te zetten'. Patton stelde dit in alle ernst voor aan generaal McNarney, militair gouverneur voor de VS in Duitsland... 'Wat kan het ons schelen wat die stomme bolsjewieken denken?' zei Patton, 'Vroeg of laat moeten we toch tegen hen vechten. Waarom dan nu niet, nu ons leger nog intact is en we het Rode Leger tot in Rusland kunnen terugdringen? Met mijn Duitsers zijn we daartoe in staat. Ze verafschuwen die rode bastaarden'." Robert Murphy, politiek raadgever van McNarney, riep Patton bij zich. Murphy schreef:

"Patton vroeg of hij de kans kreeg naar Moskou op te rukken en hij voegde eraan toe dat hij zich sterk maakte er in dertig dagen te geraken. Dat was beter dan te wachten tot de Russen de Verenigde Staten zouden aanvallen."(9)

De nazi Gehlen en de CIA

Generaal Gehlen stond aan het hoofd van de nazispionage in de Sovjetunie. In mei 1945 besliste hij met zijn archieven naar de Amerikanen over te lopen. Hij werd voorgesteld aan de chef van de generale staf, Luther Sibert, hoofd van de inlichtingendienst van generaal Bradley's troepen. Op vraag van Sibert schreef hij een rapport van 129 bladzijden: "Voorstel voor een geheime organisatie gericht tegen de Sovjetunie, gebaseerd op het werk van de Inlichtingendienst en onder Amerikaanse bescherming".(10) Hij werd aan de hoogste Amerikaanse militaire overheden voorgesteld en wanneer sovjetvertegenwoordigers navraag deden naar Gehlen en Schellenberg, twee oorlogsmisdadigers die aan hen moesten worden uitgeleverd, antwoordden de Amerikanen dat ze niet wisten wat er van hen geworden was. Op 22 augustus 1945 brachten ze Gehlen clandestien naar de Verenigde Staten." Hij "onderhandelde" er met topfiguren van de Amerikaanse inlichtingendienst, onder andere met Allan Dulles, en ze bereikten een "akkoord": de spionagedienst van Gehlen bleef autonoom functioneren in de Sovjetunie en "Amerikaanse officieren zorgden voor de verbinding met de Amerikaanse diensten. (...) De organisatie van Gehlen zou uitsluitend worden gebruikt om inlichtingen over de Sovjetunie en haar satellietstaten te verstrekken".(12) (Waar 11?)

Op 9 juli 1946 keerde Gehlen naar Duitsland terug om zijn nazispionagedienst, nu onder Amerikaanse controle, opnieuw te activeren. Hij wierf tientallen hogere officieren van de Gestapo en de SS aan en bezorgde hen valse papieren.(13)

John Loftus, een verantwoordelijke van de Amerikaanse geheime diensten die na de oorlog instond voor het opsporen van ex-nazi's, moest vaststellen dat duizenden fascisten uit Oekraïne, Kroatië en Hongarije de Verenigde Staten werden binnengebracht door een 'concurrent':

"Het aantal nazi-oorlogsmisdadigers dat zich na de Tweede Wereldoorlog in de Verenigde Staten heeft gevestigd, wordt geraamd op enkele tienduizenden."(14)

Vanaf 1947, wanneer de Amerikanen de Koude Oorlog begonnen, hebben deze "ex"-nazi's een aanzienlijke rol in de anticommunistische propaganda gespeeld.

Het Amerikaans imperialisme is dus de direkte voortzetter van het nazi-expansionisme.

De atoombom... tegen de USSR

Op 21 juli 1945, in volle conferentie van Potsdam, ontving Truman een rapport over de eerste Amerikaanse nucleaire test. Margaret Truman schreef:

"Dit gaf mijn vader de mogelijkheid de gesprekken (met Stalin) voort te zetten met meer lef en vastberadenheid." Ze vervolgt: "Mijn vader had diep nagedacht over de manier waarop hij Stalin op de hoogte zou brengen van het bestaan van de atoombom. Hij ging naar de sovjetleider toe en deelde hem mee dat de Verenigde Staten een nieuw wapen met een buitengewone vernietigingskracht hadden ontwikkeld. Eerste minister Churchül en staatssecretaris Byrnes kwamen een paar passen dichterbij en observeerden nauwkeurig de reactie van Stalin. Hij vertrok geen spier."(15)

Joekov herinnerde zich het gesprek tussen Stalin en Molotov toen ze in de residentie waren teruggekeerd.

"Molotov reageerde onmiddellijk:

- Ze proberen de prijs op te drijven. Stalin glimlachte en zei:

- Laat hen. Ik moet Koerchatov vandaag zeggen de zaken te versnellen. Ik begreep dat ze het over de atoombom hadden."(16)

Stalin was een vastberaden en kalm man die zich nooit liet intimideren, zelfs niet door nucleaire chantage.

Truman beschouwde de atoombom als een terreurwapen dat de Verenigde Staten de wereldhegemonie kon waarborgen. In zijn memoires schreef hij:

"Ik beschouwde de bom als een militair wapen en ik heb er nooit aan getwijfeld dat ze zou worden gebruikt. In een gesprek zei Churchill me zonder aarzeling er voorstander van te zijn de atoombom ook te gebruiken."(17)

Eind juli besloot de Sovjetunie mee oorlog te voeren tegen Japan, dat van dan af op een onafwendbare militaire nederlaag afstevende. Hoewel het militair hoegenaamd niet nodig was, beslisten de Amerikanen hun atoomwapen op mensen "uit te testen". Met deze massamoord op Japanners hoopten ze hun tegenstanders te terroriseren, meer dan de nazi's ooit hebben gedaan. Maar het voornaamste doel van deze imperialistische terreur waren Stalin en de Sovjets. Zodra Churchill van het bestaan van de atoombom op de hoogte was, wilde hij haar gebruiken... tegen de USSR! Professor Gabriel Kolko schreef:

"Maarschalk Alan Brooke vond dat het kinderlijke enthousiasme van de Eerste minister gevaarlijk werd: 'Hij zag zich reeds in staat de industriecentra van Rusland uit te schakelen'."(18)

In Potsdam "zet Churchill de Amerikanen onder druk om de bom te gebruiken als politiek drukkingsmiddel tegen de Russen".(19)

Wanneer Truman op 6 augustus 1945 vernam dat Hiroshima was verwoest, zegde hij tot zijn omgeving:

"Dit is de belangrijkste gebeurtenis in de geschiedenis." En dat heeft hij ook in zijn memoires durven schrijven! Dat het Amerikaans imperialisme honderdduizenden Japanse burgers in één klap uitroeide, zonder enig onderscheid, bewijst duidelijk hoe onmenselijk en barbaars het is. Het heeft de fakkel van het fascisme overgenomen. In zijn officiële verklaring, dezelfde dag, zegde Truman:

"Als de Japanners onze voorwaarden nu niet aanvaarden, mogen ze zich verwachten aan een nooit geziene en allesvernietigende stortvloed."(20)

Op 9 augustus werd een tweede stad, Nagasaki, van de kaart geveegd door de atoomregen die Truman beloofde. In Hiroshima en Nagasaki verloren 443.000 burgers het leven.(21)

De Verenigde Staten stelden zich, als enige macht die streeft naar de wereldheerschappij , op als de onvermurwbare tegenstander van elke anti-im-perialistische beweging die strijdt voor onafhankelijkheid, volksdemocratie en socialisme. Dat is de betekenis van de "Truman-doctrine". Deze doctrine staat voor interventies over de hele wereld onder het voorwendsel de "vrijheid (van de markt, de uitbuiting) te verdedigen tegen het communistische gevaar". Truman formuleerde haar als volgt op 12 maart 1947:

"Ik geloof dat de politiek van de Verenigde Staten er moet in bestaan de vrije volkeren te ondersteunen die weerstand bieden aan de pogingen tot onderwerping door gewapende minderheden of door druk van buiten af."(22)

De "rechtvaardiging" voor deze interventiepolitiek vond men vooral in "het gevaar van het Russisch totalitarisme". Truman verklaarde dat "de nieuwe dreiging die op ons afkomt even erg lijkt als nazi-Duitsland". Nu Hitler, de concurrent voor de wereldhegemonie, uitgeschakeld was, nam Truman alle anticommunistische laster van de nazi's letterlijk over. Hij beschreef de Sovjets als "een groep wrede fanatiekelingen die handig een dictatuur kunnen organiseren met alle ornamenten van een staatsreligie... Het individu wordt door de staat in eeuwige slavernij gehouden".(24)

Nauwelijks waren de nazi's overwonnen of Truman nam hun belangrijkste ideeën over, die van het anticommunisme en het antisovjetisme. Hitler zelf maakte op 31 augustus 1944 een eerste opening naar de Amerikanen.

"De overwinning van onze tegenstanders zal onvermijdelijk leiden tot een bolsjewistisch Europa. (...) De coalitie van onze tegenstanders bestaat uit heterogene elementen: enerzijds ultrakapitalistische staten, anderzijds ultracommunistische staten. (...) Op een dag zal deze coalitie uiteenvallen. (...) Men kan enkel afwachten, hoe ernstig de situatie ook is."(25)

Om aan hun nakende ondergang te ontsnappen, om de allianties omver te werpen, dreven de nazi's tegen het einde van de oorlog hun platvloerse laster tegen het communisme op. Achttien maanden later nam Truman die fakkel over.

De strijd tegen het imperialisme en voor de vrede

Tegen deze achtergrond is de door Stalin gevoerde internationale politiek tussen 1945 en 1953, beter te begrijpen. Hij bleef vastberaden in zijn verzet

tegen het Amerikaanse imperialisme en zijn oorlogsplannen. In de mate van het mogelijke steunde hij, zij het behoedzaam, de revolutionaire bewegingen van verscheidene volkeren.

Zijn strijd tegen het kapitalistisch systeem situeerde zich op vier fronten: versterking van de verdediging van de Sovjetunie, de basis van de internationale communistische beweging; hulp aan die volkeren die beslisten de weg van de volksdemocratie en het socialisme op te gaan; steun aan gekoloniseerde volkeren in hun streven naar onafhankelijkheid en steun aan een brede internationale vredesbeweging tegen nieuwe oorlogsavonturen van het imperialisme.

Stalin zag zeer goed dat het Anglo-Amerikaans imperialisme de reactionaire klassen van de buurlanden van de USSR, die met de nazi's samenwerkten, wilden "redden" om hen te gebruiken in hun streven naar wereldhegemonie. Dit was tijdens de oorlog al duidelijk.

Op 1 augustus 1944 ontketende de Poolse regering in Londen de opstand van Warschau. Deze reactionairen stortten zich in dit criminele avontuur om te beletten dat het Rode Leger de hoofdstad van Polen bevrijdde. Het Rode Leger, dat net 600 kilometer oprukte en veel manschappen en materiaal verloor, kon niet tot in Warschau doorstoten om de opstandelingen te helpen. De Poolse reactionairen hielden overigens hun plan met opzet voor de sovjets verborgen. De nazi's, die verscheidene divisies in Warschau hadden samengetrokken, slachtten de bevolking af en vernielden de hoofdstad.(26) Stalin begreep dat er daar een oorlog in de oorlog woedde. Hij schreef aan Churchill en Roosevelt:

"Vroeg of laat zal de waarheid bekend zijn over het handvol misdadigers dat de aanzet tot het avontuur van Warschau heeft gegeven."(27)

Op 23 augustus 1944 bevrijdde het Rode Leger het eerste Hongaarse dorp. Twee dagen later boog de fascistische regering van Horthy, aan de macht sinds 1919, zich over de nieuwe situatie.

"De Engelsen willen dat de Hongaren de Russen in bedwang houden totdat zijzelf Hongarije bezetten", leest men in het proces-verbaal.(28)

Horthy en zijn troep begonnen hun strijd tegen het "rode imperialisme" net op het ogenblik dat 35 fascistische divisies zich opmaakten om Boedapest te "verdedigen" tegen het sovjetleger. De Hongaarse reactionaire krachten hoopten zich te redden met de hulp van de Amerikanen die "de onafhankelijkheid van Hongarije" tegen het "sovjetexpansionisme" moesten beschermen. In alle Oosteuropese landen werd "nationale onafhankelijkheid" het ordewoord in de strijd van de reactionaire krachten, niet alleen tegen het socialisme maar ook tegen de fundamentele nationale belangen. Zo konden ze een rol spelen in de Amerikaanse strategie voor wereldoverheersing.

In Griekenland bracht het nationale verzet, geleid door de Communistische Partij, de nazi's zware verliezen toe. Wanneer de Duitsers op 12 oktober 1944 uit Athene wegtrokken, controleerden de 70.000 leden van het gewapend verzet nagenoeg het hele grondgebied. Het Engelse leger greep in om te beletten dat het Griekse volk een revolutionair bewind installeerde. Op 5 december schreef Churchill naar generaal Scobie:

"Grijp gerust in alsof het om een veroverd land gaat waar een plaatselijke opstand broeit."(29)

Zo begon de lange oorlog van Engelsen en Amerikanen tegen de Griekse antifascisten.

Door de fascistische strijdkrachten van Oost-Europa te verpletteren creëerde het Rode Leger de optimale omstandigheden voor de strijd van arbeiders, boeren en antifascisten.

Dankzij deze hulp zijn de massa's erin geslaagd onder leiding van de communistische partijen een socialistisch macht te vestigen en een authentieke nationale onafhankelijkheid te realiseren. Zij hebben de intriges van de fascistische en burgerlijke krachten verijdeld die de Oost-Europese landen wilden veranderen in Amerikaanse neo-kolonies.

De theorie van het "rode imperialisme", door de nazi's in 1941 uitgevonden om hun oorlogsagressie te rechtvaardigen, werd vanaf 1946 door de Amerikanen overgenomen. Wat Engelsen en Amerikanen onder "onafhankelijkheid" verstonden wordt het best geïllustreerd in Griekenland, waar ze de krachten die Hitler bevochten, afslachten...

Op een informatieve conferentie van negen communistische partijen in september 1947 in Polen werd Stalins analyse van de internationale situatie na de nederlaag van de fascisten naar voren gebracht door een van zijn naaste medewerkers, André Jdanov, politiek verantwoordelijke voor Leningrad tijdens de 900 dagen van de fascistische blokkade. Deze standpunten verdienen onze aandacht, niet alleen omdat ze pertinent zijn, maar ook omdat ze, amper negen jaar later, na de staatsgreep van Chroesjtsjov, punt voor punt aangevallen en verworpen werden.

"Met hun nieuwe expansionistische koers willen de Verenigde Staten de hele wereld domineren en hun marktmonopolie consolideren. Dit monopolie hebben ze te danken aan het verdwijnen van hun twee belangrijkste concurrenten — Duitsland en Japan - en aan de verzwakking van hun kapitalistische partners, Engeland en Frankrijk. In hun nieuwe koers steunen ze op een omvangrijk militair, economisch en politiek programma dat in alle landen waar het wordt uitgevoerd, de politieke en economische overheersing van de Verenigde Staten vestigt, deze landen tot satellietstaten terugbrengt en er regimes aan de macht brengt die alle hinderpalen voor de uitbuiting door het Amerikaans kapitaal uit de weg ruimen. (...) De meest fanatieke en onevenwichtige imperialistische politici begonnen, na Churchill, plannen te maken om zo vlug mogelijk, een preventieve oorlog tegen de USSR te ontketenen en riepen hierbij openlijk op de atoombom, voorlopig een Amerikaans monopolie,

tegen de Sovjets te gebruiken. (...) Volgens het militair-strategisch plan van de Verenigde Staten moesten, in vredestijd, ver van het Amerikaanse continent, een groot aantal basissen en wapenopslagplaatsen worden geïnstalleerd om agressie tegen de USSR en de nieuwe democratische landen mogelijk te maken. (...) De Amerikaanse monopolies hopen vooral op een herstel van kapitalistisch Duitsland dat ze beschouwen als de beste garantie op succes in de strijd tegen de democratische krachten in Europa. (...) In hun streven naar de wereldhegemonie botsen de Verenigde Staten echter op de USSR en haar groeiende internationale invloed, als een bastion van anti-imperialistische en antifascistische politiek, op de nieuwe democratische landen die ontsnapt zijn aan de imperialistische, Anglo-Amerikaanse controle, op de werkers van alle landen. (...) Toegevingen aan de nieuwe oriëntatie van de Verenigde Staten van Amerika en het imperialistische kamp zullen de aanstokers nog driester en agressiever maken. Daarom moeten de communistische partijen op alle gebieden het verzet tegen de imperialistische expansie en agressie leiden."(30)

Stalin heeft altijd vertrouwen gehad in de kracht van het sovjetvolk en van de revolutionairen en antikapitalisten over de hele wereld. Dit vinden we ook duidelijk terug in een officiële verklaring van Malenkov uit 1950.

"Niemand moet denken dat het wapengekletter van de oorlogstokers ons angst aanjaagt.'Niet wij, maar de imperialisten en agressors moeten de oorlog vrezen. (...) Twijfelt iemand er nog aan dat een derde wereldoorlog, ontketend door de imperialisten, het graf wordt, niet van geïsoleerde kapitalistische staten, maar van het hele wereldkapitalisme?"(31)

In 1947 had de Sovjetunie haar eigen atoomwapens. Stalin slaagde erin de politieke chantage van de Amerikanen te doorbreken. Tegelijk startte de Sovjetunie samen met de communisten over de hele wereld een internationale campagne tegen de Amerikaanse oorlogsplannen en voor een verbod op alle nucleaire wapens. Het Wereldcongres voor de Vrede bracht een nooit geziene vredesbeweging op gang tegen de imperialistische agressies. In het Manifest, gepubliceerd na het tweede congres, lezen we:

"Steeds meer rekenen de volkeren van de wereld op zichzelf, op hun eigen kracht en goede wil. De strijd voor de Vrede, dat is uw strijd. Weet dat honderden miljoenen Strijders voor de Vrede zich verenigen en u de hand reiken. Wacht niet op Vrede, verover haar. Samen met de 500 miljoen bewuste mensen die de Oproep van Stockholm hebben ondertekend, eisen wij het verbod op atoomwapens, de algemene ontwapening en controle op deze maatregelen."(32)

Het revisionisme van Tito en de Verenigde Staten

De communistische partijen van Oost-Europa, die in de jaren 1945-1948 verbeten vochten voor de invoering van het socialisme, hadden heel wat

minder ervaring dan de sovjetpartij. Ideologisch waren zij niet zo stevig: doordat honderdduizenden nieuwe leden zich aansloten, gedeeltelijk vanuit sociaal-democratische stromingen, waren zij erg vatbaar voor opportunisme en burgerlijk nationalisme.

Sinds 1948 domineerde in de leiding van de Joegoslavische Communistische Partij een sterke sociaal-democratische en antisovjetstroming.

Met zijn strijd tegen het revisionisme van Tito, vanaf 1948, bewees Stalin zijn inzicht en beginselvastheid. Vijfenveertig jaar later bevestigt de geschiedenis dat hij volkomen gelijk had.

Bij de inval van Duitsland in Joegoslavië, in 1941, telde de ondergrondse partij 12.000 leden; 8.000 van hen werden tijdens de oorlog gedood. In de verzetsperiode kwamen er bijna 140.000 leden bij en voor midden 1948 nog eens 360.000. Tienduizenden koelakken, burgerlijke en klein-burgerlijke elementen sloten zich aan.(33) Tito steunde meer en meer op deze laatsten in zijn strijd tegen de echte communisten. In de partij was er geen normaal intern leven, er was geen politieke discussie en dus ook geen marxistisch-leninistische kritiek of zelfkritiek; de leiders werden niet verkozen, maar gecoöpteerd.(34)

In juni 1948 publiceerde het Informatiebureau van de communistische partijen, waartoe acht partijen behoorden, een resolutie met kritiek op de Joegoslavische Partij. Ze onderstreepte dat Tito geen enkele aandacht had voor de verscherping van de klassentegenstellingen op het platteland en voor de groei van de kapitalistische elementen in het land.(35) De resolutie bevestigde dat de Joegoslavische Partij het socialistisch eenheidsfront tegen het imperialisme verbroken had door een burgerlijk-nationalistisch standpunt in te nemen. De tekst luidt:

"Een dergelijke nationalistische lijn kan er enkel toe leiden dat Joegoslavië ontaardt in een gewone burgerlijke republiek."(36)

Na deze kritiek ontketende Tito een massale zuivering. Alle marxistisch-leninistische elementen werden uit de partij gezet. Twee leden van het Centraal Comité, Joejovic en Hebrang, werden al in april 1948 gearresteerd. Generaal Arso Jovanovic, hoofd van de generale staf van het partizanenleger en generaal Slavko Rodic werden gearresteerd en vermoord.(37) The Times meldde een groot aantal aanhoudingen van communisten die de resolutie van de Kominform steunden en schatte het aantal opgesloten personen op 100.000 a 200.000.(38)

In zijn verslag op het VlIIste Congres van de partij in 1948 werkte Kardelj met citaten van Stalin om te bewijzen dat Joegoslavië "koelakken uitwijst" en nooit "antisovjetstandpunten" zou innemen.(39)

Maar enkele maanden later grepen de titisten openlijk terug naar de oude sociaal-democratische theorieën volgens dewelke de bourgeoisie overging naar het socialisme zonder klassenstrijd! In april 1949 verklaarde Bebler, vice-minister van Buitenlandse Zaken:

"Wij hebben geen koelakken zoals in de USSR. Onze rijke boeren hebben massaal deelgenomen aan de volksbevrijdingsoorlog. (...) Is het verkeerd als wij erin slagen om koelakken naar het socialisme te doen overgaan zonder klassenstrijd?"(40)

In 1951 verklaarde de groep rond Tito dat de "(sovjet)kolchozen een vorm van staatskapitalisme zijn, en samen met een groot aantal feodale overblijfselen, het sociaal systeem van de USSR vormt". De titisten werkten de concepten van Boecharin verder uit en vervingen de planeconomie door de vrije-markteconomie:

"Buiten de coöperatieve bepaalt niemand de normen of categorieën van wat men moet produceren." Ze organiseerden "de overgang naar een systeem dat meer vrijheid laat voor de funktionering van objectieve economische wetten. De socialistische sector van onze economie is in staat met zuiver economische middelen kapitalistische tendensen te overwinnen".(41)

In 1953 voerde Tito opnieuw de vrije verkoop en aankoop van gronden in; men kon ook opnieuw landarbeiders aanwerven. In 1951 vergeleek Tito de Joegoslavische communisten die het marxisme-leninisme trouw bleven, met de vijfde colonne van Hitler om, volgens de getuigenis van kolonel Vladimir Dapcevic, achteraf de arrestatie van meer dan 200.000 communisten te rechtvaardigen. Tito schreef:

"De fascistische agressie heeft het bestaan aangetoond van een belangrijk nieuw element: de vijfde colonne. Ze vormt een politiek en militair element en komt in actie bij de voorbereiding van agressie. In ons land trachten vooral de landen van de Kominform nu op verschillende manieren iets soortgelijks te doen."(42)

In het begin van de jaren vijftig was Joegoslavië nog altijd een sterk feodaal land. Maar de titisten verwierpen het principe dat een socialistische staat de dictatuur van het proletariaat moet handhaven. In 1950 startten de Joegoslavische revisionisten een discussie over "het probleem van het afsterven van de staat en meer in het bijzonder over het afsterven van de rol van de staat in de economie". Om een terugkeer naar de burgerlijke staat te rechtvaardigen, bestempelde Djilas de sovjetstaat als een "monsterachtig bolwerk van staatskapitalisme" dat "het proletariaat onderdrukt en uitbuit". Nog altijd volgens Djilas vocht Stalin "om zijn staatskapitalistisch rijk uit te breiden en de bureaucratie in eigen land te versterken". "Het ijzeren gordijn, de hegemonie over de landen van Oost-Europa en een politiek van agressie zijn voor hem nu onontbeerlijk geworden." Djilas sprak over "de miserie van de gehele arbeidersklasse werkend voor de 'hogere' imperialistische belangen en voor de privilegies van de bureaucratie". "De USSR is vandaag, objectief gezien, de meest reactionaire grootmacht." Stalin is "een bestuurder van het staatskapitalisme en de spirituele en politieke leider van de bureaucratische dictatuur". Als echte agent van het Amerikaans imperialisme zei Djilas:

"Bij de hitlerianen vinden we theorieën die als twee druppels water lijken op de theorieën van Stalin zowel op inhoudelijk vlak, als op het vlak van de sociale praktijk."(43)

Noteer dat Djilas, die zich later in de Verenigde Staten vestigde, in deze tekst verwees naar de "kritiek van het stalinistisch systeem" van... Trotski!(44)

In 1948 zweerde Kardelj nog trouw aan de anti-imperialistische strijd. Twee jaar later steunde Joegoslavië nochtans de Amerikaanse agressie tegen Korea! The Times schreef:

"De heer Dedijer beschouwt de gebeurtenissen in Korea als een bewijs dat de Sovjets de wereld willen domineren... De werkers van de hele wereld moeten zich ervan bewust zijn dat een andere pretendent op de wereldheerschappij zich aanbiedt en niet langer de illusie koesteren dat de USSR een democratische en vredelievende macht zou zijn."(45)

Zo werd Tito een eenvoudige pion in de anticommunistische strategie van de Verenigde Staten. In 1951 verklaarde hij aan de New York Herald Tribune dat "(hij) in het geval van een sovjetaanval, waar dan ook in Europa, zelfs duizenden kilometers van de Joegoslavische grens verwijderd, onmiddellijk de kant van het Westen zal kiezen... Joegoslavië beschouwt zich als een deel van de muur van collectieve solidariteit tegen het sovjetimperialisme".(46)

Op economisch vlak werden de socialistische maatregelen die Joegoslavië voor 1948 nam, snel afgeschaft. Alexander Clifford, de correspondent van de Daily Mail, schreef over de economische hervormingen van 1951:

"Als ze worden uitgevoerd, zal Joegoslavië uiteindelijk heel wat minder gesocialiseerd zijn dan Groot-Brittannië. (...) De prijzen van produkten (zullen) bepaald worden door de markt, dit wil zeggen door vraag en aanbod... de lonen (zullen) vastgesteld worden op basis van de inkomsten of winsten van de onderneming... (de ondernemingen) beslissen onafhankelijk wat ze produceren en in welke hoeveelheden. (...) Er zit in dat alles niet veel klassiek marxisme."(47)

De Anglo-Amerikaanse burgerij erkende zeer snel dat ze in de persoon van Tito over een doeltreffend wapen beschikten in de strijd tegen het communisme. Business Week schreef op 12 april 1950:

"Voor de Verenigde Staten in het bijzonder en voor het Westen in het algemeen blijkt de ondersteuning van Tito een van de minst dure methodes om het Russische communisme in bedwang te houden. De westerse hulp aan Tito bedraagt nu 51,7 miljoen dollar. Dat is heel wat minder dan het miljard dollar dat de Verenigde Staten in Griekenland met hetzelfde doel hebben uitgegeven."(48)

Deze burgerij rekende erop Tito te kunnen gebruiken om het revisionisme aan te moedigen en de subversie in de socialistische landen van Oost-Europa te organiseren. Op 12 december 1949 schreef Eden in de Daily Telegraph:

"Het voorbeeld en de invloed van Tito kunnen op een beslissende manier de loop van de gebeurtenissen in Centraal- en Oost-Europa wijzigen."(49) The Times wist de communistische demagogie van Tito op haar juiste waarde te schatten:

"Nochtans blijft het titisme enkel een kracht in de mate dat maarschalk Tito kan doen alsof hij communist is."(50)

Het titisme kwam in 1948 aan de macht als een burgerlijke nationalistische stroming. Vanuit dit nationalisme stapt Joegoslavië af van alle principes van de dictatuur van het proletariaat. Het nationalisme was de voedingsbodem voor trotskisme en boecharinisme.

Na de Tweede Wereldoorlog had dit nationalisme ook een grote invloed op de andere Oosteuropese partijen.

Na de dood van Stalin ontwikkelde zich in Moskou een Grootrussisch chauvinisme en, in reactie hierop, ontketende zich in Oost-Europa ook een nationalistisch chauvinisme.

Het is belangrijk even stil te staan bij de principes die aan de grondslag liggen van al deze controversen.

Reeds in 1923 had Stalin een essentieel aspect van het proletarisch internationalisme als volgt geformuleerd:

"Naast het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren bestaat er ook het recht van de arbeidersklasse om zijn macht te versterken... Soms komt het zelfbeschikkingsrecht in conflict met dat andere recht, het hoogste recht, het recht van de arbeidersklasse om de macht die ze heeft veroverd, te verstevigen. In dat geval kan en mag het zelfbeschikkingsrecht de realisatie van de dictatuur van het proletariaat niet in de weg staan. Het eerste recht moet wijken voor het tweede."(51)

Vanuit het principe van het proletarisch internationalisme was Stalin een onverzettelijk tegenstander van elk nationalisme en vooral van het Grootrussisch chauvinisme. Eveneens in 1923 verklaarde hij:

"De fundamentele rem op de eenmaking van de republieken tot één enkele Unie... is het Grootrussisch chauvinisme. Het is helemaal niet toevallig dat de mensen van de Smena Vech een grote aanhang onder de sovjetfunc-tionarissen hebben verworven. (...) De Smena Vech is een ideologie van de nieuwe burgerij die groeit en stilaan samensmelt met koelakken en intellectuelen-functionarissen. De nieuwe burgerij heeft een ideologie... namelijk dat de Communistische Partij moet ontaarden en dat de nieuwe burgerij zich moet versterken; dat wij, bolsjewieken, zonder dat we het zelf merken, tot aan de drempel van de democratische republiek moeten worden gebracht en die drempel moeten overschrijden om met de hulp van een Caesar die misschien uit het leger, misschien uit de civiele functionarissen voortkomt, tot een gewone burgerlijke republiek uit te groeien."(52)

Stalin begreep ook dat het burgerlijk nationalisme een geducht antisocia-listisch wapen kon zijn in de wereldwijde strijd tussen socialisme en imperialisme.

"In de strijd op leven en dood tussen het proletarische Rusland en de imperialistische Entente zijn er voor de periferie slechts twee mogelijkheden: zich aansluiten bij Rusland en dat betekent de bevrijding van de imperialistische onderdrukking; of zich aansluiten bij de Entente en dat betekent onvermijdelijk het imperialistisch juk. Er bestaat geen derde uitweg. De zogezegde onafhankelijkheid van Georgië, Armenië, Polen, Finland, enz. is slechts een camouflage voor de volledige afhankelijkheid van deze staten, als men ze zo al kan noemen, van een of andere imperialistische groep... Vanuit de belangen van de volksmassa's is de eis tot afscheiding van de periferie in het huidige stadium van de revolutie fundamenteel contrarevolutionair."(53)

In de semi-feodale republieken van de sovjetperiferie vormde het burgerlijk nationalisme de voornaamste ideologische kracht van de burgerij om de bolsjewistische partij te ondermijnen.

"Onze communistische organisaties in de periferie, in de republieken en regio's, kunnen zich niet ontwikkelen, kunnen geen werkelijke marxistische en internationalistische kaders vormen, als ze het nationalisme niet overwinnen. Het nationalisme is het voornaamste ideologisch obstakel in de vorming van marxistische kaders, van een marxistische voorhoede in de periferie en in de republieken... Het nationalisme speelt voor deze organisaties dezelfde rol als het mensjewisme in het verleden speelde voor de bolsjewistische partij. Alleen onder de dekmantel van het nationalisme kunnen allerlei burgerlijke invloeden, inclusief de mensjewistische, in onze organisaties van de periferie binnendringen... Een nationalistische stroming blijft hardnekkig proberen in onze partij in de periferie door te dringen... De burgerij wordt herboren, de NEP ontwikkelt zich, het nationalisme ook... Overblijfselen van het Grootrussisch nationalisme stimuleren ook het plaatselijk nationalisme... De invloed van vreemde staten, die met alle middelen het nationalisme ondersteunen, is voelbaar."(54)

"Het plaatselijk nationalisme neigt naar isolement, naar opsluiting in de eigen, nationale schelp. De klassentegenstellingen binnen de natie vervagen. De neiging bestaat om zich tegen het Grootrussisch nationalisme te verdedigen door zich buiten de algemene stroming van de socialistische opbouw te houden. De nationalisten zijn geneigd om niet te zien wat de werkende massa's van de verschillende nationaliteiten van de USSR nader tot elkaar brengt en alleen te zien wat hen van elkaar kan verwijderen. De afwijking naar het nationalisme weerspiegelt de ontevredenheid van de wegkwijnende klassen van de vroeger onderdrukte naties, over het regime van de dictatuur van het proletariaat, hun neiging om zich in hun respectievelijke nationale staten te isoleren en er hun klasseheerschappij uit te bouwen."(55)

In 1930 kwam Stalin terug op de kwestie van het internationalisme en formuleerde hij een principe dat belangrijk werd in de Brezjnjevperiode.

"Waarin bestaat de nationalistische afwijking, of het nu om Grootrussisch of plaatselijk nationalisme gaat? De nationalistische afwijking is de aanpassing van de internationalistische politiek van de werkende klasse aan de nationalistische politiek van de burgerij. De nationalistische afwijking weerspiegelt de pogingen van de 'eigen, nationale' burgerij om het sovjetregime te ondermijnen en het kapitalisme te herstellen. Deze twee afwijkingen hebben... een gemeenschappelijke bron: het opgeven van het leninistische internationalisme... Het grootste gevaar bestaat erin dat men deze afwijking niet langer bestrijdt en dat men haar zo de kans heeft gegeven zich te ontwikkelen totdat zij een gevaar wordt voor de staat."(56)

Stalin tegen het opportunisme

Nu kunnen we ingaan op de vraag hoe de revisionist Chroesjtsjov onmiddellijk na de dood van Stalin de macht kon grijpen?

Er zijn veel aanwijzingen dat Stalin zich vanaf 1951 ernstig zorgen maakte over de toestand in de partij. Tot dan toe, tussen 1945 en 1950, moest hij zich concentreren op de heropbouw en op internationale problemen.

De burgerlijke stromingen van de jaren dertig

De belangrijkste burgerlijke stromingen die Stalin in de jaren twintig en dertig moest bestrijden waren het trotskisme (mensjewisme verpakt in ultralinkse woordenkramerij), het boecharinisme (sociaal-democratische afwijking), de bonapartistische strekking (militaristische oriëntatie binnen het leger) en het burgerlijk nationalisme. Deze vier stromingen bleven in de periode 1945-1953 invloed uitoefenen.

Twee onthullende voorbeelden.

Na de oorlog vluchtte Abdurachman Avtorchanov, een jonge functionaris van Tsjetsjeense afkomst die op het propagandadepartement van het Centraal Comité werkte, naar de Verenigde Staten. Zijn levensweg toonde de verwantschap aan tussen de opportunistische stromingen van de jaren dertig en van na 1945.

"Politiek gezien, zegt Avtorchanov, behoorde ik tot de strekking van Boecharin."(57)

Maar zijn boek Staline au pouvoir (Stalin aan de macht) staat ook vol loftui-tingen aan het adres van Trotski, "de leeuw van de Oktoberrevolutie", die volgens "het politiek testament van Lenin" de partij had moeten leiden met de hulp van Boecharin.(58) "Trotski (was) de vriend van de 'Georgische nationalisten'."(59) "Trotski was van oordeel dat de poging om het proletarisch socialisme op te leggen aan het meest achterlijke landbouwland van Europa (...) makkelijk kon ontaarden in een despotische dictatuur van een handvol socialisten met anarchistische neigingen", aldus Avtorchanov.(60)

Voor alles was Avtorchanov een aanhanger van de sociaal-democratische opvattingen. "Boecharin verdedigde de vrije concurrentie tussen de twee socialistische en kapitalistische sectoren." "Geleidelijk aan zal de grote gesocialiseerde industrie de kapitalistische uitschakelen door het vrije spel van de concurrentie." "Aan de boeren in de coöperatieven zou men moeten kunnen zeggen: 'Verrijkt u'. De kleine plattelandsburgerij ('koelakken'), niet in staat om de concurrentie van de boeren in de coöperatieven te weerstaan, zou uiteindelijk verdwijnen."(61)

Tenslotte verdedigde Avtorchanov ook de stellingen van het burgerlijk nationalisme.

"De republieken van de Kaukasus waren altijd het meest geneigd tot separatisme", beweerde hij. "Toen de sovjets in 1921 deze landen met geweld bezetten, vluchtten de democraten en de voorstanders van de onafhankelijkheid in de clandestiniteit. (...) In de Kaukasus waren er meer dan eens opstanden om de nationale onafhankelijkheid te heroveren."(62)

Zo zien we hoe Avtorchanov zijn sympathie uitdrukte voor de vier belangrijkste opportunistische stromingen die het socialisme in de jaren twintig en dertig hebben bedreigd: het trotskisme, het boecharinisme, het burgerlijk nationalisme en het militarisme. Zijn sympathie voor deze laatste stroming werd reeds in een vorig hoofdstuk besproken.

De standpunten die Avtorchanov tijdens de oorlog en in de periode 1945-1950 innam, zijn zeer betekenisvol. Over de nazi-agressie schreef hij:

"Negentig procent van de sovjetburgers willen maar één ding: het einde van Stalin, zelfs als dit de overwinning van Hitler betekent. (...) De oorlog tegen de USSR, door de Duitse soldaten in 1941 gewonnen, werd door de SS opnieuw verloren. (...) De tiran Hitler was slechts de schaduw van Stalin."(63)

Na een tijdelijke flirt met Hitler kwam Avtorchanov, als hardnekkig anti-communist, uiteindelijk in de armen van de Anglo-Amerikaanse imperialisten terecht.

"De eerste twee jaren van de oorlog kwam het zo ver dat de volkeren van de USSR Hitler boven Stalin verkozen. (...) De Angelsaksers kregen de unieke kans op twee fronten te kunnen manoeuvreren — het Duitse en het sovjetfront — zonder hun eigen troepen te moeten inzetten en zo de oorlog te winnen. (...) De operatie werd mogelijk de dag dat Hitler met zijn troepen naar het oosten oprukte. (...) Toen Stalin en Hitler het met elkaar aan de stok kregen, hadden de Geallieerden ervoor kunnen zorgen dat de massa na de begrafenis van Hitler niets anders te doen had dan de begrafenisstoet van Stalin te volgen."(64)

In de Verenigde Staten werd Avtorchanov een fervent aanhanger van het Amerikaans hegemonisme en riep hij op tot een oorlog tegen "de communistische expansie". "Trouw aan de leerstellingen van Lenin streeft Stalin naar de 'wereldrevolutie'. Het doel van het stalinisme is in de gehele wereld de terroristische dictatuur van één partij te vestigen. (...) De wereld staat voor de keuze: ofwel het stalinisme, ofwel de democratie. Om dit nog tijdens zijn leven te beslechten, mobiliseert Stalin zijn vijfde colonnes over de hele wereld." Maar, aldus Avtorchanov, de Amerikanen dwarsboomden dit plan. "Daardoor restte Stalin slechts één uitweg: oorlog."(65)

Ons tweede voorbeeld betreft de clandestiene organisatie van Tokajev, die in de loop van de jaren dertig banden had met de bonapartisten, de boe-charinisten en de burgerlijke nationalisten. Na de oorlog had zij haar activiteiten voortgezet.

In 1947 was Tokajev in Duitsland, in Karlshorst. Een "zeer hoog geplaatste" kameraad bracht hem microfilms met de meest recente stukken van zijn persoonlijk dossier.

"Ze wisten veel te veel. De opening van de jacht kwam gevaarlijk dichterbij. De akte van beschuldiging zou teruggaan tot 1934."(66) "Op het einde van 1947 kwamen revolutionaire democraten tot het besluit dat ze moesten handelen: beter eervol sterven dan te leven als slaven. We wilden maar al te graag geloven dat de partijen van liberale strekking en de leden van de Tweede Internationale in het buitenland zouden trachten ons te helpen. We wisten dat er nationale communisten waren, niet alleen in Joegoslavië, maar ook in Polen, Bulgarije, Hongarije en in de Baltische Staten, en we geloofden dat ook zij ons zoveel mogelijk zouden steunen, ook al waren we helemaal geen communisten. Maar de MVD (staatsveiligheid) won het pleit. Wij mobiliseerden te traag. Eens te meer liep het uit op een katastrofe. Er volgden arrestaties en de beschuldigingen gingen terug tot de moord op Kirov in 1934. Anderen werden beschuldigd van deelname aan de bonapartistische samenzweringen van 1937 en 1940, van burgerlijk nationalisme en van pogingen om het regime omver te werpen in 1941. Vermits het net om ons heen werd dichtgetrokken, kreeg ik de opdracht ten minste een deel van onze archieven te redden."(67)

Na zijn vlucht naar Engeland publiceerde Tokajev een reeks artikelen in de westerse pers. Hij geeft toe dat hij de ontwikkeling van de luchtmacht saboteerde en verklaarde:

"Als ik niet trachtte mijn landgenoten af te remmen in hun onverzadigbare honger naar wereldoverheersing, dan dreef ik hen naar hetzelfde lot als Hitler voor de Duitsers had gereserveerd. (...) Het Westen moet absoluut begrijpen dat Stalin maar één doel heeft: de wereld domineren, op welke manier dan ook."(68)

Noteer dat Avtorchanov en Tokajev, twee vertegenwoordigers van burgerlijke stromingen in de USSR, na hun vlucht naar het Westen, de meest extreme standpunten van de Anglo-Amerikaanse burgerij hebben gesteund tijdens de koude oorlog.

Zwakke punten van de strijd tegen het opportunisme

Tot op het einde van zijn leven zette Stalin de strijd tegen de sociaal-democratische stromingen, de burgerlijke nationalisten en de subversieve activiteiten van het Anglo-Amerikaanse imperialisme voort.

Toch had deze strijd niet de diepgang en de omvang die nodig zijn om de partij ideologisch en politiek op de rechte weg te brengen en nieuw leven in te blazen.

Na de oorlog, die buitengewone inspanningen vroeg van de militaire, technische en wetenschappelijke kaders, werden de oude strekkingen van het militair professionalisme en het technocratisme duidelijk versterkt. Ook de bureaucratie, de zucht naar privilegies en een gemakkelijk leven kwamen meer op de voorgrond. Deze negatieve evolutie werd in de hand gewerkt door de "roes van het succes": de fierheid van de kaders over de antifascistische overwinning sloeg vaak om in verwaandheid en arrogantie. Al deze fenomenen ondermijnden de ideologische en politieke waakzaamheid tegenover opportunistische stromingen.

Stalin voerde strijd tegen deze specifieke uitingen van opportunisme en revisionisme. Hij was van oordeel dat de klassenstrijd op ideologisch vlak nog lang moest worden voortgezet. Maar hij was niet in staat een globale theorie te formuleren over de oorsprong en sociale basis ervan. Hij had geen coherente theorie weten te formuleren over het voortbestaan van de klassen en de klassenstrijd onder het socialisme.

Stalin had niet duidelijk gezien dat er na het verdwijnen van de economische basis van de kapitalistische en feodale uitbuiting in de Sovjetunie nog een voedingsbodem bleef waarop burgerlijke elementen konden gedijen. Bureaucratie, technocratie, sociale ongelijkheid en privilegies deden in bepaalde lagen van de sovjetmaatschappij een burgerlijke levensstijl ontstaan en stimuleerden opnieuw bepaalde vormen van kapitalisme. Het hardnekkig voortbestaan van de burgerlijke ideologie onder de massa's en de kaders was een bijkomende factor die hele lagen naar antisocialistische standpunten had geleid. De tegenstanders van het socialisme hebben altijd belangrijke bronnen en ideologische en materiële reserves gevonden bij het imperialisme. Dat imperialisme heeft nooit opgehouden met het infiltreren van zijn geheime agenten, het is steeds verraders blijven omkopen en het heeft zich ingespannen om alle vormen van opportunisme in de USSR aan te moedigen. De thesis van Stalin dat "er geen klassebasis is voor de overheersing van de burgerlijke ideologie" was eenzijdig en niet-dialectisch. Ze was de oorzaak van zwakheden en fouten in de politieke lijn.(69)

Stalin is inderdaad niet in staat geweest de arbeiders en kolchozen afdoende te mobiliseren om het gevaar van de restauratie te bestrijden. Men had de volksdemocratie moeten ontwikkelen met de duidelijke bedoeling bureaucratie, technocratie, arrivisme en privilegies te elimineren; maar het volk werd niet, zoals het zou moeten, ingeschakeld voor de verdediging van de dictatuur van het proletariaat. Stalin heeft altijd onderstreept dat de invloed van de burgerij en van het imperialisme zich in de partij weerspiegelt in de vorm van opportunistische stromingen. Maar hij is er niet in geslaagd een theorie te ontwikkelen over de strijd tussen de twee lijnen binnen de partij. Wanneer hij in 1939 het bilan van de grote zuivering maakte, legde Stalin uitsluitend de nadruk op "spionage en samenzwering van trotskistische en boecharinistische voormannen" en op de manier waarop "de burgerlijke staten... profiteren van de zwakheden van de mensen, van hun ijdelheid, hun lafheid".(70) Stalin onderschatte duidelijk de interne oorzaken die leiden tot het ontstaan van opportunistische stromingen die zich later, via infiltratie van geheimagenten, op een of andere manier met het imperialisme verbonden. Stalin besefte niet dat de gevaren van bureaucratie, technocratie en zucht naar privilegies permanent en op grote schaal aanwezig waren en onvermijdelijk leidden tot sociaal-democratische concepten die verzoening met het imperialisme inhielden. Bijgevolg vond hij het niet nodig alle leden van de partij te mobiliseren voor de strijd tegen de opportunistische lijnen en andere ongezonde tendensen. In dergelijke ideologische en politieke strijd hadden alle kaders en leden zich moeten kunnen scholen en omvormen. Na 1945 bleef de strijd tegen het opportunisme beperkt tot de leidende kringen van de partij en diende hij niet tot de revolutionaire omvorming van de hele partij.

In de analyse van deze zwakheden formuleerde Mao Zedong zijn theorie over de voortzetting van de revolutie:

"De socialistische samenleving neemt een tamelijk lange periode in beslag waarin de klassen, de klassentegenstellingen en de klassenstrijd blijven bestaan. Ook de strijd tussen de socialistische en de kapitalistische weg en het gevaar van een herstel van het kapitalisme blijven aanwezig. Men moet inzien dat deze strijd lang en ingewikkeld zal zijn. Men moet zijn waakzaamheid verdubbelen en de socialistische opvoeding voortzetten... Anders zal een socialistisch land als het onze veranderen in zijn tegendeel: het zal van natuur veranderen en het kapitalisme zal worden hersteld."(71)

De revisionistische groepen van Beria en Chroesjtsjov

Deze politieke zwakheid werd nog in de hand gewerkt door de revisionistische tendensen die op het einde van de jaren '40 in de hoogste leiding van de partij opdoken.

Voor de leiding van de verschillende sectoren van partij en staat heeft Stalin altijd op zijn medewerkers gesteund. Sinds 1935 speelde André Jdanov een essentiële rol in het verstevigen van de partij; zijn dood in augustus 1948 Het een leegte achter. In het begin van de jaren '50 was Stalins gezondheid sterk verzwakt door de overbelasting tijdens de oorlog. Het zou niet meer zo lang duren of het probleem van zijn opvolging moest worden opgelost.

Op dat ogenblik manifesteerden zich in de partij twee revisionistische groepen die een web van intriges weefden, ook al zweerden ze Stalin trouw.

De groep van Beria en die van Chroesjtsjov, de twee rivaliserende revisionistische fracties, bestreden het werk van Stalin en verklaarden ook mekaar de oorlog.

Omdat Beria in 1953, kort na de dood van Stalin, door Chroesjtsjov werd gefusilleerd, kan men concluderen dat hij een tegenstander van het revisionisme van Chroesjtsjov was. Dit standpunt vindt men terug in Bill Blands goed gedocumenteerde studie over de dood van Stalin.(72)

Toch zijn zeer uiteenlopende bronnen het erover eens dat de standpunten van Beria rechts waren.

Zo publiceerde de zionistische auteur, Thaddeus Wittlin, een biografie van Beria in een walgelijke MacCarthy-stijl. Om u een idee te geven:

"Stalin, de dictator, kijkt op zijn volk neer als een nieuwe god die, zonder erbarmen, miljoenen slaven overschouwt."(73) Wittlin bevestigde dat rond 1951 bij Beria het idee rijpte om in de lichte industrie privé-initiatief toe te staan en "het systeem van de collectieve landbouw te verzachten", om terug te keren naar "de methodes van vóór Stalin, die van de NEP". Beria was een "tegenstander van de stalinistische politiek van russificatie van de niet-Russische volkeren en republieken". Hij "wilde goede relaties onderhouden met de westerse landen" en "wilde ook opnieuw relaties aanknopen met Tito".(74) Deze hommage aan Beria's "politiek van redelijkheid" van een ziekelijk anticommunistisch auteur wekt verbazing.

Tokajev, clandestien opposant, bevestigde dat hij Beria sinds de jaren '30 kende, "niet als dienaar, maar als vijand van het regime".(75) Gardinanshvili, een naaste medewerker van Beria, had zeer nauwe banden met Tokajev.(76)

Chroesjtsjov, die er belang bij had Beria af te schilderen als een Stalin getrouwe, schreef:

"De laatste jaren van Stalins leven toonde Beria steeds minder respect voor hem. (...) Stalin vreesde het slachtoffer te zullen worden van Beria. (...) Soms leek Stalin bang te zijn voor Beria. Hij had zich graag van hem ontdaan, maar wist niet hoe."(77)

Ook de mening van Molotov, die samen met Kaganovitsj zijn revolutionair verleden trouw bleef, is het vermelden waard.

"Ik sluit met uit dat Beria de hand heeft gehad in Stalins dood. Dat leid ik af uit wat hij me vertelde. Op 1 mei 1953, op de tribune van het Mausoleum, maakte hij toespelingen in die richting. Hij wilde me een gevoel van medeplichtigheid geven. Hij zei: 'Ik heb hem doen verdwijnen'. Hij wilde mij erbij betrekken. 'Ik heb u allemaal gered'."(78)

"Ik beschouw Chroesjtsjov als een rechts element; Beria was nog rechtser. Mikojan was ook rechts. Ze hadden wel een verschillende persoonlijkheid. Chroesjtsjov was rechts en door en door rot, maar Beria was nog rechtser en nog rotter."(79) "Chroesjtsjov was zonder twijfel een reactionair die erin slaagde in de partij te infiltereren. Hij geloofde in geen enkel soort communisme. Ik beschouw Beria als een vijand. Hij infiltreerde in de partij met perfide bedoelingen. Beria was een man zonder principes."(80)

Tijdens Stalins laatste jaren hielden Chroesjtsjov en Mikojan hun politieke ideeën duidelijk voor zich om meer kans te maken voor de opvolging. Chroesjtsjovs misprijzen voor Stalin klinkt ook in zijn memoires door:

"Naar mijn mening begon Stalin er al in de oorlog naast te slaan. (...) Eind 1949 begon (de) ziekte de geest van Stalin aan te tasten."(81)

Enver Hoxha noteerde met hoeveel ongeduld Chroesjtsjov op Stalins dood wachtte. In zijn memoires beschreef hij een discussie die hij in 1956 met Mikojan had.

"Mikojan zelf heeft ons gezegd dat ze samen met Chroesjtsjov en zijn aanhangers beslist hadden een moordaanslag op Stalin voor te bereiden, maar dat ze er later van hebben afgezien."(82)

Stalin tegen het toekomstig chroesjtsjovisme

Was Stalin zich bewust geweest van de intriges van de revisionisten in zijn omgeving? Uit het hoofdrapport dat Malenkov begin oktober 1952 aan het XIXde Congres voorlegde, en Stalins boek Les problèmes économiques du socialisme (De economische problemen van het socialisme), dat bij die gelegenheid verscheen, bleek Stalin overtuigd van de noodzaak van een nieuwe strijd tegen het opportunisme en een nieuwe zuivering van de partij.

Het rapport van Malenkov draagt de stempel van Stalin. Het verdedigt revolutionaire standpunten waar Chroesjtsjov en Mikojan vier jaar later van afstapt. Het levert ook vlijmscherpe kritiek op de vele negatieve tendensen in de economie en het partijleven, tendensen die in 1956, met het revisionisme van Chroesjtsjov, algemeen zouden doorbreken. Eerst komt Malenkov terug op de zuivering van 1937-1938:

"De oorlog maakt ons duidelijk welke belangrijke, onverzoenlijke strijd onze partij jarenlang heeft gevoerd tegen de vijanden van het marxisme-le-ninisme, tegen de trotskistisch-boecharinistische misbaksels, tegen lafaards en verraders die de partij van de juiste weg proberen af te brengen en haar

eenheid proberen te breken. (...) Door de ondergrondse organisaties van trotskisten en boecharinisten te vernietigen, heeft de partij er tijdig voor gezorgd dat een vijfde colonne in de USSR geen kans kreeg en heeft zij het land politiek op een actieve verdediging voorbereid. Het is niet moeilijk te begrijpen dat, indien dit niet gebeurd was, wij tijdens de oorlog van beide kanten onder vuur waren komen te liggen en dat we dan de oorlog hadden verloren."(83)

Vier jaar later ontkende Chroesjtsjov de ontaarding van de trotskisten en boecharinisten, en hun overname van een sociaal-democratisch en burgerlijk platform; hij ontkende eveneens dat sommigen van hen contacten hadden met buitenlandse vijanden. Chroesjtsjov ontwikkelde dan de theorie dat het socialisme al in 1936 definitief de overwinning behaalde en dat er dus geen sociale basis meer was voor verraad of voor het herstel van het kapitalisme! Zijn belangrijkste verklaringen:

"De sovjetstaat was geconsolideerd, de klassen van uitbuiters waren al uitgeschakeld, de socialistische verhoudingen waren in alle sectoren van de nationale economie stevig verankerd. (...) De grondslagen van het socialisme waren in ons land stevig uitgebouwd... de klassen van uitbuiters waren over het algemeen vernietigd,... de sociale sovjetstructuur was radicaal gewijzigd... de sociale basis voor bewegingen en politieke groepen die de partij vijandig gezind zijn, was uiterst klein geworden."(84)

Chroesjtsjov besloot dat de zuivering niet gerechtvaardigd was; zo rehabiliteerde hij de politieke standpunten van de opportunisten en de vijanden van het socialisme.

In zijn rapport op het XIXde Congres onderstreepte Malenkov vier belangrijke zwakheden van de partij. Precies van deze zwakheden maakte Chroesjtsjov vier jaar later gebruik voor zijn revisionistische putsch.

Malenkov benadrukte dat veel bureaucratische kaders kritiek en controle door de basis afwijzen en zich terugtrokken in formalisme en onvoldoende verantwoordelijkheidszin tonen.

"Zelfkritiek en vooral kritiek van de basis zijn nog niet... de voornaamste methode om onze fouten en tekortkomingen, onze zwakheden en ziekten, aan het licht te brengen en ons te verbeteren. Kritiek lokt vaak pesterijen en vervolging uit. Vele militanten verklaren voortdurend hun trouw aan de partij, maar verdragen eigenlijk geen kritiek van onderuit. Ze drukken haar de kop in en nemen wraak op wie kritiek heeft. We kennen veel gevallen waarbij een bureaucratische houding tegenover kritiek en zelfkritiek... elk initiatief heeft gewurgd... en in bepaalde organisaties de gewoonten van bureaucraten, gezworen vijanden van de partij, heeft aangekweekt. Waar de controle van de massa's op de activiteiten van de organisaties... is verzwakt, daar verschijnen... bureaucratie en verrotting en vallen zelfs bepaalde echelons van ons apparaat uiteen. (...) Het succes leidt in de partij tot zelfgenoegzaamheid, officieel optimisme, gemoedsrust, het verlangen op zijn lauweren te rusten en zich op de verdiensten van weleer te beroepen. (...) Leiders maken van bijeenkomsten vaak een parade vol eerbetoon, terwijl fouten en tekortkomingen in het werk, ziekten en zwakheden niet worden aangeklaagd of bekritiseerd... Een lichtzinnige geest is in de organisaties van de partij geslopen."(85)

Dit thema was voor Stalin sinds de jaren '30 een constante: de basis oproepen kritiek en controle uit te oefenen op bureaucraten die slechts rust willen, de stem van de militanten onderdrukken, onbezorgd leven en zich gedragen als vijanden van het communisme. Uit deze tekst blijkt de aard van de kritiekbeweging tegen het revisionisme die Stalin opnieuw wilde lanceren.

Wanneer Chroesjtsjov vier jaar later "de onveiligheid, de angst en de wanhoop" aankloeg die volgens hem onder Stalin heersten, dan beloofde hij eigenlijk dat bureaucratische en opportunistische elementen voortaan met rust zouden gelaten worden, niet meer "vervolgd" door "gauchistische" kritiek van de basis. Zelfgenoegzaamheid en rust kenmerkten de revisionistische bureaucratie die onder Chroesjtsjov definitief de macht in handen kreeg.

Ten tweede kloeg Malenkov de communisten aan die spotten met de partijdiscipline en zich als eigenaars gedragen.

"De formalistische houding tegenover beslissingen van de partij en de regering, de passieve houding tegenover hun uitvoering, zijn kwalen die onverbiddelijk moeten uitgeroeid worden. De partij heeft geen behoefte aan versteende en onverschillige functionarissen die hun persoonlijke rust boven het algemeen belang stellen. Zij heeft onvermoeibare, zelfverlooche-nende strijders nodig. (...) Heel wat leiders vergeten dat de onderneming waarover zij de leiding kregen, eigendom van de staat is. Ze doen alle moeite om er hun eigen rijk van te maken, waar ze handelen naar eigen goeddunken. (...) Heel wat leiders denken dat partijbeslissingen en sovjetwetten niet voor hen gelden. (...) Wie de waarheid voor de partij verbergt en haar tracht te bedriegen, kan geen lid van de partij zijn."(86)

Chroesjtsjov nam het op voor de mensen die Malenkov in deze passage aanviel. Hij werd de woordvoerder van de bureaucraten, wanneer hij de "te uitgesproken fluctuatie van de kaders" bekritiseerde.(87)

Malenkovs tekst maakt ook duidelijk wat er achter de hevige aanvallen van Chroesjtsjov op Stalin zat. Volgens Chroesjtsjov "heeft Stalin de ideologische strijd als methode opgegeven"; door het etiket "vijand van het volk" te gebruiken heeft Stalin systematisch zijn toevlucht genomen tot "repressie en terreur".(88) Met deze uitspraken wilde Chroesjtsjov de positie vrijwaren van hen die door Malenkov werden aangevallen, van hen die staatsonder-

nemingen tot hun privé-eigendom maakten, van hen die de partij bedrogen om ongestraft te kunnen stelen en verduisteren en van hen die "marxistisch-leninistische" frasen debiteerden zonder de minste bedoeling er ook naar te handelen. Onder Chroesjtsjov moest al wie hoopte volwaardig burger te worden, niet langer "de repressie en de terreur" van het socialistisch bewind vrezen.

Ten derde trok Malenkov van leer tegen de kaders die clans vormden, aan elke controle ontsnapten en zich onwettig verrijkten.

"Bepaalde functionarissen verbrassen zelf de goederen van de kolchozen,... eigenen zich collectieve gronden toe, dwingen de leiding van de kolchozen hen gratis graan, vlees, melk en andere voedingsmiddelen te leveren. (...) Bepaalde leiders kiezen hun kaders niet om hun politieke en praktische kwaliteiten, maar omdat het familie, kameraden of compagnons zijn... Hierdoor worden bepaalde organisaties clubjes van mensen die elkaar steunen en de belangen van hun eigen groepje boven deze van de partij en de staat stellen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een dergelijke sfeer gewoonlijk leidt tot verval en verrotting. (...) Oneerlijkheid en onverantwoordelijkheid tegenover de uitvoering van richtlijnen van leidinggevende organismen is een van de gevaarlijkste en misdadigste uitingen van bureaucratie. (...) De controle op de uitvoering heeft tot doel tekortkomingen aan het licht te brengen, onwettige zaken bloot te leggen, eerlijke werkers te helpen door raad te geven, onverbeterlijke elementen te straffen."(89)

Onder Chroesjtsjov worden kaders niet gekozen om hun politieke kwaliteiten. Integendeel, dergelijke mensen werden "weggezuiverd", omdat ze "stalinist" waren. Rond Beria, Chroesjtsjov, Mikojan, Brezjnjev werden bourgeois-clubjes gevormd, die buiten elke revolutionaire volkscontrole vielen. Stalin was er niet meer om "de onverbeterlijken te straffen"; de on-verbeterlijken straften voortaan de echte communisten.

Ten slotte leverde Malenkov kritiek op de kaders die door de verwaarlozing van het ideologisch werk burgerlijke stromingen opnieuw de kans gaven het hoofd op te steken en de macht te grijpen op het ideologische front.

"Verscheidene partij-organisaties onderschatten het ideologisch werk. I let loopt vertraging op en in bepaalde organisaties wordt het zelfs volledig achterwege gelaten... Elke verzwakking van de socialistische ideologie versterkt de invloed van de burgerlijke ideologie... Er zijn nog overblijfselen van de burgerlijke ideologie, van de mentaliteit en moraal van de bezitters. Ze zijn zeer levenskrachtig, ze kunnen groeien, zich ontwikkelen en we moeten ze krachtig bestrijden. We zijn zelf ook niet immuun voor vreemde ideeën die van buitenuit — vanuit kapitalistische landen — binnensijpelen, of die zich van binnenin — vanuit de overblijvende groepen die de sovjetmacht vijandig gezind zijn — verspreiden. (...) Wie slechts formules uit het hoofd leert en geen voeling heeft met het nieuwe, is niet in staat klaar te zien in de interne en externe situatie. (...) Bepaalde organisaties zijn gepassioneerd voor de economie en vergeten de ideologische problemen... Waar de aandacht voor ideologische problemen verslapt, ontstaat er een gunstig klimaat voor vijandige visies en concepten. Vreemde elementen, ontstaan in resten van antileninistische groepen die de partij heeft uitgeschakeld, trachten het ideologisch werk naar zich toe te halen."(90)

Chroesjtsjov degradeerde het leninisme tot een reeks formules zonder enige revolutionaire begeestering. De leegte die zo ontstond, gaf de oude sociaal-democratische en burgerlijke ideologieën een nieuwe kans. Bovendien vervalste of elimineerde Chroesjtsjov essentiële stellingen van het marxisme-leninisme: de anti-imperialistische strijd, de socialistische revolutie, de dictatuur van het proletariaat, de voortzetting van de klassenstrijd, het concept van de leninistische partij, enz. Over "marxistische opvoeding" zegde hij het tegenovergestelde van Malenkov!

"Gedurende lange jaren werden onze partijkaders onvoldoende opgevoed in... de praktische problemen van de economische opbouw."(91)

Door opportunisten en vijanden die door de zuiveringen getroffen waren in eer te herstellen, maakte Chroesjtsjov de heropleving van sociaal-democratische, burgerlijke en tsaristische ideologieën mogelijk.

Op het plenum na het XIXde Congres was Stalins kritiek aan het adres van Mikojan, Molotov en Vorochilov nog scherper; met Beria trad hij zo goed als openlijk in conflict. Alle leden van de leiding begrepen dat Stalin een radicale verandering eiste. Ook Chroesjtsjov, maar zoals de anderen hield hij zich gedeisd:

"Stalin was duidelijk van plan komaf te maken met alle oude leden van het politiek bureau. Hij had vaak verklaard dat de leden van het politiek bureau vervangen moesten worden door nieuwe mannen. Met zijn voorstel na het XIXde Congres 25 personen te verkiezen voor het presidium van het Centraal Comité, wilde hij de oude leden van het politiek bureau vervangen door mensen met minder ervaring. (...) Men kan veronderstellen (!) dat het de bedoeling was in de toekomst de oude leden van het politiek bureau te liquideren om alle wandaden van Stalin in de doofpot te stoppen."(92)

Op dat ogenblik was Stalin reeds een oud man, uitgeput en ziek. Hij ging voorzichtig te werk. Hij kwam tot de conclusie dat de leden van het politiek bureau niet langer opgewassen waren voor hun taak en dus bracht bij jongere, meer revolutionaire mensen in het presidium om hen te testen. Revisionisten en samenzweerders zoals Chroesjtsjov, Beria en Mikojan wisten dat ze hun positie weldra kwijt zouden zijn.

Volgens Chroesjtsjov zou Stalin, na de affaire met het dokterskomplot, eind 1952, aan de leden van het politiek bureau hebben gezegd:

"Jullie zijn stekeblind, zoals jonge katjes. Wat zal er zonder mij gebeuren? Het land zal ten onder gaan omdat jullie de vijand niet weten te herkennen."

Chroesjtsjov citeerde dit voorval als bewijs van de waanzin en paranoia van Stalin. De geschiedenis heeft echter aangetoond hoe pertinent Stalins opmerking was.

De staatsgreep van Chroesjtsjov

De intriges van Beria

Jdanov, de vermoedelijke opvolger van Stalin, stierf in augustus 1948. Reeds voordien had dokter Lydia Timashoek, Stalins dokters ervan beschuldigd hem verkeerd te behandelen om zijn dood te bespoedigen. Ze bleef deze beschuldigingen herhalen.

In 1949 werd nagenoeg de hele kring rond Jdanov gearresteerd en terechtgesteld. Koetsnetsov, secretaris van het Centraal Comité en rechterhand van Jdanov, Rodionov, eerste minister van de Russische Republiek en Voznessenski, voorzitter van het Plan, waren de belangrijkste slachtoffers. Ze behoorden tot de kaders die bij de nieuwe generatie het meeste aanzien genoten. Volgens Chroesjtsjov waren ze uitgeschakeld door de intriges van Beria. Stalin had bepaalde theorieën van Voznessenski gekritiseerd, meer bepaald de theorie dat kapitaal en arbeid over de verschillende takken van de economie verdeeld moeten worden op basis van de waardenwet. In dat geval, zegde Stalin, gaan kapitaal en arbeid naar de lichtere industrie, die rendabeler is, ten nadele van de zware industrie.

"De invloed van de waardenwet wordt bij ons beperkt doordat de produktiemiddelen eigendom van de gemeenschap zijn, doordat de wet van de harmonieuze ontwikkeling van de nationale economie zijn invloed uitoefent."(94) (93?)

Maar in zijn tekst weerlegde Stalin deze opportunistische standpunten zonder de auteurs ervan als vijanden te behandelen. Volgens Chroesjtsjov was Stalin verscheidene keren tussengekomen om Voznessenski te bevrijden en aan het hoofd van de Staatsbank te plaatsen.(95)

In verband met de beschuldigingen van Timasjoek aan het adres van de dokters van Jdanov, zegde Stalins dochter, Svetlana, dat haar vader in het begin "niet geloofde dat de dokters oneerlijk waren".(96) Minister van Staatsveiligheid Abakoemov, die zeer nauwe banden met Beria had, leidde het onderzoek. Eind 1951 nam Ignatiev, iemand van de partij zonder ervaring in staatsveiligheid, de plaats van Abakoemov in, die gearresteerd werd wegens gebrek aan waakzaamheid. Beschermde Abakoemov zijn baas Beria?

Het onderzoek werd nu geleid door Rjoemin, die vroeger verantwoordelijk was voor de persoonlijke veiligheid van Stalin. Negen dokters werden gearresteerd en beschuldigd van "banden met de internationale organisatie van joodse burgerlijk nationalisten, JOINT (American-Jewish Joint Distribution Committee), opgericht door de Amerikaanse geheime diensten".(97)

Deze affaire wordt beschouwd als een eerste aanval van Stalin op Beria.

Een tweede aanval vond tegelijkertijd plaats. In november 1951 werden verantwoordelijken van het Centraal Comité van de Communistische Partij van Georgië aangehouden voor verduistering van staatsgeld en diefstal van staatsbezit. Ze werden beschuldigd van burgerlijk nationalisme en banden met de Anglo-Amerikaanse geheime diensten. Door de daarop volgende zuivering werd meer dan de helft van de leden van het Centraal Comité, die beschouwd worden als mannen van Beria, verwijderd.(98) De nieuwe Eerste secretaris schreef in zijn rapport dat de zuivering werd uitgevoerd "volgens de persoonlijke aanwijzingen van kameraad Stalin".(99)

De dood van Stalin

Enkele maanden vóór de dood van Stalin werd het hele veiligheidssysteem dat hem beschermde, ontmanteld. Alexander Proskrebysjev, zijn persoonlijk secretaris die hem al sinds 1928 opmerkelijk efficiënt hielp, werd weggestuurd en onder huisarrest geplaatst. Hij zou geheime documenten hebben weggenomen. Luitenant-kolonel Nikolaj Vlassik, sinds 25 jaar hoofd van de persoonlijke veiligheidsdienst van Stalin, werd op 16 december 1952 gearresteerd en stierf enkele weken later in de gevangenis.(100) Generaal-majoor Petr Kosynkin, vice-commandant van de wacht van het Kremlin en verantwoordelijk voor de veiligheid van Stalin, stierf aan een "hartaanval" op 17 februari 1953. Deriabin schreef:

"De totale ontmanteling van de persoonlijke bescherming van Stalin (was) goed gepland en zeer goed uitgevoerd."(101)

Alleen Beria was in staat zo'n komplot te leiden.

Op 1 maart om 23 uur vond de wacht Stalin uitgestrekt op de vloer van zijn kamer, bewusteloos. De leden van het politiek bureau werden telefonisch opgeroepen. Chroesjtsjov bevestigde dat hij ook kwam en dat daarna "iedereen naar huis ging".(102)

Niemand waarschuwde een dokter... Twaalf uur na de aanval, ontving Stalin de eerste zorgen. Hij stierf op 5 maart. Lewis en Whitehead schreven:

"Bepaalde historici zien hierin het bewijs van moord met voorbedachte rade. Volgens Abdurachman Avtorchanov was de reden hiervoor dat Stalin duidelijk een zuivering voorbereidde die vergelijkbaar was met deze van de jaren '30."(103)

Onmiddellijk na de dood van Stalin werd het presidium bijeengeroepen. Bij het begin van de vergadering stelt Beria Malenkov voor als voorzitter van de Raad van Ministers en vroeg Malenkov Beria te benoemen tot eerste ondervoorzitter en minister van Binnenlandse Zaken en Staatsveiligheid.(104) In de daarop volgende maanden domineerde Beria de politiek. "We maakten toen een zeer gevaarlijke periode door", aldus Chroesjtsjov.(105)

Nauwelijks stond Beria opnieuw aan het hoofd van de Veiligheid, of hij liet Proskrebysjev, de secretaris van Stalin, en Rjoemin, die het onderzoek naar het verdachte overlijden vanjdanov had geleid, arresteren. Ignatiev, de overste van Rjoemin, werd aangeklaagd voor zijn rol in dezelfde affaire. Op 3 april werden de dokters die schuldig waren bevonden aan de dood van Jdanov, bevrijd. De zionist Wittlin bevestigde dat Beria door de rehabilitatie van deze joodse dokters "Stalins buitenlandse politiek die vooral tegen het Westen, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië was gericht, wil zwart maken".(106) Nog in april pleegde Beria een tegen-coup in zijn geboortestreek Georgië. Hij plaatste opnieuw zijn mannen aan het hoofd van de partij en de staat. Dekanozov (die samen met Beria wordt gefusilleerd) werd minister van Staatsveiligheid en verving Roechadze die gearresteerd werd als "vijand van het volk".(107)

Intriges van Chroesjtsjov tegen Beria

Intussen intrigeerde Chroesjtsjov tegen Beria. Hij verzekerde zich eerst van de steun van Beria's "beschermeling", Malenkov, en contacteerde daarna al de anderen individueel. De laatste die hij contacteerde, Mikojan, was de beste vriend van Beria. Op 24 juni werd het presidium samengeroepen en werd Beria gearresteerd. Mikojan zegde er dat Beria "onze kritiek ter harte zal nemen... zijn zaak is niet uitzichtloos".(108) Op een afgesproken teken kwamen elf maarschalken en generaals die in het komplot zaten, onder de leiding van Joekov de zaal binnen en arresteerden Beria, die op 23 december 1953 samen met zijn medewerkers werd gefusilleerd.

Op 14 juli 1953 organiseerden generaal Alexei Antonov en Efimov, hoofd van de generale staf, een "staatsgreep" in de Communistische Partij van Georgië en verjoegen Beria's mannen. Mzhavanadze, ex-luitenant-generaal, werd eerste secretaris van de partij.(109)

Rjoemin werd op 5 april 1953 door Beria gearresteerd. Vijftien maanden later veroordeelden de chroesjtsjovisten hem voor zijn rol in "de doktersaffaire". Op 23 juli werd hij gefusilleerd. Maar Ignatiev, zijn overste, een beschermeling van Chroesjtsjov, werd benoemd tot eerste secretaris van de Republiek van Bashkir.(110)

Eind december 1954 werden Abakoemov, ex-minister van Staatsveiligheid, en zijn adjuncten ter dood veroordeeld omdat hij, volgens richtlijnen van Beria, de "affaire van Leningrad" tegen Voznessenski en zijn vrienden opgezet had.

In september 1955 werd Nikolaj Roechadze, de verantwoordelijke voor de Staatsveiligheid in Georgië die de zuivering tegen de mannen van Beria in 1951 had uitgevoerd, veroordeeld en gefusilleerd als "medeplichtige van Beria".(111)

Zo rekenden tussen 1950 en 1955 verschillende revisionistische clans met elkaar af en maakten van de gelegenheid gebruik om de medestanders van Stalin te elimineren.

De "rehabilitatie" van de vijanden

Na de dood van Stalin werden opportunisten en vijanden van het leninisme, vroeger terecht naar Siberië gestuurd, gerehabiliteerd en kregen zij een plaats in de leiding. Dit vernamen we van de zoon van Chroesjtsjov, Sergei. In de jaren '30 was een zekere Snegov, die in 1938 als vijand van het volk tot 25 jaar gevangenis werd veroordeeld, een zeer goede bekende van Chroesjtsjov en Mikojan. In 1956 haalde Chroesjtsjov hem uit een kamp om hem te laten getuigen "over de misdaden van Stalin". Snegov heeft volgens de zoon van Chroesjtsjov "bewezen" dat "het niet om vergissingen en toevallige fouten van Stalin ging, maar dat een foutieve en misdadige politiek de oorzaak van alle kwaad was. En deze politiek ontstond in het midden van de jaren '30 niet uit het niets, maar had haar wortels in de Oktoberrevolutie van 1917 en de burgeroorlog".(112) Dit individu, een openlijke tegenstander van de Oktoberrevolutie, werd door Chroesjtsjov benoemd tot commisaris bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Daar hield hij zich meer bepaald bezig met de rehabilitatie van de "slachtoffers van het stalinisme"!(113)

Chroesjtsjov had ook de oplichter Solzjenitsyn uit een werkkamp opgevist. Zo ging de revisionistische chef die zweerde "te willen terugkeren naar het leninisme" een verbond aan met een tsaristisch reactionair om het "stalinisme" te bestrijden. Die twee schoften konden het zeer goed met elkaar vinden. Met een zekere tederheid voor zijn "marxistische" bondgenoot, schreef Solzjenitsyn later:

"We konden onmogelijk voorzien dat Chroesjtsjov een dergelijke plotse, overdonderende en razende aanval op Stalin in petto had voor het XXIIste Congres! Het was lang geleden dat ik nog zoiets interessants gelezen had."(114)

Chroesjtsjov en de vreedzame contrarevolutie

Na de executie van Beria werd Chroesjtsjov de dominante figuur in het presidium. Op het XXste Congres, in februari 1956, veranderde hij de ideologische en politieke lijn van de partij volledig. Met veel omhaal beweerde

hij dat de "leninistische democratie" en de "collectieve leiding" hersteld waren, maar hij had zijn geheim rapport over Stalin aan de andere leden van het presidium opgedrongen. Molotov getuigde:

"Toen Chroesjtsjov zijn rapport op het XXste Congres voorlas, was ik reeds op een zijspoor gezet. Men vraagt me vaak: 'Waarom bent u op het XXste Congres niet tegen Chroesjtsjov opgekomen?' De partij was daar niet klaar voor. Ze zouden ons aan de deur hebben gezet. Door in de partij te blijven hoopte ik de situatie een beetje te kunnen rechtzetten."(115)

De strijd tussen de twee lijnen, tussen het marxisme-leninisme en de burgerlijke afwijkingen, was sinds 25 oktober 1917 nooit opgehouden. Met Chroesjtsjov werden de machtsverhoudingen omgekeerd en maakte het opportunisme, tot dan toe bestreden en onderdrukt, zich meester van de hoogste partijleiding. Het revisionisme maakte hiervan gebruik om de marxistisch-leninistische krachten één na één uit te schakelen. Bij de dood van Stalin waren ze met tien in het presidium: Malenkov, Beria, Chroesjtsjov, Mikojan, Molotov, Kaganovitsj, Vorosjilov, Boelganin, Saboerov en Pervoechin.(116) Na de uitschakeling van Beria verklaarde Mikojan in 1956 dat het presidium een "leidinggevend collectief met een verregaande eenheid" is.(117) Maar het volgende jaar gooiden Chroesjtsjov en Mikojan alle anderen eruit met het argument dat deze "verraders... wilden terugkeren naar de moeilijke periode waarin perverse methoden en daden, voortspruitend uit personencultus, overheersten".(118) De meerderheid van rnarxisten-leni-nisten konden uit het presidium worden geweerd dankzij de interventie van het leger, meer bepaald van Joekov, en van regionale secretarissen die Chroesjtsjov, nu in de minderheid, ter hulp kwamen. Aarzelingen, weinig politiek doorzicht en verzoeningsgezindheid hadden Molotov, Malenkov en Kaganovitsj de das omgedaan.

Ook in de internationale politiek werd de lijn die Stalin tussen 1945 en 1953 volgde, volledig verlaten. Chroesjtsjov capituleerde voor de wereld-burgerij. Op het XXste Congres zegt hij:

"De partij heeft gebroken met de verouderde concepten. (...) Wij willen vriendschap met de Verenigde Staten. (...) Joegoslavië boekt belangrijke resultaten bij de opbouw van het socialisme. (...) De arbeidersklasse kan een stevige meerderheid halen in het parlement en het omvormen tot een werkelijk instrument van de volkswil."(119)

Chroesjtsjov begon het werk van Stalin af te breken door tovenaarsvoorspellingen te doen. Als we ze vandaag terug bekijken, tonen ze ons Chroesjtsjov als een echte clown. Chroesjtsjov zei:

"In de periode van personencultus zijn bepaalde mensen opgedoken die zand in de ogen strooiden." Met Stalin waren deze vleiers en goochelaars natuurlijk verdwenen. Daarom zette Chroesjtsjov onverschrokken zijn toespraak voort:

"In de komende tien jaar (1961-1970) zal de Sovjetunie, die de materiële en technische basis voor het communisme heeft gelegd, het rijkste en machtigste kapitalistische land, de Verenigde Staten, voorbijsteken in pro-duktie per inwoner."(120)

Twintig jaar na het "begin van het communisme" - volgens Chroesjtsjov in 1970 - spatte de Sovjetunie uiteen onder de slagen van het Amerikaans imperialisme. De republieken komen in de greep van maffiosi en roofzuchti-ge kapitalisten, het volk wordt ondergedompeld in miserie en werkloosheid. Misdaad regeert overal; nationalisme en fascisme lokken gruwelijke burgeroorlogen uit; er zijn tienduizenden doden en miljoenen vluchtelingen.

Ook Stalin ging in zijn tijd een onzekere toekomst tegemoet. We dienen de conclusies van De geschiedenis van de Communistische (Bolsjewistische) Partij van de USSR, door Stalin in 1938 geschreven, te herlezen in het licht van de recente gebeurtenissen. Uit de ervaringen van de bolsjewistische partij kunnen zes essentiële lessen worden getrokken. De vierde luidt:

"Men kan niet aanvaarden dat sceptici, opportunisten, lafaards en verraders deel uitmaken van de leiding van de arbeidersklasse. Men mag het niet als een toeval beschouwen dat trotskisten, boecharinisten en burgerlijke nationalisten agenten van buitenlandse inlichtingendiensten zijn geworden. Versterkte burchten worden het gemakkelijkst van binnenuit ingenomen."(121)

Zo voorzag Stalin wat er in de Sovjetunie zou gebeuren de dag dat een Gorbatsjov en een Jeltsin in het politiek bureau kwamen.

Op het einde van de twintigste eeuw staat de mensheid in zekere zin terug aan het begin, is zij teruggekeerd naar de jaren 1900-1914. Toen dachten de imperialistische machten onder elkaar te kunnen beslissen over het lot van de wereld. Naarmate het misdadig, barbaars en onmenselijk karakter van het imperialisme de komende jaren steeds duidelijker wordt, zullen nieuwe generaties die Stalin niet hebben gekend, hem hulde brengen. Ze zullen het eens zijn met Mao Zedong, die op 21 december 1939, ergens in het uitgestrekte China de zestigste verjaardag van Stalin vierde:

"Stalin vieren, is partij kiezen voor hem, voor zijn werk, voor de overwinning van het socialisme, voor de weg die hij de mensheid wijst. Het is opkomen voor hem als voor een zeer dierbare vriend. Want vandaag lijdt het overgrote deel van de mensheid en zij kan zich daaruit slechts bevrijden met Stalins hulp, door zijn weg te volgen."(122)

Ludo Martens
Brussel, 1994

Noten (per hoofdstuk) - Inhoud

Inleiding

(1). Ludo Martens, USSR. De fluwelen contrarevolutie, EPO, Brussel en Antwerpen, 1991.
(2). Ibidem, p.217.
(3). Ibidem, p.189.
(4). Ibidem, p.255.
(5). Ibidem, p.247.
(6). Patrice de Beer, Le Monde, 7/8/1991: La lente érosion. 1. International Herald Tribune, 5/11/1991, p.l.
(8). Statement, 8/12/1992.
(9). Democratie Palestine, juli-september 1992, p.31.

1. De jonge Stalin scherpt zijn wapens

(1). Sidney and Beatrice Webb, Soviet Communism: a New Civilisation?, Longmans, Green and Co, Edition National Union of General and Municipal Workers, 1935, p.236.
(2). Ibidem, p.531.
(3). Alexandre Kerenski, La Russie au toumant de l'histoire, Ed. Pion, 1967, p.296.
(4). Ibidem, p.330.
(5). Ibidem, p.366.
(6). Ian Grey, Stalin, Man ofHistory, Abacus, Sphere Books Ltd, 1982, Groot-Brittannië.
(7). Ibidem, p.14-18.
(8). Ibidem, p.20-21, en McNeal, Stalin, Macmillan Publishers, Londen, 1988, p.9.
(9). Grey, op.cit., p.22-24.
(10). Trotski, Ma vie, Gallimard, Livre de Poche, 1966, p.583.
(11). Grey, op.cit., p.29-31.
(12). Ibidem, p.32
(13). Ibidem, p.34-35.
(14). Ibidem, p.38.
(15). Ibidem, p.45.
(16). Ibidem, p.51.
(17). Ibidem, p.53.
(18). Ibidem, p.59, 64.
(19). Ibidem, p.65-69.
(20). Ibidem, p.70.
(21). Ibidem, p.71-73.
(22). Ibidem, p.75-79.
(23). Ibidem, p.88-96.
(24). Ibidem, p.97-98.
(25). Ibidem, p.104.
(26). Trotski, op.cit., p.590.
(27). Ibidem, p.549.
(28). Kerenski, op.cit., p.591.
(29). Ibidem, p.629.
(30). Ibidem, p.642, 630 en 653.
(31). Webb, op.dt., p.536.
(32). Jane Burbank, Intelligentsia and Revolution 1917-1922, Oxford University Press, 1986, p.13, 36, 42, 44.
(33). Grey, op.dt., p.105.
(34). Ibidem, p.106-109.
(35). Ibidem, p.115-117.
(36). Ibidem, p.121-127.
(37). Mc Neal, op.dt., p.57.
(38). Grey, op.dt., p.128.
(39). Ibidem, p.129-130.
(40). Ibidem, p.131.
(41). Ibidem, p.132-133.
(42). Ibidem, p.135-136.
(43). Mc Neal, op.dt., p.62.
(44). Grey, op.dt., p.139.
(45). Trotski, Staline, Deel II, Union gén. d'Editions, coll. 10-18, Parijs, 1979, p.224.
(46). Mc Neal, op.dt., p.63.
(47). Lenin, CEuvres, Deel XXXII, Moskou, 1962, p.15 et 35.
(48). Grey, op.dt., p.151.
(49). Lenin, CEuvres, Deel XXXIII, Moskou, 1963, p.320-321.
(50). Grey, op.dt., p.159.
(51). Ibidem, p.171.
(52). Ibidem, p.172.
(53). Ibidem, p.173.
(54). Trotski, Ma vie, op.dt., p.260.
(55). Henri Bernard, Le communisme et l'aveugkment oaidental, Ed. Grisard, Soumagne, België, 1982, p.48.
(56). Stalin, Werke 10, Rede 23 Oktober 1927, Dietz-Verlag, 1950, p.152. Zie ook: Gérald Waker, Lénine, éd. Albin Michel, 1971, p.472.
(57). Trotski, Ma vie, op.dt., p.54.
(58). Ibidem, p.583.
(59). Ibidem, p.552.
(60). Gray, op.dt., p.176.
(61). Fotieva, Souvenirs sur Lénine, Ed. Moskou, niet gedateerd, p.152-153.
(62). Ibidem, p.173-174.
(63). Trotski, Staline, op.dt., p.261.
(64). Grey, op.dt., p.179.
(65). Ibidem, p.179.
(66). Fotieva, op.dt., p.175.
(67). Trotski, Staline, II, p.262.
(68). Stalin, op.dt., p.151, 153.
(69). Trotski, Staline, II, p.258, 264, 273.
(70). Ibidem, p.266.
(71). Bernard, op.dt., p.53.
(72). Trotski, Staline, II, p.273.

2. De opbouw van het socialisme in één enkel land

(1). Lenin, CEuvres, Ed. Sociales, Parijs; Ed. en Langues étrangères, Moskou, 1959, deel 31, p.435.
(2). Ibidem, p.436.
(3). Lenin, op.dt.. Deel 33, p.489-494.
(4). Ibidem, p.481.
(5). Ibidem, p.449.
(6). Ibidem, p.456.
(7). Trotski, Bilan et perspectives, Ed. de Minuit, 1969, p.15.
(8). Ibidem, p.62-63.
(9). Ibidem, p.96-97.
(10). Ibidem, p.108-109.
(11). Ibidem, p.100.
(12). Stalin, Les auestions du leninisme, "La Revolution d'Octobre et la tactique des communistes russes", Tirana, 1970, p.121-122.
(13). Trotski, The Programme ofPeace — A Postscript 1922, International Bookshop, Nottingham, niet gedateerd. Eveneens geciteerd in: Staline, La Revolution d'Octobre, p.130.
(14). Trotski, Nos taches politiques, Ed. Pierre Belfond, Parijs, 1970, p.40, 195, 204, 159, 39, 128, 198 en 41.
(15). Ibidem, p.97, 170.
(16). Ibidem, p.160.
(17). Ibidem, p.103 et 128.
(18). Trotski, Cours nouveau, U.G.E., collection 10-18, Parijs, 1972, p.21 et 158.
(19). Trotski, Nos taches, p.140-141.
(20). Trotski, Cours nouveau, p.25.
(21). Trotski, Nos taches, p.204, 192, 195.
(
22). Trotski, Cours nouveau, p.25.
(23). Trotski, Nos taches, p.190.
(24). Trotski, Cours nouveau, p.154.

3. De socialistische industrialisatie

(1). Stalin, Les questions du leninisme, "Les taches des dirigeants de l'industrie", p.458.
(2). Hiroaki Kuromiya, Stalin's Industrial Revolution, Cambridge University Press, 1988.
(3). Ibidem, p.319, 115.
(4). Ibidem, p.290.
(5). Ibidem, p.306.
(6). Sidney and Beatrice Webb, Soviet Communism: a New Civilisation?, Longmans, Green and Co, Edition National Union of General and Municipal Workers, 1935, p.810.
(7). Ibidem, p.SU.
(8). Anna Louise Strong, The Stalin Era, 1956, p.33, 28-29.
(9). Ibidem, p.145.
(10). John Scott, Au-dela de l'Oural, Ed. Marguerat, Lausanne, 1945, p.244-245.
(11). Kuromiya, op.dt., p.305-306.
(12). Ibidem, p.316.
(13). Scott, op.dt., p.170-175.
(14). Ibidem, p.190-191.
(15). Ibidem, p.242.
(16). Kuromiya, op.dt., p.287.
(17). Lenin, CEuvres complètes, deel 32, p.537-538.
(18). Les progrès du pouvoir soviétique depuis 40 ans, Recueil statistique, Moskou, 1958, p.75.
(19). Ibidem, p.26.
(20). Ibidem, p.30.
(21). Kuromiya, op.dt., p.304-305.
(22). Les Progrès du pouvoir soviétique, p.26.
(23). Ibidem, p.31.

4. De collectivisatie

(1). R.W. Davies, The Socialist Offensif, The CoUectivisation of Soviet Agriculture, 1929-1930, MacMillan Press, 1980, p.4-5.
(2). Ibidem, p.16-18.
(3). Lynne Viola, The Best Sons of the Fatherland Workers in the Vanguard of Soviet CoUectivisation, Oxford University Press, Oxford, New York, 1987, p.22.
(4). Ibidem, p.13.
(5). Davies, op.cit., p.51.
(6). Ibidem, p.54.
(7). Ibidem, p.52.
(8). Ibidem, p.53.
(9). Viola, op.dt., p.19 et 22.
(10). Geciteerd in: Sidney and Beatrice Webb, Soviet Communism: a New Civilisation?, Longmans, Green and Co, Edition National Union of General and Municipal Workers, 1935, p.810.
(11). Ibidem, p.808.
(12). Jean Elleinstein, Le socialisme dans un seul pays, deel 2, Ed. Sociales, 1973, p.67-69.vDavies, op.cit., p.9 en 171.
(13). Davies, op.cit., p.25-26.
(14). Ibidem, p.17.
(15). Stalin, Les questions du leninisme, "Sur le front du blé", Ed. Frasheri, Tirana, 1970, p.262.
(16). Davies, op.cit., p.27.
(17). Stalin, op.dt., "Questions de politique agraire en URSS", p.407.
(18). Davies, op.dt., p.29-30.
(19). Ibidem, p.31 en 419.
(20). Ibidem, p.32.
(21). Ibidem, p.33.
(22). Ibidem, p.34.
(23). Ibidem, pAl.
(24). Ibidem, p.38.
(25). Webb, op.dt., p.245.
(26). Davies, op.dt., p.46 en 49-50. Boecharin, CEuvres choisies, Moskou, 1988, p.424.
(27). Boecharin, op.dt., p.15.
(28). Ibidem, p.16.
(29). Stalin, Les questions du leninisme, "Le danger de droite", 17 oct. 1928, p.289.
(30). Davies, op.dt., p.47.
(31). Stalin, op.dt., p.318 en 324-325.
(32). Boecharin, Oeuvres choisies, p.26-27.
(33). Stepniak, The Russian Peasantry, 1895, English Edition 1905. Webb, op.dt., p.563.
(34). Webb, op.dt., p.565.
(35). Davies, op.dt., p.109.
(36). Viola, op.dt., p.27.
(37). Stalin, op.dt., p.408.
(38). Ibidem, p.385 en 409.
(39). Davies, op.dt., p.112.
(40). Ibidem, p42l.
(41). Ibidem, p.442.
(42). Viola, op.dt., p.91.
(43). Ibidem, p.93-94.
(44). Davies, op.dt., p.218.
(45). Ibidem, p.173.
(46). Ibidem, p.274.
(47). Ibidem, p.160.
(48). Viola, op.cit., p.215-216.
(49). Jiufero, p.216.
(50). Ibidem, p.215-216.
(51). Ibidem, p.29.
(52). Davies, op.cit., p.226.
(53). Viola, op.rif., p.29.
(54). Davies, op.cit., p.225-226.
(55). Ibidem, p.205.
(56). Ibidem, p.206.
(57). Ibidem, p.206-207.
(58). Viola, op.cit„ p.211.
(59). Ibidem, p.103.
(60). Ibidem, p.103.
(61). Ibidem,p.lO9.
(62). Ibidem, p.l 41.
(63). Ibidem, p.135.
(64). Ibidem, p.154.
(65). Ibidem, p.172.
(66). Ibidem, p.216.
(67). Davies, op.cit., p.152-153.
(68). Ibidem, p.154.
(69). Ibidem, p.155.
(70). Ibidem, p. 161-162.
(71). Ibidem, p.165-166.
(72). Resolutions and Dedsions of the CPSU, Volume 3, 1929-1953, Editor Robert McNeal, University of Toronto Press, p.23.
(73). Ibidem, p.29.
(74). Ibidem, p.27.
(75). Ibidem, p.25.
(76). Ibidem, p.29.
(77). Ibidem, p.29.
(78). Ibidem, p.31.
(79). Ibidem, p.34.
(80). Ibidem, p.28.
(81). Ibidem, p.37.
(82). Ibidem, p.40,43.
(83). Davies, op.cit., p.62.
(84). Viola, op.dt., p.154.
(85). Viola, op.cit., p.154. Davies, op.dt., p.212-213.
(86). Davies, op.cit., p.221.
(87). Ibidem, p.138-139.
(88). Ibidem, p.140.
(89). Ibidem, p.144.
(90). Ibidem, p.144.
(91). Ibidem, p.145.
(92). Ibidem, p.l83.
(93). Ibidem, p.184.
(94). Resolutions, op.cit., p.40-43.
(95). Bettelheim, L'économie soviétique, Ed. Recueil
Sirey, Paris, 1950, p.87.
(96). Davies, op.cit., p.228.
(97). Ibidem, p.233.
(98). Ibidem, p.231.
(99). Ibidem, p.235-236.
(100). Ibidem, p.228.
(101). Ibidem, p.258-259.
(102). Ibidem, p.247-248.
(103). Kautski, Het bolsjewisme in het slop, Uitgeverij
Arbeiderspers, Amsterdam, 1930.
(104). Ibidem, p.91.
(105). Ibidem, p.115.
(106). Ibidem, p.106-107.
(107). Ibidem, p.138.
(108). Davies, op.cit., p.262-263.
(109). Ibidem, p.442.
(110). Ibidem, p.239.
(111). Ibidem, p.240.
(112). Ibidem, p.265.
(113). Ibidem, p.265.
(114). Stalin, op.cit., p.419-420.
(115). Ibidem, p.421-423.
(116). Davies, op.aV., p.273.
(117). Ibidem, p.280-281.
(118). Ibidem, p.271.
(119). Viola, op.cif., p.116.
(120). Stalin, op.rif., p.418.
(121). Davies, op.cit., p.281.
(122). Ibidem, p.276.
(123). Ibidem, p.280.
(124). Ibidem, p.319-320.
(125). Ibidem, p.300.
(126). Ibidem, p.375.
(127). Ibidem, p.322-323.
(128). Ibidem, p.325-327.
(129). Ibidem, p.327-328.
(130). Ibidem, p.335-336.
(131). Ibidem, p.442-443, tabel 17.
(132). Ibidem, p.285-286, 288.
(133). Ibidem, p.251.
(134). Ibidem, p.419.
(135). Ibidem, p.337-338.
(136). Ibidem, p.360-361.
(137). Ibidem, p.369-370.
(138). Ibidem, p.369.
(139). Ibidem, p.371.
(140). Ibidem, p.358.
(141). Ibidem, p.378-379.
(142). Ibidem, p.380.
(143). Ibidem, p.441, 442.
(144). Bettelheim, op.cit., p.66.
(145). Davies, op.cit., deel II, p.13-14.
(146). Bettelheim, op.cit., p.73.
(147). Davies, op.cit., deel II, p.15.
(148). Ibidem, deel II, p.20-21.
(149). Ibidem, deel II, p.25 et 27.
(150). Ibidem, deel II, p.16-18.
(151). Ibidem, deel II, p.28.
(152). Ibidem, deel II, p.32 et 29.
(153). Bettelheim, op.cit., p.102 en 112.
(154). Ibidem, p.61.
(155). Ibidem, p.68.
(156). Ibidem, p.76-78.
(157). Les progrès du pouvoir soviétique depuis 40 ans,
Recueil statistique, Moskou, 1958, p.142.
(158). Bettelheim, op.cit., p.74.
(159). Ibidem, p.74.
(160). Ibidem, p.82 en 89.
(161). Ibidem, p.93.
(162). Ibidem, p.113.
(163). Ibidem, p.83 et 90.
(164). Ibidem, p.84.
(165). Ibidem, p.113-114.
(166). Alexander Zinovjev, Les confessions d'un homme en trop, Ed. Olivier Orban, 1990, p.53, 56.
(167). Ibidem, p.236.
(168). Stefan Merl, "Ausrottung" der Bourgeoisie und der Kulaken in Sovjetrusland?, in Geschichte und Gesellschaft, 13, 1987, p.368.
(169). Ibidem, p.376.
(170). Ibidem, p.377.
(171). Conquest, Harvest ofSorrow, p.306. Stefan Merl, Wie viele Opferforderte die "Liquidierung des Kulaken als Klasse"?, in Geschichte und Gesellschaft, 14, 1988, p.534.
(172). Merl, op.cit., p.535.
(173). Ibidem, p.537.
(174). Nicolas Werth, "Goulag: les vrais chiffires", dans L'Histoire, n°169, septembre 1993, p.38-51.
(175). Ibidem, p.44.
(176). Conquest, op.cit., p.306.
(177). Time, octobre 18, 1993, p.50.

5. De collectivisatie en de "Oekraïense holocaust"

(1). Douglas Tottle, Fraud, Famine and Fascisme, The Ukrainian Genocide Mythfrom Hitler to Harvard, Progress Books, Toronto, 1987, p.5-6.
(2). Louis Fischer, "Hearst's Russian Famine", The Nation, vol.140, n°36, march 13, 1935, geciteerd in Tottle, op.cit., p.7-8.
(3). Casey James in Daily Worker, février 21, 1935, cité dans Totde, op.cit., p.9.
(4). Tottle, op.cit., p.13, 15.
(5). Ibidem, p.19-21.
(6). Ibidem, p.4-31.
(7). Ibidem, p.38-44.
(8). Ibidem, p.4\.
(9). Ibidem, p.50.
(10). Ibidem, p.51.
(11). Ibidem, p.61.
(12). Ibidem, p.70-71.
(13). Ibidem, p.71.
(14). Ibidem, p.74.
(15). Ibidem, p.78-79.
(16). Ibidem, p.86.
(17). Robert Conquest, Harvest qfSorrow, University of Alberta Press, 1986, p.334.
(18). Totde, op.dt., p.105.
(19). Ibidem, p.113.
(20). Ibidem, p.113.
(21). Ibidem, p.115.
(22). Ibidem, p.118.
(23). Ibidem, p.118.
(24). Ibidem, p.122.
(25). Ibidem, p.128.
(26). Bidon, p.129.
(27). Ibidem, p.58.
(28). Arch Getty, Origins of the Great Purges, p.5.
(29). Totde, op.dt., p.94.
(30). Ibidem, p.94. En Sidney and Beatrice Webb, Soviet Communism: a New Civilisation?, Longmans, Green and Co, Edition National Union of General and Municipal Workers, 1935, p.247.
(31). Totde, op.cit.,p.91.
(32). Ibidem, p.92.
(33). Ibidem, p.97.
(34). Ibidem, p.97.
(35). Ibidem, p.100.
(36). Ibidem, p.99.
(37). Ibidem, p.101.
(38). Alexei Ferodov, Partisans d'Ukraine, 2 deels, Ed. J'ai lu, Paris, 1966, verschenen onder de titel L'Obkom dandestin, Les Editeurs F. réunis, 1951.

6. De strijd tegen de bureaucratie

(1). Trotski, La lutte antibureaucratique, deel I, Collection 10-18, EGR, Parijs, 1975, p.85.
(2). Ibidem, p.95.
(3). Ibidem, deel II, p.302.
(4). Lenin, CEuvres, deel 33, Moskou, 1963, p.288.
(5). Stalin, Werke, Band 11, Rede 16 mai 1928, p.63-65.
(6). Arch Getty, Origins of the Great Purges, p.22.
(7). Resolutions and Dedsions of the CPSU, volume 3, 1929-1953, Editor Robert McNeal, University of Toronto Press, p.183.
(8). Getty, op.dt., p.99.
(9). Stalin, Les questions du leninisme, p.677-678.
(10). Getty, op.dt., p.105.
(11). Resolutions, op.dt., p.187.
(12). Getty, op.dt., p.158.
(13). Ibidem, p.162.
(14). Ibidem, p.164.

7. De Grote Zuivering

(1). Henri Bernard, Le communisme et l'aveuglement ocddental, Ed. André Grisard, 1982, p.50 en 52-53.
(2). Gabor Tamas Ritterspom, Simplijkations staliniennes et complications soviétiques, Editions des archives contemporaines, Paris, 1988.
(3). Ibidem, p.39.
(4). Ibidem, p.13-15, 38.
(5). Stalin, deel 14, Ed.Nouveau Bureau d'Edition, Paris, 1975, p.129 en 142.
(6). Boris Bajanov, Avec Staline dans Ie Kremlin, Ed. de France, Paris, 1930, p.2-3.
(7). Ibidem, p.7.
(8). Ibidem, p.4-5.
(9). George Solomon, Parmi les mattres rouges, Série anticommuniste du Centre international de lutte active contre le communisme, Ed. Spes, Paris, 1930, p.19.
(10). Ibidem, p.36.
(11). Ibidem, p.19.
(12). Ibidem, p.36.
(13). Ibidem, p.348en351.
(14). Bajanov, op.dt., p.105-109.
(15). Tokajev, Comrade X, Harvill Press, Londres, 1956, p.33.
(16). Alexander Zinoyjev, Les confessions d'un homme en trop, Ed. Olivier Orban, 1990, p.105.
(17). Ibidem, p.104.
(18). Ibidem, p.126.
(19). Ibidem, p.H0enll8.
(20). Ibidem, p.113, 111.
(21). Ibidem, p.115.
(22). Ibidem, pM», 120, 122.
(23). Ibidem, p.116.
(24). Carr, Foundations ofa Planned Economy, 1926-1929, vol.II, p.7, 10-11, 20.
(25). Ibidem, p.28-29.
(26). Ibidem, p.42.
(27). Ibidem, p.49.
(28). Ibidem, p.60.
(29). Ibidem, p.67.
(30). Ibidem, p.65.
(31). Ibidem, p.73.
(32). Arch Getty, Origins of the Great Purges, p.94.
(33). Rapport présenté au XVII' Congres (26 janvier 1934), Ed. en langues étrangères, Moskou, 1952, p.61.
(34). Ibidem, p.88.
(35). Ibidem, p.62-63.
(36). Ibidem, p.64.
(37). Tokajev, p.2 et 57.
(38). Ibidem, p.207.
(39). Getty, op.dt., p.95, 111-112, 115-116.
(40). Ibidem, p.245.
(41). Ibidem, p.l 19-120.
(42). Trotski, La lutte antibureaucratique en URSS, Ed.10-18, Paris, 1975, p.32.
(43). 18 janvier 1934; Ibidem, p.39.
(44). 31 mars 1934; Ibidem, p.59-60.
(45). Ibidem, p.35.
(46). Ibidem, p.40.
(47). 18 janvier 1934; Ibidem, p.42.
(48). 20 janvier 1934; Ibidem, p.49.
(49). 28 décembre 1934; Trotski, L'appareil polider du
stalinisme,
Ed.10-18, 1976, p.26-27.
(50). Branko Lazitch, Le rapport Khrouchtchev et son
histoire,
Ed. du Seuil, série Histoire, 1976, p.77.
(51). Trotski, L'Appareilpolider, op.dt., p.28. Lazitch, Le
Rapport, op.dt.,
p.63, 70.
(52). Trotski, op.dt., p.34-35.
(53). 26 septembre 1935; Ibidem, p.85-87.
(54). Getty, op.cit., p.123.
(55). Tokajev, op.dt., p.60-61.
(56). Getty, op.dt., p.121.
(57). John D. Littlepage, A la recherche des mines d'or de Siberië, 1928-1937, Ed. Payot, Paris, 1939, p.181-182.
(58). Ibidem, p.86-90.
(59). Ibidem, p.95-96.
(60). Lazitch, op.dt., p.94-95.
(61). Littlepage, op.dt., p.100-101.
(62). Ibidem, p.105-106.
(63). Ibidem, p.107-108.
(64). Ibidem, p.268-269.
(65). Ibidem, p.91-92.
(66). Le proces du centre antisoviétique trotskiste, Compte rendu sténographique, Moskou, 1937, p.22, 23, 24, 28.
(67). Littlepage, op.dt., p.98.
(68). John Scott, Au dela de l'Oural, Ed. Marguerat, Lausanne, 1945, p.183-194.
(69). Stalin, Oeuvres, deel 14, Rapport présenté au plenum du CC du PC(b) de l'URSS, 3-5 mars 1937.
(70). Ibidem, p.144.
(71). Lazitch, op.dt., p.83.
(72). Stalin, Rapport, op.dt., p.154.
(73). Ibidem, p.155.
(74). Ibidem, p.166.
(75). Ibidem, p.164.
(76). Ibidem, p.157.
(77). Stephen F. Cohen, Bukharin and the Bolshevik
revolution,
Vintage Books, New York, 1975, p.343.
(78). Nouvelles de Moskou, n°21, 27 mai 1990.
(79). Le proces du centre antisoviétique trotskiste, op.dt., p.416.
(80). Cohen, op.at., p.352.
(81). Ibidem, p.355.
(82). Ibidem, p.356.
(83). Stephen F. Cohen, Nicolas Boukharine. La vie d'un bolchevik, Maspero, Paris, 1979, p.431; Engelse versie, p.354. Alle referenties verwijzen naar de Engelse uitgave.
(84). Ibidem, p.361, 363.
(85). Blanc et Kaisergrüber, L'Affaire Boukharine, Ed. Maspero, 1979, p.64.
(86). Ibidem, p.79.
(87). Ibidem, p.65.
(88). Ibidem, p.64.
(89). Ibidem, p.65.
(90). Cohen, op.dt., p.365.
(91). Blanc et Kaisergrüber, op.dt., p.72.
(92). Ibidem, p.72.
(93). Ibidem, p.77.
(94). Ibidem, p.73.
(95). Ibidem, p.76.
(96). Tokajev, op.dt., p.43.
(97). Ibidem, p.61.
(98). Ibidem, p.86.
(99). Le Proces du Bloc antisoviétique des Droitiers et des trotskistes, Ed. Commissariat du Peuple de la Justice, Moskou, 1938, p.401-402.
(100). Tokajev, op.dt., p.158.
(101). Ibidem, p.68-69.
(102). Ibidem, p.85.
(103). Ibidem, p.175.
(104). Ibidem, p.187-188.
(105). Joseph E. Davis, Mission a Moskou, Ed. de l'Arbre, Montréal, 1944, p.243-244.
(106). Tokajev, op.dt., p.96.
(107). Ibidem, p.96, 98.
(108). Le Proces du Bloc, op.dt., p.457.
(109). Ibidem, p.461-462.
(110). Cohen, op.at., p.372.
(111). Ibidem, p.375-376.
(112). Le Proces du Bloc, op.dt., p.411-419.
(113). Ibidem, p.447.
(114). Ibidem, p.453.
(115). Ibidem, p.458-460.
(116). Ibidem, p.823-827.
(117). Cohen, op.dt., p.381.
(118). Ibidem, p.382.
(119). Blanc et Kaisergrüber, op.dt., p.ll en 16.
(120). Cohen, op.dt., p.384.
(121). Ibidem, p.386.
(122). Getty, op.dt., p.167.
(123). Carr, op.dt., p.325.
(124). Ibidem, p.327.
(125). Ibidem, p.320.
(126). Ibidem, p.331.
(127). Ibidem, p.317.
(128). Getty, op.dt., p.255.
(129). Cité dans Harpal Brar, Perestrotka, published by Harpal Brar, London 1992, p.161.
(130). Davis, op.dt., p.158.
(131). Ibidem, p.152.
(132). Alexandre Ouralov (Avtorchanov), Staline au pouvoir, Ed. les Hes d'Or, Parijs, 1951, p.45.
(133). Robert Coulondre, De Staline a Hitler, Ed. Hachette, 1950, p.82-84.
(134). Winston ChurchiU, La Deuxième Guerre mondiale, Cercle du bibliophile, 1965, volume 1, p.295-296.
(135). Isaac Deutscher, Staline, Ed. Gallimard, 1973, p.385-386.
(136). Ibidem, p.10.
(137). Louise Narvaez, Degrelle m'a dit, Postface de Degrelle, Ed. du Baucens, Brussel, 1977, p.360-361.
(138). Jacobsen, p.213-214.
(139). Felix Tsjoesjev, Cent quarante conversations avec Molotov, Ed. Terra, Moskou, 1991 (en russe), p.413.
(140). Roman Kolkowicz, The Soviet Military and the Communist Party, Princeton University Press, 1967, p.343-344.
(141). Ibidem, p.344.
(142). Temps Nouveaux, n°43, 1990, p.36-39.
(143). E.H.Cookridge, L'espion du siècle Reinhard Gehlen, Ed. Fayard, 1973, p.84.
(144). Temps Nouveaux, n°43, 1990, p.36-39.
(145). Solzjenitsyn, L'Archipel du Goulag, Seuil, 1974, deel I, p.187.
(146). Vassilevski, La cause de toute une vie, Ed. du Progrès, Moskou, 1984, p.86-88.
(147). Solzjenitsyn, op.dt., p.189.
(148). Ibidem, p.191.
(149). Ibidem, p.193.
(150). Ibidem, p.189-190.
(151). Tokajev, op.cit., p.84.
(152). Ibidem, p.l.
(153). Ibidem, p.5.
(154). Ibidem, p.220.
(155). Ibidem, p.75.
(156). Ibidem, p.8.
(157). Ibidem, p.45.
(158). Ibidem, p.15.
(159). Ibidem, p.21.
(160). Ibidem, p.160.
(161). Ibidem, p.189.
(162). Ibidem, p.274.
(163). Ibidem, p.17.
(164). Ibidem, p.6.
(165). Ibidem, p.l 18.
(166). Ibidem, p.215.
(167). Ibidem, p.28.
(168). Ibidem, p.9 en 47.
(169). Ibidem, p.84.
(170). Ibidem, p.75.
(171). Ibidem, p.6, 17, 18,20.
(172). Ibidem, p.22.
(173). Ibidem, p.7.
(174). Ibidem p.63.
(175). Ibidem, p.2.
(176). Ibidem, p.37.
(177). Ibidem, p.49.
(178). Ibidem, p.48.
(179). Ibidem, p.34.
(180). Ibidem, p.64.
(181). Ibidem, p.156.
(182). Ibidem, p.156-157.
(183). Ibidem, p.160.
(184). Ibidem, p.183 et 188.
(185). Ibidem, p.352.
(186). Getty, op.cit., p.137.
(187). Ibidem, p.155.
(188). Ibidem, p.162.
(189). Ibidem, p.170-171.
(190). Ibidem, p.178.
(191). Ibidem, p.178.
(192). Ibidem, p.177.
(193). Ibidem, p.185.
(194). Resolutions and Decisions of the CPSU, volume 3, 1929-1953, Editor Robert McNeal, University of Toronto Press, p.188.
(195). Lazitch, Rapport Khrouchtchev, op.cit., p.86.
(196). Resolutions and Decisions of the CPSU, op.cit., p.190-194.
(197). Tokajev, op.cit., p.l 19.
(198). Ibidem, p.101.
(199). Nouvelles de Moskou, n°26, 30 juin 1992, p.15.
(200). Rittersporn, op.cit., p.26-27.
(201). Getty, op.cit., p.176.
(202). Ibidem, p.190.
(203). Rittersporn, op.cit., p.27.
(204). Getty, op.cit., p.258.
(205). Alle cijfers van Conquest en de weerlegging ervan komen uit Nicolas Werth, Goulag: les vrais chiffres, dans L'Histoire, n°169, september 1993, p.38-51.
(206). Roy etjaurès Medvedev, Khrouchtchev, les ann
ées depouvoir, Ed.Maspero, Parijs, 1977, p.180.
(207). Brzezinski, The Grand Failure, Charles Scribner's Sons, New York, 1989, p.86.
(208). Getty, op.cit., p.176.
(209). Ibidem, p.206.
(210). Henri De Man, Après coup, Ed. de la Toison d'Or, Brussel, 1941, p.319.
(211). Henri Amouroux, Quarante millions de pétainistes, Ed. Robert LafFont, 1977.

8. De rol van Trotski aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog

(1). Henri Bernard, Le communisme et l'avcuglement Occidental, Ed. André Grisard, 1982, p.9.
(2). Ibidem, p.121, 123, 122, 11.
(3). Ibidem, p.48, 50.
(4). 22 februari 1937; Trotski, La lutte antibureaucratique en URSS, Ed.10-18, Parijs, 1975, p.143-144.
(5). 14 februari 1940; Ibidem, p.281-284.
(6). Serrarens, La Russie et l'Occident, Cl.S.C. Utrecht, niet gedateerd, p.33 en 37.
(7). 14 februari 1940; Trotski, op.cit., p.282.
(8). 24 maart 1940; Ibidem, p.216.
(9). April 1938; Trotski, L'appareil policier du stalinisme, Ed.10-18, 1976, p.239.
(10). 24 maart 1940; Trotski, La lutte antibureaucratique, op.cit., p.216.
(11). 17 maart 1938; Ibidem, p.161-162.
(12). 23 juli 1939; Ibidem, p.257-259.
(13). 12 maart 1938; Trotski, L'appareil polkier, op.cit., p.234.
(14). 6 maart 1938; Ibidem, p.197 en 201.
(15). 23 juli 1939; Trotski, La lutte antibureaucratique, op.cit., p.258-259.
(16). 3 juli 1939; Ibidem, p.166-169.
(17). 20 december 1938; Ibidem, p.209 en 211.
(18). 13 maart 1940; Ibidem, p.294-297.
(19). Mei 1940; Ibidem, p.301-303.
(20). 14 november 1938; Ibidem, p.205-206.
(21). Tokajev, Comrade X, Harvill Press, Londres, 1956, p.188.
(22). 13 januari 1938; Trotski, La lutte antibureaucratique, op.cit. p.159-160.
(23). 10 oktober 1938; Ibidem, p.188.
(24). April 1938; Trotski, L'appareil policier, op.cit., p.239.
(25). 3 juli 1938; Trotski, La lutte antibureaucratique, op.cit., p.165 et 169.
(26). Programme de transition, brochure éditée en 1946, chapitre "La situation en URSS et les taches...", p.30, 33 en 32.
(27). Mei 1940; Trotski, La lutte antibureaucratique, op.cit., p.301-303.

9. Stalin en de antifascistische oorlog
(1). Rapport au XVII' Congres, Ed. en langues étrangères, Moskou, 1952, p.22-23.
(2). Documents et matériaux se rapportant a la veille de la Deuxième Guerre mondiale, Ed. en langues étrangères, Moskou, 1948, deel I, p.282.
(3). Documents et matériaux.,.; Archives Dirksen, deel II, Ed. en langues étrangères, Moskou, 1948, p.112-113.
(4). The secret Diary of Harold kkes, vol. II, p. 705, geciteerd in: A la veille de la Seconde Guerre mondiale, Sipols et Kharlamov, Ed. Novosti, Moskou, 1973, p.262.
(
5). Grigori Deborin, Les secrets de la Seconde Guerre mondiale, Ed. du Progrès, Moskou, 1972, p.35.
(6). Churchill, deel 2, p.51-52.
(7). Geciteerd in: La grande guerre nationale de l'Union soviétique, Ed. du Progrès, Moskou, 1974, p.20.
(8). Joekov, Mémoires, deel I, Ed. Fayard, Parijs, 1970, p.250-251.
(9). Documents sur les relations finno-soviêtiques, Ministère des Affaires Etrangères de Finlande, Ed. Flammarion, 1940, p.93-95 en 109.
(10). Hans Adolf Jacobsen, La Seconde Guerre mondiale, deel I, Ed. Casterman, Parijs, 1968, p.118.
(11). Pavel Jiline, Ambitions et méprises du Troisième Reich, Ed. du Progrès, 1972, p.74.
(12). Général Serrigny, L'Allemagne face a la guerre totale, Ed. Grasset, 1940, p.228.
(13). Falsificateurs de l'Histoire, Ed. ABS, Bruxelles, 198, p.68.
(14). Petite encyclopedie politique du monde, Ed. Chanteclair, Rio de Janeiro, 1943, p.136.
(15). Ibidem, p.102.
(16). Ibidem, p.105.
(17). Joekov, Mémoires, deel II, Ed. Fayard, Paris, 1970, p.156.
(18). Ibidem, p.201.
(19). Ibidem, p.156.
(20). Ibidem, p.203.
(21). Joekov, op.cit., p.204.
(22). Ibidem, p.204-205.
(23). La grande guerre nationale, Ed. du Progrès, Moskou, 1974, p.33.
(24). Ibidem, p.279.
(25). Joekov, op.cit., p.291. En La grande guerre, op.cit., p.33.
(26). Joekov, op.cit., p.296. En La grande guerre, op.cit., p.33.
(27). Joekov, op.cit., p.289. En Lm grande guerre, op.cit., p.33.
(28). Joekov, op.cit., p.280.
(29). Ibidem, p.264.
(30). Ibidem, p.250.
(31). Ibidem, p.311.
(32). Ibidem, p.254.
(33). Ibidem, p.270-271.
(34). Ibidem, p.272.
(35). Ibidem, p.312-315.
(36). Jiline, op.cit., p.212. In Joekov, op.cit., p.308.
(37). Joekov, op.cit., p.287-288.
(38). Ibidem, p.321-322.
(39). Ibidem, p.334.
(40). Ibidem, p.335-337.
(41). Branko Lazitch, Le Rapport Khrouchtchev et son histoire, Ed.du Seuil, Paris, 1976, p.102-103.
(42). Ibidem, p.104, 107.
(43). Elleinstein, Staline, Ed. Marabout, 1986, p.262.
(44). Vassilevski, La cause de toute une vie, Ed. du Progrès, Moskou, 1975, p.26.
(45). Ibidem, p.25.
(46). Deborin, Les secrets de la Seconde Guerre mondiale, Ed. du Progrès, Moskou, 1972, p.73-74.
(47). Joekov, op.cit., p.333.
(48). Sefton Delmer, Opération Radio Noire, Ed. Stock, 1962, p.81-82.
(49). De Morgen, 23 januari 1993, p.21.
(50). Joekov, op.cit., p.330.
(51). Ibidem, p.339.
(52). Ibidem, p.340.
(53). Ibidem, p.342.
(54). Ibidem, p.345-346.
(55). Lazitch, op.cit., p.109.
(56). Ibidem, p.74.
(57). Elleinstein, op.cit., p.269.
(58). Joekov, op.cit., p.395.
(59). Ibidem, p.351.
(60). Lazitch, op.cit., p.107.
(61). Joekov, op.cit., p.395-396.
(62). Ibidem, p.354.
(63). Ibidem, p.359.
(64). Ibidem, p.379.
(65). Stalin, deel XVI, Ed. NBE, 1975. p.16-17.
(66). Joekov, op.cit., p.406.
(67). Vassilevski, op.cit., p.38-39.
(68). Alexandre Beek, La chaussée de Volokolamsk, Ed. Bordas, Paris, 1946.
(69). Stalin, deel XVI, op.cit., p.38.
(70). Rokossovski, Le devoir du Soldat, Ed. du Progrès, Moskou, 1988, p.94.
(71). Ibidem, p.72.
(72). Jacobsen, op.cit., deel I, p.l 19-120.
(73). Alan Clarc, La Guerre a l'Est, Robert Laffont, Paris, 1966, p.250.
(74)
. Arno J. Mayer, Why did the heavens not darken? Verso, London, 1990, p.349.
(75). Clarc, op.cit., p.25\.
(76). Mayer, op.cit., p.251.
(77). Hitler parle a ses
néraux, Albin Michel, Paris, 1964, p.39-40.
(78). Mayer, op.cit., p.281.
(79). Heinrich Himmler, Discours secrets, Gallimard, 1978, p.191.
(80). Eremenko, p.153-154.
(81). Joekov, op.cit., p.385.
(82). Elleinstein, op.dt., p.283.
(83). Himmler, op.dt., p.205.
(84). Ibidem, p.187.
(85). Mayer, op.dt., p.234.
(86). Ibidem, p.244.
(87). Ibidem, p.106.
(88). Ibidem, p.101.
(89). Hitler, Mijn Kamp, Ed. Ridderhof, 1982, p.400.
(90). Brzezinskï, The Grand Failure, Charles Scribner's Sons, New York, 1989, p.27.
(91). Lazitch, op.dt., p.100.
(92). Ibidem, p.l 15.
(93). Ibidem, p.61.
(94). Ibidem, p.97.
(95). Elleinstein, op.dt., p.284, 282.
(96). Vassilevski, op.cit., p.34-36.
(97). Chtemenko, L'Etat-Majorgénéral soviétique en guerre, deel II, Ed. du Progrès, Moskou, 1976, p.319.
(98). Joekov, op.cit., p.395.
(99). Lazitch, op.dt., p.106.
(100). Vassilevski, op.dt., p.42.
(101). Rokossovski, op.dt., p.128.
(102). Rapport secret, p.110, 113, 111.
(103). Elleinstein, op.dt., p.285.
(104). Joekov, op.dt., p.415.
(105). Ibidem, p.416.
(106). Chtemenko, op.dt., deel II, p.354.
(107). Vassilevski, op.dt., p.402-403.
(108). Ibidem, p.375.
(109). Joekov, op.dt., p.416-417.
(110). Vassilevski, op.dt., p.235.
(111). Ibidem, p.235-236.
(112). Ibidem, p.401.
(113). Ibidem, p.108-109.
(114). Ibidem, p.lll.
(115). Joekov, op.dt., p.417, 399, 417-418.
(116). Vassilevski, op.dt., p.403.
(117). Joekov, op.dt., p.419.
(118). Lazitch, op.dt., p.114.
(119). Ibidem, p.115.
(120). Harriman-Abel, Spedal Envoy, Random House, New York, 1975, p.536.
(121). Vassilevski, op.dt., p.400-401.
(122). Ibidem, p.404.
(123). Ibidem, p.399.
(124). Joekov, op.dt., p.420.
(125). Ibidem, p.419-420.

10. Van Stalin tot Chroesjtsjov

(1). Stalin, Discours 9fevrier 1946, deel XIV, p.189-191.
(2). Ibidem, p.193-196.
(3). Maurice Dobb, Soviet economie development, 6th edition, Routledge and Kegan, London, 1966, p.301.
(4). Ibidem, p.313.
(5). Bettelheim, L'é
conomie soviétique, Ed. Recueil Sirey, Parijs, 1950, p.148, 151.
(6). Dobb, op.dt., p.316.
(7). Ibidem, p.316.
(8). Stalin, op.dt., p.198.
(9). E.H.Cookridge, L'espion du siècle Reinhard Gehlen, Ed. Fayard, 1973, p.169.
(10). Ibidem, p.162.
(11). Ibidem, p.165.
(12). Ibidem, p.178.
(13).
Ibidem, p.187-188.
(14). Mark Aarons et John Loftus, Des nazis au Vatican, Ed. Olivier Orban, 1991, p.318.
(15). Valentin Beriejkov, J'étais interprète de Staline, Ed. du Sorbier, Paris, 1985, p.384.
(16). Joekov, Reminiscences and Reflections, Vol. 2, Progress, Moskou, 1985, p.449.
(17). Truman, Memoirs, II, p.462.
(18). Gabriel Kolko, The politics of war, Pantheon Books, New York, 1990, p.559.
(19). Ibidem, p.560.
(20). Truman, op.dt., p.466.
(21). Deborin, Les secrets de la Seconde Guerre mondiale, Ed. du Progrès, Moskou, 1972, p.265.
(22). Truman, op.dt., p.129.
(23). Ibidem, p.124.
(24). Ibidem, p.314.
(25). Hitler parle a ses généraux, Ed. Albin Michel, 1964, p.279, 264, 283.
(26). Rokossovski, Le devoir du soldat, Ed. du Progrès,
Moskou, 1988 p 274-282
(27). Stalin, op.dt., p.376.
(28). L'armée soviétique libératrice dans la Seconde Guerre mondiale, Ed du Proerès 1977 p. 309
(29). Kolko, op.dt, p.188.
V
(30). Rapport d'AndréJdanov sur la situation internationale, septembre 1947 imprimerie Maréchal, Paris, 12-1947, p.5-7, 14, 21, 7, 26.
(31). Malenkov, Le XXXII' anniversaire de la grande révolution socialiste d'Octobre Ed en lansmes étrangères, Moskou, 1950, p.23.
(32). "Manifeste aux peuples", Revue mondiale de la Paix, Paris, nov. 1950, n°21, p 121-122
(33). James Klugmann, From Trotsky to Tito, Lawrence and Wishart, London 1951 n 13
(34). Ibidem, p.22.
' '
(35). Ibidem, p.9.
(36). Ibidem, p.11.
(37). Ibidem, p.43.
(38). Ibidem, p.143.
(39). Rapport: Le PCY dans la luttepourla Yougoslavie nouvelle... Beograd, 1948, p.94 25
(40). Klugmann, op.dt., p.129.
' '
(41). "Directives du CC", dans Questions actueles du socialisme, n° 10, jan-fév. 1952 Agence Yougoslave d'Information, p.160, 161, 145.
(42). Ibidem, p.85.
(43). Ibidem, n°14, oct-nov. 1952, AYI, Paris, p.2, 5, 18, 35-36, 30, 37, 44 et 47.
(44). Ibidem, p.44.
(45). The Times, 27 december 1950.
(46). New York Herald Tribune, 26 juni 1951.
(47). Daily Mail, 31 augustus 1951, p.150.
(48). Business Week, 12 april 1950, p.175.
(49). Daily Telegraph, 12 december 1949, p.191.
(50). The Times, 13 september 1949, p.194.
(51). Stalin, Le marxisme et la question nationale et coloniale, Ed. Norman Bethune, 1974, p.191-
(52). Ibidem, p.175, 170.
(53). Ibidem, p.117.
(54). Ibidem, p.203.
(55). Ibidem, p.339.
(56). Ibidem, p.344-345.
(57). Alexander Oeralov (A. Avtorchanov), Staline au pouvoir, Ed. Les Hes d'Or Parijs 1951 p.VIII.
• J <
(58). Ibidem, p.32 et 34.
(59). Ibidem, p.83.
(60). Ibidem, p.197-198.
(61). Ibidem, p.139-140.
(62).
Ibidem, p.167-168.
(63). Ibidem, p.184, 291.
(64). Ibidem, p.296.
(65). Ibidem, p.299, 302.
(66). Tokajev, Comrade X, Harvill Press, Londen 1956 p 354
(67). Ibidem, p.358-359.
(68). La Libre Belgique, 4 maart 1949, p.l; 6 maart 1949, p.l.
(69). Malenkov, Rapport au XIX' Congres, Ed. en langue's étrangères, Moskou 1952 p 121
(70). Stalin, "Rapport au XVIII- Congres", Les questions du leninisme, Tirana 1970 p 822 '
(71). Mao Zedong, "Rapport au IX' Congres du PCC", in: La Grande Ré
volution Culturelle Prolétarienne,
recueil, Pékin, 1970, p.22-23.
(72). Bill Bland, Stalin Society, octobre 1991: "The doctors case and the death of Stalin", gestencild, 80 pagina's.
(
73). Thaddeus Wittlin, Béria, Ed.Elsevier Sequoia, Parijs-Brussel, 1972, p.281.
(74). Ibidem, p.287-288.
(75). Tokajev, op.cit., p.7.
(76). Ibidem, p.101.
(77). Chroesjtsjov, Souvenirs, Ed.Robert Laffont, Paris, 1971, p.298, 295, 240.
(78). Felix Tsjoesjev, Cent quarante conversations avec Molotov, Ed. Terra, Moskou, 1991 (in het Russisch), p.327.
(79). Ibidem, p.335.
(80). Ibidem, p.323.
(81). Chroesjtsjov, op.cit., p.295, 238.
(82). Enver Hoxha, Avec Staline, Tirana, 1970, p.32.
(83). Malenkov, Rapport au XIX' Congres, op.cit., p.103-104.
(84). Lazitch, Le rapport Khrouchtchev et son histoire, Ed. du Seuil, série Histoire, 1976, p.70, 63.
(85). Malenkov, op.cit., p.108-110.
(86). Ibidem, p.113-115.
(87). Rapport d'activité
du CC au XX' Congres (14 fév. 1956), Ed.en langues étrangères, Moskou, 1956, p.137.
(88). Lazitch, op.cit., p.64, 66.
(89). Malenkov, op.cit., p.71, 116-120.
(90). Ibidem, p.121-122.
(91). Chroesjtsjov, Rapport au XX' Congres, p.129.
(92). Lazitch, op.df., p.149.
(93). Ibidem, p.149.
(94). Stalin, Les problèmes économiques du socialisme, Ed. en langues étrangères, Moskou, 1952, p.26-27.
(95). Chroesjtsjov, op.cit., p.242,
(96). Bland, op.cit., p.4.
(97). Bland, op.cit., p.18. En Pravda, 13 januari 1953, p.4.
(98). Bland, op.cit., p.11-13, citeert J. Ducoli, "The Georgian Purges (1951-1953)", dans Caucasian Review, vol.6, 1958, p.55.
(99). Bland, op.cit., p.12, citeert o.a. Mgeladze, Report to Congress of Georgian Communist Party, sept. 1952.
(100). Bland, op.cit., p.24, citeert o.a. Deriabin, Watchdogs of Tenor: Russian Bodyguards from the Tsars to the Commissars; n.p. (USA), 1984, p.321.
(101). Bland, op.cit., p. 27, citeert o.a. Deriabin, op.cit., p.325.
(102). Deriabin, op.cit., p.300.
(103). Lewis et Whitehead, Stalin, a time for judgement, London, 1990, p.179.
(104). Chroesjtsjov, op.dt., p.308.
(105). Ibidem, p.315.
(106). Wittlin, op.cit., p.305.
(107). Bland, op.dt., p.46.
(108). Chroesjtsjov, op.dt., p.320.
(109). Bland, op.dt., p.55-57.
(110). Ibidem, p.67-70.
(111). Ibidem, p.73.
(112). Sergei Chroesjtsjov, Herinneringen aan mijn vader, Ed. Bruna, 1990, p.16.
(113). Ibidem, p.19-20.
(114). Solzjenitsyn, Le chêne et le veau, geciteerd in: Lazitch, Le Rapport, op.cit., p.38-39.
(115). Felix Tsjoesjev, op.dt., p.350.
(116). Roy et Jaurès Medvedev, Khrouchtchev, les années de pouvoir, Ed. Maspero, Parijs, 1977, p.15.
(117). Mikoian, Discours au XX' Congres, Ed. en langues étrangères, Moskou, 1956, p.6.
(118). Kozlov, "Rapport au XXII' Congres", in: Vers le Communisme, Recueil, Ed. en langues étrangères, Moskou, 1961, p.412-413.
(119). Chroesjtsjov, Rapport au XX' Congres, op.dt., p.5, 36, 9, 47.
(120). Chroesjtsjov, Rapport au XXII' Congres, p.147 en 545.
(121). L'histoire du Parti communiste (bolchévik) de l'URSS, Ed. Solidaire, p.399.
(122). Mao Zedong, Oeuvres, deel II, Ed.en langues étrangères, Beijing, 1967, p.357.

Naamregister - Inhoud

A

Aaronson, G., 199
Abakoemov, Victor, 315, 317
Ainsztein, Reuben, 121
Alexejev, M.V., generaal, 30, 32
Alksnis, commandant, 200, 203, 223
Ammende, Ewald, 113-114, 116, 124
Amouroux, Henri, 214
Andrejev, Andrei Andrejevich, 73
Antonescu, 15
Antonov, Alexej, generaal, 317
Aristide, Jean-Baptiste, 16
Attlee, Earl, 199
Avtorchanov, Abdurachman, 190, 304-306, 316
Azizjan, A.K., 89

B

Bajanov, Bons, 142-143, 145-146
Bakoenin, 146
Bandera, Stepan, 15, 115, 121-124
Baranov, 82
Barnes, Ralph, 117
Baryshev, 80
Bauman, KarlYa.,93, 95
Beal, Fred, 113, 124
Bebler, 299
Beek, Alexandre, 273
Belinski, 201
Benes, Edouard, 190-192
Beria, Lavrenti P., 177, 194, 209, 308-310, 313-319 Bernard, Henri, 37, 139, 143, 217-218,
Beskaravajni, 178
Bevin, 199
Bilotserkiwski, Anatole, 115
Birchall, Frederick, 116
Blagovesjtsjenski, 195
Bland, Bill, 338
Blomberg, 189
Blum, Léon, 199
Blumenfeld, Hans, 127-128
Boecharin, Nikolaj Ivanovitsj, 5, 19-20, 32, 35, 38, 50, 55, 60, 68-71, 84, 88, 96, 98, 147-149, 158, 167-168, 171-183, 185-188, 193, 195, 201-203, 209, 238, 291, 300, 304-305
Boedjenni, S.M., maarschalk, 177, 192
Boelganin, N., 319
Boenjatsjenko, 195
Bogdanov, Alexandre, 175
Boldyrev, 30
Bonaparte, Napoléon, 35, 171, 192
Borge, Thomas, 17
Bradley, generaal, 293
Brezjnjev, Leonid, 14, 182, 304, 313
Brooke, Alan, 294
Brzezinski, Zbigniew, 13, 139, 211, 213, 279,
Bush, George, 115
Buxton, Charles Roden, 233
Byrnes, 294

C

Carynnik, Marco, 119
Castro, Fidel, 15, 17, 187
Chamberlain, William H., 116, 124, 191,215,233,235-236
Charmleyjohn, 268
Chatajevitsj, M.M., 77, 88
Chirac, 200
Chozin, 197
Chroesjtsjov, Nikita, 6-7, 9-10, 12, 15, 19, 53, 57, 155, 164, 169, 172-173, 182, 187, 194, 204, 208, 211-212, 224, 237-239, 265-266, 269-271, 280, 282-286, 288-289, 291-320
Chroesjtsjov, Sergei, 318
Churchill, Winston, 18, 33, 191, 215, 231, 235, 266, 268, 289, 294, 296-297,
Clarc, Alan, 268,
Clémenceau, Georges, 148
Clifford, Alexander, 301
Coates, Ken, 187
Conquest, Robert, 13, 106-109, 115, 119-121, 123-125, 141, 211-212, 327-328, 333
Cookridge, E.H., 195,292
Coulondre, Robert, 190

D

Daladier, 235-236
Dalrymple, Dana, 115, 117
Dan, Fedor, 174
Dapcevic, Vladimir, 300
Darlan, admiraal, 194
Davies, Joseph E., diplomaat, 179, 189
Davies, R.W., professor, 63, 69, 99-100
de Kerillis, Henri, 235
De Man, Henri, 214
Dedijer, Vladimir, 301
Degrelle, Léon, 192
Dekanozov, 317
Demler, Sefton, 267
Democratov, 176, 203
Deng Xiaoping, 188
Denikin, A.I., generaal, 31, 34, 57
Denny, Harold, 116
Deriabin, 316, 338
Deutscher, Isaac, 139, 141, 191-192
Dillon, Emile Joseph, 53, 65-66, 72
Dimitrievski, 39
DitlofF, 113, 117
Djüas, M., 300-301
Doegin, 107,211
Dulles, Allan, 7, 293
Duranty, Walter, 117
Dushnyck, Walter, 117-118
Dzhugashvili, Jozef Vissarionovitsj, 25
Eastman, Max, 37
Eden, sir Antony, 301
Ehrenburg, Ilja, 55
Eideman, R.P., 188
Elleinstein, 266, 268, 270, 277, 280, 284
Engels, Friedrich, 25, 155, 173
Enoekidze, Abel, 183-184, 199, 201-203
Eremenko, Andrei Ivanovitsj, generaal, 276
Evdokimov, 148
Ezjov, Nikolaj, 159, 177-178, 202-203, 206-207, 209, 223

F

Fainsod, M., 141
Fedorov, Alexei, 121, 129
Feldman, B.M., 188
Fischer, Louis, 111-112, 327
Florinski, Michael, 127
Froenze, M.V., 145-146, 206

G

Gaj, generaal, 200, 202
Gamarik, Ya. B., 192
Gantt, Horsley, 127
Gardinasjvili, 209
Gehlen, Reinhard, luitenant-generaal, 195, 293
Geladze, Ekaterina Georgievna, 25
Generalov, Nikolaj, 201
George, Lloyd, 30 Getty, Arch, 136-137, 152, 205-206, 210, 213
Ginzburg, Eugenia, 206
Goebbels, 192
Golnikov, generaal, 268-269
Goltsman, 152
Gorbatsjov, 9, 11-12, 14, 17, 172, 182, 186-188, 200, 204, 211-212,
Gorki, Maxim, 25, 175
Green, Robert, 112,
Grey, Ian, 25-26, 36, 38
Grigorenko, Petro, generaal, 206
Grossman, Vasily, 124

H

Habermas, Jürgen, 105
Halder, F., kolonel-generaal, 274
Harriman, Averell, 289
Hay-Holowko, Alexandrej, 115
Hearst, William Randolph, 111-113, 116-117, 124, 126
Hebrang, 299
Henke, Andor, 119
Hess, Rudolf, 267
Himmler, Heinrich, 122, 195, 276-277
Hindus, Maurice, 74, 94
Hitler, Adolf, 10, 15, 18, 105-106, 111-113, 116-117, 123, 125, 128-129, 139, 153-154, 189, 191-196, 214, 217, 220, 226, 228-229, 231-237, 265, 267-268, 274, 276, 278-279, 281, 292, 295, 297, 300, 305-306
Ho Chi Minh, 15
Hohne, Heinz, 129
Horthy, M., admiraal, 296
Hoxha, Enver, 310
Hroesjevski, Michail, 127
Hugo, Victor, 25
Hoessein, Saddam, 16

I

Ickes, Harold, 234, 334 Ignatiev, 315-317
Ignatiev, 315, 317 Ilyisjna, Maria, 36

J

Jagoda, Henrikh G., 158-159, 184, 202, 207
Jakir, I.E., 188, 192-193
Jakovlev, 78 Janajev, 11
Jaroslavski, E.M., 134, 205 Jdanov, André, 131, 136-138, 155, 177, 203, 206, 227, 297, 309, 315, 317
Jegorov, 203 Jeljabov, 146
Jeltsin, Boris, 11, 172, 200, 320
Jerjomenko, Klava, 201, 203
Jezerskaja, Fanny, 174
Jilenkov, 195
Jodl, generaal , 276
Joedenitsj, N.N., generaal, 31, 33
Joejovic, 299
Joekov, maarschalk, 194, 232, 235, 238-240, 265, 267-271, 273, 277, 281-282, 284-285, 287, 289-291,
294, 317, 319
Joekovski, 198, 201
Jovanovic, Arso, 299

K

Kabakov, 164
Kaganovitsj, Iazar, 71, 77-78, 95, 155, 177, 193, 227, 309, 319
Kalinin, Michail Ivanovitsj, 69, 202
Kamenev, S.S., hoofd van de generale staf, 28-29, 32-33, 35-36, 38, 40, 50, 147-149, 152-155,158, 178, 183
Kaminski, Leonid Ivanovitsj, 88 Karachan, Levy M., 181 Kardelj, 299, 301 Karpinski, 88
Kasjirin, generaal, 200, 203 Kautski, Karl, 92, 155
Keitel, maarschalk, 268
Kerenski, 24, 30
Ketschoveli, Vano, 25-26
Kim II Sung, 15 Kirov, Sergei, 131, 139, 141, 151-156, 169, 202, 306
Kirponos, commandant, 282
Kissinger, Henri, 13
Klimov, 178
Koelik, maarschalk, 271
Koerchatov, 294
Koetsnetsov, 315
Kokorjov, 178
Kolko, Gabriel, 294, 336-337
Kolkowicz, Roman, 193, 223
Koltsjak, generaal, 30-31, 33
Kondratjev, N.T., 68
Kopelev, Lev, 124
Kork, A.I., 184, 188
Kosmodemjanski, kolonel, 200
Kossior, Stanislav, 83, 90
Kosynkin, Petr, 316
Kozlov, commandant, 287
Krasnov, 33
Krassin, Leonid, 26, 143-144
Kravtsjenko, 124
Krestinski, Nicolaj, 35
Krilenko Nicolai, 90
Krinitskii, 138
Kroepskaja, Nadejda, 36-38
Kropotkin, Piotr, 146 Kubijovitsj, 121
Kuromiya, Hiroaki, 52, 55, 59-60
Koetsner, kolonel, 206

L

Larin, V.F., 202
Laubenheimer, 117
Le Pen, Jean-Marie, 217
Leigh, David, 120
Lenin, Vladimir Ilitch, 11-14, 16, 19, 25-29, 31-49, 59-60, 64, 92, 132-133, 139, 143, 145, 155, 176-177, 187, 203, 217-218, 273, 279, 306
Lentzler, 201
Letourneau, 25
Lewis, 316
Lichasjev, V., 189
Lijoeskov, 151
Littlepagejohn, , 160, 164, 166-167
Litvinov, M.M., 189
Loftus, John, 122-123,293
Lominadze, Besso, 152, 183
Lunasjarski, Anatol, 28
Lutze, Victor, 121
Lyons, Eugene, 116, 124

M

Mace.JamesE., 114, 117, 126
Makovskaja, 80
Malenkov, Grigori M., 209, 298, 310-314, 317, 319
Malinovski, R. Ia., maarschalk, 27-28
Maltsev, 195
Malysjkin, 195
Mamajev, 96
Mandel, Ernest, 227
Mandel, William, 129
Mao Zedong, 7, 290, 308, 320,
Maretskii, 171
Markevitsj, 101
Martinet, Gilles, 187
Martov, Julius, 155
Marx, Karl, 25, 155, 173
Mayer, ArnoJ., 278
Mazepa, Isaac, 126
McCarthy, 113, 115, 117, 124
McNarney, 292
McNeal, 34
Meandrov, 195
Mechlis, Lev Z., kolonel-generaal, 223, 286-287
Medvedev, Roy, 187, 211-212
Melnyk, 121-122
Merl, Stefan, 106-107
Mikoyan, Anastas N., 87, 155, 182 Miljoetin, 28
Molotov, Viatcheslav M., 27, 66, 69, 89, 93, 95, 149, 155, 159, 177, 193, 206, 210, 227, 235, 294, 309, 314, 319
Murphy, Robert, 292
Mzhavanadze, luitenant-generaal, 317

N

Nagel, generaal, 275
Nansen, F., 114
Naumov, 80
Nerjanin, 195
Niedergang, Marcel, 16
Nikolajev, Leonid, 151-152
Nikolajevski, Boris, 173-175, 186
Nogin, 28
Nolte, Ernst, 105-106
Nove, 141

O

Odintsjev, 90
Oeborevitsj, 188, 192, 205
Oedkin, Nicolas, 58
Oeglanov, 158
Oensjlicht, 189
Okman, Katya, 201
Ordjonikidze, Sergeï, 27, 78, 159
Orlov, 151, 159
Osepjan, generaal, 200, 203
Ossovski, 148

P

Painlevé, 148
Panfilov, generaal, 273
Parrott, Lindsay, 112
Pasternak, Boris, 172
Patton, 292
Pavlov, D.G., generaal, 240, 277
Pelikan, 187
Pervoechin, 319
Pestovski, 32
Peterson, 184
Petljoera, Simon, 115, 126
Petrovskii, 171
Pétain, 194-195, 214, 274
Pivovarov, 202
Pjatakov, Joeri G., 5, 148-149, 159, 164, 166-168, 183-184
Plechanov, Georgi, 23, 30-31, 175
Poetna, V.K., 184, 188
Preobrazjenski, 35, 74, 148
Primakov, V.M.:, 188, 192
Proskrebysjev, Alexandr N., 316-317
Prydsjodko, Nicolas, 116

R

Radek, 148-149, 152, 159, 177-178, 184
Rakovski, Christian G., 97
Raskin, M., 54
Reagan, Ronald, 114-115, 117, 119-120,217
Rjasnovski, Nicholas, 127
Rjoemin, Michail, 316
Rjoetin, Michail, 148, 171-172,183
Rittersporn, Gabor Tamas, 140-141,210
Riz, 200-201
Rodic, Slavko, 299
Rodionov, 315
Roechadze, Nikolaj, 317-318
Roemjantsev, 138, 205
Rokossovski, Konstantin K., maarschalk, 238, 274, 283
Russell, Bertrand, 187
Rykov, Alexei, 28, 158, 167, 176, 182, 193

S

Saboerov, 319
Safarov, 152
Sallet, Richard, 116
Savimbi, Jonas, 109
Schapiro, 141
Schellenberg, 293
Schiller, Otto, 116
Schmidt, 177, 183
Schtoke, 122
Schumacher, Kurt, 199
Schuman, Frederick, 125
Scobie, 297
Scottjohn, 54, 57, 167-168, 214
Sedov, 152, 167, 183
Serebrovski, 161-163, 166
Serrarens, P.J.S., 218
Serrigny, generaal , 236
Sibert, Luther, 293
Sison, José Maria, 17
Sjajanov, A.V., 68
Sjaposjnikov, maarschalk, 271
Sjapovalov, 195
Sjeboldajev, 82-83, 201-202
Sjelidze, 25
Sjernomazov, 27
Sjevsjenko, 57-58, 101
Sjoechevitsj, Roman, 115
Sjoematski, Joeri , 123
Sjpak, Anton, 115
Sjtemenko, Sergei, generaal, 281, 285
Skoropadski, Pavel, generaal, 114
Skrybnjak, 115
Skrypnyk, Stepan, 119
Slepkov, 171-172
Smirnov, Ivan Nikititsj, 149, 152-153, 167
Smolenski, 201
Snegov, 318
Sokolnikov, Grigori, 152
Solomon, Georges, 143-145
Solzjenitsyn , 13, 196-198, 318
Sorge, R., 268
Spaak, Paul-Henri, 199
Sporopadski, 33
Stalin, Svetlana, 315
Stolypin, P., 65
Strong, Anna Louise, 53
Sverdlov, Jacob, 29, 32, 176
Syrtsov, Sergei, 96
Sytin, P.P., generaal, 33
Szporluk, Roman, 129

T

Tank, Kurt, 204, 239
Tarchanov, 152
Thatcher, Margret, 115, 268
Timasjoek, Lydia, 315
Timiryazev, 96
Timotsjenko, S.K., maarschalk, 265, 269, 271
Tiso, monseigneur, 15 Tito, 19-20, 187, 298-302, 309
Todorski, kolonel-generaal, 201
Toechatsjevski, M.N., 34, 146, 184-185, 188-193, 195, 201, 203-204, 222-223, 291
Tokajev, G.A., 146, 151, 158, 176-178, 180, 198-204, 209, 223, 226-227, 306, 309
Tolmasjev, 188
omski, Michail, 158, 167, 176, 181-184, 203
Tottle, Douglas, 112, 114, 118
Trotski, 6, 25, 29, 32-42, 44-50, 74, 96-97, 131, 139, 141, 145, 147-148, 152-159, 167, 172, 174-175, 181, 183-184, 186, 193, 195-196, 217-229, 231, 291, 301, 304-305
Troechin, 195
Truman, Margaret, 293-295
Tseretelli, Akaki, 25
Tsjkeidze, 25

U

Ustinov, Peter, 114
Van Acker, Achille, 214
Van Heijenoort, 159
Vassilevski, Alexandre Michaelovitsj, maarschalk, 197, 238, 266-267, 273, 281-282, 285-286,288-289
Vatoetin, N.F., maarschalk, 271
Vatsetis, I.I., kolonel, 33
Veryha, Wasyl, 122
Viola, Lynne, 73, 75-76, 79-81, 95
Vlassik, Nikolaj, 316
Vlassov, Andrei, generaal, 119, 194-197
Von Herwarth, Hans, 119
Vorochilov, 314
Voznessenski, Nikolai, 315, 318
Visjinski, Andrei I., 158, 178, 180-181, 185

W

Walker, Thomas, 111-114, 116, 124-125
Werth, Alexandre, 189, 212-213
Weygand, général, 194
Whitehead, 316
Wisner, Frank, 122
Wittlin, Thaddeus, 309, 317
Wolynec.J., 113
Woropaj, Olexa, 124
Wrangel, Piotr N., generaal, 31, 34

Z

Zacharov, 80
Zakoetni, 195
Zborovski, Mark, 157
Zelinski, 202
Zemskov, 107,211
Zinovjev, Alexandre, 7, 9, 104-105, 141, 146-149,227
Zinovjev, Grigori, 28-29, 32, 38, 40, 50, 1529-155, 158, 168-169, 178, 183
Zjordania, 25-26
Zverev, 195
Zykov, Mileti, 195

Achterflap - Inhoud

Als de lezer dit boek dichtklapt, zal hij allicht zeggen: 'Veel zaken die ik over Stalin meende te weten zijn dus leugens.'

Een andere kijk op Stalin analyseert een serie 'medialeugens': de honger-holocaust in Oekraïne, de 12 miljoen doden van de goelag. Het boek weerlegt de klassieke aanvallen tegen Stalin: het testament van Lenin, de collectivisatie opgelegd door een totalitaire partij, de gedwongen industrialisatie, de liquidatie van de oude bolsjewistische garde, de blinde en absurde terreur van de zuiveringen, het samenheulen van Stalin en Hitler, enzovoort. Het hoofdstuk over de collectivisatie beschrijft gedetailleerd hoe de boeren vanuit middeleeuwse levensomstandigheden doorheen een complexe strijd een moderne samenleving uitbouwden.

De analyse van de Moskou-processen toont aan hoe defaitisten in de partij zich verbonden met militaire samenzweerders om de bolsjewistische leiding omver te werpen. De standpunten van Trotski worden besproken, inclusief de oproep tot gewapende opstand die hij in mei 1940, in volle wereldoorlog, lanceerde.

De essentiële bijdrage van Stalin in de grote antifascistische oorlog wordt voor het voetlicht gebracht. Met 23 miljoen doden heeft het Sovjetvolk bijna alle gewicht van de antifascistische oorlog gedragen. Vandaag wordt Stalin met schande overladen, en Hitler wordt gerehabiliteerd...

Het boek bespreekt de kritiek die Stalin maakte op het opportunisme "à la Chroesjtsjov" gedurende de jaren 1948-1953.

De landen van de ex-Sovjetunie maken nu de ineenstorting mee van de industriële produktie (- 42% in 3 jaar!) en het herstel van het wilde kapitalisme. Deze catastrofe doet de bekende dissident Alexander Zinovjev zeggen: 'Staiin is de grootste persoonlijkheid van deze eeuw geweest, het grootste politieke genie.'

De lezer vindt in Een andere kijk op Stalin een enorme hoeveelheid informatie uit westerse academische bronnen die nooit eerder gepubliceerd werd in het Nederlands en dus onbekend bleef voor het grote publiek.

Ludo Martens is auteur van Hef geld van de CVP (EPO, 1984), Hen jaar revolutie in Kongo (EPO, 1988), Sankara, Compaoré et la révolution burkinabè (EPO, 1989), USSR. De fluwelen conlrarevolufie (EPO, 1991), Abo. Een vrouw in Kongo (EPO, 1992) en Een  kwarteeuw Mei 68 (EPO, 1993).

Inhoud - Top