door Ludo Martens 28 maart 2004 Overgenomen van ammafricaworld.blog4ever.com en vertaald naar het Nederlands met deepL. Kritische analyse van het boek van Erik Kennes "Essai biographique sur Laurent Désiré Kabila" |
Eric Kennes heeft onlangs bij het Afrikaanse Instituut - CEDAF in Tervuren een dik boek gepubliceerd met de titel “Essai biographique sur Laurent Désiré Kabila”. Erik en ik zijn vrienden, we komen uit dezelfde streek. Hier in Kinshasa zijn we als broers van dezelfde stam, namelijk die van de “West-Vlamingen”... Ik vind het jammer dat Erik over dit boeiende onderwerp, het leven en de strijd van Mzee Kabila, geen beter boek heeft geschreven. Ik heb veel respect voor hem, want er zijn niet veel mensen meer in België die de geschiedenis van Congo en de strijd van het Congolese volk bestuderen, en ik weet dat Erik beter kan. Wij allen die in België over Congo schrijven om de inspanningen van het Congolese volk voor zijn bevrijding te steunen, hebben les gehad van Benoît Verhaegen. Een intellectueel uit het voormalige koloniale land moet sympathie hebben voor de onafhankelijkheid en vrijheid van Congo, dat heeft hij ons geleerd. Benoît Verhaegen was een pionier in België, hij schreef goed gedocumenteerde boeken over Congo in de jaren zestig, over de onafhankelijkheidsstrijd en over de mulelistische revolutie van 1964-1965, ook wel “de strijd voor de tweede onafhankelijkheid” genoemd... Hij heeft de geschiedenis altijd objectief beschreven, maar ook moeite gedaan om de moeilijkheden te begrijpen van de bevolkingsgroepen die eeuwenlang onderdrukt waren en om hun streven naar waardigheid, onafhankelijkheid en zeggenschap over hun lot te steunen. In het boek dat Erik heeft geschreven, heb ik die diepe sympathie voor de bevrijdingsstrijd die Laurent Kabila sinds de tijd van Lumumba en Mulele heeft gevoerd, een revolutionaire strijd die hij zonder ooit te falen heeft voortgezet, zowel in periodes van revolutionaire opkomst als in periodes van neergang en nederlaag, niet gevoeld. Kabila, die op 17-jarige leeftijd nationalistisch activist werd, zette zijn strijd 39 jaar lang voort, tot de overwinning van de volksrevolutie op 17 mei 1997. Laurent Désiré Kabila heeft dus een absoluut unieke loopbaan achter de rug in de Congolese geschiedenis. Als Erik Kennes meer sympathie had gehad voor deze opmerkelijke figuur, die verder ging dan Lumumba en Mulele, zou hij een heel ander boek hebben geschreven. Ik ben er ook van overtuigd dat als hij de vele nog levende strijdgenoten van Mzee had ontmoet, hij een fundamenteel andere kijk op deze grote persoonlijkheid zou hebben gehad. In het voorwoord van zijn boek bedankt Erik zijn informanten voor hun “genereuze bijdragen”. Hij noemt Herbert Weiss, Emile Ilunga, Daniel Mayele, Charles Simba, Maurice Sabuni en anderen die ik bijna allemaal ken. Maar met deze mensen kun je de waarheid over Kabila en zijn strijd niet achterhalen. Toen ik begon te werken aan de geschiedenis van de guerrillabeweging van Pierre Mulele, was het eerste wat ik deed, de leiders en militanten die aan de zijde van Mulele hadden gestaan, opsporen en lokaliseren. Dan rijst de vraag: wie zijn de belangrijkste informanten van Erik Kennes, die een belangrijke rol hebben gespeeld in de maquis van het oosten in 1964-65? Wie heeft hij geïdentificeerd om hem te informeren over de politieke en militaire opleiding van Kabila in China in 1966-67? Wie zijn de belangrijkste kaderleden die de guerrillabeweging van Kabila in Hewa Bora van 1967 tot 1977 hebben geleid en die hebben getuigd? Wie zijn de kaderleden die tijdens de moeilijke jaren 1978-1988 bij de guerrillabeweging zijn gebleven en die hij heeft ondervraagd? Wie zijn de metgezellen van Mzee Kabila die Erik heeft ondervraagd over hun deelname aan de pogingen om de gewapende strijd in de jaren 1988-1996 nieuw leven in te blazen? Ik begrijp absoluut niet hoe men een biografie over Kabila kan schrijven zonder Lwetsha, Sikatend, Mwati, Molelwa en tientallen andere kaderleden te ondervragen die Kabila aan het werk hebben gezien en hem van 1964 tot 1997 hebben gevolgd... Generaal Mwati riep, nadat hij de talloze fouten en onwaarheden in het boek van Erik Kennes had gelezen, uit: “Maar waarom heeft deze man niet geprobeerd contact met mij op te nemen zodat ik mijn getuigenis kon geven?” Mwati had, net als de andere metgezellen van Mzee, geen vooroordelen tegenover een Belgische onderzoeker die oprecht het leven en de strijd van Laurent Désiré Kabila wil leren kennen. Erik heeft op pagina 38-39 van zijn werk een “Overzicht van de metgezellen van Laurent Désiré Kabila” gepubliceerd, waarin ook de kinderen staan die Kabila met deze vrouwen heeft gekregen. Erik is ongetwijfeld verschillende kinderen van Mzee vergeten. Op een dag kwam ik een van deze vergeten kinderen tegen: in 1998 woonde ik enkele weken in het huis van Angélique Kikundi in Kitambo, waar ook een jonge Congolese jongen uit Duitsland verbleef: het was de zoon van Laurent Kabila en Catherine Yumbu, een zoon die niet op het schilderij van Erik staat... In werkelijkheid heeft Erik, die de biologische familie van Mzee Kabila in kaart wilde brengen, om onbegrijpelijke redenen geweigerd contact op te nemen met de familie van Laurent Désiré Kabila om informatie in te winnen. Het was toch vanzelfsprekend om alle kinderen van Mzee die door de familie worden erkend, te registreren! Zou een Belgische auteur een biografisch essay over koning Boudewijn van België durven schrijven zonder met ook maar één lid van de koninklijke familie te spreken? Als Erik verschillende kinderen van Mzee “vergeten” is, dan is er ook een die hij willekeurig aan de lijst heeft ‘toegevoegd’: het gaat om de beruchte bedrieger Etienne die zich “Kabila” noemt... We komen hier later op terug. Hoewel het boek van Erik enkele zwakke punten vertoont, moet vooral worden benadrukt dat de publicatie ervan een uitstekende zaak is! ... Het belangrijkste is dat er nu een “biografische essay” bestaat. Het is slechts een eerste “essay” en we moeten Erik Kennes bedanken voor het schrijven ervan. De fouten en tendentieuze of zelfs onjuiste interpretaties in dit boek zullen veel strijdmakkers van Mzee Kabila wakker schudden. Tot op heden hebben deze strijders en getuigen zich nog niet uitgesproken ... Het boek van Erik heeft de grote verdienste dat het de geschiedenis van de guerrillastrijders en de politieke strijd van Laurent Désiré Kabila centraal stelt in het debat. Veel Congolese militanten die de waarheid kennen over bepaalde episodes uit het leven en de strijd van Mzee, begrepen het belang van wat ze hadden meegemaakt niet ofniet in staat waren om hun ervaringen om te zetten in een historisch getuigenis. De misleidende interpretaties in het boek van Erik zullen deze militanten mobiliseren en hen ertoe aanzetten om te spreken, fouten recht te zetten en unieke getuigenissen te leveren ... In Afrika verdwijnen hele stukken geschiedenis telkens wanneer de laatste getuigen van grote gebeurtenissen sterven ... Als het boek van Erik deze getuigenissen op gang brengt, zal het een grote bijdrage hebben geleverd aan het redden van de waarheid over de maquis en de strijd van Kabila. Congo mag hem daar dankbaar voor zijn... De afkomst van Joseph Kabila en de avonturen van de oplichter Etienne DiariOp één punt in het bijzonder brengen de Congolezen Erik Kennes oprecht hulde: hij heeft definitief een einde gemaakt aan de desinformatie over de afkomst van Joseph en Jaynet Kabila. Erik schrijft op pagina 298: “De vele details die we hebben verzameld over de geboorte en jeugd van Joseph Kabila brengen ons tot de conclusie dat we de officiële versie moeten aanvaarden: Laurent Kabila en Sifa Maanya zijn inderdaad de ouders van Joseph Kabila.” We kennen allemaal de partij die zich in augustus 1998 fel verzette tegen het volksverzet in Masina, Kimbanseke en Ndjili toen Rwandese, Oegandese en rebellensoldaten deze gemeenten binnenvielen. Op dat moment schreef een bekende politicus: “Er is geen enkele reden om de jeugd van ons land de dood in te sturen ... voor een politiek probleem dat voornamelijk binnen de DRC speelt en dat aan de onderhandelingstafel kan worden opgelost met een alomvattend politiek akkoord dat voor alle betrokken partijen aanvaardbaar is.” Vandaag is deze partij een van de belangrijkste bondgenoten, zo niet de belangrijkste, van het oorlogszuchtige Rwanda van de heer Kagame. Sommige ideologen van deze partij hebben de gewoonte aangenomen om nooit de naam Joseph Kabila uit te spreken, maar systematisch te spreken over “Joseph Kanambe, Rwandees subject...” Na het boek van Erik Kennes kan elke patriot de mond snoeren van degenen die doorgaan met het verspreiden van desinformatie: “Joseph Kanambe, Rwandees...” Maar zelfs nadat hij de waarheid over de afkomst van Joseph Kabila heeft geschreven, blijft Erik Kennes met beide benen in België staan en verdiept hij zich niet voldoende in de realiteit van Congo. Anders zou hij op pagina 21 niet hebben geschreven: "Dieudonné Kasongo Kabwa, een van de kinderen van Taratibu en halfbroer van L D Kabila, werd benoemd tot hoofd van de familie. Joseph volgt zijn vader op als president, maar niet in de prerogatieven van hoofd van de familie. Ten eerste omdat hij niet de oudste zoon is. ... Het leek veiliger om een beroep te doen op een halfbroer van Laurent Kabila. ... Dit bewijst dat de positie van Joseph Kabila in de afstamming niet erg duidelijk is.“ Het woord afstamming verwijst naar biologische afstamming. Erik beweert categorisch dat Joseph Kabila wel degelijk de zoon is van Laurent en Sifa Maanya, ... om een pagina verder te suggereren dat zijn afstamming ”niet duidelijk" is. Maar we moeten logisch zijn: zodra Erik heeft gezegd dat Laurent en Sifa de ouders van Joseph zijn, heeft hij alles gezegd over de afstamming, die dus “heel duidelijk” is. Erik raakte in de war omdat hij twee dingen door elkaar haalde die absoluut niets met elkaar te maken hebben: de afstamming van Joseph en de regels die de rangorde in de Afrikaanse familie bepalen. Het hoofd van de familie is altijd een man, een “wijze”, die tot de oudste generatie behoort. Alle nakomelingen van deze generatie worden gezamenlijk “onze zonen en dochters” genoemd. Als een halfbroer van Laurent Kabila nog in leven is, is het onmogelijk dat een van “zijn zonen”, in dit geval Joseph, het hoofd van de familie wordt. Vorig jaar waren we getuige van het huwelijk van Cécile Kabila, de jongste zus van Joseph en Jaunet, met een Amerikaanse burger, Eric Chi. Ik heb vernomen dat diens familie zich bij president Joseph Kabila heeft gemeld om de traditionele ceremonie en de bruidsschat te regelen. Joseph Kabila heeft natuurlijk gezegd: “Er is één door iedereen erkend hoofd van de familie, en dat is Dieudonné Kasongo Kabwa. U moet zich tot hem wenden...” Kortom, er is geen enkel verband tussen de afstamming van Joseph Kabila en de keuze van het hoofd van de familie. Wanneer Erik het heeft over de geboorte van Joseph en Jaynet, geeft hij een “ongeveer” die zijn werk schade berokkent. Op pagina 298 zegt hij: "De vroedvrouw van de tweeling zou Mbekembeke Kisale hebben geheten, een tovenares van Kilenga Saleh en later van Kabila, om hem in het oerwoud te beschermen tegen kwade krachten. Verschillende elementen spreken de bewering tegen dat Kabila niet in hekserij geloofde." De vroedvrouw heette inderdaad Mbekembeke Kisale: met een beetje moeite had Erik Kennes dit bij talrijke aanhangers kunnen bevestigen. Generaal Mwati vertelde mij hierover het volgende. "Mbekembeke Kisale was een traditionele vroedvrouw die ik, als hoofd van de medische dienst, begeleidde. Ze heeft trouwens ook mijn vrouw geholpen bij de bevalling van onze baby. Mensen die niet bekend waren met de maquis verwarden traditionele vroedvrouwen met fetisjisten. De revolutie van 1964 werd gedomineerd door een algemene aanwezigheid van collectieve fetisjen. Dat bestond helemaal niet meer in de nieuwe revolutie van Kabila in 1967-77. Kabila was tegen fetisjen, dat was een van de beroemde zeven fouten van de revolutie van 1964." Op pagina 283 komt Erik op dit thema terug en schrijft: "De strijders in ROS (Kabambare) worden vanaf 1980 gedemobiliseerd, terwijl hun leider, Jean Mpolo, terugkeert naar het hoofdkwartier, waar hij gevangen wordt gezet en sterft aan slaapziekte. Er werd ons verteld dat Mpolo de fetisjist van de PRP, de heer Lulako Hemedi, had vermoord, wat erop zou wijzen dat de marxistische beweging niet vrij was van magische praktijken..." Hierover zei generaal Mwati het volgende: "Lulako Hemedi was ook een traditionele genezer, die net als andere genezers, zoals Kimbulu, Shindanu Mukelo, Sombelungu Bita, Kasisa Songo, Bululu... In de PRP-revolutie heeft Kabila altijd gestreden tegen het geloof in fetisjen, dat de revolutie van 1964-64 zoveel schade had berokkend. Natuurlijk konden we de massa's niet verbieden bepaalde overtuigingen te hebben, maar we hebben hen wel opgeleid om een correcter beeld te krijgen. Bovendien kon chef Jean Mboko niemand doden, hij had daar niet de beslissingsbevoegdheid over: in alle rechtszaken was er altijd een commissie en een volksbeslissing." Laten we terugkomen op de oplichter die zich voordeed als Etienne Kabila, de oudste zoon van Mzee Kabila. Zonder bewijzen of aanwijzingen te leveren, beweert Erik categorisch dat deze persoon inderdaad de oudste zoon van Laurent Kabila is. Kabila zou begin 1965 in het trainingskamp van Kigoma een huwelijk zijn aangegaan met Françoise Kiza en Etienne, hun zoon, zou daar op 22 december 1965 zijn geboren. Merk op dat Etienne tijdens zijn persconferentie in Sun City 22 december 1969 als zijn geboortedatum noemde. In 1965 had Kabila geen trainingskamp in Kigoma en geen enkele aanhanger heeft Kabila dat jaar met een vrouw genaamd Kiza zien samenwonen. Wat de geboorte van Etienne in december 1969 betreft: dat is simpelweg onmogelijk omdat Kabila tussen 1967 en 1977 nooit de guerrillastrijders heeft verlaten en Kiza daar nooit is geweest! Umba Johnson, die van 1960 tot 1968 aan de zijde van Laurent Kabila stond, verklaarde ons het volgende: "De vader van Etienne was Diari Raphaël Kanezulu. Hij was een van de twintig strijders die op 27 oktober 1967 het meer overstaken om de guerrillastrijders van de PRP te organiseren. Diari was een van hen en Françoise Kiza was toen al in Kalemie. Diari verliet de guerrillastrijders vrij snel en ging naar Kalemie, waar hij Kiza leerde kennen, die hem naar Mobutu stuurde. Mobutu dacht Diari tegen Kabila te kunnen gebruiken en dwong hem terug te keren naar Kalemie met de opdracht de guerrillastrijders te infiltreren en Kabila te vermoorden. Maar Diari weigerde dit bevel uit te voeren en Mobutu liet hem fusilleren." Laten we terugkomen op Etienne, de vermeende zoon van Laurent Kabila. Het boek van Erik zelf bevat voldoende elementen om te concluderen dat deze Etienne inderdaad een bedrieger is. Ik zal proberen dit aan te tonen. Erik vertelt ons het volgende. Adrien Kanambe was afkomstig uit Rutshuru, een Rwando-sprekende Congolese revolutionair, die een groot militair leider werd in de guerrillabeweging van de PRP. Hij sneuvelde tijdens Moba II. We komen hier later op terug. Erik vertelt ons ook dat Kanambe een zoon had met Kestina Mbeya, een zoon die Selemani heette en bijna even oud was als Joseph Kabila. Deze twee kinderen werden toevertrouwd aan Honorine Mbeya. Erik schrijft: “Dit gaf aanleiding tot het gerucht dat Kanambe ook de vader van Joseph was...” Erik merkt ook op: “Etienne beweert dat Joseph Kabila de zoon is van Christopher Kanambe en Marceline.” In werkelijkheid had dit voor Erik voldoende moeten zijn om te concluderen dat deze beroemde Etienne slechts een oplichter is, een typisch Zaïrese kleine gangster... Erik Kennes vertelt ons hier namelijk dat Etienne de voornaam van Kanambe niet kent en dat hij ook de voornaam en achternaam van Kanambe's vrouw niet kent! Kanambe heet namelijk niet Christopher, maar Adrien. Zijn vrouw heet Kestina, wat de oplichter Etienne niet weet. De Zaïrese schurk heeft waarschijnlijk vaag gehoord over de twee zussen Mbeya. Van de namen Kestina en Honorine heeft hij een vage herinnering overgehouden en tijdens een persconferentie verkondigde hij dat de vrouw van Kanambe Marceline heette... Een kleine oplichter zou het daarbij hebben gelaten. Laten we even aannemen dat de beroemde Etienne oprecht gelooft dat hij de oudste zoon van Mzee Kabila is. In Afrika brengt het oudstezoonschap bepaalde verantwoordelijkheden met zich mee. Etienne, “oudste zoon van Mzee”, moest noodzakelijkerwijs liefde hebben voor zijn jongere broers en zussen. Maar nee! Onze Etienne is een echte mega-oplichter van de generatie Mobutu. Opgewonden als een Spaanse stier voor een rode vlag, stormt hij vooruit! Hij, de Zaïreër, die beweert de zoon van de president te zijn, wil nu bewijzen dat Joseph niet de zoon is van Laurent Désiré Kabila! Wie te veel wil bewijzen, bewijst niets en bewijst alleen maar dat hij inderdaad een bedrieger is... Na grondig onderzoek is Erik Kennes, die niemand kan verdenken van fanatisme voor Mzee, tot de conclusie gekomen dat Joseph inderdaad de zoon is van Laurent en Sifa... En dan nog iets: als deze Etienne echt de oudste zoon van Mzee was, zou hij ook een minimum aan respect hebben voor de strijders die samen met Laurent Kabila in Hewa Bora hebben gevochten. Alle mannen en vrouwen die tussen 1971 en 1978 in het verzet hebben gezeten, beweren stellig dat Joseph en Jaynet wel degelijk de kinderen zijn van Laurent Kabila en Sifa Maanya. In het boek van Erik Kennes lezen we op pagina 301 dat onze oplichter ook een schurk is. Hij die beweert “de oudste zoon van Mzee” te zijn, zou toch op zijn minst enig respect moeten hebben voor zijn “jongere broer Joseph”. Maar nee, hij begint te razen en gaat zo ver dat hij Joseph Kabila beschuldigt van “het beramen van de moord op Laurent Kabila...”. Dit feit had voor onze vriend Erik Kennes voldoende moeten zijn om de beruchte Etienne tot de ergste charlatans te rekenen... Daar komt nog bij dat Erik in dit verband ook een methodologische fout heeft gemaakt. Hij rapporteert namelijk heel wat ongefundeerde geruchten, maar lijkt niet te weten dat de beweringen van de heer Etienne in Kinshasa publiekelijk zijn weerlegd. Verschillende kranten in Kinshasa hebben artikelen gepubliceerd waarin de beweringen van Etienne worden weerlegd. En Kiza, de moeder van Etienne, heeft zelf in het openbaar verklaard dat Etienne niet de zoon van Laurent Kabila was. Hier volgt de getuigenis van Umba Johnson. "Kiza woonde in Matete en verklaarde dat ze nooit een kind had gehad met Mzee. Haar getuigenis werd gefilmd. De vader van Etienne heette Diari Raphaël Kanezulu. Op 27 oktober 1967 staken we het Tanganyka-meer over met de oorspronkelijke kern van de guerrillastrijders, waarvan Diari deel uitmaakte. Françoise Kiza was op dat moment al in Kalemie. Later verliet Diari de maquis en ging naar Kalemie, waar hij Kiza leerde kennen. Zij stuurde hem naar Mobutu. Mobutu beval Diari terug te keren naar Kalemie, de maquis te infiltreren en Kabila te vermoorden. Diari weigerde mee te werken. Mobutu liet hem fusilleren." Het grote boek der geruchtenIn Congo wordt elke politieke gebeurtenis onmiddellijk het onderwerp van geruchtencampagnes, partijdige interpretaties en desinformatie. Ik ben van mening dat onze vriend Erik Kennes in dit opzicht niet de nodige waakzaamheid aan de dag heeft gelegd en dat hij daardoor verschillende methodologische fouten heeft gemaakt. Laten we enkele typische voorbeelden bekijken. Erik zegt op pagina 149: “Volgens een getuige heeft abbé Tara: Mitudidi de guerrillabeweging van Kwilu samen met Mukwidi verlaten uit angst voor het geweld waaraan zij, de intellectuelen, zich niet wilden mengen”. Ik ben goed op de hoogte van het begin van de guerrillabeweging in Mulele, omdat ik tussen 1980 en 1985 in Brazzaville een groot aantal bevoorrechte getuigen heb ondervraagd... Als abbé Tara dit inderdaad heeft gezegd, heeft hij gewoon een subjectieve interpretatie gegeven van het vertrek van Mitudidi en Mukwidi naar Kinshasa. Maar dat is onwaarschijnlijk, we moeten weten in welke omstandigheden Tara deze “getuigenis” heeft afgelegd. Abbé Tara was namelijk volledig overtuigd van de noodzaak van revolutionaire actie om Congo te bevrijden van het neokolonialisme. Hij leerde de aanhangers de ervaringen van de volksoorlog in China. Tara bekleedde zelfs een tijdlang een vertrouwensfunctie bij de veiligheidsdienst van het hoofdkwartier! Bovendien was Tara ook militair instructeur van de aanhangers: hij was een groot expert in boogschieten en gaf de strijders les in deze discipline! Wat was abbé Tara precies getuige van in het specifieke geval van het “vertrek” van Mitudidi en Mukwidi? Zeker niet de “angst” van Mitudidi en Mukwidi voor de gewapende strijd waar onze vriend Erik het over heeft! Op de eerste dag van de guerrillastrijd van Mulele, op de avond van 1 augustus 1963, waren er namelijk vijf mensen aanwezig: Mulele, Bengila, Mitudidi, Mukwidi en Mukulubundu. Mitudidi en Mukwidi werden op de ochtend van 2 augustus naar Kinshasa gestuurd om de nationalisten te overtuigen de wapens op te nemen. Mulele en Bengila wilden hen naar de guerrillabeweging van Kwilu halen om hen daar te trainen en vervolgens hetzelfde soort revolutie in hun regio van herkomst te ontketenen. Vervolgens werden Mitudidi en Mukwidi belangrijke militaire leiders van de guerrillabeweging. Mitudidi was de stafchef van Kabila en Mukwidi leidde de guerrillabeweging van Mai Ndombe, waar hij als martelaar sneuvelde in de buurt van Nioki. Hoe konden deze twee grote revolutionaire leiders, na slechts één nacht met Mulele in het dorp Nkata te hebben doorgebracht, de guerrillabeweging “verlaten” uit angst voor de gewapende actie die Mulele net had geïnitieerd? Een ander typisch voorbeeld. Op pagina 150 schrijft Erik dat volgens Mitudidi “Gbenye vreesde dat de leiders uit het westen de controle over de beweging zouden overnemen, een vrees die misschien door Soumialot en Kabila werd gedeeld, maar dit is slechts een hypothese”. Dat Gbenye tegen Mitudidi en Mukwidi was, was normaal: we hebben hier te maken met een onoverbrugbare kloof, niet tussen Oost-Congo en West-Congo, maar tussen consequente revolutionairen en hervormingsgezinden. In de wetenschap kun je allerlei hypothesen formuleren, maar die moet je wel controleren voordat je een boek publiceert! Erik heeft dat niet gedaan en in dit geval ging het niet om hypothesen, maar om desinformatie. Hoe kon Kabila vrezen dat een leider uit het westen de controle over zijn beweging zou overnemen? Dat is een hypothese die Kabila afschildert als een bekrompen regionalist. Maar wij weten, en Erik Kennes weet, dat Kabila zelf Mitudidi heeft benoemd tot stafchef van zijn leger aan het oostfront! En er is meer: Kabila, de nationalist, de anti-tribalist en de anti-regionalist, benoemde vervolgens een andere leider uit het westen, een andere metgezel van Pierre Mulele, Gabriel Yumbu, tot vicevoorzitter van de PRP! Wat blijft er dan nog over van de hypothese dat Kabila ‘vreesde dat de leiders uit het westen de controle over de beweging zouden overnemen’? Op pagina 281 schrijft Erik Kennes: “Kabila zou meerdere keren door de FAZ zijn gevangengenomen, maar hij is er altijd in geslaagd zich vrij te kopen door de soldaten een hoeveelheid goud te beloven”. Dit verhaal is absoluut niet geloofwaardig. Dat een “gevangen genomen” Kabila zou worden vrijgelaten in ruil voor een hoeveelheid goud, zou nog kunnen, maar vrijgelaten op basis van alleen een belofte van goud? Welke FAZ-soldaten zouden de meest gezochte man van “Zaïre” vrijlaten op basis van een simpele belofte? Generaal Mwati stelde de vraag: “Maar waar zou Kabila gevangengenomen zijn? Hij kwam nergens, hij was de opperste leider!” Als Kabila door de FAZ was gearresteerd, zouden alle strijders dat geweten hebben. Er zouden heftige discussies zijn geweest over de omstandigheden waarin de leider door de vijand gevangengenomen kon worden en over de verantwoordelijkheid van bepaalde commandanten en aanhangers in deze zaak. Als Kabila door de vijand gevangen was genomen, zou er ongetwijfeld minstens één aanhanger hebben getuigd: “Ik was bij Mzee, hij werd door de vijand gevangengenomen en zo hebben we hem in ruil voor goud vrijgekregen.” En als Kabila door de FAZ was gearresteerd, zou dat bij Mobutu ongetwijfeld bekend zijn! En degenen die Kabila zouden hebben bevrijd, zouden ongetwijfeld worden gefusilleerd wegens medeplichtigheid met de vijand! Het is onmogelijk dat geen enkele soldaat van de FAZ heeft getuigd over zo'n spectaculaire gebeurtenis. Er zouden bekentenissen van soldaten zijn geweest: “We hebben Kabila op die en die plaats gevangengenomen, maar commandant X heeft hem vrijgelaten in ruil voor goud.” Erik schrijft op pagina 2002-203: "Het is op zijn minst verrassend dat een groep Luba's door de Bembe's, die hen het jaar ervoor nog fel hadden bekritiseerd, zijn geaccepteerd. Volgens onze bronnen was de belangrijkste factor de toegang tot buitenlandse contacten en financiering... Deze contacten blijven voornamelijk Chinees. Volgens twee van onze gesprekspartners brengt Kabila ... propagandafoto's uit Peking mee die de Bembe-strijders doen geloven dat er aan de Congolese grens hordes Chinezen staan te wachten op het signaal van Kabila om hen te komen helpen.“ Het is begrijpelijk dat de informanten van onze vriend Erik Kennes zich voor zo'n holle en groteske ‘getuigenis’ in anonimiteit hebben gehuld. Wij vinden het niet ”verrassend" dat Luba-revolutionairen worden geaccepteerd door revolutionaire Bembe-nationalisten... Alleen wie door etnicisme is verblind, kan zich daarover verbazen. De overgrote meerderheid van de bembe-bevolking is al lang nationalistisch. Deze massa's hebben vastgesteld dat het mislukken van de revolutie van 64-65 door verschillende factoren werd veroorzaakt: het individualisme van de leiders, het gebrek aan politiek bewustzijn, de hoop die werd gevestigd op hulp uit het buitenland, het gebruik van fetisjen om het gebrek aan militaire kennis te compenseren... En de jonge leider Laurent Kabila was in 1964-1965 niet vaak in het verzet. De Kabila die in oktober 1967 naar Kivu terugkeerde, was een man die volledig was veranderd door zijn zes maanden politieke en militaire opleiding in China. Generaal Sikatend verklaarde ons: "De groep van Kabila werd in 1967 door de Babembe aanvaard vanwege zijn politieke discours, zij geloofden in deze groep. Kabila en zijn mannen kwamen zonder geld, maar zij hadden duidelijke en juiste politieke ideeën. De Babembe waren geen tribalisten: ze accepteerden iedereen die de ideeën van de redder Patrice Lumumba aanhing. In die tijd was het enige idee dat het volk in beweging bracht het vaderland en verandering. De sleutel tot het begrijpen van Kabila's guerrillabeweging is de zeer patriottische en revolutionaire geest van de Bembe-massa's." Ook hier zien we dat Erik zich heeft gebaseerd op informanten die tegenstanders van Kabila waren en die de werkelijke drijfveren van de strijders niet konden kennen en analyseren. De Bembe-massa's die Kabila en de PRP volgden, worden beschreven als een verzameling hebzuchtige individuen op zoek naar buitenlandse financiering en contacten in het buitenland. Maar als je met de kaders en strijders praat die tussen 1967 en 1977 daadwerkelijk bij Kabila zijn gebleven, begrijp je dat Erik zich heeft laten “vergiftigen” door elementen die vijandig staan tegenover de PRP of door onwetenden. Alle getuigen bevestigen namelijk dat de leer van de “Zeven Fouten” gedurende de hele periode van de guerrilla de basis vormde van de politieke vorming. De tweede fout bestond erin “op buitenlandse hulp te rekenen om de overwinning te behalen”. Wanneer Erik schrijft dat het essentiële criterium voor de toetreding van de Babembe tot de strijd van Kabila en de PRP “toegang tot buitenlandse financiering” was, baseert hij zich op de beweringen van de vijanden van de PRP en heeft hij geen enkele moeite gedaan om dit gerucht te verifiëren. Waar, wanneer en via welke weg zou deze beroemde “Chinese buitenlandse financiering” Hewa Bora hebben bereikt? Het is pure fictie. Zelfs de levering van Chinese wapens aan de PRP-guerrillastrijders was uiterst beperkt. Generaal Mwati beweert nooit enige militaire hulp uit Peking te hebben gezien. Hij vertelde mij: "Na een jaar politieke opleiding voor de militanten begon in 1968 eindelijk de ‘Lange Mars’ in de dorpen en kampementen rond Hewa Bora. We hebben veel wapens en munitie verzameld. We moesten ze in rotsen verstoppen. Ik kan zweren dat ik sinds mijn aankomst in de guerrillabeweging geen enkel wapen of kogel heb gezien dat van buitenaf naar Hewa Bora is gebracht." Evenzo weerlegt generaal Mwati categorisch de bewering dat Kabila foto's manipuleerde om te doen geloven dat “Chinese horden” klaar stonden om met wapens de Congolese revolutie te “bijstaan”. Degenen die deze verklaringen afleggen, zijn bedriegers of fantasten, en met zulke figuren kan men geen geschiedenis schrijven. Mwati: “Chinese horden die ons te hulp zouden komen? Dat is een leugen, Kabila leerde juist het tegenovergestelde. De tweede fout van de revolutie van 1964 was: ”rekenen op buitenlandse hulp". Kabila leerde dat interne inspanningen essentieel zijn voor de revolutie en dat men nooit op buitenlandse hulp mag rekenen. Hij herhaalde altijd en overal: ‘Kudji te gemea’: Vertrouw op onze eigen krachten." Imaginaire moordpartijen!Toen ik het boek van Erik las, had ik vaak het gevoel dat ik door het Grote Boek der Geruchten bladerde... Een van de rode draden in het boek wordt op pagina 231 samengevat: “Bij de directe en indirecte getuigen van de guerrilla komt één beschuldiging steeds terug: Kabila wil zijn absolute macht vestigen en gaat daarbij zelfs zo ver dat hij alle kaderleden die hem in de weg staan, laat vermoorden.” Dit komt erop neer dat Kabila een gewetenloze tiran was die volgens directe en indirecte getuigen kaderleden liet vermoorden zodra ze hem in de weg stonden. Deze stelling wordt niet alleen met verontwaardiging verworpen door alle kaderleden die jarenlang aan de zijde van Mzee hebben gestreden, maar is in het boek van Erik ook uitsluitend gebaseerd op geruchten, “men zegt” en desinformatie... Laten we dus het Grote Boek der Geruchten eens openslaan bij het hoofdstuk over de “moorden” van Kabila... In Katanga werd de strijd voor onafhankelijkheid gekenmerkt door de tegenstelling tussen de Conakat van Tshombe, die formele onafhankelijkheid accepteerde en een federale staat eiste, en de Balubakat, die in meerderheid nationalistisch en unitaristisch was. Vlak voor 30 juni 1960 werd een groep leraren naar E'ville gestuurd voor een bijscholing. Bij hun terugkeer werden ze beschouwd als sympathisanten van Tshombe en de Conakat. Onder hen bevond zich Taratibu, de vader van Laurent Kabila, die werd beschouwd als de“vriend van de Belgen”. Samen met zes anderen werd hij gearresteerd door “de Senaat” van Ankoro – een nationalistisch strijdorgaan – en in elkaar geslagen. Uiteindelijk werden drie personen ter dood veroordeeld: Taratibu, Mujinga en Kifwa Gérard. Zij werden op 13 november 1960 door de jongeren van Ankoro in het dorp Kazungu geëxecuteerd. Erik Kennes schrijft op pagina 65: “Volgens verschillende getuigen was Kabila aanwezig bij het bloedbad van Ankoro. Sommigen beweren dat hij actief heeft deelgenomen aan de moorden (wat hoogst onwaarschijnlijk lijkt), anderen beweren dat hij in opstand was gekomen en vastbesloten was om wraak te nemen.” Op deze manier creëert het boek van Erik Kennes op slinkse wijze een negatief beeld van Laurent Kabila: een man die mogelijk betrokken was bij de moord op zijn eigen vader, hoewel dat onwaarschijnlijk is... Erik publiceert op pagina 342 een lange getuigenis van Ildephonse Mwamba, een van de zes personen die samen met Taratibu werden gearresteerd en “ berecht”. Het is duidelijk dat als de zoon van Taratibu had deelgenomen aan de moord op zijn vader, deze getuige dat zou hebben vermeld. Dat doet hij niet. Dezelfde getuige vermeldt dat een “grote vrachtwagen van 10 ton vol jongeren uit Balubakat in Ankoro volgde en dat zij aanwezig waren bij de executie”. Al deze jongeren uit Ankoro kenden Laurent Kabila. Als hij aan de moord op zijn eigen vader had deelgenomen, zou iedereen over deze afschuwelijke misdaad hebben gesproken. Het is dus duidelijk dat de “geruchten” over de betrokkenheid van Kabila slechts desinformatie zijn... Maar de toon is gezet: bij elke gelegenheid kunnen kwaadaardige geruchten worden aangehaald die uiteindelijk het beeld van een meedogenloze, wrede en moordzuchtige Kabila schetsen... Op pagina 140-141 bespreekt Erik Kennes de moord op Jason Sendwe tijdens de tweede inname van Albertville door de nationalistische strijdkrachten. Hij concludeert dat de versie die deze moord toeschrijft aan de lumumbistische commandant Saidi Saleh Mukidadi het meest aannemelijk is. De commandant wilde wraak nemen voor de harde onderdrukking die volgde op de eerste inname van Albertville op 27 mei 1967. Maar vervolgens voegt Erik hieraan toe: “Enkele dagen na de feiten doen hardnekkige geruchten de ronde dat L. Kabila en I. Masengho rechtstreeks verantwoordelijk zijn voor de dood van Sendwe.” “Alle getuigenissen komen overeen dat Kabila Sendwe niet wilde doden. En op het moment van de tweede inname van Albertville was Kabila niet ter plaatse.” “De betrokkenheid van Kabila is helemaal niet bewezen.” Aangezien bewezen is dat Kabila niet in Albertville was toen Sendwe werd vermoord, kan alleen maar worden geconcludeerd dat Kabila absoluut niet bij deze zaak betrokken is. Zeggen dat zijn betrokkenheid niet bewezen is, suggereert dat er op een dag bewijs voor deze betrokkenheid naar voren kan worden gebracht... Vervolgens zegt Erik: “Hooguit zou men kunnen zeggen dat Laurent Kabila heeft bijgedragen aan het creëren van een klimaat dat gunstig was voor de moord op Sendwe”. In welk “klimaat” heeft Saidi Saleh Mukidadi Sendwe vermoord en hoe kunt u bewijzen dat Kabila heeft bijgedragen aan het creëren van dit specifieke ‘klimaat’? Dit is een gratuite bewering die nergens op gebaseerd is, maar die ons alvast een beeld schetst van Kabila als “schepper van een klimaat dat bevorderlijk is voor moorden”... Op pagina 189 schrijft Erik Kennes: “Volgens een bron beweerde L. Kabila in 1968 (samen met zijn assistenten Umba Jeanson en Muyumba) dat hij de ‘verraders’ Bocheley-Davidson en Thomas Mukwidi, een naaste van Mulele, had geliquideerd.” De bron die Erik hier citeert is het CEDOPO van André Louagie, voormalig kaderlid van de Belgische veiligheidsdienst in Kivu en Katanga! Waarom zou je politie-informatie publiceren die waarschijnlijk nep is? En inderdaad, Erik Kennes bevestigt elders in zijn boek dat de moord op Bocheley door Kabila inderdaad slechts desinformatie is. Kennes meldt uit betrouwbare bron dat Bocheley eind 1967 was geïnfiltreerd in de door Soumialot gecontroleerde guerrillabeweging. De mannen van Soumialot sloegen alarm dat er een verrader in de buurt was. Daarop doodde een van de leiders van de guerrillastrijders, Mushubasi, Bocheley. Mukwidi heeft nooit een voet in de guerrillabeweging in Kivu gezet. Hij opereerde vanuit Brazzaville en richtte een guerrillabeweging op in Mai Ndombe. Daar werd hij in 1968 in de buurt van Nioki vermoord. En de bloedige beschuldigingen worden steeds heftiger. Op pagina 232 lezen we het volgende. "Door zijn persoonlijke gedrag is Kabila er nooit in geslaagd zijn medewerkers lang aan zich te binden. Kabila werd verdacht van de dood van Masengho. Ze hadden inderdaad een leiderschapsconflict en geen van beiden was verzoeningsgezind. Ook werd onthuld dat de weduwe van Masengho naast Maman Sifa stond tijdens de begrafenis van Kabila." Dat de weduwe van Masengho naast Sifa stond tijdens de begrafenis van Kabila, is een duidelijke aanwijzing dat de geruchten over de betrokkenheid van Kabila bij de dood van Masengho niet meer dan laster zijn! Het simpele feit dat Masengho in de bush is omgekomen, is voor Erik voldoende om te zeggen dat “Kabila zijn medewerkers niet lang in dienst kan houden” en dat “Kabila verdacht wordt van de dood van Masengho”. Er is geen enkel bewijs, we bevinden ons op het terrein van gratuite geruchten en pure laster. Is dit hoe men in België leert om de geschiedenis van de Congolese revolutie te schrijven? Het was voor onderzoeker Erik Kennes absoluut niet moeilijk om de geruchten die hij had opgevangen te verifiëren. Hij hoefde alleen maar contact op te nemen met een van Kabila's getrouwen. En dat heb ik gedaan. Ik ben naar generaal-majoor Lwetscha gegaan om te vragen of er getuigen zijn van de dood van Masengho. Natuurlijk zijn die er. Drie dagen later zat ik bij Lwetscha in gezelschap van majoor Henri Mastaki. Hij haalde meteen een lijst met twaalf namen tevoorschijn, met bovenaan die van Masengho en die van hemzelf. Het waren twaalf politieke en militaire leiders die op missie waren gestuurd om het verzet te organiseren in de zes zones Kongolo, Kabalo, Nyunzu, Kalemi, Moba en Manono. De twaalf leiders werden begeleid door een escorte. Ze vertrokken op 9 maart 1969 vanuit Makanja, het centrum van de guerrillabeweging van Kabila. Op 13 maart moesten ze omstreeks 5 uur 's ochtends Lulimba passeren, maar het was al licht toen de strijders nog niet ver van het dorp waren. Mensen zagen verse sporen. Kort daarna werd de groep verrast aangevallen door de FAZ en werd Jean René Lambo gearresteerd. De andere strijders verzamelden zich op 14 maart op de top van een berg. Ze bleven daar tot 16 maart en trokken vervolgens in de richting van Force Bendera. Op 16 maart kwamen ze bij de Kimbi-rivier, die hoog water voerde. Pas op 19 maart slaagden ze erin het water over te steken. Hun achtervolgers waren hen nog steeds op de hielen. Twee strijders zijn verdronken. Voor een andere moeilijk te passeren rivier steekt een deel van de groep, met Masengho, over, terwijl de anderen hulp zoeken bij de dorpelingen. Op 25 maart horen ze vlakbij schoten van de FAZ. De partizanen besluiten het water over te steken, met het risico te sterven, liever dan in handen van de mobutisten te vallen. Op 26 maart vinden ze aan de andere kant van de rivier sporen van de groep van Masengho. Die leiden naar het dorp Kianga, een dorp van pygmeeën. Het dorpshoofd vertelt hen dat hun vrienden al klaar zijn. Ze volgen het dorpshoofd... maar worden naar de FAZ van Jean Mulula gebracht. Het is 28 maart. Masengho was al enkele dagen eerder gearresteerd. Op 2 april wordt iedereen naar Kalemie gebracht. De FAZ houdt in verschillende plaatsen bijeenkomsten om aan te kondigen dat Masengho, de rechterhand van Kabila, is gearresteerd. Vanuit Kalemie worden de strijders op 19 april naar de basis in Kamina gebracht en op 20 april naar Lubumbashi. Op 21 april worden Masengho en Fumbu Mwemedi gescheiden van de rest van de groep, die in kerkers in Camp Simonet wordt opgesloten. Op 24 april ziet Henri Mastaki de escorte van Masengho aankomen. Zij vertelt hem dat de leider is veroordeeld door een rechtbank waarin Jean Mutombolo en kapitein Ndele zitting hadden. Vervolgens is Masengho geëxecuteerd in de gevangenis van Kasapa. Na deze korte controle blijft er dus weinig over van de bewering dat "Kabila er nooit in geslaagd is zijn medewerkers lang in dienst te houden. Er bestond een vermoeden dat Kabila betrokken was bij de dood van Masengho"? Op pagina 235 vertelt Erik Kennes ons dat Kibwe Cha Malenga, een goed opgeleide marxistisch-leninistische intellectueel, in november 1978 in een hinderlaag van de FAZ terechtkwam. Vervolgens merkt hij op: “Het is deze verdwijning die het meest zal bijdragen aan de geruchten dat L. Kabila zich schuldig heeft gemaakt aan verraad van zijn eigen kaderleden die hem in de weg konden staan. In dit specifieke geval is het niet onmogelijk dat Kabila zich verheugde over de eliminatie van Kibwe, die zijn politieke tegenstander was”. “Er zijn veel vermoedens dat Kabila betrokken was bij de eliminatie van Kibwe Cha Malenga. Volgens een getuigenis woonde de vrouw van Kibwe bij Kazadi Nyembwe; na de verdwijning van Kibwe zou zij een kind van Kabila hebben gekregen.” Het zal ons niet moeilijk vallen om eens te meer aan te tonen dat de geruchtenmolen en de bron van desinformatie weer op volle toeren hebben gedraaid. Dat de vrouw van Kibwe bij Kazadi woont en een kind van Kabila zou krijgen: wat heeft dat te maken met de insinuatie dat Kabila iets te maken zou hebben met de dood van Kibwe? Ik heb generaal Mwati gevraagd of er getuigen waren van de hinderlaag waarin Kibwe terechtkwam. Hij zei me het volgende. "Nee, want er was geen hinderlaag! Maar ik weet heel goed wat er met de groep van Kibwe is gebeurd, mijn vrouw Jeanne Balolwa maakte er deel van uit. In 1978 waren we in Wimbi, vlakbij het meer. Op dat moment stak de familie van Kabila, met Sifa, Jaynet en Joseph, over naar Tanzania. Daar in Wimbi was er geen voedsel meer in het bos. We moesten terug naar Hewa Bora. Een eerste colonne met de generale staf vertrok naar Hewa Bora. Twee weken later vertrok een tweede colonne met de persoonlijke staf van Kabila, onder leiding van Delphin Ngoma. Daarin zaten Kibwe Cha Malenga, Salumu, mijn vrouw en Kulimba Agnès, de vrouw van Kibwe. Niemand in deze groep kende de streek en iedereen was stervende van de honger in het bos. De sterksten hielden vol, de anderen bleven achter. Morton Kibungu reed vooruit om ons te waarschuwen: ‘De persoonlijke staf kan niet meer, we moeten hen gaan helpen.’ Ondertussen hadden Ngoma en Kibwe besloten om terug te keren naar het meer. Ze kwamen terecht in het dorp Mapapaye... waar een troepenmacht van de FAZ stond. Er werd niet gevochten. De strijders, volledig uitgeput door de honger, gaven zich over. Ze werden naar Kalemie gebracht, waar de vrouwen werden vrijgelaten. Ngoma overleefde het. Kibwe Cha Malenga werd gearresteerd, gevangengezet en vier jaar later in de gevangenis van Luzumu in Bas-Congo vermoord... Erik Kennes erkent dat “het vooral de dood van Kibwe was die de geruchten aanwakkerde dat Kabila zijn eigen kaderleden herhaaldelijk had verraden”. Na onze korte controle blijft er niets over van de ernstige beschuldiging dat Kabila veel van zijn kaderleden die hem in de weg konden staan, heeft verraden. Na de insinuaties dat Kabila twee van zijn naaste medewerkers heeft laten vermoorden, verwijst Erik Kennes naar een derde “door Kabila uitgesproken doodvonnis”. Dit laatste geval toont nog op dramatischer wijze aan dat de gebruikelijke geruchten en desinformatie in de Zaïrese politieke kringen een onervaren Europese onderzoeker tot zijn ondergang kunnen brengen... We hebben het over de dood van Adrien Kanambe, de man die we al hebben ontmoet in zijn hoedanigheid van “Rwandees, biologische vader van Joseph Kabila”. We komen nu in contact met een Kanambe die op barbaarse wijze is geëxecuteerd door ... Laurent Kabila, en dat maar liefst drie keer! Hij was echt heel gemeen, die Laurent Désiré Kabila! Op pagina 264 schrijft Erik: “Er doen hardnekkige geruchten de ronde over bepaalde ‘gewenste’ sterfgevallen door toedoen van Kabila tijdens de oorlogen van Moba. Een blijkbaar populaire jonge leider, Adrien Kanambe, wordt tijdens de eerste oorlog van Moba vermoord, waarbij Kabila volgens de geruchten zich op die manier ontdoet van een leider die hem in de weg zou kunnen staan.” In werkelijkheid besloot het PRP-leiderschap na de nederlaag van Moba I dat Kanambe een guerrillabeweging in de regio Moba moest opzetten, spionageactiviteiten tegen de vijand moest organiseren en de bevolking moest beschermen tegen represailles van de FAZ. Maar op eigen initiatief liet Kanambe de bevolking in de steek, die het slachtoffer werd van een wrede onderdrukking. Adrien Kanambe werd berecht, veroordeeld, gedegradeerd en met zweepslagen gestraft Adrien Kanambe, die volgens pagina 264 van het boek van Erik al door Kabila was gedood tijdens de eerste oorlog van Moba, zou de enige zijn die uit de guerrillabeweging zou opstaan en volgens pagina 291 van hetzelfde boek de eer zou hebben om een tweede keer te worden vermoord “tijdens deze tweede aanval op Moba, waarbij zijn dood wordt beschouwd als een veroordeling door L. Kabila”. Twee keer vermoord worden door dezelfde gemene figuur die Laurent Kabila heet, is natuurlijk een zeer ernstige zaak. Erik Kennes bevestigt dit op pagina 291: “In ieder geval speelt deze zaak een belangrijke rol in het uiteenvallen van de PRP, omdat ze als rechtvaardiging dient voor het betwisten van de autoritaire stijl van haar voorzitter.” We worden dus gevraagd te geloven dat Mzee Kabila buitensporig autoritair en dictatoriaal was omdat hij Kanambe tijdens Moba I heeft vermoord en hem in 1985 tijdens Moba II voor de tweede keer heeft afgemaakt. Laten we meteen duidelijk stellen dat Kabila Kanambe niet heeft vermoord tijdens Moba I, noch tijdens Moba II... Maar we zijn hier bezig met het lezen van de bizarre avonturen uit het Boek der Geruchten. Op die manier is Erik nauwkeurig. En de Geruchten, die Kanambe al twee keer hebben vermoord, kunnen hem natuurlijk ook een derde keer afmaken. En inderdaad, op pagina 291 presenteert Erik ons de derde versie van de dood van de dappere Adrien Kanambe in Moba. “Deze executie zou verband houden met de moord door Kanambe op een strijder genaamd Domo Ramassani, omdat hij zijn vrouw, mevrouw Sipola, de zus van Yermos Lukole Madoa Doa, had ontvoerd. Zij was de eerste minnares van Laurent Kabila toen hij in Lulenge aankwam.” En zo heeft de slechte Kabila, ex-minnaar van Sipola, wiens echtgenoot Ramazani door Kanambe werd vermoord, in deze duistere zaak een reden gevonden om deze derde moord op Kanambe te organiseren... Generaal Mwati heeft de drie doden van Adrien Kanambe kunnen observeren... Over de derde zei hij mij het volgende: “Jomo Ramazani is door niemand vermoord, hij is gewoon overleden en zijn vrouw Sipola is alleen achtergebleven, zij is niet door Kanambe ontvoerd...” Laten we nog een laatste keer terugkomen op de dood van Kanambe, zijn vierde dood en de echte! Generaal Mwati heeft deze getuigenis afgelegd. “Kanambe is tijdens de tweede oorlog van Moba door de FAZ gedood. De dappere strijder werd gedood door een granaat die hem vol raakte. Ik heb zelf het weinige dat van zijn lichaam over was begraven. Ik heb alleen stukken van een arm en stukken van het hoofd kunnen begraven...” Op pagina 231 trekt Erik een algemene conclusie uit alle “moorden” die hij Kabila zonder meer toeschrijft: “Bij directe of indirecte getuigen van de PRP-guerrilla komt steeds dezelfde beschuldiging naar voren: dat L. Kabila zijn absolute autoriteit wil vestigen, elke dialoog en vooral tegenspraak weigert en zelfs zo ver gaat dat hij elke kaderlid die hem in de weg staat fysiek laat elimineren”. We hebben uitvoerig aangetoond dat alle voorbeelden die Erik Kennes gebruikt om te bewijzen dat Kabila al zijn potentiële “concurrenten” laat vermoorden, onjuist zijn en dat Kabila niets te maken had met al deze doden. De algemene conclusie die Erik hier trekt, namelijk dat Kabila “elk kaderlid dat hem in de weg zou kunnen staan (!) laat vermoorden”, is volkomen absurd. De vooroordelen van onze vriend Erik Kennes tegen Laurent Désiré Kabila zijn zo hardnekkig dat hij ze heeft uitgebreid tot buiten de periode van de guerrillaoorlogen van 1964-1995, tot aan de opkomst van de AFDL. Erik schrijft: “De enige ‘Congolese’ gewapende groep van enig belang in die tijd was die van Kissasse Ngandu. Voor L. Kabila was dit zijn meest directe concurrent in de strijd om de macht. De moord op Kissasse in januari 1997 door Rwandese soldaten zou hem dan ook een grote dienst bewijzen.” We weten hoe Kissasse op bevel van Kagame werd vermoord. De Oegandese veiligheidsdienst verklaarde in februari 1997 het volgende aan de Congolese generaal-majoor Joseph Otenga, die toen zeer dicht bij Museveni stond. “Op weg naar Bunia werd het konvooi van Kissasse Ngandu aangehouden door de Rwandese officier Nziza. Deze laatste benaderde de auto van Kissasse om hem neer te schieten.” Dus volgens Erik Kennes zou de moord op Kissasse Kabila een grote dienst hebben bewezen? Zeg je niet dat je moet analyseren wie baat heeft bij een misdaad om de echte dader te vinden? De insinuatie is duidelijk. Maar waarom trekt Erik Kennes niet de tegenovergestelde conclusie uit deze zaak? De moord op Kissasse was namelijk een ramp voor Kabila, omdat hij daarmee de enige nationalistische militaire leider verloor die hij aan het hoofd van de Congolese troepen aan zijn zijde had. Bovendien was de moord op Kissasse een ramp voor Kabila, omdat hij daarmee de enige nationalistische militaire leider verloor die hij aan het hoofd van de Congolese troepen aan zijn zijde had. Bovendien was de moord op Kissasse ook een duidelijke waarschuwing aan Kabila dat hij het volgende doelwit van Kagame zou kunnen zijn... “In de maquis was er geen ‘dictatuur’, maar een volksmacht”In de Maquis Imaginaire die onze vriend Erik Kennes ons schetst in zijn autobiografische essay over Laurent Kabila, komt deze laatste naar voren als een dictator die geen tegenspraak duldt en elke vorm van dialoog weigert. Op pagina 231 zegt Erik: “Bij de directe en indirecte getuigen van de maquis komt één beschuldiging steeds terug: Kabila wil zijn absolute autoriteit vestigen, weigert dialoog en vooral tegenspraak.” Ik heb generaal Mwati om zijn mening over deze bewering gevraagd. "Het is absoluut niet waar dat Kabila absolute macht over alles wilde hebben. Alleen mensen die niet met Mzee hebben geleefd of verbitterde mensen en verraders kunnen zulke uitspraken hebben gedaan als Erik Kennes. Voor elke actie die moest worden ondernomen, was er een commissie. We respecteerden wat de commissie had besloten. Kabila liet elke afdeling autonomie. Hij zei altijd: ‘We moeten nadenken: levert dit een voordeel op voor de partij? Zo ja, dan moeten we het doen, zo niet, dan laten we het vallen’. In 1975 was er een vergadering van het CC waar ik bij aanwezig was. Ik werkte op het secretariaat van het CC. Kabila zei tijdens die vergadering: ‘Laten we koste wat kost intellectuelen zoeken. Zonder intellectuelen is er geen revolutie. Zonder intellectuelen is de revolutie als een termiet, ze komt niet vooruit, ze is als een huis zonder ramen en deuren.’ Mzee was niet autoritair, hij leidde mensen politiek op en liet vervolgens de kaders het werk doen. Toen ik medisch assistent was in Kasika, vond ik Kabila een schurk, een barbaar, een man die gefaald had in het leven. Ik heb voor de MPR gezongen. Ik werd met geweld door het Volksleger van Mzee in Kasika meegenomen. Ik had dus redenen om tegen Kabila te zijn. Maar toen ik hem voor het eerst zag, sprak hij eenvoudig en duidelijk, zonder enige brutaliteit. Ik was verbaasd, ik hoorde hem praten, ik luisterde naar hem en ik raakte overtuigd van zijn politieke ideeën. Toen ik in het verzet kwam, had ik geen enkele politieke kennis, niets, absoluut niets. Ik zong Mobutu zoals iedereen. Het is deze grote man, Kabila, die mijn ogen heeft geopend. Politieke commissarissen van het leger hielden morele praatjes over imperialisme. In het maquis heb ik geleerd wat imperialisme in de geschiedenis van Congo heeft betekend. Nu ben ik in staat om een analyse te maken. Zelfkritiek en verzoening hebben principes. Wie had ongelijk, wie had gelijk? Het alomvattend akkoord is goed, maar we moeten weten wie er fout heeft gehandeld. Heeft hij om vergeving gevraagd? Dat heb ik in het verzet geleerd. Kabila was ook niet autoritair wanneer er politieke of militaire beslissingen moesten worden genomen. Kabila besliste nooit alleen, hij legde het probleem altijd voor aan het Centraal Comité, het Revolutionair Comité en het volk. Mzee accepteerde nooit dat iemand werd veroordeeld zonder te worden gehoord. Wanneer een informant voor Mzee verscheen en iets slechts over iemand zei, vroeg Mzee hem welk advies hij had gegeven om zich te verbeteren. Soms zocht Kabila de belasterde man op en confronteerde hem met degene die hem had belasterd. Hij vroeg dan om de beschuldigingen in aanwezigheid van de beschuldigde te herhalen. Als de heer Kennes het geluk had gehad om ook maar een week in het oerwoud met Kabila te leven, zou hij niet hebben geschreven wat hij in zijn boek heeft geschreven... Joseph Mwati snijdt een ander onderwerp aan dat verband houdt met democratie: de relaties tussen het leger en de burgerbevolking in het oerwoud. "Toen Philippe Borel ons in Hewa Bora bezocht, sprak hij met Onorate, die aan het hoofd stond van de Organisation des Femmes Révolutionnaires Congolaises (Organisatie van Congolese Revolutionaire Vrouwen) in Fizi-Kilembe. Wij zetten ons in voor de emancipatie van vrouwen. Euphrasie Manganza was voorzitter van de burgerlijke rechtbank. Zij oordeelde over iedereen. De bevolking had inspraak. Ze was georganiseerd in Chembe Chembe. Iemand die zich slecht behandeld voelt, bijvoorbeeld omdat hij altijd veel zwaar werk krijgt, gaat klagen bij de veiligheidsagent. Die heeft het recht om iedereen te ondervragen. Hij probeert de partijen te verzoenen. Als dat niet lukt, komt de zaak voor de rechtbank. Bij kleine conflicten was ons principe om een nacht te laten verstrijken en dan opnieuw te praten om door middel van kritiek en zelfkritiek tot verzoening te komen. Als dat niet lukte, nam de leider van de Chembe Chembe de zaak in handen. De militaire leider en de politieke kaders gaven advies. Bij smaad, diefstal of overspel werd de zaak voorgelegd aan de veiligheidsagent, die een rapport opstelde voor de hogere echelons. De Revolutionaire Civiele Administratie onderzocht de zaak en nam ze in behandeling. Maar als het om een ernstige zaak ging, werd ze doorverwezen naar de rechtbank. Het kon gaan om een zaak van openbare veiligheid, pogingen tot demoralisatie, aanzetting tot desertie, ernstige diefstal... Als de rechtbank een schuldige ter dood veroordeelde, kwam Kabila dan tussenbeide? Dat was niet aan Kabila, maar aan het volk in vergadering! Wie deed het onderzoek? Wie stelde de processen-verbaal op? Dat waren vertegenwoordigers van het volk. Er is nooit een democratischer rechtbank geweest, het was een volksrechtbank. We waren vrij, het is absurd om te zeggen dat de guerrilla ‘gemilitariseerd’ was. Als het leger iets nodig had, moest het een verzoek indienen bij de Revolutionaire Civiele Administratie onder leiding van Malaka Baudouin. Deze civiele organisatie was vrij, ze werd niet geleid door het leger. Als soldaten van ons leger in een landbouwstad wilden verblijven, moesten ze hun opdracht tonen. Zieke militairen die in een landbouwstad wilden verblijven, moesten ook een routebeschrijving overleggen waarin stond waar ze vandaan kwamen, waar ze naartoe gingen, voor welke reden en voor hoeveel dagen. Als de termijn verstreken was, zeiden de verantwoordelijken van de stad dat ze moesten vertrekken." Dit is wat Joseph Mwati te zeggen had over enkele ernstige fouten in het boek van Erik Kennes. Er zijn tientallen andere getuigen die onbekende episodes kennen. Mogen zij door het voorbeeld van generaal Mwati worden aangemoedigd om te spreken... Op pagina 264 schrijft Kennes: "Kabila, die niet meer naar zijn adviseurs luisterde, besloot hekserij uit zijn beweging uit te roeien. Er wordt een selectie gemaakt tussen mensen die als tovenaar of heks worden beschouwd op basis van de ‘mwavi’-test. Wie ‘positief’ wordt bevonden, wordt levend verbrand. Het is dit soort beslissingen van Kabila, die steeds autoritairder wordt, die aan de basis liggen van de spanningen en de talrijke afvalligen." Het is belachelijk om te beweren dat Kabila de uitroeiing van tovenaars heeft “opgelegd”, en dat tegen het advies van zijn adviseurs in. Wie zijn die adviseurs die Kabila zou hebben moeten ‘confrontatie’ om zijn “autoritaire beslissing” om tovenaars en heksen uit te roeien op te leggen? Het geloof in hekserij was sterk verankerd bij de Babembe, en de ‘mwavi’-proef, die onder meer werd gebruikt om dieven, leugenaars of tovenaars op te sporen, dateert al van vóór de kolonisatie. Kabila voerde de revolutie samen met de massa en kon zich niet rechtstreeks verzetten tegen hun traditionele geloofsovertuigingen. Soms werd een tovenaar ter dood veroordeeld en levend verbrand. De Babembe beslisten daarover. Kabila had absoluut niets te maken met dit geloof in hekserij, dat wijdverbreid was onder de bevolking. Kennes citeert “een getuige” die zou hebben gezegd: “Kabila wilde tovenaars en heksen dwingen hun magische krachten aan hem af te staan”. Maar wat moest Kabila, die niet in hekserij geloofde, met die “magische krachten”? Was de vierde fout die hij consequent onderwees niet het geloof in fetisjen? Generaal Mwati getuigde ook over het gebruik van ‘mwavi’. "Als er een rechtszaak was, gaven sommigen er de voorkeur aan om rechtstreeks via de ‘mwavi’ hun onschuld te bewijzen! Iedereen geloofde in mwavi. Ik dacht dat magere en zwakke mensen gemakkelijker zouden instorten na het drinken van de mwavi. Maar op een dag was er een probleem met het hoofd van een landbouwstad. Hij kwam regelmatig maïs, vis en gerookt vlees uit het magazijn halen. Hij noteerde niet in het boekje wat hij meenam. Op een dag merkten de verantwoordelijken dat er veel ontbrak. Er kwam een rechtbank. De leider van de stad zei dat hij niets had meegenomen. De bewaker zei: ‘De leider heeft me gezegd dat ik hem veel moest geven en ik heb alleen maar gehoorzaamd.’ De bewaker was mager, de leider een robuuste man van meer dan 80 kilo. De volgende dag om 8 uur ‘s ochtends werd het drankje klaargemaakt. Het was maar een kleine hoeveelheid die men moest drinken. Iedereen legde de eed af: 'Als ik het voedsel uit de voorraad heb gepakt, moge de mwavi mij veroordelen’. Na drie minuten viel de leider neer en kreeg hij stuiptrekkingen... Ik heb nagedacht over wat er in de rechtbank gebeurt met de mwavi. Het is mogelijk dat de mwavi een zeer sterk psychologisch effect heeft op iemand die weet dat hij schuldig is... Rond 1974-75 deden veiligheidsagenten veel vergif, mitembe genaamd, in de drank. Of je nu schuldig was of niet, je kreeg stuiptrekkingen en je was schuldig... Als een vrouw de avances van een veiligheidsagent weigerde, kon ze vals beschuldigd en geëxecuteerd worden... Er is een rogatoire commissie geweest en de veiligheidsagenten hebben zelf de mwavi ondergaan..." In werkelijkheid wisten de ouderen hoeveel een mens kon verdragen. Ze konden overdoses toedienen en degenen die op de proef werden gesteld, stierven. Het was in feite het tribunaal van de ouderen dat veroordeelde of vrijsprak. Maar met de mwavi kwam de veroordeling niet van mensen, ze kreeg een mystiek karakter... Op pagina 336 geeft Erik Kennes zijn samenvatting van de PRP en de maquis van Kabila: “De PRP bevindt zich tussen een mislukte revolutionaire beweging en een groep van onverbonden bandieten”. “De maquis van Kabila functioneerde enigszins als een spiegel van het mobilisme. De PRP is een replica van de gezagsstructuren van het Mobutu-systeem.” Wanneer Kennes beweert dat de PRP voor de helft een mislukte revolutionaire groep en voor de helft een bende bandieten was, reageert generaal Mwati verontwaardigd. "Deze man weet gewoon niet waar hij het over heeft en heeft geen enkele moeite gedaan om de mening te kennen van degenen die lang bij Kabila zijn gebleven en die naast deze groot man duizend gevaren hebben getrotseerd en duizend-en-een lijden hebben gekend. Kabila heeft ons altijd geleerd dat ons revolutionaire leger het tegenovergestelde moest zijn van het contrarevolutionaire leger van de MPR. Al onze strijders kenden deze eed in het Swahili uit het hoofd "Wij zijn een echt volksleger. In tegenstelling tot de FAZ mogen wij de bevolking geen leed berokkenen, haar bezittingen stelen, haar mishandelen, lastigvallen, afpersen of beledigen. Wij komen uit het volk en beschouwen de burgerbevolking als onze familie. Wij offeren ons op voor de natie en zijn bereid ons bloed te vergieten om de bevolking te beschermen. Wij mogen een gevangene of krijgsgevangene niets met geweld afnemen, zelfs geen stukje draad." Che Guevara onderwijst Laurent KabilaOp pagina 165 zegt Kennes: “Yerodia heeft Che overtuigd om naar Congo te gaan”. Maar Yerodia leeft nog en het is voor een onderzoeker van het Afrikaanse Instituut in België geen onoverkomelijke opgave om zijn contactgegevens te vinden. Heeft onze vriend Erik deze informatie bij de betrokkene zelf gecontroleerd? Ik heb zelf de gelegenheid gehad om met kameraad Yerodia te praten over de komst van Che naar Congo. Yerodia vertelde me dat hij Che tijdens hun ontmoeting in Algiers ten zeerste had afgeraden om naar Congo te komen: "Door onze wanorde en het feit dat de revolutie in een neergaande fase verkeerde, was het voor ons onmogelijk om Che op gepaste wijze te ontvangen. Maar Che antwoordde dat intellectuelen altijd zo defaitistisch redeneren. En hij besloot ondanks onze terughoudendheid toch te komen om de Congolese revolutie te steunen." Che Guevara was van 11 tot 18 februari in Dar-Es-Salaam, waar hij Kabila ontmoette. Che had een gunstige indruk van de jonge Kabila en een ongunstige indruk van Soumialot, de hiërarchische leider van Kabila. Che stelde voor om wapens en 30 zwarte Cubaanse adviseurs naar Congo te sturen. Op pagina 129 zegt Erik: “Che Guevara probeerde zijn ervaring in te zetten voor de rebellen in het oosten, maar de leiders, waaronder Kabila, leken niet erg geïnteresseerd en beperkten zich tot het controleren van de hulpverlening, zonder deze echt te gebruiken om hun strijd nieuw leven in te blazen.” Kabila niet erg geïnteresseerd? Kabila kende de zwakke punten van deze revolutie, die in 1964 zonder enige politieke en organisatorische voorbereiding was begonnen, maar al te goed. Deze zwakke punten waren historisch onvermijdelijk, maar maakten ook een rendabel “gebruik” van een revolutionair monument als Che Guevara onmogelijk. En het is ook de moeite waard om te benadrukken dat Kabila in 1964 nog maar 23 jaar oud was! Laurent Kabila had nog geen tijd gehad om politiek te rijpen. Onze vriend Erik Kennes is opgegroeid en intellectueel gevormd in de beste omstandigheden in een ontwikkeld land. Maar zou hij op 23-jarige leeftijd de politieke en morele kwaliteiten en het politieke inzicht hebben gehad om een Che Guevara te “managen”? Kabila was in 1964 een intelligente, vastberaden en toegewijde jonge revolutionair. Maar hij had nog niet de ervaring en de politieke bagage om een professionele revolutionair te zijn die in staat was om een zo ingewikkeld proces als de Congolese revolutie te leiden... Wat betreft het “dynamiseren van de strijd”, moet worden toegegeven dat Mitudidi, Masengho en Che, de leiders in het veld, onder de gegeven materiële en politieke omstandigheden het maximale hebben gedaan! Twee maanden na zijn ontmoeting met Che was Kabila geschokt toen hij vernam dat Guevara zelf, vergezeld van meer dan 122 Cubaanse strijders, was geland in het verzetsgebied van Fizi-Baraka! Erik Kennes schrijft: “Kabila weigert de Tanzanianen hiervan op de hoogte te brengen. De komst van Che bevalt hem duidelijk niet. Hij beroept zich op de veiligheid van een zo gezochte gast. En er rijst een autoriteitsprobleem: Che zou alle andere strijders, waaronder Kabila, in de schaduw stellen...” Maar laten we eerlijk zijn: Kabila had gelijk dat hij “ontevreden” was! Zouden hijzelf en de rudimentaire guerrillabeweging die hij toen leidde, in staat zijn geweest om Che en de 122 professionele Cubaanse revolutionairen effectief in te zetten? Erik verwijt Kabila dat hij de Tanzanianen niet op de hoogte heeft gebracht? Maar Kabila wist dat sommige hoge functionarissen in Tanzania voor de CIA werkten en dat uiterste voorzichtigheid dus geboden was. Ten tweede had Kabila gelijk dat hij de veiligheid van Che Guevara als een enorm probleem beschouwde. Als de Amerikanen lucht zouden krijgen van zijn aanwezigheid, zouden ze alles in het werk stellen om Che te doden. En de Congolese revolutionairen waren absoluut niet in staat om de veiligheid van Che te garanderen en hem te beschermen tegen aanvallen van huurlingen en Amerikaanse troepen. Wat betreft “Kabila's angst om door Guevara te worden overschaduwd”, dat is een gratuite bewering. In ieder geval was er geen sprake van enig ‘gevaar’: Guevara, een blanke, een buitenlander die de taal niet sprak, kon Kabila onmogelijk “overschaduwen”. Het grote publiek onthoudt vooral de opmerkingen van Che over Laurent Kabila, dat hij te veel van “bier en vrouwen” hield. De burgerlijke media hebben de enkele opmerkingen van de grote revolutionair Guevara over deze jonge Congolees uit 1965, die Kabila heette en 24 jaar oud was, luidkeels verspreid! Maar wie kan beweren dat Che zelf, op 23-24-jarige leeftijd, niet van vrouwen en bier hield? Na zijn eerste ontmoeting met Kabila in het oerwoud heeft Che Guevara een zeer goede indruk van Kabila. "Hij laat zien dat hij de mentaliteit van zijn volk goed kent, hij is alert en aangenaam. Hij geeft overtuigende antwoorden op vragen van het publiek. Kabila heeft een onbetwistbare invloed en de manier waarop hij instructies geeft om een verdedigingsplan voor de kleine baai rond de basis uit te voeren, bewijst dat.“ En de fundamentele gedachten van Che over Kabila, op het moment dat hij Congo verlaat, gaan niet over vrouwen en bier. Ze zeggen het volgende. ”De leiders met een nationaal karakter die ik heb leren kennen, zijn Kabila en Masengho. Kabila is zonder twijfel de enige die zowel een helder verstand als een ontwikkeld redeneervermogen heeft, een leiderschapspersoonlijkheid. Hij imponeert door zijn aanwezigheid, hij is in staat loyaliteit of op zijn minst onderdanigheid te eisen, hij is vaardig in zijn directe omgang met de bevolking; kortom, hij is een leider die in staat is de massa te mobiliseren." “Politiek gezien blijven er alleen verspreide groeperingen over, die voortdurend in ontbinding zijn, waaruit een kern moet worden gehaald die in de toekomst een guerrillaleger kan doen ontstaan.” Voor wie de concrete realiteit van Congo kent, zijn dit buitengewone profetische woorden. Maar wie had het vermogen om de bijna bovenmenselijke, onmogelijke taak te volbrengen die Che Guevara essentieel achtte: uit verspreide groeperingen een kern halen waarmee een guerrillaleger kan worden gevormd? Het was Laurent Kabila die dit in 1967 realiseerde met de oprichting van de PRP! In 1959-1960 was Lumumba onbetwistbaar de grootste massale leider, degene die het hele Congolese volk meesleepte in de strijd voor daadwerkelijke onafhankelijkheid. In 1960 was Pierre Mulele revolutionair gezien verder dan Lumumba, maar hij had nog niet zijn statuur als nationaal leider. Na zijn verblijf in China in 1962-63, waar hij een politiek-militaire opleiding volgde, werd hij een authentieke revolutionaire leider van de volksmassa's in Congo. In 1963-1964 bracht Mulele de strijd voor politieke en economische onafhankelijkheid naar een hoger niveau en realiseerde hij voor het eerst in de geschiedenis de politieke bewustwording van de arbeiders- en boerenmassa's en hun politiek-militaire organisatie voor de bevrijdingsoorlog. Mulele was in 1964 al een volwassen man. Hij was geboren in 1929 en toen 35 jaar oud. Kabila was toen nog maar 23! Het is begrijpelijk dat de guerrillabeweging in Kwilu-Kwango, die systematisch was voorbereid en politiek werd geleid door Mulele, verder was dan die welke Kabila in Kivu-Maniema had opgezet. Kabila was echter zeker onder de indruk van Degenen die deze kritiek graag aanhalen om Kabila in diskrediet te brengen, laten daarmee alleen maar zien dat ze niet tot het revolutionaire kamp behoren. Laurent Désiré Kabila was inderdaad sterk onder de indruk van de opmerkingen van Che over hem en hield daar nauwgezet rekening mee. Hij volgde een opleiding aan de politiek-militaire academie van Nanking, dezelfde academie waar Mulele studeerde, en dat gedurende zes maanden en 21 dagen, veel langer dan Mulele. Onze vriend Erik Kennes had iets meer blijk moeten geven van zijn beheersing van de dialectiek: de werkelijke zwakheden van Kabila in 1964 werden overtroffen door de buitengewone kwalitatieve sprong die deze jonge revolutionaire leider in 1966-67 maakte, door na te denken over de kritiek van Che en door de lessen te assimileren van de grootste nationalistische en anti-imperialistische revolutie in de geschiedenis: die welke Mao Zedong in China tot de overwinning leidde. Erik heeft geen oog voor deze kwalitatieve sprong voorwaarts en herhaalt vaak de clichés over de Laurent Kabila van 1964-65 tijdens de daaropvolgende periode, 1967-1978, waarin we een volledig getransformeerde Kabila aan het werk zien. Net zoals Mulele Lumumba in 1964-65 voorbijstreefde, kunnen we stellen dat Kabila in 1967-78 en vervolgens in 1979-1996 Pierre Mulele voorbijstreefde. Zou Kabila geen plan of strategie hebben?Al heel vroeg heeft Erik Kennes zich een subjectief beeld gevormd van Kabila als een kleine opportunist die alle kansen grijpt die zich voordoen. Zo zegt Kennes op pagina 61 over Laurent Kabila in 1960: “Kabila lijkt nooit een plan of een langetermijnstrategie te hebben gehad: hij profiteert eerder van de kansen die zich voordoen.” Maar de held van het boek van Erik is pas 19-20 jaar oud! Waar zou deze jongeman onder het koloniale regime de kans hebben gehad om “langetermijnstrategieën en -plannen uit te werken”? Erik geeft ons in zijn boek zelf feiten die hem tot een diepere reflectie hadden moeten aanzetten. De kolonisatie leerde jongeren onderdanigheid en veroordeelde elke vorm van onafhankelijkheid en rebellie. Het staat echter buiten kijf dat de jonge Kabila zich al vroeg onderscheidde van al zijn leeftijdsgenoten. Taratibu, de vader van Laurent Kabila, was ongetwijfeld een opmerkelijke man. Hij werd geboren in 1900 en trad in 1927 in dienst bij de post in Elisabethville als klerk. In 1952 was hij hoofdklerk tweede klasse, de hoogste rang die een zwarte bij de post kon bereiken. Hij was ook handelaar en bereikte een voor Congolezen zeer hoge levensstandaard. Bij de oprichting van het district Kamalondo, met Ankoro als hoofdstad, werd Taratibu de eerste districtshoofd. (E.K., p. 17-18) Taratibu begreep het cruciale belang van onderwijs in de moderne wereld en gaf zijn kinderen een opleiding naar westers model. Thuis leerde hij hen Frans spreken. De jonge Kabila was een fervent lezer en bezocht vaak de openbare bibliotheken, waar hij graag Rousseau en Descartes las. Hij werd ook voorzitter van de inheemse sportverenigingen en volgens een getuige “accepteerde Kabila geen nederlaag, was hij vasthoudend en vastberaden en had hij invloed op ons allemaal”. Waar Erik van mening is dat onze Kabila op 19-jarige leeftijd een man was “zonder plan en strategie”, zouden wij zeggen dat deze jongeman opmerkelijke inspanningen heeft geleverd om te breken met de koloniale onderwerping, om zijn intelligentie op onafhankelijke wijze te ontwikkelen en om een karakter van leider en winnaar te smeden... De heer Rosy was in 1958 waarnemend gouverneur van Katanga. Hij getuigt dat Sendwe hem in 1958 vroeg: “Monsieur Rosy, wilt u die jonge schurk Kabila niet achter de tralies zetten? Hij is een opruier, hij zet de jongeren van de B.B.T. in opstand!” (E.K., p. 61) Om op 17-jarige leeftijd in de kolonie op te vallen als politiek opruier, moest je wel uitzonderlijk zijn! Congo wordt op 30 juni 1960 onafhankelijk. Op 9 juli grijpt het Belgische leger in en begint Tshombe aan de “afscheiding”. In Katanga zijn de massa's van Balubakat zeer nationalistisch en richten ze zich tegen de traditionele leiders en de kaderleden van het bestuur, die als pro-Belgisch en pro-afscheiding worden beschouwd. Het koloniale bestuur werd vervangen door“Senaat”, comités gevormd door nationalisten. De beslissende operatie van de nationalisten in Noord-Katanga was de inname van Kabalo, begin oktober 1960, door drie colonnes van de Jeunesse de Kamalondo, waarvan één onder leiding stond van Laurent Kabila, “generaal van Ankoro” genoemd. Kabila was 19 jaar oud! Erik Kennes bestudeert de kenmerken van de omgeving waarin Kabila zich ontwikkelt niet om zijn verdiensten als leider te beoordelen. Op 19-jarige leeftijd is Kabila al een belangrijke leider van de strijdbare jeugd. Dat is niet veel mensen gegeven. Zo heeft Laurent Kabila op 17-19-jarige leeftijd al een opmerkelijke carrière achter de rug, die niet kan worden gebagatelliseerd door te zeggen dat deze jongeman geen “langetermijnstrategie heeft, maar eerder profiteert van de kansen die zich voordoen”. Om op 19-jarige leeftijd “van kansen te kunnen profiteren” en zich in de politieke strijd te kunnen doen gelden, is veel talent nodig... Op 30 januari 1961 werd in Manono een nationalistische regering van Lualaba geïnstalleerd en werd Kabila directeur van het Ministerie van Informatie. Op 19-jarige leeftijd was Kabila al belangrijk genoeg in de ogen van de Katangese veiligheidsdienst (geleid door Belgische officieren!) om een vals document aan hem te wijden. Volgens de veiligheidsdienst zou Kabila felicitaties hebben gestuurd aan de Congolese Communistische Partij en zou hij hebben voorgesteld om “wapens en munitie te bestellen ... in de Sovjet-Unie” en “communistische propaganda te verspreiden in veel Afrikaanse landen”. (E.K., p. 76) In juni 1961 neemt Placide Kitungwa, minister van Jeugdzaken in de regering-Gizenga, de jonge Kabila op in de delegatie die het Wereldjeugdforum in Moskou zal bijwonen. Op 13 november 1961 vestigt de regering van Lualaba, een nationalistische regering uit Balubaka, zich in Albertville, waar ze tot mei 1964 blijft. Eind 1961 wordt in Stanleyville een oprichtingsconferentie van de “Jeunesse Nationaliste Lumumbiste” georganiseerd. Deze “Jeunesse” baseert haar activiteiten op antikolonialisme, anti-imperialisme en democratisch centralisme. Tot het secretariaat van de organisatie behoren Augustin Boyoko, Léonard Mitudidi, Placide Kitungwa en Laurent Kabila, die net 20 jaar is geworden ... Beweren dat “de positie die Kabila inneemt niet voortkomt uit zijn vermogen om leiding te geven aan acties op het terrein, maar uit zijn – relatieve – status als intellectueel”, is niet houdbaar. De stelling van Erik is gebaseerd op vooroordelen en vooringenomenheid. Kabila heeft zijn grote intelligentie gekoppeld aan zijn natuurlijke talent als leider en zijn vermogen om acties in het veld te leiden. Erik blijft tot het einde toe trouw aan zijn vooroordelen en vooringenomenheid. Eriks oordeel over de grote revolutionaire periode van 1967-1978 is identiek aan zijn oordeel over de allereerste jaren, toen Kabila 17-20 jaar oud was! Op pagina 303 schrijft Erik: "(Na 1978) kan men moeilijk beweren dat Kabila een plan of zelfs maar een reeks coherente doelstellingen heeft. Vóór 1978 werd dit gebrek gecompenseerd door de aanwezigheid van Yumbu en Kibwe Cha Malenge in het verzet." Kortom, de leider van de revolutie was een idioot, maar zijn assistenten compenseerden zijn domheid... Dat houdt geen steek. Geen enkele aanhanger die tien jaar met Kabila in de guerrilla heeft gezeten, zal u vertellen dat Yumbu en Kibwe “de tekortkomingen van Kabila, die geen plan of samenhangende doelstellingen had, compenseerden”... In welk opzicht waren Yumbu en Kibwe superieur aan Mzee? Kibwe Cha Malenga was een groot revolutionair. Hij scheidde zich in 1965 van Kabila en faalde tien jaar later. Daarna sloot hij zich aan bij Kabila, die hem zonder enige wrok als kameraad verwelkomde... De ervaring van China heeft Kabila overtuigd van de juistheid van een langdurige volksoorlog als fundamentele strategie voor de bevrijding van strategische landen in de Derde Wereld. Generaal Mwati zei tegen mij: “Sinds Hewa Bora heeft Kabila altijd benadrukt: de bevrijdingsoorlog is een zaak van lange adem, het is geen staatsgreep. Neokolonialisme is niet als een pruim, iets dat je gemakkelijk van je voet kunt verwijderen. ”Mapinduzi si mepesi", - De revolutie is niet gemakkelijk. “Sikalamu ya kutshora”, - De revolutie is niet te vergelijken met een potlood. Een potlood schrijft gemakkelijk, vanaf de eerste poging, maar de revolutie is lang en moeilijk. Kabila begon de oorlog in 1969 en die duurde tot 1978. De revolutie heeft de FAZ verzwakt. Als Che Guevara weer tot leven was gekomen, zou hij Kabila hebben gefeliciteerd met het organiseren van de langste guerrillaoorlog in onze geschiedenis, een oorlog die standhield tegen de beste legers van Mobutu. Erik kan de geschiedenis van de revolutionaire beweging in Congo niet schrijven zonder de moeite te nemen om deze revolutie van binnenuit te bekijken, door de ogen van degenen die haar hebben gemaakt, en te proberen hun motivatie en logica te begrijpen. Kabila heeft sinds 1967 op consistente en coherente wijze een reeks samenhangende strategische lijnen uitgezet. Als we de moeite nemen om deze te begrijpen, komen we niet tot de absurde conclusie dat Kabila “een man is die op een weinig geplande manier zijn weg volgt en met de omstandigheden speelt”. De eerste stelling van Kabila, geformuleerd na bestudering van de geschiedenis van het kolonialisme en neokolonialisme in Congo, kan als volgt worden samengevat: “Alleen een gewapende revolutie, een volksrevolutie, kan de neokoloniale overheersing breken”. Om een succesvolle nationale revolutie te organiseren, moet allereerst het bewustzijn van de volksmassa's in Congo worden ontwikkeld. Zij moeten begrijpen wie hun vijand is, wie verantwoordelijk is voor hun ellende, hun marginalisering en uitsluiting, voor de onderdrukking die zij ondergaan wanneer zij hun rechten opeisen. Zij moeten begrijpen dat hun vijanden de imperialistische mogendheden zijn, en in de eerste plaats de machtigste en gevaarlijkste imperialistische mogendheid, het Amerikaanse imperialisme. Ze moeten ook begrijpen dat het imperialisme altijd steunt op een klasse van Congolese verraders die als tussenpersonen voor de imperialisten fungeren. De basis van de nationale revolutie is bewustmaking en onderwijs, dat vanaf jonge leeftijd moet worden gegeven en in alle patriottische en revolutionaire organisaties moet worden gewaarborgd. Deze bewustmaking en opvoeding moeten leiden tot de organisatie van de arbeidersmassa's, de boeren, de werkende bevolking, de ambtenaren en intellectuelen, en de jeugd. Aangezien de strijd lang en complex is, moet de gewapende strijd worden gekoppeld aan de politieke en diplomatieke strijd om bondgenoten te winnen.
In deze complexe strijd moet opportunisme worden bestreden, dat wil zeggen de neiging om de fundamentele strategie uit het oog te verliezen. Wanneer we samenwerken met een bondgenoot van gelegenheid, mogen we niet vergeten waar hij vandaan komt en wat hij wil. Het front en de eenheid moeten altijd dienen om de strijd vooruit te helpen, en niet om deze te vertragen of te begraven. Om de overwinning te bespoedigen, moeten ook de tegenstellingen tussen de vijanden worden uitgebuit, zonder te vergeten dat een secundaire vijand een vijand blijft. Van 1967 tot aan zijn moord in 2001 heeft Laurent Désiré Kabila altijd deze strategische lijnen en fundamentele stellingen verdedigd. 28 maart 2004 |