Paul Verlaine - Vrij Werk |
Hombres 14/15 |
O mijn geliefden |
O mijn
geliefden, Simpele naturen, Die mijn nood geriefden! Laat de tegenspoed niet duren Stop de lettervreters die hun pijlen op mij vuren, Ledenpoppen ventjes, geil me op in het Bargoens Jij, gastjes uit het veld, je dialect heb ik van doen Met pikken in het kontje, het pijpen gaat op maat Zijn wij in 't dichte harenbos Voor grote strijd paraat, Van kussen met een stille blos. En jullie, ware meesters van het kunstige geflets Weg met het droevige geklets Van beterweters en het klootjesvolk. (Met klootjesvolk bedoel ik de onnozelaars, Want d'ander zijn wel goed natuurlijk, Zoals voor ons, kieskeurigaards, Speciale dienaars van de Kerk, heel degelijk, Met als verheven paus de oude Plato Socrates als vechter op de eerste rij. Een vrouw zo nu en dan is een cadeau, En van concessies werd nog niemand armer, Maar voor elk zijn ding, zoals gezegd door d'ander. En de vrouwen, oh mijn god, verdienen onze eer, Laat ons hun dienaars zijn Te midden van twee beurten nog eens fijn. Maar laat ons nu ter zake komen sta me vrij) Dus wreek me, welbeminde gasten, Door strelingen van wellust vol, Je koninklijke kontjes en waarlijk zoete kwasten En al het ander vlees dat dieper ligt in jullie hol. Het offer van de retoriek, balkend als een hersentol, Van droevig volk, onkundig over al die lasten. En best geen metafoor gebruiken, zij moeten naar de hel, De klootjes extra blinken, degelijk en fel, En pikken poetsen, ja voor braspartijen Met heel veel geil en stront en billen en met dijen. |
01-05-2008
© Acefale Dolle Mol 10 april 2008 |