Languit
gestrekt op 't frisse bed:
Klaarlichte dag, zo veel gemener, geen belet
Nochtans door opkomst van het ochtendlicht
Voor 't nachtelijke feest dat verder gaat met iedereen ontsticht,
Het niet te stoppen kontje door het dolle heen,
Maar ook de zorg van het bedrogen worden aan haar been.
Zij was gans naakt en neergehurkt op mijn gelaat,
Om
zich te laten likken, gisteren deed ik haar geen kwaad,
Het is – die meid, wat zal zij mij nog schenken? -
Vorstelijk de wijze om mij te gedenken.
Ik
zeg nu vorstelijk, maar beter is verrukkelijk:
Haar
billen, hemels vlees, een broze huid
van pulp zo lijfelijk,
En machtig rond, verfrissend, blank, haar blauw dooraderd gat,
De groef opwindend van parfum en donker roze zat,
In overvloed gesmeerd, een liefdesschacht van bubbelgum,
Ultieme feestdis, konttoemaat, geschranst, delirium
Voor smaakpapillen, plooien aangetokkeld als een lier!
En
tevens billen, volle maan in twee
Kwartieren,
mysterieus en opgewekt, waar ik in vree
Voortaan wil nestelen, mijn dromen van poëet
Alsook mijn stropershart en ook mijn dromen van estheet!
En ik, gehoorzaam, minnares of beter nog die mij bemeestert
Troon op mij, jou slippendrager heel door jou begeestert.
|