Een
blonde kop bevallig en charmant,
Staat op een kirrend nekje, mooie tepels staande
Op een donker voorhof en een borst in brand,
Het bovenlijf ligt op wat lage kussens, slaande
met de benen in de lucht gans dol,
Waar
tussenin geknield, een meisje
wat zit aan te vangen,
Liefde zal het weten – aan de goden toont zij onbevangen,
Argeloos het heldendicht van haar geweldig hol,
Het zien om te geloven, hoe deze spiegel schoonheid vulde,
Vrouwelijke kont, van mannen best equivalent,
En ook van kind of jonge Griekse vent.
De vrouwenkont, de kont der konten, glorie, eer en hulde!
|