Paul Verlaine - Vrij Werk

Vrouwen 2/19

 

Zij die te kil zou zijn

  Fr 

De allerliefste ben je niet
Van hen die mij bereden;
Evenmin de kostelijkste griet
Van vrouwen pas geleden.

Maar ik aanbid je niettemin!
Gezien je zacht en lieve lichaam
Klaar is voor verfijnd gemin
Van 't vrouwelijke amalgaam,

Het wulpse, stevig en gevat
Verwennen van de blote voet,
De ogen van extase zat
Doen mij bedaren, kalm en goed!

En van het been tot in de nis,
Vol jeugd onder een jonge huid,
Ontspringen geuren van kalis
met verse waterkreeft gekruid.

Hoe schattig delicaat haar Ding
Belommerd door een gouden schemer,
Geopend voor mijn lust, een lieveling,
Voor schor en stil gemijmer.

En dan die tepels van een kind,
Een ware miss na puberteit
De borst die wint en welbemind
Zoals een ranke Venusmeid.

Tot glinsterende schouderbladen,
Tot haar mond, tot aan haar hoofd,
Kan zij naïef in onschuld baden,
Maar niemand die dat nog gelooft.

En dan het korte krullend haar,
Als van een knappe jongeling,
In golven en bekoorlijk, ja, maar
Door hun vorm en opmaak zonderling.

Langsheen haar fijne ruggengraat,
Komt alles speels in evenwicht
Rondom haar kontje, honingraat,

Heeft een artiest goed werk verricht
.

Een mollige Canova tot haar dij
En zo tot aan de kuit en schenkels,
Eer aan 't krachtigste gevrij,
En verder goud en roze enkels.

Is de knoop voor ons ontwarbaar?
Ja, de aantrek is haar eigen,
Is mijn vuur verzadigbaar?
Maar ja, altijd weldadig hijgen.  

Maar is dat kil? Zeer zeker weten, neen,
Wel fris en voor ons beiden heel bedaard,
Is het, ik lik mijn lippen een voor een 
Een beste masturbatie waard.

Maar jij bent zeker ook galant
Met heel je wezen steeds gereed,
Zoals men zegt, voor wat niet is gepland,
En dat, mijn meisje, is aan mij besteed.

Ik koester jou te midden al mijn vrouwen,
Met iets van spijt maar bovendien
Om toch ooit van elkaar te houwen,
Of elkander nog eens weer te zien.  

  

01-05-2008 © Acefale  
Dolle Mol - 18 juni 2007