Waar lenden landen en de
kinderdroom van onschuld eindigt
Zijn er billen, glorieuze
schaamtetroon op maat,
Waar vlees meer triomfeert en wint dan het gelaat,
En 't bleke van de bil hun ronding nog meer heiligt.
Twee barstensvolle
heuvels melk, met toppen in diepbruin,
Zijn baas van de
vallei en het geheiligd bos,
De malse tepels op de borst, genuttigd als een levend tros
Door tong en mond beroerd, beschonken van dit waar fortuin
De billen, hoe aandoenlijk, kloof waar roze schaduw donkert,
Vol wellustigheid die dol
in 't ronde waart,
Een kostbaar kussen, diepe plooi voor blik en baard
Op het geslacht, een fris verblijf door handen overdonderd.
Borsten, welkom
steekspel, mondvol met genot beladen,
Forse borsten,
krachtig, spottend boven het uitbundig loof,
Bij elke buiging inkijk gevend in de diepe kloof,
Een schommelend gevaarte, uitgestoken en niet te versmaden.
Billen,
grote zussen van
de borst, zijn meer natuur,
Blijmoediger en ook
wel goedgezind,
Maar zonder guitenstreken, toch wat afstand nemend van de zin
Te domineren, mooi zich schikkend onder elke dictatuur.
Wat veel? De vier goedmoedig, dwingend, zacht en billijke despoten,
De ene keizerlijk
de ander prinselijk,
Die alledaagsheid ombuigt en ingewijden zekert in het heilige gelijk,
En Glorie is uw deel en lof. De Borst sacraal, de Billen hoog ontsloten.
|
|