Bestijg
mij als een vrouw
Die op een zadel is gezeten
Ja, zó, goed afgemeten
Dring
ik in
je diepe vouw,
Een
mes in boter, en zodanig
Kan ik ook je mond beroeren,
En je wilde tongen voeren,
Kussen draaien zacht als honig!
'k
Zie je ogen en ik stroom
Met die van mij tot in je
hart,
Vanwaar begeerte wordt gestart
Vol wellust als een natte
droom.
Ik streel je
rug vol jonge kracht,
Je frisse nek en hete zijde,
Hoger nog je pruiken, echte zijde
In je oksels, en je harenpracht!
Je kontje
als te paard
gezet op
dijen
Dringen rond de zachte
last,
Zodat mijn zwaarte in jou past
Alleen maar om je te vermeien,
Een
groot genoegen voor mijn bard,
Maar ook je mooie kalebas
Is wat jaloers, loopt in de pas,
Zwel dus maar op, wordt hard.
Versteven… Hemel!
Eerste
druppel,
Parel, voorwacht die komt blinken
Op het roos kanaal: haar
drinken,
Barstensvol is deze knuppel,
Die
nu explodeert, het is
mijn lot
Toen ik, mijn lief, m'n lippen legde
Om je warme lid, het dregde,
Koninklijke golf van zingenot.
Verrukkelijk
fosfor, als melk geëerd,
Zoals de bloemen van amandel ruiken,
Waardoor zin weer op komt duiken,
Dorst naar jou die mij verteert.
Maar
het verzwindt, royaal en mild,
Je godsgeschenk van jongensschap
Communie van het vocht dat blijdschap
Gaf en mij nog mateloos verstilt.
|